Pos/Van den Bosch Blaauboer/Berlips Dépex Nieuwe Matex Broedeieren Teixera de Mattos Houten Schouw Grensoverschrijdende garage Vogelplaag



Vergelijkbare documenten
De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

ANTWOORDEN PROEFTENTAMEN GOEDERENRECHT 2

3.1 Goederenrecht. Kay Horsch 18 januari 2011

ARW 1 HC 6A, , Burgerlijk recht: goederenrecht

INHOUDSOPGAVE. Enige afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken

Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

II. DE TOTSTANDKOMING VAN OBLIGATOIRE OVEREENKOMSTEN / 11

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement

H4 Verkrijging van goederen

Terugvorderen van bouwmaterialen bij een faillissement

WEEK 1 ALGEMENE INLEIDING, VERKRIJGING EN VERLIES VAN GOEDEREN, EIGENDOM, VERKRIJGING DOOR VERJARING, GENOTSRECHTEN... 3

Monografieen Nieuw BW. Prof. mr. W.H.M. REEHUIS Hoogleraar privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Derde geheel herschreven druk

Registergoederen Openbare registers Wat is inschrijfbaar in de openbare registers?

Samenvatting Inleiding Privaatrecht

8. Vormerkung definitie

gewijzigd j/n Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen.

RBC Failliet, wat gebeurt er met het veld? Nationaal Sportvelden Congres 24 november 2011 Ralf van der Pas advocaat / curator

VSO-cursus. Insolventierecht Voortgezet: Separatisten Johan Jol April 2009

MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT GOEDERENRECHT ALGEMEEN GOEDERENRECHT VIJFTIENDE DRUK BEWERKT DOOR

STANDAARDANTWOORDEN THEORIE WEEK 1/1A

14.1 Verhaal en voorrang algemeen Niet voor uitwinning vatbare goederen. Voorrang. Onderlinge rangorde voorrechten.

Nakijkinstructie: Als bij een vraag een x-aantal antwoorden wordt gevraagd, wordt alleen het eerste x-aantal antwoorden meegenomen in de beoordeling.

EXAMENPROGRAMMA. Juridisch Diploma('s) Vermogensrecht niveau 5 Juridisch adviseur Paralegal Examen Vermogensrecht niveau 5 Niveau.

Executie van het retentierecht

Inhoud. Inleiding 13. Noordhoff Uitgevers bv

Boek 7 Bijzondere overeenkomsten Titel 1 Koop en ruil

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken:

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inleiding Privaatrecht * * Zwaartepunten van het vermogensrecht RECHTEN, JAAR 1

Leergang Contracteren: zekerheden Academie voor de Rechtspraktijk

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel INLEIDING RECHT MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 10

Eigendom van roerende en onroerende zaken

Copyright Lawbooks Voorbeeld samenvatting Inleiding Privaatrecht

Leerarrangement 6Ai Juridische checkpoints. Jeroen Dusseldorp Studentnummer:

Zwaartepunten van het vermogensrecht O.K. Brahn. Samenvatting door A.M.I. Verbakel

REVINDICATIEBELEID Inleiding Revindicatie Verjaring Revindicatieprocedure

Bijlage * Modelakte derde recht van hypotheek 2014 HYPOTHEEK

Inhoudsopgave. Lijst van gebruikte afkortingen XXV. Hoofdstuk 1. Algemene inleiding 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Onoverdraagbaarheid van vorderingen krachtens partij beding

Eigendomsvoorbehoud. Voorkom schade door wanbetaling. Schademeldingen bij Interpolis: van enkele tientallen euro s tot ruim 1,2 miljoen.

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

Saxionstudent.nl Blok1

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen

Verpanding van merken

BENOEMDE OVEREENKOMSTEN

INSOLVENTIEPROCEDURES MET GRENSOVERSCHRIJDENDE ELEMENTEN. DE NIEUWE EUROPESE INSOLVENTIEVERORDENING

WET van 14 april 1978, betreffende huurkoop van onroerend goed (Wet Huurkoop Onroerend Goed) (G.B no. 32).

Revindicatiebeleid. Er zijn een tweetal vormen van verjaring:

casus Wessel Rotterdam

Essay: Het retentierecht van de aannemer :07

Programma. Inleiding: Te onderscheiden gevallen: Wat is verrekening? Functies van verrekening Hoe verreken je?

