Plaatjeszwammen hebben plaatjes, zo simpel is het. Maar regels worden bevestigd



Vergelijkbare documenten
Chlamydosporen zijn conidiosporen met een dikke wand. Bij Corticiaceae (korstzwammen)

NATUURRIJK TESPELDUYN OKTOBER 2018

Tijdens een van de eerste sneeuwvrije dagen begin maart 2010 bezocht ik een klein

Tremella exigua, Zuurbestrilzwam

Het Arboretum Poort-Bulten bij De Lutte, gemeente Losser, is een aantrekkelijk gebied

Maireina afibulata, een cyphelloid nieuwkomertje op Struisvaren

Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel. Dwarse doorsnede van een boomstam

Opdrachtgever. : Gemeente Breda : Toezichthouder. : J.L. de Jong Deelopdracht / perceel. : Mechelenstraat NTO-formulier nummer : -

Dit boekje is van: Paddenstoelenpracticum

Een fikse najaarsstorm biedt, in de vorm van uitgewaaide takken, de mycoloog een

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

1. Geheimen. 2. Zwammen

Herfstwerkboekje van

Paddenstoelen in de klas. werkbladen

1.Inleiding De beheerder van een productiebos wil voordat de bomen gekapt worden

KARTERINGSNIEUWS 3: DE C VAN COLLECTIE

INHOUD. 1. Zwammen 02 - Vliegenzwam 03 - Eekhoorntjesbrood 03 - Aardappelbovist 04 - Stinkzwam Beuk Eik 06

m a t e r i a a l z e n d i n g

Loof-en naaldbomen. Naam :

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

Paddenstoelen kweken in de klas

BOOM de kampioen. vertelt over de plek die alle bomen over de hele wereld in ons. Er zijn ontelbaar veel boomsoorten en soms heeft een boom

(FRUIT-)BOMEN SCHRIJVEN GESCHIEDENIS

De Wespendief. (Veldherkenning)

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Gallen. Er is een nieuwe druk verschenen van Het Gallenboek. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met Gallen.

BOMEN STERVEN STAANDE...!

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Holte in de stamvoet en de stam:

Informatie reader. Over bomen

Houtaantasting onder water -stopt het ooit-

Een dromenvanger maken

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus Wouter Suykerbuyk en Laura Govers

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013

Behandelen wortelschade met trichoderma sp. in Vroomshoop, Gemeente Twenterand

Winterpaddenstoelen in het Weerterbosje en omgeving Auteur: Jos Lenaerts

Vier mineralen van de Wannenköpfe (Eifel): jeremejeviet, pseudobrookiet, noseaan en titaniet

o

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, vrijdag 11 november Beste natuurliefhebber/-ster,

Schimmels.

Een basisschool project van het IVN Veldhoven / Vessem voorjaar 2012

Legende van de dromenvanger

Natuurlijke Klein zeegraspopulaties in de Oosterschelde in 2014

Onderzoek holle bomen N831 Kerkdriel. 1 Inleiding

Kaart 15 Bollen en knollen

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

Essentaksterfte. augustus 2013 BTL Bomendienst Arnold Meulenbelt

Met de Kijker op Jacht, Universum 4, 2004 Door Wouter Verheul

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. De mossen van de Habitatrichtlijn: Geel schorpioenmos & Tonghaarmuts. BLWG Rapport

inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 6.

Genaaide organizer. Knutselidee. com N

Grote boleten (het geslacht Boletus) zijn soms lastig te determineren, omdat ze microscopisch

WARANDE. bijeenkomst aanpak laanbeplanting. 25 juni 2015

JAARBOEK VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE AMSTERDAM 1958

Ontwerp omslag: Maurice van der Molen. Foto voorplaat: Yvonne Dijkman.

