Privépapieren in bewaring

Vergelijkbare documenten
Het Acquisitieprofiel dient ter vervanging van het uit 1995 daterende Acquisitieprofiel van het Algemeen Rijksarchief.

Beroering, vervoering en ontroering in de stad Procedure voor het opstellen en vaststellen van een jaarlijkse hotspotmonitor

CRPA Nieuwe Stijl. Door Marieke Kroonen

Plan van aanpak. Project Particuliere Archieven Nederland op de kaart

Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing

Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing. Netwerkkaart 24 Cultureel erfgoed

Hoofdstuk II Opneming en bewaring van kerkelijke en semi-kerkelijke archiefbescheiden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

(Kamerbrief van OCW en BZK aangaande Selectieaanpak archieven, van 17 december 2010).

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. 22 december 2010 Betreft selectieaanpak archieven

Wie ben ik? Luud de Brouwer. Sinds 1989 werkzaam bij het archief in Tilburg

Nederlandse Gedragswetenschappen Grote Kruistraat 2/1, 9712 TS Groningen. 1. Inleiding

Reikwijdte WBP ten aanzien van archiefbescheiden

Als uitgangspunt voor het overleg gold de door het Nationaal Archief sinds 2010 gehanteerde selectiedoelstelling:

Acquisitiebeleidsplan Noord-Hollands Archief

Er zijn 3 hoofdredenen waarom gekomen is met een nieuwe visie op waardering en selectie:

Plan van aanpak. Project Particuliere Archieven op de kaart

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht

Den Haag, september 2013 Dr. F.J.G. Limburg

REGELING ARCHIEFBEHEER RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

EEN KWESTIE VA N K I E Z E N. door Caroline de Hart

ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ ARCHIEFSELECTIELIJST 2008

(Kamerbrief van OCW en BZK aangaande selectieaanpak archieven, 17 december 2010).

Wat zijn archiefstukken? Wat is een archief? Beginselen Ordening

In uw brief verzocht u de Raad om binnen drie maanden advies uit te brengen. Hij biedt u bij deze zijn bevindingeni aan.

Besluit van Provinciale Staten

Besluit Informatiebeheer 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2016, kenmerk ,

Nota van Bevindingen Aspectinspectie overbrenging + Koninklijke Akademie van Wetenschappen

ARCHIEFBEHEER EN VERZELFSTANDIGING

Gelet op artikel 7 van de Verordening Informatiebeheer gemeente Groningen 1998;

Een workshop rond het maken van beschrijvingen op collectieniveau

Inventaris van het archief van de Begeleidingscommissie Automatisering Academische Ziekenhuizen,

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, t.a.v. het hoofd van de Rijksarchiefdienst, Postbus 90520, 2509 LM Den Haag.

u u R RAA De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap De heer drs. H. Zijlstra Postbus BJ Den Haag

Archiefzorg en beheer 2013/2014

Archiefverordening gemeente Haarlem 2018

Een archeologische exploratie van wet en regelgeving

(Kamerbrief van OCW en BZK aangaande selectieaanpak archieven, 17 december 2010).

Gelders Archief. Defintieve bevindingen inzake onderzoek Gelders Archief. Geachte,

Vrijdag 7 september Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Procedure, voorwaarden en richtlijnen (Handleiding) bij het opnemen van particuliere archieven door het

Stichting Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief JAARREKENING 2018

Beeldende kunst archieven RKD / Nederlands instituut voor Kunstgeschiedenis

Archiefverordening gemeenschappelijke regeling Avalex

Productbeschrijving RIO. Inhoudsopgave

Den Haag, december 2016 F. Limburg. Selectiedoelstelling en belangen

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R

erfgoedinspectie 3 S U SCHAP Aan het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft Postbus AA Delft

Protocol archiefbeheer

Model-regeling Archiefbeheer/Documentaire Informatievoorziening. RAAMREGELING ARCHIEFBEHEER/ DOCUMENTAIRE INFORMATIEVOORZIENING [naam instelling]

onderwerp: ontwerp-selectielijst archiefbescheiden van de Centrale Organisatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

G E M E E N T E A R C H I E F S C H I E D A M INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN DE GEMEENTELIJKE ARCHIEFDIENST SCHIEDAM 1888-HEDEN

Vergadering: Algemeen bestuur. Datum: 7 juli Agendapunt: 5. Rapporteur. A. J. Borgdorff

Stichting Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief JAARREKENING 2012

CONCEPT OVEREENKOMST ARCHIEFZORG

Aanwinsten Archieven 2006

Selectie en vernietiging

Model Archiefverordening Gemeenten met een benoemde archivaris

Verslag bespreking gemeente Oudewater over de inspectie instandhouding monumentenzorg

Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995

Regelgeving Archiefbeheer Universiteit Leiden

Projectplan EersteWereldoorlog.nu Samenvatting

Verslag van de bijeenkomst. Informatie duurzaam digitaal toegankelijk

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 4 september 2007 gelet op artikelen 30 eerste lid en 32, tweede lid van de Archiefwet 1995

Archiefverordening. Bedrijfsvoeringsorganisatie Havenschap Moerdijk

Inventaris van het archief van K. Metting van Rijn [levensjaren ]: verzameling inzake Rode Kruis-aangelegenheden,

Nummer Toegang: NDBK. Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst / Archief

ons kenmerk ECSD/U Lbr. 15/007

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie

Nummer archiefinventaris:

(Kamerbrief van OCW en BZK aangaande selectieaanpak archieven, 17 december 2010).

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere

Vzw MUSEUM VAN HEDENDAAGSE KUNST ANTWERPEN Leuvenstraat Antwerpen FUNCTIEBESCHRIJVING

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Inventaris van het archief van de Inspectie Landbouwonderwijs ''s-gravenhage,

raad voor cultuur R.J.Schimmelpennincklaan 3

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Den Helder

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 12 april 2011, registratienummer ; raadsstuk ;

Binnengemeentelijke reorganisaties, gemeentelijke herindelingen, en uw archief dan?

Toezichtinformatie Toezichtindicatoren Archiefwet

Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995

Gemeenschappelijke regeling archiefbeheer Leiderdorp BESLUITEN

Gelet op de aanvraag van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij van 15 juni 2005;

PROVINCIAAL BLAD HOOFDSTUK II DE ZORG VAN GEDEPUTEERDE STATEN VOOR ARCHIEFBESCHEIDEN

Inventaris van het archief van het Bemiddelingsbureau Wachtgelders van het Ministerie van Financiën,

Erfgoedinspectie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Reglement museumregistratie

Datum 8 november 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat de politie foto s neemt van personen en hun identiteitsbewijzen

Inventaris van het archief van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen: Adviesgroep Planning (AGP),

OMTVANGSTBEVEST!G!NG VERZONDFN Nationaai Archief Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. reg.nr.: procesverantw. ciass.nr.