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding

Vervoerrecht. Opdrachtgever failliet: retentierecht is zilver, pandrecht is goud. 2. Retentierecht en opslag. 1. Inleiding

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel INLEIDING RECHT MAANDAG 2 MAART UUR 11:00 UUR. Belangrijke informatie

Levering van vorderingen op naam: over openbare en stille cessie

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (EX ART. 73A FW)

Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang om het privaatrecht van het publiekrecht te onderscheiden.

BEGINVERSLAG Datum: 6 augustus 2014

College 1: Algemene inleiding:

2013: Het overwaardearrangement na ASR/Achmea en FCF/Schreurs en Brouns q.q. Houdbaarheidsdatum overschreden?

Tentamen Faillissementsrecht, vrijdag 4 april 2003 Universiteit Utrecht

Algemene Bepalingen voor de verkoop en levering van bloot eigendom van gronden der gemeente s-gravenhage 2008

Zwaartepunten Reehuis, Willem

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (EX ART. 73A FW)

HC 13, , natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming

ALGEMENE VERKOOPVOORWAARDEN bloot eigendom van gronden GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE

Insolventierecht Voortgezet: Separatisten

Pandgever en Pandhouder hierna tevens gezamenlijk te noemen Partijen en ieder afzonderlijk Partij ;

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel INLEIDING RECHT DINSDAG 23 JUNI UUR

Andere kenmerken: (in principe) voortdurende uitoefening, elasticiteit.

Bodem(voor)recht fiscus. De inhoud van artikel 22bis IW 1990

Enige bespiegelingen over het nemo plus beginsel

Verslagdatum: 1 augustus 2012 Nummer: 10. Algemene gegevens Gegevens gefailleerde : de besloten vennootschappen Drents Groningse

AKTE VERPANDING VORDERINGEN

Beleidsregel krediethypotheek en pandrecht

HC 11, , levering vorderingen op naam en derdenbescherming

Zakelijke zekerheidsrechten I: hypotheek, pandrechten op roerende zaken, eigendomsvoorbehoud. Johan Jol September 2009

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De blokkerende werking van het beslag

VSO-cursus. Insolventierecht Voortgezet: Separatisten Johan Jol Oktober 2009

SecuServe International Security & Support B.V.

(MODEL-AKTE Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw) VESTIGING RECHT VAN PAND OP (I) AANDELEN ALSMEDE OP (II) OVERIGE GOEDEREN

Eerste Kamer der Staten-Generaal

AKTE VAN VESTIGING HYPOTHEEK EN PANDRECHTEN

Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering?

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG (EX ART. 73A FW)

Huurrecht en faillissement

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Algemene Voorwaarden voor Verbouwingen

Transcriptie:

Pos/Van den Bosch Verabsolutering van het relatieve recht; onderscheid tussen goederenrecht en verbintenissenrecht is niet strikt. Pachter Van den Bosch heeft een koopoptie op de weilanden van X. X overlijdt en Pos oefent zijn koopoptie uit. Het weiland is echter al om niet door X overgedragen aan Pos. Pos heeft misbruik van zijn vertrouwenspositie gemaakt en de wanprestatie van X uitgelokt en daarvan geprofiteerd. Daarmee heeft Pos zich onrechtmatig gedragen en moet alsnog de grond aan Van den Bosch leveren. Door een actie uit onrechtmatige daad in te stellen kan het persoonlijke recht van Van den Bosch worden opgerekt waardoor het derdenwerking krijgt, en dus tegen Pos werkt. Pos had het recht van Van den Bosch immers moeten respecteren. Dit arrest leert dus dat een verbintenis uit de wet, zoals een onrechtmatige daad, tot overdracht kan verplichten (dus een rechtsgeldige overdrachtstitel opleveren). Blaauboer/Berlips Persoonlijke (contractuele) verplichtingen gaan niet over op opvolgers onder bijzondere titel dus géén droit de suite. Een persoonlijk recht heeft dus geen goederenrechtelijk gevolg (derdenwerking). Gebroeders Berlips verkopen en leveren enkele terreinen aan X. De weg daartussen, ook eigendom van Berlips, wordt niet verkocht maar de gebroeders verplichten zich deze weg aan te leggen als openbare weg, t.b.v. de percelen. Zij komen deze verplichting echter niet na. Makelaar Blaauboer stelt namens de kopers een vordering tot nakoming in. De Berlipsen hebben de weg inmiddels overgedragen en zij vinden dat Blaauboer maar bij de nieuwe eigenaar moet zijn. Is de nieuwe eigenaar (onder bijzondere titel) gebonden aan persoonlijke verplichtingen van zijn rechtsvoorgangers? Nee: een persoonlijke verplichting heeft geen droit de suite. Persoonlijke rechten, die t.a.v. een zaak zijn bedongen, kunnen dus niet worden ingeroepen tegen latere eigenaars (opvolgers onder bijzondere titel). Ergo: het staat partijen niet vrij naar believen zakelijke rechten te creëren (goederenrecht als gesloten systeem). Dépex Nieuwe Matex Broedeieren Teixera de Mattos Kan farmaceutische apparatuur worden aangemerkt als bestanddeel van het fabrieksgebouw? Nee. Dat betekent echter niet dat machines die los in een fabriekshal staan (zonder dat er sprake is van een hechte verbinding in de zin van art. 3:4 BW) nooit bestanddeel van een fabrieksgebouw kunnen zijn. Of een zaak als bestanddeel kan worden aangemerkt, is in beginsel een vraag van feitelijke aard (Stafmateriaal, 1953). Voorbeeld: importeur A verkoopt en levert onder (ongeclausuleerd) eigendomsvoorbehoud enkele auto s aan dealer B. Voordat B de koopprijs voldoet, draagt hij een auto over aan klant C. Nieuwe Matex: de enkele omstandigheid dat C op de hoogte is van het feit dat het in de autobranche gebruikelijk is dat een importeur een eigendomsvoorbehoud bedingt, brengt nog niet mee dat C teneinde zich met succes te kunnen beroepen op goede trouw nader onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van B had behoren te doen. Wat zijn kosten tot behoud (art. 3:284, lid 1 BW)? Uitsluitend de kosten die de schuldeiser heeft gemaakt om de zaak in fysieke zin voor tenietgaan te behoeden. Onderhoudskosten vallen daar niet onder. Eenheidsbeginsel. De Teixeira-bank heeft vier certificaten van twee afzonderlijke cliënten in open bewaring genomen; drie van A en één van B. Vervolgens wordt de bank surséance verleend. A en B willen hun certificaten in eigendom terugvorderen. Echter: zonder nummernotering zijn de effecten in de algemene effectenvoorraad van de bank gevallen, zodat niet meer kan worden nagegaan welke stukken van en A en van B zijn; de effecten zijn niet meer geïndividualiseerd. Niet alleen eigendom maar ook bezit van louter naar soort en hoeveelheid bepaalde zaken is niet mogelijk. Houten Schouw Grensoverschrijdende garage Criterium voor misbruik van recht (het zg. onevenredigheidscriterium). Daarvan is sprake als bij twee buren het nadeel dat de ene lijdt zowel op zichzelf beschouwd als in verhouding tot het belang van de andere erbij heeft, te groot is. Kan een eigenaar onrechtmatig handelen door een eigendomsbevoegdheid uit te oefenen, namelijk het vorderen van afbraak (amotie)? A bouwt per abuis een onroerend goed (garage) enkele decimeters op de grond van B. B vordert afbraak en weigert de schadevergoeding die A aanbiedt. De HR stelde, gelet op bovengenoemd criterium, geen onevenredigheid tussen de belangen vast. Vogelplaag Aalscholvers Keereweer/Sogelease Een hinderwetvergunning (thans: vergunning op grond van de Wet Milieubeheer) staat er niet aan in de weg dat de houder ervan met succes ex art. 6:162 BW (onrechtmatige daad) kan worden aangesproken wegens het toebrengen van hinder. Onrechtmatig hinder. Had de Staat onrechtmatige hinder toegebracht aan de Organisatie ter verbetering van de Binnenvisserij? Er moet onder meer rekening worden gehouden met de belangen die door hinder toegebrachte activiteit worden gediend, en de mogelijkheid mede gelet op de daaraan verbonden kosten en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen. Er is sprake van zekerheidsoverdracht (fiducia cum creditore) wanneer de overdracht ten titel van verhaal plaatsvindt en een werkelijke overdracht niet is beoogd. Een constructie als sale and lease back is echter rechtsgeldig en dus niet in strijd met art. 3:83, lid 3 BW.