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

FOTODETERMINATIE VAN MOTMUGGEN Familie PSYCHODIDAE

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december Beste natuurliefhebber/-ster,

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Voorbeelden van indeling van levensstadia of levensfasen bij verschillende planten en plantengroepen.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 januari 2014

Nederland 1% 1% 20% 62% 11% 2% 3% Europa 1% 4% 44% 36% 12% 2% 1%

De Gewone boomwrat lijkt macroscopisch wel op een miniatuurstuifzwam en werd

RAPPORTAGE BOOMVEILIGHEID

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Vertaling van het December nummer 2014 van The Satsuki Kenkyu. Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in

KENMERKENDE CIJFERS EN BENADERINGSREGELS

Geelgerande waterkevers in Vlaanderen

Vertaling van het November 2014 nummer van Satsuki Kenkyu Les 11

Nieuwsbrief 8 van RAVON Afdeling Utrecht juli 2012

wiskunde B havo 2015-II

De Amsterdamse woningmarkt: voorzichtige stabilisatie

Fotograferen van microscoopbeelden was in het analoge tijdperk een moeizame bezigheid

HOE IK EEN BALG MAAK

Plaats een vinger en een duim in de gaten en trek de binnenste doos uit de buitenste doos.

fossielen en evolutie

5e NIBI conferentie voor vmbo en onderbouw havo/vwo

tentamen stromingsleer (wb1225), Faculteit 3mE, TU Delft, 28 juni 2011, u

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

Fossielen uit Cadzand

Handleiding Nestkastcontroles Eikelmuis

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Wilgenhut bouwen Dieter Willems

Hoe ontstaan moedervlekken. Hoe zien moedervlekken eruit

1 De iep of olm (Ulmus sp.)

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

Het recente stukje over de Blauwe molenaarssatijnzwam in Coolia (Wouda, 2014) gaf

Onderzoek boomholtes bij Gramsbergen

04/11/2013. Sluitersnelheid: 1/50 sec = 0.02 sec. Frameduur= 2 x sluitersnelheid= 2/50 = 1/25 = 0.04 sec. Framerate= 1/0.

De punt op de i van de restauratie

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

ZhaawanArt Trouwringen Handgesmeed eigentijds design / geïnspireerd door eeuwenoude tradities TERUG NAAR DE VORIGE PAGINA

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 19 december Beste natuurliefhebber/-ster,

14 inch Dobson. enkele technische details.

Een jonge sequoia opgegroeid tussen de as van een bosbrand en een jonge sequoia in een pot.

Bomen in drie seizoenen

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Transcriptie:

HEKSENKRINGEN IN HET MOS Nico Dam 1 & Menno Boomsluiter 2 1 Hooischelf 13, 6581 SL Malden 2 T. van Lohuizenstraat 34, 8172 XL Vaassen Dam, N. & Boomsluiter, M. 2009. Fairy rings in moss. Coolia 52(2): 67 72. Chromocyphella muscicola appears to be an uncommon but widespread species worldwide. It lives, apparently parasitically, on mosses on the bark of living trees, in which it forms circular patches of moribund moss. A systematic search for these fairy rings in the neighbourhood of the authors homes turned up a few dozen new localities of this fungus, always on mosses (Hypnum spp.) growing on Fagus trunks. Apparently, C. muscicola is in fact a common fungus, that in spite of its small size can easily be found by looking for its specific effect on its host. Plaatjeszwammen hebben plaatjes, zo simpel is het. Maar regels worden bevestigd door de uitzonderingen erop, en bij de plaatjeszwammen zijn dat de cyphella-achtige paddenstoelen. Cyphella s zijn basidiomyceten. Het is een verzamelnaam voor schimmels die kleine vruchtlichamen maken bestaande uit ongesteelde, schelp- of komvormige hoedjes (typisch enkele millimeters in doorsnede), die met hun bovenkant tegen het substraat aangegroeid zitten. Onderop die hoedjes zit het hymenium, maar dat hymenium is glad of hoogstens een beetje rimpelig. Er hangen geen lamellen onder de hoed en daardoor lijken cyphella s op het eerste gezicht wel wat op ascomyceten, waarvan veel geslachten immers ook vaak kleine, komvormige vruchtlichaampjes vormen (bijv. Franjekelkjes (Dasyscyphus ss. lat.)). In Nederland komen ruim 30 soorten voor die cyphelloïde vruchtlichamen produceren en de hoofdpersoon van dit artikel, Chromocyphella muscicola, het Mosschelpje, is er daar een van. Zie het kader en de afbeeldingen voor een beschrijving. Chromocyphella muscicola leek tot voor kort een in ons land bijzonder zeldzame soort te zijn. Het Overzicht (Arnolds et al., 1995) vermeldt slechts één vondst, ongedateerd, uit de omgeving van Haarlem. Donk (1931) noemt deze vondst (onder de naam Phaeocyphella galeata) in zijn revisie van de Nederlandse aphyllophorales (niet-plaatjeszwammen), maar hij is niet in het karteringsbestand van de NMV opgenomen. (Mogelijk vanwege te onzekere lokatie van de vondst.) Ook Cooke (1961) noemt één Nederlandse vondst, waarschijnlijk dezelfde als die van Donk. De oudste meldingen in het karteringsbestand komen uit de omgeving van Helmond, alle uit het voorjaar van 1995. Van deze vondsten is geen materiaal bewaard gebleven. Omdat ze qua substraat nogal afwijken van wat voor C. muscicola karakteristiek lijkt te zijn (we gaan daar hieronder nog op in), beschouwen we deze vondsten als onzeker. Pas 10 jaar later, in augustus 2005, is er dan weer een nieuwe melding, dit keer als bijvangst in een NEM-meetpunt van één van ons (ND) in de bossen van Groesbeek. De paddenstoeltjes groeiden daar met enkele tientallen exemplaren op afstervend en al afgestorven mos op de schors van een levende beuk, gemakshalve ongeveer op ooghoogte. Dat dode mos maakte de kolonie nogal opvallend, ondanks het feit dat de paddenstoeltjes zelf hooguit een paar mm groot waren. Het betrof een ruwweg cirkelvormige plek van zo n 30 cm doorsnede, begrensd door een bleke, vuil grauwgelige rand van afstervend mos, en het was vooral die bleke kring die al van verre opviel. Vruchtlichamen van het Mosschelpje zaten op het zieltogende bleke mos en op het al afgestorven mos binnenin de kring. 67 Coolia_52 (2) Chromocyphella.indd 67 23-2-2009 9:45:10