Nummer archiefinventaris: Auteur: Centrale Archief Selectiedienst. Nationaal Archief, Den Haag Copyright: cc0

aan de slag met archief en documentatie lessenreeks over archief- en documentatiebeheer voor de lokale erfgoedhouder

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Model Archiefverordening Gemeenten zonder benoemde archivaris

Behoort bij raadsvoorstel , titel: Actualisatie Archiefverordening Utrechtse Heuvelrug

Nota van Bevindingen Aspectinspectie overbrenging + Raad voor de Transportveiligheid

IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

Transcriptie:

Privépapieren in bewaring Een onderzoek naar het hedendaags behoud van particuliere archieven in Nederland Petra Links Master scriptie Archiefwetenschap Begeleider: dr. P.J. Horsman Tweede beoordelaar: drs. H. Waalwijk Januari 2010

Petra Links Studentnummer: 5647991 Duale Master Archiefwetenschap Afdeling Mediastudies Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam Begeleider: dr. P.J. Horsman Tweede beoordelaar: drs. H. Waalwijk Januari 2010 2

Inleiding... 5 De Nederlandse situatie... 9 Van staatsmachine tot historisch informatiecentrum... 9 De adviezen vergeleken... 14 Bestaande wetgeving... 17 De internationale context... 20 Rechtspersonen en natuurlijke personen... 21 Acquisitie en/of beschermende bepalingen... 22 Ophef over particuliere archieven... 24 Categoriale instellingen... 28 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis... 28 Aletta, instituut voor vrouwengeschiedenis... 32 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie... 36 Vergelijkend perspectief... 40 Conclusie... 44 Samenvatting... 47 Bronnenoverzicht... 48 Interne beleidstukken... 51 Interviews... 51 Websites... 51 3

4

Inleiding De twee grote steeksleutels zijn wat roestig, maar ze zien er nog stevig uit. Er zijn speciale lange stelen aan gelast om extra kracht te kunnen zetten. De koppen van de sleutels pasten precies op de bouten in de spoorwegrails. Ze werden gebruikt voor sabotage van treinen, om transporten van de Duitsers te verhinderen. De sleutels waren afkomstig van Wim Hulst (1916), een communist die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief was in het verzet tegen de Duitsers. Hij koesterde de sleutels jarenlang, maar onlangs besloot hij ze over te dragen aan het Verzetsmuseum Amsterdam. Het museum nam ze op in de collectie en stelde ze tentoon aan bezoekers samen met de herinneringen van Hulst. 1 Een dergelijke schenking is één van de voorbeelden die De week van de geschiedeniskrant in oktober 2009 beschrijft in het kader van de actie Niet weggooien!. Met deze actie vragen aan de oorlog gerelateerde instellingen in Nederland jaarlijks aandacht voor het behoud van objecten en documenten uit de Tweede Wereldoorlog. Gestimuleerd door Niet weggooien! brachten veel mensen hun tastbare herinneringen naar één van de aangesloten instellingen. 2 De actie Niet weggooien! is de enige grote landelijke actie die een beroep doet op particulieren voor het verwerven van collectiemateriaal. Het is opvallend dat er geen andere grote terugkerende acties zijn die particulieren wijzen op de mogelijke historische waarde van hun eigendommen. Deze objecten en documenten kunnen bijvoorbeeld interessant zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Zo baseerde de historicus Bart van der Boom zich bij zijn studie naar de stemming in bezet Nederland op de dagboekencollectie van het NIOD. 3 En schreef antropologe Eveline Buchheim op basis van persoonlijke documenten haar proefschrift Passie en missie, waarin zij onder andere onderzoek doet naar huwelijken in de koloniale samenleving in Nederlands-Indië. 4 Maar niet alleen wetenschappers gebruiken particuliere documenten, want ook journalisten putten veelvuldig uit deze bronnen. De populaire NPS-serie De Oorlog bevat bijvoorbeeld veel fragmenten uit brieven die het dagelijks leven tijdens de bezetting van Nederland illustreren. 5 Bovendien hebben particuliere archiefstukken soms ook een museale functie. Veel interesse was er voor de tentoonstelling van het dagboek en de brieven van Helga Deen in Nationaal Monument Kamp Vught. Helga werd op 16 juli 1943 met haar familie omgebracht in het Poolse vernietigingskamp Sobibor. In 2004 trok de vondst van het boek de aandacht van internationale media. 6 Archiefinstellingen zijn gespecialiseerd in het beheer van archiefstukken en in het toegankelijk maken daarvan voor onderzoek. Nederland kent twee verschillende soorten archiefinstellingen: openbare archiefbewaarplaatsen en categoriale instellingen. Openbare archiefbewaarplaatsen zijn door de overheid ingesteld en hebben de wettelijke taak om overheidsarchieven te beheren. Zij beheren ook particuliere archieven, maar leggen hun prioriteit bij het behoud en beheer van 1 Geertje Dekkers, Instrumentarium van de verzetsman, De week van de geschiedeniskrant (10 oktober 2009) 4. 2 Bij deze actie zijn het NIOD en diverse Nederlandse oorlogs- en verzetsmusea betrokken. 3 Bart van der Boom, 'We leven nog. De stemming in bezet Nederland (Amsterdam 2003). 4 Eveline Buchheim, Passie en missie. Huwelijken van Europeanen in Nederlands-Indië en Indonesië 1920-1958 (Amsterdam 2009). 5 Zie: http://deoorlog.nps.nl/. 6 Zie: http://www.helga-deen.nl/. 5

overheidsarchieven. Categoriale instellingen zijn ontstaan door particuliere initiatieven. 7 Deze instellingen vallen niet onder de archiefwet. Zij verwerven alleen particuliere archieven en zijn daarbij gespecialiseerd in bepaalde thema s en onderwerpen. Zo is het Nederlands Architectuur Instituut gespecialiseerd in archieven en collecties van Nederlandse architecten van na 1800 en presenteert het Theater Instituut zich als kennis- en informatiecentrum op het gebied van het Nederlandse theater. De omstandigheid dat openbare archiefinstellingen zich vooral richten op overheidsarchieven lijkt te veranderen. Recentelijk hebben twee adviesraden gepleit voor een nationaal beleid ten aanzien van het behoud van particuliere archieven. In 2005 verscheen Het tekort van het teveel, waarin de Raad voor Cultuur een wettelijke bescherming van archieven van particulieren en semipublieke organisaties voorstelde. Volgens de Raad voor Cultuur wordt het belang van particuliere archieven niet weerspiegeld in het archiefbeleid van de rijksoverheid. Het archiefbeleid legt een onevenredig grote nadruk op het veiligstellen van archieven van Nederlandse overheden. 8 Op grond van deze constatering schreef in 2007 de Commissie Waardering en Selectie het rapport Gewaardeerd verleden, waarin zij een nieuwe waarderingsmethodiek voorstelde voor archieven. Deze methode richt zich niet alleen op de (rijks)overheid, maar ook op de maatschappij als geheel en op de interactie tussen overheid en burger. Het behoud van waardevolle particuliere archieven is, zo stellen beide adviesorganen, tot nu toe vaak afhankelijk van particuliere initiatieven en wordt volgens de Commissie Waardering en Selectie teveel aan het toeval overgelaten. 9 Om de voorgestelde methodiek te maken tot beleid en een wettelijke grondslag te geven, trok het Nationaal Archief in 2008 de voorzitter van de Commissie Waardering en Selectie, prof. dr. K.J.P.F.M. Jeurgens, aan. Hij kreeg de opdracht een nieuwe archiefwet te ontwikkelen waarin bepalingen zullen worden opgenomen ter bescherming van particuliere archieven. Het behoud van particuliere archieven die door de gemeenschap als waardevol worden gezien, kan op verschillende manieren wettelijk worden vormgegeven. Dit kan door de invoering van beschermende bepalingen in een archiefwet, waardoor deze archieven bijvoorbeeld niet meer uit het land van herkomst mogen worden geëxporteerd. Een andere manier is openbare archiefbewaarplaatsen te verplichten deze archieven te verwerven voor hun collecties. De Raad voor de Cultuur en de Commissie Waardering en Selectie doen in hun rapporten op dit punt verschillende aanbevelingen. Dit onderzoek analyseert de verschillen tussen deze rapporten en verklaart hoe deze verschillen tot stand kwamen. Daarnaast plaatst dit onderzoek de adviezen van de Raad voor Cultuur en de Commissie Waardering en Selectie in een historisch, nationaal en internationaal perspectief. Hoe verhouden de voorstellen van de Raad voor Cultuur en de Commissie Waardering en Selectie 7 Het NIOD vormt hierop een uitzondering omdat bij de oprichting van dit instituut ook de overheid betrokken was. Zie hiervoor het hoofdstuk over categoriale instellingen. 8 Raad voor Cultuur (RvC), Het tekort van het teveel Over de rijksverantwoordelijkheid voor cultureel erfgoed (Den Haag 2005) 38. 9 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden. Bouwstenen voor een nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven (Den Haag 2007) 28. 6