Zuidgeest/Furness Cessie van vorderingen. De vordering die wordt gecedeerd behoeft niet nauwkeurig in de akte van cessie te worden omschreven. Voldoende is dat achteraf kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding. Gastels bedrijfspand BTL Lease/Van Summeren Visser/Zeven Provinciën Hoogovens/Matex De Gelder en Denie/Arendsen De Friesch-Groningse Hypotheekbank IBM Uitslag/Woltering SOS/ABN Roerende of onroerende zaken. Het oude BW rekende ook de rechtsvordering tot opeising of overdracht van onroerende zaken tot onroerende rechten. Dat wekte echter de indruk dat rechtsvorderingen zoals revindicatie zelfstandige goederen zouden zijn, en dus vatbaar voor overdracht los van het recht tot handhaving waarvan zij dienen. Deze opvatting is in dit arrest (onder het oudere recht) verworpen. Ook: erkenning van de goederenrechtelijke overeenkomst als element van de levering. Ook: onder het oude recht bestond art. 3:95 BW nog niet maar de HR oordeelde levering bij akte wel al mogelijk. Degene die voor een ander houdt kan niet door enkele overeenkomst met een derde onbevoegd buiten de bezitter om, zichzelf tot houder voor die derde maken en daarmee aan degene voor wie hij houdt het bezit ontnemen. Bezitsverschaffing c.p. loopt dus spaak wanneer de vervreemder niet bezitter is maar houder. Zie ook Potharst / Serrée. Voorbeeld: A (Maastricht) verkoopt zijn auto aan B (Amsterdam). A stuurt B het kentekenbewijs, dat B bij zijn postkantoor op zijn eigen naam kan overschrijven. Later blijkt dat A nooit eigenaar is geweest. De Gelder en Denie / Arendsen: overschrijving van het kentekenbewijs hoeft niet te betekenen dat de auto ook rechtsgeldig is geleverd en daarmee overgedragen. Voorbeeld: kredietbank B heeft een door een bankhypotheek gezekerde vordering op A. De hypotheekakte bevat een bepaling krachtens welke de door A verschafte hypothecaire zekerheid uitsluitend, en dus ook ingeval van cessie, aan B toekomt. B cedeert haar vordering op A aan verzekeringsmaatschappij V. Dit arrest leert dat V is in dit geval rechthebbende van de vordering geworden, maar geen hypotheekhouder. Een bankhypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van bestaande en toekomstige vorderingen die de bank op de cliënt, uit welke hoofde dan ook, heeft of zal verkrijgen. Wat als de bank de kredietrelatie met de cliënt beëindigt, en een nog openstaande vordering cedeert aan een derde, gaat de hypotheek dan mee naar de derde? Dat is een kwestie van uitleg van de omschrijving (van vorderingen tot zekerheid waarvan de hypotheek strekt), zoals zij in de hypotheekakte zijn opgenomen. De HR sluit dus niet uit dat een bankhypotheek in zo n geval niet overgaat. Beschikkingsonbevoegdheid. Voorbeeld: A is eigenaar van een auto, die hij aan B uitleent. B brengt de auto ter reparatie naar