Chromocyphella muscicola (Fr. : Fr.) Donk Mosschelpje Vruchtlichaam cyphelloïd, d.w.z. schelp- of komvormig met de holte naar beneden gericht, ruggelings aangehecht aan het substraat, steelloos. Hoedjes 0,5 5( 6) mm diameter, oudere exemplaren vaak wat onregelmatig gevormd; bovenkant viltig/wollig door dunne, aanliggende beharing (loep!), waarbij de haren niet of nauwelijks buiten de hoedrand uitsteken, bleek crème tot heel bleek beige; onderzijde (in de holte; hier zit het hymenium) glad of zwak gerimpeld, eerst wit, later beige en bij oudere exemplaren bruin en dan vaak gespikkeld door de sporen (sterke loep!); soms is er een opeenhoping van sporen zichtbaar vlakbij de hoedrand en die is dan roestig bruin. Sporen bolvormig tot breed elliptisch, 7,5 9,5 6,5 8,5 µm, Q = 1,05 1,20 (lengte/ breedte-verhouding), met duidelijke apiculus, oppervlak gepuncteerd-wrattig, kleur geelbruin (in water). Basidia vrij fors, tot 40 8,5 µm. Geen cystiden. Haren op het buitenoppervlak cylindrisch, vaak een beetje golvend-grillig, soms ietsje gezwollen aan de top, kleurloos, ongeveer 3 µm breed, meestal ten minste voor een deel bedekt met losjes aanklevende relatief forse, lichtbrekende kristallen (in de figuur maar bij één van de haren getekend). Gespen talrijk. Op dood en afstervend mos op de stam van levende beuken. Onze vondsten zijn, voor zover het mos gedetermineerd werd, van Klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme). Omdat de vruchtlichamen steeds op of bij kringvormige plekken met afgestorven mos werden aangetroffen, gaan we er vooreerst van uit dat C. muscicola parasitair op mos leeft. Het mos lijkt zich overigens soms wel te herstellen en ziet er dan binnen de kring gezond uit. Figuur 1: Microscopische details van Chromocyphella muscicola (Mos schelpje). Sporen, basidiën en haren van de buitenkant van een vruchtlichaam. De kristallen die meestal talrijk op die haren aanwezig zijn, zijn maar bij één van de haren getekend. (Figuur: Nico Dam) Het jaar daarop vond Marjo Dam, die de vindplaats bij Groesbeek natuurlijk ook gezien had, op Wageningen-Hoog ook een beuk met een kring van afstervend mos op de stam. Prompt bleken ook daar Mosschelpjes op te zitten. Toen de tweede auteur van dit verhaal (MB) begin 2008 met een vergelijkbare waarneming op de proppen kwam was de maat vol: nu moest er maar eens systematisch naar die dingen gezocht worden. Het resultaat daarvan staat in het verspreidings kaartje hierna. We hebben ons beperkt tot de provincie Gelderland, en het kaartje geeft natuurlijk alleen weer waar wij gekeken hebben: de soort komt ongetwijfeld in veel meer km-hokken voor. Naast de stippen op de kaart kennen we nog twee vondsten uit Noord-Limburg, één uit Twente, en uit de rest van Nederland: niks. 68 Coolia_52 (2) Chromocyphella.indd 68 23-2-2009 9:45:12