zich tot het nationale en internationale archief- en erfgoedveld? En waar zitten de knelpunten bij de eventuele invoering van het voorgestelde beleid en wat zijn de gevaren? 10 Het eerste hoofdstuk van deze scriptie gaat in op de Nederlandse situatie waarin de rapporten van de Raad voor Cultuur en de Commissie Waardering en Selectie verschenen. Deze historische analyse beschrijft de positie die particuliere archieven in het archiefbestel innemen en verklaart hoe deze positie is ontstaan. Hierop volgt een vergelijking tussen Het tekort van het teveel en Gewaardeerd verleden en een analyse van de verschillen tussen de voorstellen in beide rapporten met betrekking tot het behoud van particuliere archieven. Vervolgens wordt ingegaan op overeenkomsten en verschillen tussen de voorstellen met bestaande wetten die bepalingen bevatten met betrekking tot het behoud van erfgoed dat in particuliere handen is, de Wet Behoud Cultuur Bezit en de Monumentenwet. Hierbij komt ook aan de orde hoe deze bestaande wetten in de praktijk werken en wat zegt dit over de te verwachten effectiviteit van de voorstellen in Het tekort van het teveel en Gewaardeerd verleden. Het tweede hoofdstuk plaatst de in het eerste hoofdstuk beschreven Nederlandse situatie in een vergelijkend internationaal perspectief. Hoe bevorderen andere landen het behoud van waardevolle particuliere archieven? Welke instrumenten zetten zij hiervoor in? En tegen welke problemen lopen zij aan bij de uitvoering van hun beleid? Vanwege de omvang van dit onderzoek zal dit hoofdstuk geen uitputtende vergelijkende analyse geven van de internationale situatie, maar een schets, waarin een aantal typerende voorbeelden worden gegeven en de situatie in een aantal landen wordt uitgelicht. Een belangrijk bron voor dit hoofdstuk zijn de verslagen van een door het International Institute for Archival Science (IIAS) in 2007 georganiseerd congres, waarbij de wettelijke bescherming van particuliere archieven aan de orde was. Tijdens de conferentie in 2007 presenteerden archivarissen van een aantal, voornamelijk Oost-Europese, landen de wijze waarop wetgeving het behoud van particuliere archieven in hun land bevordert. Behalve deze lezingen liggen ook de archiefwetten en cultuurwetten van Jamaica, Hongarije, Zuid-Afrika en Suriname en een artikel van de Noorse historicus Hans Eyvind Næss over bedrijfsarchieven in Noorwegen, ten grondslag aan dit onderzoek. Deze bronnen geven inzicht in de uiteenlopende manieren waarop verschillende landen het behoud van particuliere archieven bevorderen en met welke knelpunten deze landen te maken hebben. Het derde hoofdstuk vergelijkt de voorstellen van de Raad voor de Cultuur en de Commissie Waardering en Selectie met het beleid van categoriale instellingen. Het is opvallend dat deze instellingen, die veel ervaring hebben met de acquisitie van particuliere archieven, in de rapporten slechts een marginale rol spelen. Nederland heeft een wijdvertakt netwerk van categoriale instellingen die soms al decennialang archieven van organisaties en personen over uiteenlopende onderwerpen actief acquireren, beheren en toegankelijk maken voor onderzoek. Een vergelijking tussen de werkwijze van categoriale instellingen en de voorstellen van de adviesraden verschaft inzicht in de verschillen en overeenkomsten tussen het voorgestelde beleid en het beleid en de 10 Mijn interesse voor de positie van particuliere archieven in het archiefveld vloeit voort uit de werkzaamheden die ik de afgelopen jaren verrichtte. Bij het NIOD was ik van 2006 tot 2009 verantwoordelijk voor de uitvoering van de acquisitie. 7

werkwijze van deze instellingen. Om dit te analyseren worden drie categoriale instellingen als casus bestudeerd. Dit zijn het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en Aletta, instituut voor vrouwengeschiedenis. Het IISG, het NIOD en Aletta hebben ruim vijftig jaar ervaring met het verwerven van particuliere archieven. Door hun relatief lange staat van dienst, hun brede onderzoeksterrein en hun omvangrijke collecties geeft het onderzoek naar deze instellingen een representatief beeld voor de werkwijze van categoriale instellingen in Nederland. Over deze instellingen zijn diverse publicaties verschenen, die een belangrijke bron zijn voor dit onderzoek. Dit geldt ook voor de verschillende interne beleidsstukken die deze instellingen ter beschikking stelden voor dit onderzoek. Tevens hield ik een aantal vrije interviews met medewerkers van het IISG en Aletta. Hun visie op het behoud van particuliere archieven is eveneens verwerkt in dit hoofdstuk. Van een interview met de archivaris van het NIOD heb ik afgezien, omdat ik het vanwege mijn werkzaamheden voor dit instituut niet mogelijk achtte een objectief interview af te nemen. 8