de garage. Vervolgens verkoopt en levert B de auto traditio longa manu aan X, die te goeder trouw is. Dit arrest leert dat in zo n geval X zich kan beroepen op een derdenbeschermende bepaling (art. 3:86 BW) en is eigenaar van de auto geworden, ten detrimente van A. De houder (detentor, middelijk houder) van een roerende zaak, die haar heeft verkocht, ( ) aan zijn koper het bezit van die zaak (kan) verschaffen door een tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling, wanneer een derde (de onmiddellijke houder) die zaak voor hem hield en haar ná die verklaring voor de verkrijger houdt, mits die derde de overdracht heeft erkend, dan wel de houder of diens koper deze overdracht aan de derde heeft medegedeeld. Voor een longa manu levering is immers slechts mededeling aan en geen medewerking van de derde-houder vereist (art. 3:115, onder c BW). Overdracht van een roerende zaak. Geen revindicatie ex art. 3:86, lid 3 BW wanneer de zaak is verkregen door een particulier van een reguliere handelaar, niet op een markt of veiling. Particuliere kopers verdienen bescherming mits is voldaan aan de overige vereisten indien zij een zaak hebben gekocht in de voor dergelijke zaken normale handel (winkel, bedrijfsruimte), waar zij in beginsel geen gestolen zaken behoeven te verwachten. Die bescherming genieten ze niet als zij kopen op de markt op straat, langs de deur of in een café. In dit arrest ging het om de verkoop van een gestolen caravan vanuit een andere caravan die als kantoor was ingericht. Cessie van toekomstige vordering. Een toekomstige vordering kan worden gecedeerd als tenminste vaststaat wie de debiteur is (art. 3:94 jo 97 BW). Een cessie van een toekomstige vordering is (ook) mogelijk indien zij haar onmiddellijke grondslag niet vindt in een ten tijde van de cessie reeds bestaande rechtsverhouding. Een stille verpanding van een toekomstige vordering op naam daarentegen is slechts mogelijk indien zij haar onmiddellijke grondslag wel vindt in een ten tijde van de verpanding reeds bestaande rechtsverhouding. Ook oordeelde de HR: een cessie (verpanding) van een toekomstige vordering kan niet tegen de boedel worden tegengeworpen, indien de cedent vóór het ontstaan van de vordering failliet wordt verklaard. De cedent (pandgever) is op het moment waarop de vordering ontstaat immers uit hoofde van het faillissement niet meer beschikkingsbevoegd, en dit laatste staat aan een geldige cessie of verpanding in de weg (art. 35 Fw jo 3:84 BW). Als de pandgever failliet wordt verklaard (of surséance) en het bij voorbaar verpande goed komt nadien in het vermogen van de pandgever terecht, dan staat art. 35 Fw aan het ontstaan van het pandrecht in de weg. Een verpanding bij voorbaat kan dus niet aan de boedel worden tegengeworpen, de pandhouder staat met lege handen.