Figuur 2: Voorbeelden van kringen afstervend mos op de stam van een levende Beuk: boven: een fraai geval van drie kringen op eenzelfde stam (Foto: Menno Boomsluiter); onder: closeup van een kring, met Mosschelpjes op het ogenschijnlijk gezonde mos er binnenin. (Foto: Nico Dam) 69 Coolia_52 (2) Chromocyphella.indd 69 23-2-2009 9:45:22

Toch blijkt het vinden van Mosschelpjes in feite een fluitje van een cent te zijn. Bij al onze vondsten groeiden de paddenstoeltjes op schorsbewonende mossen op de stam van levende beuken. De strategie is als volgt: 1) Zoek een beuk met een kring afstervend mos op de stam (zie figuren 1 en 2; meestal zijn het beschut staande dikke bomen). 2) Noteer C. muscicola. Naar onze ervaring is het vrijwel altijd raak Figuur 3. Recente vindplaatsen als je die kringvormige plekken met afgestor- van het Mosschelpje in de provincie ven mos vindt. Op minder scherp afgetekende Gelderland. plekken dood(gaand) mos vind je slechts zelden Mosschelpjes. Wel zitten er soms groepjes minuscule witte gruisjes (zie figuur 4), die weliswaar uit hyfen blijken te bestaan maar waar verder geen structuur in te ontdekken valt. Of dat om een voorstadium van de Mosschelpjes gaat, is onduidelijk. De meeste van onze vondsten zaten tussen 0,5 en 2 m boven de grond, steeds op beuken met een diameter van ongeveer een halve meter of meer. Dankzij een toevallig aanwezige verrekijker hebben we ook op 4 m hoogte nog Mosschelpjes in een kring dood mos kunnen zien zitten, en af en toe zat er een kring met Mosschelpjes op de worteluitlopers net boven de grond. Aan de stambasis kan dood mos natuurlijk ook een aanwijzing zijn voor een in een recent verleden gepasseerde hond. Afgezien daarvan kunnen Mosschelpjes bij droogte sterk ineenschrompelen, waardoor het lastig kan worden ze te ontdekken. Het zoekt het makkelijkst in perioden met aanhoudend vochtig weer, waarin de schimmel waarschijnlijk actief groeit. De snelheid waarmee zo n kring zich dan uitbreidt, kan aanzienlijk zijn. Door nauwkeurige vergelijking van foto s gemaakt op 23 juli en 31 december hebben we kunnen berekenen dat de schimmel (in feite: de kring van afstervend mos) in die periode ongeveer 5 cm gegroeid was. Tegelijkertijd waren op 31 december nieuwe, nog kleine cirkels met mosschelpjes aanwezig op deze en een naburige boom. Dit samen met het feit dat we het Mosschelpje in elke maand van juli tot en met januari gevonden hebben, maakt het aannemelijk dat het Mosschelpje het hele jaar door gevonden Figuur 4: Witte hyfen-gruisjes, die je soms kan worden. op dode plekken mos op levende beuken vindt. (Foto: Nico Dam) 70 Coolia_52 (2) Chromocyphella.indd 70 23-2-2009 9:45:25

