Rapport 1993/646, Nationale ombudsman, 10 september 1993

Vergelijkbare documenten
Rapport 1993/563, Nationale ombudsman, 13 augustus 1993

Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/086

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant te Oss. Datum: 2 oktober Rapportnummer: 2013/138

RAPPORT 2001/035, NATIONALE OMBUDSMAN, 9 FEBRUARI 2001

Rapport. Datum: 4 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/305

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Beoordeling. I Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Datum: 29 maart 2002 Rapportnummer: 2002/093

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 23 maart 1999 Rapportnummer: 1999/117

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 26 maart 2002 Rapportnummer: 2002/088

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport 1998/322, nationale ombudsman, 3 augustus 1998

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/023

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam:

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Leeuwarden. Rapportnummer: 2011/304

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 19 september Rapportnummer: 2013/0128

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 27 april 1998 Rapportnummer: 1998/126

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 1 februari 2002 Rapportnummer: 2002/027

RAPPORT 2007/0333, NATIONALE OMBUDSMAN, 28 DECEMBER 2007

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Datum: 18 februari 1999 Rapportnummer: 1999/049

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Rapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 9 september 2004 Rapportnummer: 2004/358

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 22 juli 1999 Rapportnummer: 1999/325

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/109

Rapport. Datum: 16 juni 1998 Rapportnummer: 1998/231

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en. wethouders van Wageningen. Publicatiedatum: 13 november 2014

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Openbaar Klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Rijswijk. Rapportnummer:

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Datum: 28 december 2007 Rapportnummer: 2007/333

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/422

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/259

Een onderzoek naar het rekening houden met de beslagvrije voet bij loonbeslag door de Belastingdienst en het UWV

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/219

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Rapport. Datum: 23 mei 2000 Rapportnummer: 2000/193

Rapport. Datum: 18 januari 1999 Rapportnummer: 1999/013

Transcriptie:

Rapport 1993/646, Nationale ombudsman, 10 september 1993 Klacht 1 Achtergrond 2 Onderzoek 2 Bevindingen 3 Beoordeling en conclusie 6 KLACHT Op 14 april 1992 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Rotterdam met een klacht over een gedraging van de Informatiseringsbank (produktgroep Uitkeringen Onderwijspersoneel) te Groningen. Nadat verzoeker op 22 juni 1992 nadere gegevens had verstrekt, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Onderwijs en Wetenschappen, een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd: Verzoeker klaagt over de wijze waarop de Informatiseringsbank (produktgroep Uitkeringen Onderwijspersoneel) zijn ontslaguitkering (die hij sinds 1 augustus 1990 ontvangt) verzorgt. Hij klaagt er in het bijzonder over dat de produktgroep Uitkeringen Onderwijspersoneel zijn inkomsten niet juist verrekent met de uitkering, hem over de maand maart 1991 en over de maanden augustus tot en met december 1991 geen uitkeringsspecificaties heeft verstrekt, en over de maanden januari en februari 1992 in verband met verrekening in het geheel geen uitkering heeft uitbetaald. www.schuldinfo.nl 1

ACHTERGROND 1. Burgerlijk Wetboek Artikel 6:135, aanhef en onder a: "Een schuldenaar is niet bevoegd tot verrekening: voor zover beslag op de vordering van de wederpartij niet geldig zou zijn;" 2. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Artikel 475c, aanhef en onder b: "Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van: uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten..." Artikel 475d, lid 1: "De beslagvrije voet bedraagt negen tienden van de som van de normuitkering en vakantie-aanspraak die de schuldenaar naar de maatstaf van het Bijstandsbesluit landelijke normering (Stb. 1983, 132) telkens zou kunnen krijgen..." De artikelen 475c en 475d zijn ingevoegd bij de Wet van 13 december 1990 (Stb. 605), datum inwerkingtreding 1 april 1991. ONDERZOEK In het kader van het onderzoek werd de minister van Onderwijs en Wetenschappen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te zenden van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de minister een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Zowel de Informatiseringsbank als verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. www.schuldinfo.nl 2