De Nederlandse situatie Over wat een archief is en hoe het begrip het beste gedefinieerd kan worden is al veel gezegd en geschreven. Het is een term in ontwikkeling. Het Lexicon van Nederlandse archieftermen omschreef in 1983 archief als het geheel van archiefbescheiden ontvangen, of opgemaakt door een persoon, groep van personen of organisatie. Onder archiefbescheiden verstaat het lexicon documenten die ongeacht hun vorm naar zijn aard zijn bestemd om te berusten onder de persoon, groep personen of organisatie die het heeft ontvangen of opgemaakt uit hoofde van zijn of haar activiteiten, zijn of haar taken of ter handhaving van zijn of haar rechten. 11 Tegenwoordig wordt in de definiëring van archief meer de nadruk gelegd op archief als proces gebonden informatie. Dit is het gevolg van de digitalisering van informatiestromen. Archivaris Theo Thomassen omschrijft archief als volgt: informatie die door onderling samenhangende werkprocessen is gegenereerd en die zondanig door die werkprocessen is gestructureerd en vastgelegd dat ze vanuit de context van die werkprocessen kan worden bevraagd. 12 Voor dit onderzoek is het echter voldoende vast te stellen dat een archief ontstaat als gevolg van het handelen van een individu of een groep personen. Mensen creëren bijvoorbeeld archiefbescheiden als hun plannen en afspraken vastleggen of hun overwegingen aan het papier of aan een digitaal document toevertrouwen. 9 Archieven zijn in te delen in twee categorieën: overheidsarchieven en particuliere archieven. Overheidsarchieven zijn volgens de Archiefwet 1995 archieven die zijn gevormd door een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. 13 Particuliere archieven zijn alle archieven die buiten deze bepaling vallen. Deze zijn dus niet gevormd door overheidsinstellingen. Het karakter van particuliere archieven is zeer divers. Het kunnen bijvoorbeeld huis-, familie- en persoonlijke archieven zijn, maar ook archieven van bedrijven, verenigingen, stichtingen en kerkgenootschappen. Het onderscheid tussen particuliere en overheidsarchieven is echter niet zo strak als op het eerste gezicht lijkt. In de praktijk is niet altijd gemakkelijk te bepalen of handelingen die in documenten zijn vastgelegd zijn verricht op persoonlijke titel dan wel in een publieke functie. Vallen bijvoorbeeld stukken die een rol hebben gespeeld tijdens een kabinetsformatie onder de archiefwet of behoren ze tot het persoonsarchief van de betreffende persoon? 14 Het gaat te ver om dit probleem hier uit te diepen. Voor dit onderzoek is belangrijk te onderkennen dat het categorisch onderscheid tussen particuliere archieven en overheidsarchieven bestaat. Van staatsmachine tot historisch informatiecentrum Alleen voor de bewaring van overheidsarchieven zijn wettelijke richtlijnen. Voor particuliere archieven is in de archiefwet niets vastgelegd. Dat is zo sinds de eerste archiefwet, die stamt uit 1918. Voor het behoud van waardevolle particuliere archieven was aan het begin van de twintigste eeuw weinig aandacht, zo blijkt ook uit de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven 11 Lexicon van Nederlandse archieftermen (Den Haag 1983) 8, 10. 12 Theo Tomassen, Een korte introductie in de archivistiek, in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (red.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek (Den Haag 1999) 11-20, aldaar 11-12. 13 Archiefwet 1995, artikel: 1.1.b. 14 Commissie Nota Archiefbeleid, Discussienota Archiefbeleid 37.

(1898), waarin de auteurs stellen dat familie- en huisarchieven eigenlijk geen archieven zijn. 15 Deze situatie leidde aan het begin van de twintigste eeuw tot de eerste particuliere initiatieven voor de bewaring van particuliere archieven. Pionier op dit terrein was de historicus prof. dr. N.W. Posthumus (1880-1960), die in 1914 het Nederlandsch Economisch Historisch Archief (NEHA) oprichtte. Deze categoriale instelling had tot doel het verzamelen, bewaren en bewerken van het bronnenmateriaal dat van belang kan worden geacht voor de economische geschiedenis van Nederland en zijn koloniën in de ruimste zin des woords. 16 De reacties uit het archiefveld op de oprichting van het NEHA waren niet onverdeeld positief. Hoewel de voorzitter van de Vereniging van Archivarissen (VAN) en één van de auteurs van de Handleiding, S. Muller (1848-1922), stelde dat het NEHA een zeer nuttig doel diende, twijfelde de gemeentearchivaris van Rotterdam E. Wiersum aan de deskundigheid van medewerkers bij de instelling op het gebied van het beheer en de inventarisatie van archieven. Bovendien voorzag de gemeentearchivaris het ontstaan van instituten voor alle uiteenlopende takken van de geschiedenis, een ontwikkeling die hem zorgen baarde. De kritiek van Wiersum is te verklaren vanuit de omstandigheid dat in tegenstelling tot op rijksniveau, op gemeentelijk niveau al wel aandacht was voor het behoud van particuliere archieven. Maar Muller was niet gevoelig voor de argumenten van de gemeentearchivaris van Rotterdam en volharde in het standpunt dat openbare archiefbewaarplaatsen onderdeel van de staatsmachine waren en dat hij het ontstaan van gespecialiseerde instellingen zou toejuichen zolang zij zich niet met overheidsarchieven zouden inlaten. 17 Hierop ontspon zich in het Nederlands Archievenblad een discussie, waaruit al snel bleek dat de jongere generatie van archivarissen in tegenstelling tot Muller wel van mening was dat het behoud van waardevolle particuliere archieven een taak was van archivarissen. Over een criterium om vast te stellen welke particuliere archieven van historisch belang waren bestond echter geen overeenstemming. De enige concrete uitkomsten van de discussie waren enkele richtlijnen voor de bewaring van familiearchieven die in 1918 geschreven werden door de vicevoorzitter van de VAN, R. Fruin (1857-1935). 18 Maar archivarissen gingen zich niet nadrukkelijk inspannen voor het behoud van particuliere archieven, waardoor historici in de daarop volgende jaren naar het voorbeeld van het NEHA diverse andere categoriale instellingen oprichtten. Zo zagen in 1935 het Internationaal Instituut voor Sociale geschiedenis (IISG) en het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV, tegenwoordig Aletta) het licht. 15 Familie- en huisarchieven vormden volgens de auteurs van de Handleiding geen geheel en zijn meermalen op de meest zonderlinge wijze bijeengekomen en missen het organisch verband. Zie: S. Muller Fzn., J.A. Feith en R. Fruin, Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven, in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen, Tekst en context van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum 1998) 1-160, aldaar 1, 6. 16 E.J. Fischer, J.L.J.M. van Gerwen en J.J. Seegers, De vereeniging het Nederlandsch Economische Historisch Archief 1915-1989 (Amsterdam 1989) 7-8. 17 E.P. de Booij, Documentatiecentra, private archieven en het historisch motief, in: Nederlands Archievenblad 78 (1974) 309-318, aldaar 309-310. 18 Ibidem, 311. 10