WUH/Onex Staal Bankiers Hogeslag Love-Love Potharst/Serrée Damesmodebedrijf Amfas/Van Velzen Modehuis Nolly Puinbreekinstallatie Twee vragen staan centraal: Welke vorderingen moeten worden aangemerkt als toekomstige vorderingen en welke als bestaande? Antwoord: vorderingen onder opschortende voorwaarde of tijdsbepaling of terstond opeisbare periodieke betalingen zijn bestaand (opeisbaar). Periodieke betalingen die niet terstond opeisbaar zijn, zijn toekomstige vorderingen (voorbeeld: B bouwt voor A een huis een tegen een aannemingsom van 100.000,- en A betaalt in gedeelten steeds wanneer een bepaald, nader in de overeenkomst omschreven deel van het huis af is. Het bouwen is een onzekere toekomstige omstandigheid. De vorderingen van B op A de periodieke betalingen zijn toekomstig, hij kan ze niet terstond opeisen.). Kan een cessie van een toekomstige vordering aan de boedel worden tegengeworpen indien de cedent vóór het ontstaan van de vordering failliet wordt verklaard? Antwoord: een cessie (verpanding) van een toekomstige vordering, kan indien de cedent (pandgever) vóór het ontstaan van die vordering failliet wordt verklaard niet tegen de boedel worden ingeroepen wegens het bepaalde in art. 35 Fw. Zie ook SOS / ABN. Een (stil) pandrecht op een bestaande vordering kan wel aan de boedel worden tegengeworpen. Voorbeeld: A vestigt op 1 mei een recht van hypotheek op zijn woning t.b.v. X. In de hypotheekakte is een bepaling opgenomen dat het A is toegestaan de woning te verhuren maar dat hij niet de huurtermijnen aan een ander dan de hypotheekhouder te verpanden. Vanaf 1 juni verhuurt A de woning voor drie jaar aan P voor 60.000,-, te voldoen in maandelijkse termijnen. Op die dag verpandt A de vordering voor de laatste twee huurjaren op P aan Y. Dit arrest leert: de verpande vordering van A op P is een toekomstige vordering. Verder leert dit arrest: Nog niet verschenen huurtermijnen uit een bestaande rechtsverhouding zijn toekomstige vorderingen; Een cessie van toekomstige huurvorderingen uit een bestaande rechtsverhouding kan niet aan de boedel worden tegengeworpen, als de huurtermijnen opeisbaar worden nadat de cedent in staat van faillissement is verklaard; Het faillissement van de cedent laat de rechtsgeldigheid van voordien gecedeerde en reeds verschenen huurtermijnen onverlet. Verschil tussen een toekomstige vordering en een vordering onder opschortende voorwaarde. De hoedanigheid van een vordering is van belang als de crediteur failleert: een vordering onder opschortende voorwaarde is immers een bestaande vordering die door de cessionaris / pandhouder aan de boedel kan worden tegengeworpen (als de cedent / pandgever nog beschikkingsbevoegd waren). Bij een cessie / verpanding van een toekomstige vordering pakt een en ander veel nadeliger uit. Een vordering die voor haar ontstaan afhankelijk is gesteld van wilsverklaringen van de debiteur dient als een toekomstige vordering te worden aangemerkt. Sluit aan bij WUH / Onex. Een cessie (verpanding) van een toekomstige vordering kan ook niet aan de boedel worden tegengeworpen, indien de cedent (pandgever) in surséance komt te verkeren op het moment dat de vordering nog niet opeisbaar is. De surséance van betaling wordt m.a.w. gelijkgesteld met die van faillissementssituatie. Art. 3:4 BW. Eigendomsvoorbehoud kan niet beletten dat de voorbehouden eigendom van de zaak teniet gaat wanneer de zaak bestanddeel wordt van een andere zaak. Wordt een zaak bestanddeel van een andere zaak, dan gaat de voorbehouden eigendom van de eerstbedoelde zaak verloren. Zie ook Dépex. Levering. Zie ook Nieuwe Matex. Onder een subjectief vermogensrecht wordt een complex van bevoegdheden verstaan, welke als eenheid kan worden behandeld en als eenheid kan worden overgedragen. Goodwill kan niet als eenheid worden overgedragen (het bestaat uit goede naam, klantenkring, ligging enz.). Daarom is goodwill geen volwaardig subjectief vermogensrecht. Identificatie van partijen. De onjuistheid van een feit dat in de registers is ingeschreven krachtens een authentieke akte waarvan het feit door een ambtenaar met kracht van authenticiteit is vastgesteld, kan niet aan de verkrijger worden tegengeworpen, tenzij deze de onjuistheid kende of door raadpleging van de registers had kunnen kennen. Dit arrest: niettegenstaande een onjuiste vaststelling van de identiteit van de verkrijger, door de notaris die ten onrechte in zowel de transportakte als de hypotheekakte verklaarde dat deze hem bekend was, waren beide akten volgens de HR authentiek én geldig. Thans is trouwens sprake van een wettelijke identificatieplicht tegenover de notaris. Bezitsverkrijging door tussenpersoon. Directe leer. Goederen, waarvan de levering niet geschiedt door bezitsverschaffing maar door akte en overschrijving (registergoederen) of door akte en mededeling (vorderingen op naam) geldt de rechtstreekse verkrijging niet. Dit arrest gaat alleen in op registergoederen. Dus de middellijk vertegenwoordiger en niet de opdrachtgever (tot koop) / lastgever wordt eigenaar van het registergoed. Verkrijging van bezit. Alleen een bezitter kan bezit overdragen maar een houder kan bezit verschaffen. Art. 3:110 BW bepaalt imperatief dat de tussenpersoon het goed houdt voor de opdrachtgever; de tussenpersoon kan niet in strijd met de rechtsverhouding die bestaat tussen