BEVINDINGEN De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt: 1. De feiten 1.1. Verzoeker had over de periode 1 augustus 1990-1 juli 1992 recht op een ontslaguitkering, gebaseerd op hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Amvb van 28 februari 1985, Stb. 110, hierna: RPBO). De uitkering aan verzoeker werd verzorgd door de produktgroep Uitkeringen Onderwijspersoneel (UO) van de Informatiseringsbank. Verzoekers ontslaguitkering hield verband met de beëindiging, met ingang van 1 augustus 1990, van zijn betrekking als leraar aan een scholengemeenschap te Krabbendijke. Verzoeker was niet een ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 1929. 1.2. Gedurende de periode waarover verzoeker recht had op een ontslaguitkering, genoot hij elke maand, uit diverse deeltijd dienstbetrekkingen, inkomsten die op grond van de anticumulatie bepalingen van hoofdstuk I-H van het RPBO met zijn ontslaguitkering dienden te worden verrekend. Verzoeker deed van zijn inkomsten telkens tijdig opgave aan de produktgroep UO, door middel van de daartoe bestemde maandelijkse vragenlijsten. 1.3. Verzoeker liet de produktgroep UO met brieven van 27 april 1991 en 29 juli 1991 weten dat zijns inziens niet op juiste wijze werd rekening gehouden met de inkomsten uit zijn deeltijd dienstbetrekkingen. 1.4. De produktgroep UO verstrekte verzoeker over de maand maart 1991 en over de maanden augustus tot en met december 1991 geen uitkeringsspecificaties. 1.5. De produktgroep UO betaalde verzoeker over de maanden januari en februari 1992 in verband met verrekening geen ontslaguitkering uit. www.schuldinfo.nl 3

1.6. Per brief van 21 februari 1992 klaagde verzoeker bij de Informatiseringsbank over de wijze waarop de produktgroep UO zijn ontslaguitkering verzorgde. 1.7. Verzoeker meldde de produktgroep UO op de vragenlijsten van de maanden mei en juni 1992 dat hij met ingang van 1 juli 1992 een volledige betrekking had en dat derhalve per die datum zijn ontslaguitkering diende te worden beëindigd. 1.8. Aangezien een reactie op zijn klachtbrief van 21 februari 1992 uitbleef, diende verzoeker zijn klacht in bij de Nationale ombudsman. 1.9. Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman beantwoordde de produktgroep UO per brief van 19 augustus 1992 verzoekers brief van 21 februari 1992. In deze antwoordbrief deelde de produktgroep UO verzoeker mede dat diens inkomsten met ingang van 1 april 1991 niet correct waren verwerkt, en dat, vanaf die datum, herberekening zou plaatsvinden. Voor het eindresultaat van de herberekening verwees de produktgroep UO verzoeker naar de uitkeringsspecificatie over de maand september 1992. De produktgroep UO besloot de brief met het aanbieden van verontschuldigingen aan verzoeker voor de niet correcte verwerking van de gegevens ter zake van zijn inkomsten. 1.10. De uitbetaling van verzoekers ontslaguitkering ging in de maanden juli tot en met september 1992 door. Het in de brief van 19\augustus 1992 door de produktgroep UO aangekondigde herstel in de maand september 1992 vond niet plaats. 1.11. Blijkens de uitkeringsspecificatie over de maand oktober 1992 vond in die maand de herberekening van de aan verzoeker ter zake van zijn ontslaguitkering toe te kennen bedragen plaats, met betrekking tot de periode 1 april 1991-1 oktober 1992. De herberekening resulteerde in een aan www.schuldinfo.nl 4

verzoeker na te betalen bedrag. 1.12. Naar aanleiding van de ontvangst van een brief van verzoeker d.d. 11 oktober 1992, waarin deze er nogmaals op wees dat hij met ingang van 1 juli 1992 een volledige baan had, blokkeerde de produktgroep UO de uitbetaling van verzoekers ontslaguitkering met ingang van 1 oktober 1992. 1.13. De produktgroep UO bracht verzoeker met een brief van 3\november 1992 op de hoogte van de beëindiging van zijn ontslaguitkering met ingang van 1 juli 1992. Tevens deelde de produktgroep UO verzoeker in deze brief mede dat de herberekening van de aan hem uit te betalen bedragen over de maanden april en mei 1991 niet juist was verwerkt, en dat herstel daarvan zou plaatsvinden in de maand november 1992. Verzoeker werd ter zake verwezen naar de uitkeringsspecificatie over de maand november 1992. 1.14. Blijkens de uitkeringsspecificatie over de maand november 1992 vond in die maand herberekening plaats van de aan verzoeker over de maanden april en mei 1991 ter zake van zijn uitkering uit te betalen bedragen, alsmede verrekening van het bedrag dat hem volgens de uitkeringsspecificatie over de maand oktober 1992 diende te worden nabetaald met de betalingen die ten onrechte aan verzoeker waren gedaan na het einde van zijn recht op uitkering per 1 juli 1992. 2. Het standpunt van verzoeker Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder KLACHT. Verzoeker weersprak niet dat de verwerking door de produktgroep UO van de gegevens van zijn inkomsten uit diverse deeltijd dienstbetrekkingen voor 1 april 1991 correct was. 3. Het standpunt van de Informatiseringsbank 3.1. In reactie op de klacht liet de Informatiseringsbank weten dat het niet correct verwerken van verzoekers inkomsten uit de diverse deeltijd dienstbetrekkingen, met ingang van 1 april 1991, mogelijk samenhing met een www.schuldinfo.nl 5