In de jaren na de oorlog wijzigde de mentaliteit ten opzichte van private archieven en stelden archivarissen hun openbare archiefbewaarplaatsen vaker open voor aangeboden particuliere archieven, zo stelt archivaris E.P. Booij in het Nederlandsch Archievenblad. Tegenwoordig zullen de meeste archivarissen * + ja zeggen op het archief van een kookschool, een geitenfokvereniging of een drankbestrijdingsorganisatie, en de aanwinstenlijsten van archiefdiensten tonen een frappant verschil met die van tien, vijftien jaar geleden. 19 Direct gevolg van deze mentaliteitsverandering was de oprichting van het Centraal Register voor Familiearchieven (CRF) in 1964 door de Rijksarchiefdienst (RAD, tegenwoordig Nationaal Archief). De RAD bracht in het register de verblijfplaats van waardevolle familiearchieven in kaart. Onderzoekers konden hiervan gebruik maken door voor hen interessante archieven te lokaliseren en indien mogelijk te raadplegen voor onderzoek. Vanwege het succes van het register en het belang dat de RAD eraan hechtte, werd het werkterrein in de loop van de jaren zeventig uitgebreid. Deze verbreding omvatte onder andere de registratie van archieven van protestantse kerken en de archieven van landelijke verenigingen. De naam van het register veranderde in het Centraal Register van Particuliere Archieven (CRPA). 20 Het register leidde echter niet tot een gestructureerde of gecoördineerde verwerving van deze particuliere archieven door openbare archiefbewaarplaatsen. Als openbare archiefbewaarplaatsen een beslissing moesten nemen over het al dan niet opnemen van een aangeboden particulier archief, dan gaven voornamelijk praktische redenen de doorslag. Dat stelt ook De Booij: Ruimte- en personeels- en geldgebrek maken echter dat ondanks deze veranderde instelling niet altijd tijdig kan worden ingegrepen wanneer een belangrijk archief verloren dreigt te gaan. Ook blijft de acquisitie incidenteel: waar ruimte is stromen de archieven binnen, waar die ontbreekt moeten zij worden afgewezen. 21 De oorzaak van deze pragmatische benadering was, volgens De Booij, het schuldgevoel bij archivarissen op het moment dat hun inzet voor het behoud van particuliere archieven ten kostte ging van hun wettelijk voorgeschreven taak, het beheer van overheidsarchieven. 22 De verantwoordelijkheid van de overheid voor het behoud van particuliere archieven stond eind jaren zeventig voor het eerst op de politieke agenda. In 1976 stelde de Directeur-Generaal voor Culturele Zaken de Commissie Nota Archiefbeleid in, die de opdracht kreeg een nota samen te stellen op basis waarvan het toekomstig beleid van de rijksoverheid op het gebeid van het archiefwezen vorm gegeven kan worden. De commissie onderschreef het belang van particuliere archieven, maar pleitte voor een terughoudende rol van de overheid ten aanzien van het behoud ervan. In de Discussienota in 1982 adviseerde de commissie dat in ons rechtssysteem geen wettelijke maatregelen passen met betrekking tot het beheer of de bestemming van particuliere archieven ( ). Hooguit kan ons inziens worden gedacht aan een poging om doormiddel van informatie en voorlichting in ruimere kring te komen tot een mentaliteitswijziging, waardoor 19 Ibidem, 315. 20 Commissie Nota Archiefbeleid, Discussienota 38. 21 De Booij, Documentatiecentra, private archieven en het historisch motief 315. 22 Ibidem, 316-317. 11

particuliere archiefeigenaren zich steeds meer bewust worden van het historisch belang van de onder hen berustende archieven. 23 De primaire verantwoordelijkheid van de eigenaar voor particuliere archieven is ook het uitgangspunt van de Nota Archiefbeleid, die drie jaar later werd afgekondigd. Daarnaast stelde de minister in de nota een bijdrage te willen leveren aan het behoud en de raadpleging van particuliere archieven door registratie en acquisitie. De activiteiten van het CRPA worden gecontinueerd omdat ze volgens de minister, een belangrijke intermediaire rol vervult tussen de archiefeigenaren en de archiefonderzoekers. Bovendien moeten openbare archiefbewaarplaatsen een actief en gecoördineerd acquisitiebeleid voeren. Maar particuliere archieven waarvan het behoud in het belang van de gemeenschap is, moeten alleen verworven worden op het moment dat de eigenaren niet in staat zijn deze goed te beheren en de archieven verloren dreigen te gaan. De acquisitie van deze archieven moet, zo stelt de minister, uiteraard te allen tijde op basis van vrijwilligheid van de kant van de eigenaar geschieden. 24 Het in de Nota Archiefbeleid afgekondigde beleid ten aanzien van het behoud van particuliere archieven vertoonde veel continuïteit met de op dat moment bestaande situatie. Nieuw was echter de erkenning van de minister dat de infrastructuur van de door de overheid ingestelde openbare archiefbewaarplaatsen als vangnet moest fungeren voor het behoud van particuliere archieven. Acquisitie werd een middel om dit te bevorderen. Voor wat betreft de uitvoering van dit beleid bleef de wetgever echter op afstand. Er zijn geen bepalingen over op welke manier bijvoorbeeld de gecoördineerde acquisitie moest plaatsvinden. De openbare archiefbewaarplaatsen kregen hierdoor veel vrijheid en konden zelf bepalen op welke manier zij invulling gaven aan dit beleid. Ook de totstandkoming van de nieuwe archiefwet in 1995 bracht geen verandering in de speelruimte van openbare archiefbewaarplaatsen. Nico van Egmond, medewerker bij het Nationaal Archief (NA, opvolger van het RAD) verklaart dit uit de professionaliteit van de archivarissen voor wat betreft de selectie van waardevolle particuliere archieven. De wetgever gaat er blijkbaar vanuit dat de archiefbeheerder over voldoende (cultuur) historisch besef beschikt om tot een ( ) gefundeerde keuze te komen. 25 De situatie kende echter ook een keerzijde. Door de vrijheid die de wet openbare archiefbewaarplaatsen gaf, konden openbare archiefbewaarplaatsen ook andere prioriteiten stellen dan het bevorderen van het behoud van particuliere archieven. Een goed voorbeeld daarvan is de stille dood die de CRPA stierf in de jaren negentig als gevolg van een beleidsverandering van het RAD. In 1997 verscheen nog een ambitieuze notitie met plannen om alle beschikbare data in het CRPA te laten digitaliseren waardoor er een landelijk archiefnet zou ontstaan en een samenwerking met archiefbeherende instellingen en registratiewerkgroepen gerealiseerd zou kunnen worden. 26 Maar het digitaliseringsproces liep uit op een mislukking, wat het einde inluidde van het CRPA. Sinds 1997 23 Commissie Nota Archiefbeleid, Discussienota Archiefbeleid ( s-gravenhage 1982) 37. 24 Commissie Nota Archiefbeleid, Nota Archiefbeleid (z.p. [ca.1985]) 13-14. 25 Nico van Egmond, Selectie en verwerven voor het Nationaal Archief, in: P. Brood, A.E.M. Jonker, P.M.M. Klep e.a. (red.), Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archieven (Den Haag 2005) 130-141, aldaar 134. 26 Algemeen Rijksarchief, Discussienota inzake de registratie van particuliere archieven. CRPA (Den Haag 1997) 4. Samenstellers: M. Beekhuis en M.C. van Leeuwen-Canneman. 12