hem en degene voor wie hij het goed ontvangt, het goed voor zichzelf gaan houden. Het arrest betrof een geval waarin een roerende zaak onder eigendomsvoorbehoud was afgeleverd. De vraag was of de bank, aan wie de zaak ter verschaffing van zekerheid was geleverd, van rechtswege (zekerheids)eigendom had verkregen indien de leverancier afstand zou hebben gedaan van zijn voorbehouden eigendom; de HR beantwoorde die vraag bevestigend. Kabelnetwerk Breda/Antonius Portacabin Zaaksvorming. Wat betekent voor zichzelf een zaak vormen of doen vormen? Of iemand (de opdrachtgever die materialen levert) een zaak doet vormen hangt af van wat in het licht van de daarop betrekking hebbende verkeersopvattingen uit de rechtsverhouding van partijen (opdrachtgever en fabrikant) voortvloeit. Wat de verkeersopvattingen inhouden is onder meer afhankelijk van wie beslissende invloed op de productie heeft uitgeoefend en wie het risico heeft gedragen voor commercieel tegenvallende resultaten. Eigendom van roerende zaken. Is een portacabin duurzaam met de grond verenigd? Een gebouw kan duurzaam met de grond zijn verenigd doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dat het technisch mogelijk is een object te verplaatsen. Van belang is de bedoeling van de bouwer (opdrachtgever) voor zover deze naar buiten kenbaar is. In deze casus was de portacabin een onroerende zaak. Of een zaak bestanddeel is van een hoofdzaak, wordt beoordeeld naar de verkeersopvattingen (art. 3:4, lid 1 BW). Deze maatstaf kan naar het oordeel van de HR niet worden gebruikt bij de beoordeling van de vraag of een zaak roerend of onroerend is. Bij de beantwoording van de vraag of een zaak duurzaam met de grond is verenigd kunnen verkeersopvattingen wél een rol spelen. Heringa/Ties Rivierenland/Gispen q.q. Credit Lyonnais Wagemakers/Rabobank Bepaalbaarheidsvereiste. De vordering waarvoor pand of hypotheek wordt gegeven, moet voldoende bepaalbaar zijn (art. 3:231, lid 2 BW). Hieraan is in het algemeen voldaan indien de rechtsverhouding waaruit de vorderingen zullen voortvloeien met voldoende bepaaldheid is omschreven. Aan het bepaalbaarheidsvereiste is voldaan als de (pand)akte zodanige gegevens bevat dat eventueel achteraf aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. Welke positie neemt de pandhouder in als de pandgever failliet is gegaan, de schuldenaar de verpande vordering door middel van een girale overschrijving voldoet en er nog geen mededeling van de verpanding heeft plaatsgevonden? HR: door de betaling is het pandrecht te niet gegaan (er vindt geen zaaksvervanging plaats). De ex-pandhouder verliest zijn positie als separatist maar behoudt wél zijn voorrang op het (door de curator) geïnde. Ligt in het verlengde van het Spaarbank Rivierenland / Gispen. Was een vordering, die onjuist was vermeld op een pandlijst (computerlijst) wel aan de bank verpand? Een onjuiste aanduiding van een vordering op een van de pandgever afkomstige computerlijst behoeft niet aan een rechtsgeldige verpanding in de weg te staan, als achteraf aan de hand van objectieve maatstaven kan worden vastgesteld welke vordering de pandgever met de aanduiding op het oog moet hebben gehad. Met dit arrest is de bepaalbaarheidsvereiste bij verpanding van vorderingen in vergaande mate geliberaliseerd. Mulder q.q./rabobank Oryx/Van Eesteren Pirouette Huurbeding na executie. Indien de hypotheekhouder de bevoegdheid om een beroep op het huurbeding te doen overlaat aan de koper, kan uitsluitend de eigenaar geworden veilingkoper een beroep op het onverbindend zijn van een in strijd met het huurbeding gesloten huurovereenkomst doen en ontruiming vorderen. Iemand die ter veiling alleen maar een huis koopt, en dit niet geleverd krijgt, is dus geen eigenaar en kan zich niet beroepen op het huurbeding. Wordt het huis direct doorverkocht aan een tweede koper, dan kan deze daar nooit een beroep op doen, ook al wordt hij eigenaar. Deutsche Hypothekenbank ING/Verdonck q.q. Derksen/Rabobank Winters/Kantoor van de Toekomst Een retentor kan zijn retentierecht inroepen tegen derden met een oude recht, indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of hij geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen (art. 3:291, lid 2 BW). Om de te beoordelen of de schuldenaar bevoegd was de overeenkomst aan te gaan, moet worden bezien of de schuldenaar deze bevoegdheid had krachtens zijn rechtsverhouding met de ouder gerechtigde aan wie het retentierecht wordt tegengeworpen. Om een retentierecht op een zaak aan een derde met een jonger (persoonlijk) recht te kunnen tegenwerpen is vereist dat het retentierecht voor die derde voldoende kenbaar is (art. 3:291 BW).

VCG/SEACO Denk aan de huurder van een complex waarop het retentierecht van de aannemer rust. De huurder vorderde schadevergoeding toen de aannemer hem niet toeliet; de HR wees dat af. Het toelaten van de huurder kan immers leiden tot het tenietgaan van het retentierecht; de schuldenaar kán langs deze weg weer de macht over de zaak (her)krijgen. De retentor (aannemer) heeft daarom een te respecteren belang op grond waarvan hij de huurder de ingebruikname van het gebouw mag beletten zelfs als de huurder daarvan nadeel ondervindt.