Figuur 5: Vruchtlichamen van Chromocyphella muscicola (Mosschelpje), boven: op locatie, waarbij de vruchtlichamen steeds op nogal iele mosplantjes zitten (Foto: Menno Boom sluiter); onder: close up. (Foto: Nico Dam) 71 Coolia_52 (2) Chromocyphella.indd 71 23-2-2009 9:45:34

Mosschelpjes elders Chromocyphella is een klein geslacht, waarin wereldwijd maar vijf of zes soorten beschreven zijn (zie bijv. Index Fungorum op www.indexfungorum.org). Twee daarvan (C. muscicola en C. pinsapinea) zijn bekend uit Europa; van de drie of vier overige is na hun oorspronkelijke beschrijving weinig tot niets meer vernomen. Chromocyphella pinsapinea (die wij alleen van de oorspronkelijke beschrijving door Moreno et al. (1985) kennen) lijkt zich vooral door de duidelijk elliptische sporen (Q ongeveer 1,50) van C. muscicola te onderscheiden. Van deze soort lijken na de oorspronkelijke beschrijving ook geen nieuwe vondsten meer gepubliceerd te zijn. Chromocyphella muscicola is de type-soort van het geslacht, en ook verreweg de meest bekende, of althans de meest gerapporteerde soort. Maar alles is relatief. Ook van deze meest bekende soort is het aantal meldingen in de literatuur gering. W.B. Cooke (1961) noemt 23 collecties van deze soort, waarvan 17 uit Europa, vier uit Australië en omgeving, en twee uit Noord-Amerika. In de recente Funga Nordica (Knudsen & Vesterholt, 2008) worden enkele vondsten voor Denemarken en Noorwegen vermeld. (Op de begeleidende CD staat trouwens een prachtige foto van de soort.) Er staan slechts vier stipjes op de Duitse verspreidingskaart van het Mosschelpje (Krieglsteiner, 1991); de soort staat niet in de Belgische soortenlijst (Funbel, soorten_2007.mdb, gedownload op 20 december 2008), maar er staan wel bijna 19 stipjes op de Zwitserse kaart (http://hermes.wsl.ch/didado/swissfungi.page1) en er zijn ruim 40 vondsten uit Engeland (http://194.203.77.76/fieldmycology/index.htm). Op de Britse eilanden worden ze overigens op diverse mossoorten en ook op andere boomsoorten dan Beuk aangetroffen. In de meeste gevallen gaat het daarbij om boomsoorten met basenrijke schors (mondelinge mededeling Klaas van Dort). Op grond van onze ervaringen met gericht zoeken in het afgelopen jaar (2008), denken we dat Chromocyphella muscicola in feite een algemeen voorkomende soort is. Als iedereen in 2009 goed let op heksenkringen in schorsbewonende mossen dan zal Nederland eind van dit jaar een internationaal bolwerk van Mosschelpjes blijken te zijn. En wie weet zitten ze ook in Nederland wel op andere bomen dan beuk... Dank aan Chris Geris, Stip Helleman, Leon Raaijmakers en Anne van Wely voor het doorgeven van hun vondsten, aan Gerard Bögeman en Klaas van Dort voor de determinatie van het mos van enkele van onze collecties, en aan Ad van de Berg voor de gegevens uit het karteringsbestand van de NMV. Literatuur Arnolds, E., Kuyper, Th.W. & Noordeloos, M.E. (red.) 1995. Overzicht van de Paddestoelen in Nederland. Uitgave NMV. Donk, M.A. 1931. Revisie van de Nederlandse Heterobasidiomycetae en Homobasidiomycetae- Aphyllophoraceae. Meded. Nederlandse Mycol. Ver. 18 20: 68 200. Cooke, W.B. 1961. The Cyphellaceous Fungi. Beih. Sydowia IV. Knudsen, H. & Vesterholt, J. (eds) 2008. Funga Nordica. Nordsvamp, Kopenhagen. Krieglsteiner, G. 1991. Verbreitungsatlas der Grosspilze Deutschlands (West), Band 1. Ulmer Verlag, Stuttgart. Moreno, G., Ortega, A. & Honrubia, M. 1985. Chromocyphella pinsapinea sp. nov. (Crepidotaceae, Agaricales) in Spain. Bol. Soc. Mycol. Castellana 10: 83 88. 72 Coolia_52 (2) Chromocyphella.indd 72 23-2-2009 9:45:34