wordt het CRPA niet meer geactualiseerd. 27 Een mogelijke reden hiervoor is de invoering van de versnelde overbrengingstermijn van archieven volgens de Archiefwet 1995. Als gevolg hiervan had het RAD te maken met grote achterstanden, waardoor er weinig tijd overbleef voor zaken die niet tot hun wettelijk verplichte taken behoorde, zoals het bijhouden van het CRPA. In het Archievenblad van december 2009 stellen oud-medewerkers van het CRPA dat het register voor het ARA geen prioriteit meer had en dat het daarmee steeds verder uit beeld raakte. 28 Na deze teruggang is er sinds de millenniumwisseling weer een toenemende aandacht van openbare archiefbewaarplaatsen voor particuliere archieven. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de diverse artikelen in de bundel Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archieven uit 2004, die gaan over de ontwikkeling van beleidsplannen bij openbare archiefbewaarplaatsen voor een actievere verwerving van particuliere archieven. Zo geeft Alice van Diepen, sectiehoofd Verwerving en Inspectie bij het Gemeentearchief Amsterdam (GAA), aan dat zij in 2002 is begonnen met de ontwikkeling van een integraal acquisitiebeleid, dat rekening houdt met de relatie tussen particuliere en overheidsarchieven. 29 En schrijft Nico van Egmond dat het NA zich assertiever zal gaan opstellen voor wat betreft de acquisitie van particuliere archieven. Hij kondigt uitgebreide publiekscampagnes aan om particulieren van de interesse van het NA te doordringen. 30 Jelle Bosma, werkzaam bij het Noord-Hollandsarchief, stelt dat het rijksarchief zich in de afgelopen jaren van een verlengstuk van het bestuurlijk apparaat heeft ontwikkeld tot een historisch informatie- en documentatiecentrum en dat acquisitie van particuliere archieven past in deze ontwikkeling. 31 Noor Schreuder, medewerker bij het NA, concludeert in haar bijdrage dat er meer aandacht is gekomen voor het historisch belang: Na ruim een eeuw waarin archivarissen hun handen liever niet brandden aan het formuleren van criteria voor historische waarde, mag men dat wellicht vooruitgang noemen. 32 Hoogleraar Paul Klep geeft aan dat het maatschappelijke verschijnsel historische cultuur de oorzaak is van deze toename van de aandacht voor het behoud van particuliere archieven bij openbare archiefbewaarplaatsen. Er bestaat, zo stelt Klep, een brede psychologische en culturele behoefte bij individuen om na te denken over het verleden en om hun beelden uit het verleden te ontwikkelen. Openbare archiefbewaarplaatsen worden daarom tegenwoordig veel meer gezien als een culturele investering in het bewaren van het historisch erfgoed van de samenleving. 33 Deze verschuiving blijkt ook uit de toespraak van de directeur-generaal Cultuur en Media van het 27 Marieke Kroonen, CRPA Nieuwe Stijl (z.p. z.j.), http://www.archiefbank.be/doc/kroonen.pdf 9. 28 Noor Ruitenberg, Mieke van Leeuwen-Canneman en Francine Hartman, Historia docet? Het Centraal Register van Particuliere Archieven (CRPA), in: Archievenblad (december 2009) 8-13, aldaar 9,11. 29 Alice van Diepen, Het ultieme instrument voor een toetsbaar acquisitiebeleid? Naar een integraal acquisitiebeleid voor het Gemeentearchief Amsterdam, in: Brood, Selectie 68-83, aldaar 69, 71. 30 Van Egmond, Selectie en verwerven voor het Nationaal Archief 72-73. 31 Jelle Bosma, Op zoek naar Noord-Hollands verleden. Aanzet tot een acquisitieplan, in: Brood, Selectie 142-166, aldaar 146. 32 Noor Schreuder, Historisch of administratief? De selectie van archieven gewogen, in: Brood, Selectie 108-129, aldaar 129. 33 Paul M.M. Klep, Verschuivende visies en praktijken. Archieven bewaren voor onderzoek en cultuur, in: Brood, Selectie 84-107, aldaar 86-88. 13

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.A. van Kranendonk, tijdens het congres 90 jaar Archiefwet dat werd georganiseerd in 2007: Een weergave van de samenleving in vroeger tijden is niet altijd meer te reconstrueren uit enkel overheidsarchieven, ook niet-overheidsarchieven zullen daarbij van belang zijn. Zij stelde bovendien dat deze verandering het gevolg is van de omstandigheid dat de overheid zich in de afgelopen jaren steeds meer is gaan opstellen als facilitator en uitvoerende taken heeft overgedragen aan maatschappelijke organisaties. Hierdoor zijn uitvoerende taken niet meer in overheidsarchieven terug te vinden. 34 De adviezen vergeleken De hernieuwde aandacht voor het behoud van particuliere archieven blijft niet beperkt tot openbare afzonderlijke archiefbewaarplaatsen. Recent verschenen twee rapporten van adviesraden van de overheid die aandacht besteden aan deze kwestie. In 2005 presenteerde de Raad voor Cultuur het advies Het tekort van het teveel, waarin de Raad de emancipatie van het erfgoedbelang onderstreept en pleit voor beleid ten aanzien van het behoud en beheer van particuliere archieven. 35 In 2007 legde bovendien de Commissie Waardering en Selectie haar advies vast in het rapport Gewaardeerd verleden. Deze commissie, die werd ingesteld door de toenmalige Algemeen Rijksarchivaris M.W. van Boven, benadrukte dat er bij de waardering, selectie en acquisitie gelijk gewicht moet worden toegekend aan overheids- en particuliere archieven. 36 Hoewel openbare archiefbewaarplaatsen het belang van het behoud en beheer van particuliere archieven onderkennen, geven zij prioriteit aan het beheer van overheidsarchieven. Deze situatie heeft tot gevolg dat bij rijksarchieven op provinciaal en nationaal niveau overheidsarchieven verreweg het grootste deel van de archiefcollectie in beslag nemen. Bij lokale openbare archiefbewaarplaatsen is de samenstelling van de archiefcollectie weliswaar evenwichtiger, maar ook daar ligt het zwaartepunt op overheidsarchieven. De Commissie Waardering en Selectie stelt vast dat er maar twee redenen zijn waarom particuliere archieven bewaard blijven: vanwege het belang dat een archiefvormer of eigenaar aan een archief hecht en als gevolg van toeval, in het geval dat een archief bijvoorbeeld per ongeluk in een vergeten opslagruimte is blijven staan. 37 In Het tekort van het teveel stelt de Raad voor Cultuur dat met behulp van een historischmaatschappelijke analyse (HMA) 38 particuliere organisaties aangewezen moeten worden van wie de archieven van groot belang zijn en dus bewaard moeten blijven. De Raad duidt deze organisaties aan met de Engelse term Offices of Primary Interests (OPI s). Deze term ontlenen zij aan de Canadese archiefwetenschapper Terry Cook, die onder OPI s instellingen verstaat van wie de archieven in 34 Toespraak directeur-generaal Cultuur en Media van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. van Kranendonk, uitgesproken op het congres ter gelegenheid van 90 jaar Archiefwet (31-03-2008). 35 RvC, Het tekort van het teveel 21. 36 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden 69. 37 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden 28. 38 De Historisch Maatschappelijke Analyse (HMA) is in de periode 2001-2004 ontwikkeld door het Nationaal Archief in samenwerking met het historisch veld. Het HMA moet inzicht geven in de inhoudelijke en historische ontwikkelingen op een bepaald moment op een bepaald beleidsterrein. Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden 26. 14

aanmerking komen voor opname in een archiefbewaarplaats omdat zij op een bepaald beleidsterrein een sleutelrol vervullen. De Commissie Waardering en Selectie pleit eveneens voor een selectie aan de hand van een historische analyse en stelt dat de verantwoordelijkheid voor het opstellen hiervan moet liggen bij de minister van OCW. Deze wijst een orgaan aan of stelt een orgaan in dat als een soort trendwatcher fungeert om deze opdracht uit te voeren. Dit orgaan moet volgens de commissie op afstand worden geplaatst van openbare archiefbewaarplaatsen en zodoende onafhankelijk, dat wil zeggen zonder gevaar voor belangverstrengeling, en ter zake kundig te werk gaan. De analyse van dit orgaan moet, zo stelt de commissie, een lijst met representatieve en bijzondere archiefvormers opleveren waarvan de archieven als erfgoed aangemerkt kan worden en dus bewaard moet worden. De commissie kiest ervoor deze archiefvormers niet aan te duiden met OPI, omdat bij het gebruik van het woord office ( ) nog steeds teveel vanuit de overheid wordt gedacht. De term duidt immers op een bepaald beleidsterrein. 39 Binnen de groep particuliere archiefvormers maakt de Raad voor Cultuur onderscheid tussen twee groepen: rechtspersonen en natuurlijke personen. Dit sluit aan bij bestaande Nederlandse wetgeving, waarin deze twee soorten particulieren worden onderscheiden. Tot de rechtspersonen behoren verenigingen en stichtingen, besloten vennootschappen (bv) en naamloze vennootschappen (nv), terwijl natuurlijke personen mensen van vlees en bloed zijn. 40 De Raad voor Cultuur stelt in Het tekort van het teveel dat alleen rechtspersonen aangewezen zouden moeten kunnen worden als OPI. Zij sluit archieven van natuurlijke personen buiten omdat de toepassing van een eventuele wet op deze groep een te grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van individuen en families *zou+ betekenen. 41 De Commissie Waardering en Selectie maakt daarentegen dit onderscheid niet. De beleidsvoorstellen van de Commissie zouden dus in tegenstelling tot de voorstellen van Raad voor Cultuur zowel de archieven van rechtspersonen als van natuurlijke personen omvatten. 42 Dit is niet het enige belangrijk verschil tussen de twee voorstellen. De adviesraden verschillen ook van opvatting over op welke manier het behoud van particuliere archieven door de overheid bevorderd zou moeten worden. De Raad voor Cultuur gaat uit van een primaire verantwoordelijkheid van de eigenaren. Zij doet daarom geen voorstellen voor een verplichte overdracht van particuliere archieven aan openbare archiefbewaarplaatsen. De Raad stelt wel voor openbare archiefbewaarplaatsen te stimuleren particuliere archieven te acquireren, maar wil hier geen wettelijke voorwaarden aan verbinden. Om toch meer particuliere archieven in de openbare archiefbewaarplaatsen onder te brengen zouden volgens de Raad op rijksniveau analyses gemaakt moeten worden om lacunes in de archiefbestanden bloot te leggen. Deze analyses zouden openbare archiefbewaarplaatsen moeten aanzetten tot het voeren van een actiever acquisitie beleid. 43 Bovendien pleit de Raad voor Cultuur voor de bescherming van particuliere archieven die de 39 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden 46-47, 96. 40 Zie http://www.infonu.nl. 41 RvC, Het tekort van het teveel 20, 30-31. 42 In Gewaardeerd verleden komt dit onderwerp ook niet aan de orde. De Commissie Waardering en Selectie geeft geen toelichting waarom zij 43 Idem. 15

archiefvormers in eigen beheer houden. OPI s zouden voor het vernietigen van archiefstukken toestemming moeten vragen aan de archiefbewaarplaats in de plaats waar zij gevestigd zijn. Dergelijke wetgeving gaat gepaard met een beperking van de handelingsvrijheid van particulieren. OPI s zouden immers voor een deel de zeggenschap over het beheer van hun archief verliezen. Hoewel dergelijke wetgeving gevoelig ligt, ziet de Raad dit niet als struikelblok. Het tekort van het teveel wijst hierbij op bestaande wetten die soortgelijke beperkingen en verplichtingen opleggen aan particulieren, de Monumentenwet en de Wet Behoud Cultuurbezit (WBC). 44 In vergelijking met de Raad voor Cultuur hebben de voorstellen in Gewaardeerd Verleden een dwingender karakter met betrekking tot de overdracht aan bewaarplaatsen. De Commissie Waardering en Selectie stelt twee instrumenten voor: opname van archieven in een centraal register en, in het verlengde daarvan, wetgeving ter bescherming van particuliere archieven. Volgens de Commissie heeft opname in een centraal register alleen zin als dit samengaat met een wettelijke verplichting tot blijvende bewaring van geregistreerde archieven. Over wat deze verplichting precies inhoudt en hoe deze gehandhaafd moet worden, doet de Commissie geen uitspraken. Ook maakt de Commissie niet duidelijk hoe deze verplichting zich verhoudt tot het instrument dat zij voorstellen om eigenaren van particuliere archieven die als waardevol worden beschouwd, te stimuleren deze in bewaring te geven bij een archiefinstelling 45 die het publiek toegang biedt tot haar collectie. 46 Ondanks de in het rapport onbrekende precieze implicaties, is duidelijk dat de Commissie Waardering en Selectie impliciet een overdracht van particuliere archieven aan archiefinstellingen voorstaat. Hierdoor kan gesteld worden dat de Raad voor Cultuur het behoud van particuliere archieven wil bevorderen door beschermende wetgeving, terwijl de Commissie Waardering en Selectie het behoud van particuliere archieven veeleer wil bevorderen door acquisitie van deze archieven door archiefinstellingen. De Commissie gaat hiermee in tegen het uitgangspunt van de Raad voor Cultuur, die de verantwoordelijkheid voor particuliere archieven in eerste instantie legt bij de eigenaren van de archieven. Het is opvallend dat de Raad voor Cultuur meer waarde hecht aan de primaire verantwoordelijkheid van eigenaren ten aanzien van het behoud van particuliere archieven dan de Commissie Waardering en Selectie. De verschillen in opvatting tussen de Raad en de Commissie kunnen deels verklaard worden uit de uiteenlopende opdrachten van de adviesraden en de achtergrond van de leden. De opdracht van de Raad voor Cultuur omvatte het gehele erfgoedselectiebeleid terwijl de Commissie Waardering en Selectie zich alleen richt op de waarderingsmethodiek voor archieven. De specialisaties van de leden van de Raad waren in overeenstemming met hun opdracht zeer divers, terwijl de Commissie voornamelijk bestond uit specialisten op het gebied van archiefbeheer. Hierdoor is het verklaarbaar dat Gewaardeerd verleden pleit voor een grotere en meer dwingender rol voor het archiefwezen met betrekking tot beheer van particuliere archieven dan de Raad voor Cultuur. Het archiefwezen, vertegenwoordigd in de 44 RvC, Het tekort van het teveel 31. 45 De Commissie Waardering en Selectie maakt hierbij geen onderscheid tussen openbare archiefbewaarplaatsen en categoriale archiefinstellingen. 46 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden 54. 16

Commissie Waardering en Selectie, heeft immers belang bij een versterking van de eigen positie. Daar komt bij dat openbare archiefbewaarplaatsen gespecialiseerd zijn in het beheer van archieven en acquisitie van particuliere archieven daardoor gemakkelijker in hun werkwijze is in te passen dan de meer regisserende rol zoals de Raad van Cultuur bepleit. Bovendien heeft de Commissie vanuit haar achtergrond meer oog voor de mogelijkheden die openbare archiefbewaarplaatsen hebben voor de beschikbaarstelling van archieven. Als archieven in particuliere handen blijven, is het voor onderzoekers in de meeste gevallen moeilijker om deze archieven te bestuderen, omdat particulieren in de regel niet de beschikking hebben over bijvoorbeeld een studiezaal. Er is ook een belangrijke overeenkomst tussen de voorstellen van de adviesraden. Beide rapporten geven aan dat er positieve prikkels moeten komen om particulieren te stimuleren om goed met het erfgoed om te gaan. De Raad voor Cultuur stelt bijvoorbeeld dat er een tegemoetkoming moet komen voor de beheerskosten die particulieren maken als zij worden aangewezen als OPI. En de Commissie Waardering en Selectie geeft aan dat er overheidssubsidies moeten komen voor de restauratie en beschrijving van particuliere archieven. 47 Dergelijke regelingen bestaan op dit moment niet. Bestaande wetgeving De Raad voor Cultuur vergelijkt de eventuele wetgeving ter bescherming van particuliere archieven met twee andere wetten die beperkingen en verplichtingen opleggen aan particulieren, de Monumentenwet en de Wet Behoud Cultuurbezit (WBC). De Monumentenwet uit 1988 biedt wettelijke bescherming aan onroerende rijksmonumenten en aan door het Rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten. De 55.000 rijksmonumenten, die Nederland op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau kent, zijn opgenomen in een register. Dit bestand beheert de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 48, die namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ook nieuwe monumenten aanwijst. Eigenaren van rijksmonumenten, zowel natuurlijke- als rechtspersonen, moeten voldoen aan regelgeving over het onderhoud en de restauratie van hun pand. Voor werkzaamheden aan rijksmonumenten moeten zij een vergunning aanvragen bij de gemeente of provincie waarin het pand is gevestigd. 49 Voor het toezicht op de naleving van de monumentenwet is de Erfgoedinspectie 50 verantwoordelijk. Eigenaren die zich er niet aan houden kunnen een straf krijgen van ten hoogste een jaar gevangenschap of een geldboete. 51 47 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd verleden 28. RvC, Het tekort van het teveel 31. 48 De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is het kennisinstituut voor archeologie, monumenten en cultuurlandschap. Deze kennis zet de Rijksdienst in om met wetten en regels het erfgoed te beschermen en te ontwikkelen. http://www.rijksdienstvoorhetcultureelerfgoed.nl 49 Ook op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn er monumentenlijsten. Deze lijsten worden beheerd door respectievelijk de provincie en de gemeente. Voor eigenaren van deze monumenten geldt eveneens dat zij een bouwvergunning moeten aanvragen bij de provincie of de gemeente waar het pand is gevestigd. 50 De Erfgoedinspectie waakt op nationaal niveau over een belangrijk deel van het Nederlandse erfgoed. Desgevraagd levert de inspectie in verband met Europese en internationale afspraken haar vakinhoudelijke aandeel bij het waken over het Europese en mondiale erfgoed. http://www.erfgoedinspectie.nl 51 http://www.monumenten.nl; http://www.cultureelerfgoed.nl; Monumentenwet 1988, Hoofdstuk VI, aldaar artikel 61 en 62. 17

De WBC is in 1984 aangenomen om te voorkomen dat voorwerpen en verzamelingen van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde verloren gaan. De minister van OCW beheert de lijst met voorwerpen die onder deze wet vallen. Sinds de WBC in werking trad, beschermt deze 240 losse voorwerpen en 23 verzamelingen. Hieronder valt bijvoorbeeld een buffelhoorn die is ingericht tot reliekhouder, een kerkschat van de Sint Servaas te Maastricht. De WBC is alleen van toepassing op voorwerpen die eigendom zijn van particulieren, verenigingen en stichtingen. Cultuurbezit van overheden valt niet onder deze wetgeving, omdat deze voorwerpen meestal in musea worden bewaard of op een andere manier worden beschermd. De Raad voor Cultuur adviseert de minister over nieuwe voorwerpen die in aanmerking komen voor plaatsing op de lijst. Eigenaren van voorwerpen die de minister de WBC-lijst plaatst zijn verplicht het voornemen tot een verplaatsing van dit voorwerp te melden aan de Erfgoedinspectie, die toeziet op naleving van de WBC. 52 Als het voorwerp naar het buitenland gaat voor bijvoorbeeld een tentoonstelling, dient bovendien toestemming te worden aangevraagd bij de minister van OCW. En als de eigenaar voornemens is het object te verkopen aan iemand in het buitenland, moet hij het eerst ter verkoop aan de Nederlandse staat aanbieden zodat deze het eventueel voor Nederland kan behouden. Ook bij de WBC geldt dat wie zich er niet aan houdt strafrechtelijk kan worden vervolgd. 53 In 1999 evalueerde een adviescommissie de WBC en oordeelde dat de wet als instrument ter bescherming van voorwerpen met bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde redelijk werkte. Uit de evaluatie volgden vooral adviezen over de samenstelling van de lijst en financiële regelingen voor de restauratie van beschermde voorwerpen. Echter, over de mate waarin bijvoorbeeld strafrechtelijke vervolging nodig was als gevolg van het overtreden van de WBC zijn geen gegevens beschikbaar. 54 De Monumentenwet is nog nooit geëvalueerd en dus is onbekend hoe goed de wet in de praktijk werkt. Momenteel doet het ministerie van OCW daarom onderzoek naar de mate waarin er strafvervolgingen plaatsvinden als gevolg van overtredingen van de Monumentenwet. Ruben Abeling, jurist bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, geeft vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek aan dat vervolging slechts zeer sporadisch plaatsvindt. Dit komt volgens hem niet doordat eigenaren de wet zelden overtreden, maar door een lage prioriteitstelling door het OM. Om dit te veranderen en de Monumentenwet beter te kunnen handhaven loopt er een wetgevingstraject van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiermee zou de strafbaarstelling die nu nog in de Monumentenwet zelf is geregeld worden ondergebracht in de Wet op de economische delicten, zoals ook bij de WBC het geval is. Abeling hoopt dat een dergelijke verschuiving een gunstige invloed heeft op de frequentie van de strafvervolging en op de hoogte van de opgelegde straffen. Want in de enkele gevallen dat het tot een veroordeling komt, zijn deze bedenkelijk laag, volgens Abeling. Wel kan er wederrechtelijk 52 Erfgoedinspectie, Wet tot behoud cultuurbezit (Den Haag 2007) 3-5. 53 Ibidem 5; http://www.erfgoedinspectie.nl. 54 Ministerie van OCW, Wet behoud cultuurbezit geëvalueerd, http://www.minocw.nl/actueel/persberichten/11329/wet-behoud-cultuurbezit-geevalueerd-.html (25-02- 1999). De vraag over de werking van de WBC in de praktijk heb ik voorgelegd aan de Erfgoedinspectie. Van hen ontving ik echter geen reactie, behalve dan dat de vraag in behandeling is genomen. 18

verkregen voordeel worden verhaald, maar dat vereist een actieve inzet van de officier van justitie, en dat is afhankelijk van de gedrevenheid van de officier in kwestie. 55 De WBC en de Monumentenwet beschermen particuliere eigendommen. Het voorstel van de Raad voor Cultuur beoogt eenzelfde vorm van bescherming ten aanzien van particuliere archieven. Vanwege deze overeenkomst is het jammer dat er zo weinig kennis is over de werking van de WBC en de Monumentenwet. De reactie van Abeling toont echter wel aan dat er een onbevredigende situatie ontstaat als er onvoldoende prioriteit bij het OM is om de wet te handhaven of als de straffen in de praktijk laag zijn. Afgezien van de overeenkomst tussen de bescherming van particuliere archieven en de bescherming van particuliere monumenten, voorwerpen en verzamelingen, is er ook een belangrijk onderscheid. Archiefbescheiden bevatten gegevens over het handelen en denken van de archiefvormer, een persoon of organisatie. De documenten hebben hierdoor een sterk persoonlijk karakter. Voor de objecten die de Monumentenwet en de WBC beschermen geldt dit minder, deze staan over het algemeen verder van de eigenaar af. Het is daarom de vraag of de vergelijking die de Raad voor Cultuur maakt tussen enerzijds de WBC en de Monumentenwet en anderzijds particuliere archieven niet mank gaat. Het derde hoofdstuk gaat nader in op wat de aard van archieven voor gevolgen voor het verwerven ervan. 55 E-mail R.P. Abeling aan Petra Links, jurist bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (25-08-2009). 19