achterstand bij de produktgroep UO in de verwerking van de maandelijkse vragenlijsten. 3.2. Wat betreft de toezending van uitkeringsspecificaties deelde de Informatiseringsbank het volgende mede. In het algemeen zendt de produktgroep UO geen uitkeringsspecificaties toe, indien er in de desbetreffende maand geen wijziging is ter zake van de uitkering. Dit was volgens de Informatiseringsbank de reden geweest dat verzoeker over de maand maart 1991 en over de maanden augustus tot en met december 1991 geen uitkeringsspecificaties waren toegezonden. De Informatiseringsbank verstrekte ter zake overzichten waaruit blijkt dat in de desbetreffende maanden steeds zowel de oorspronkelijke toekenningen aan verzoeker, als (met betrekking tot de maanden augustus tot en met december 1991) de gecorrigeerde toekenningen geen wijziging ten opzichte van de voorafgaande maand inhielden. 3.3. De verrekening die ertoe had geleid dat de produktgroep UO verzoeker over de maanden januari en februari 1992 geen uitbetaling had gedaan ter zake van zijn ontslaguitkering, was volgens de Informatiseringsbank doorgevoerd ter zake van een niet bestaande schuld. De produktgroep UO had eind 1991 gepoogd de uitbetalingen aan verzoeker ter zake van zijn uitkering te corrigeren. De daartoe doorgevoerde herberekeningen waren niet juist geweest en hadden ten onrechte geresulteerd in een door verzoeker terug te betalen bedrag. BEOORDELING EN CONCLUSIE 1. Algemeen Verzoeker heeft over de periode 1 augustus 1990-1 juli 1992 recht gehad op een ontslaguitkering op grond van hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO). De uitkering aan verzoeker werd verzorgd door de produktgroep Uitkeringen Onderwijspersoneel (UO) van de Informatiseringsbank. www.schuldinfo.nl 6

Een ontslaguitkering zoals verzoeker ontving, dient om te voorzien in de dagelijkse kosten van het levensonderhoud, ter vervanging van het weggevallen loon uit dienstbetrekking. Derhalve dient de uitvoering van een dergelijke uitkering met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te geschieden. 2. Ten aanzien van het niet juist verwerken van de gegevens ter zake van verzoekers inkomsten Gedurende de periode waarover verzoeker recht had op een ontslaguitkering, heeft hij elke maand, uit diverse deeltijd dienstbetrekkingen, inkomsten gehad die op grond van de anticumulatie bepalingen van hoofdstuk I-H van het RPBO met zijn ontslaguitkering dienden te worden verrekend. Vaststaat dat verzoeker van deze inkomsten telkens tijdig opgave heeft gedaan aan de produktgroep UO, door middel van de daartoe bestemde maandelijkse vragenlijsten. Zoals de produktgroep UO zelf heeft aangegeven in haar brief d.d. 19 augustus 1992 aan verzoeker, is de verwerking van diens maandelijks verstrekte gegevens met betrekking tot zijn inkomsten, met ingang van 1 april 1991 niet correct geweest. Verzoeker heeft niet weersproken dat de verwerking voor 1 april 1991 correct is geweest. De Informatiseringsbank heeft als mogelijke verklaring voor de niet correcte verwerking van de desbetreffende gegevens aangevoerd dat er bij de produktgroep UO een achterstand was in de verwerking van de maandelijkse vragenlijsten. Deze - mogelijke - verklaring is echter niet toereikend als rechtvaardiging voor de niet correcte verwerking. Derhalve is dit klachtonderdeel gegrond met betrekking tot de niet correcte verwerking door de produktgroep UO van de gegevens van verzoekers inkomsten, vanaf 1 april 1991. 3. Ten aanzien van het niet toezenden van uitkeringsspecificaties over de maanden maart 1991 en augustus tot en met december 1991 Vaststaat dat de produktgroep UO verzoeker over de maanden maart 1991 en augustus tot en met december 1991 geen uitkeringsspecificaties heeft toegezonden. De Informatiseringsbank heeft aangevoerd dat dit niet is gebeurd omdat er in die maanden geen wijzigingen waren met betrekking tot verzoekers uitkering; een en ander in overeenstemming met het beleid om www.schuldinfo.nl 7

dan van toezending van een specificatie af te zien. Voorts heeft de Informatiseringsbank aangetoond dat er in de desbetreffende maanden geen wijziging was met betrekking tot verzoekers ontslaguitkering. De handelwijze van de produktgroep UO, die in overeenstemming is met het beleid ter zake, kan worden gebillijkt. Dit klachtonderdeel is niet gegrond. 4. Ten aanzien van het niet uitbetalen ter zake van diens ontslaguitkering aan verzoeker over de maanden januari-februari 1992 Vaststaat dat de produktgroep UO verzoeker over de maanden januari en februari 1992 niet heeft uitbetaald ter zake van zijn ontslaguitkering, in verband met verrekening. De Informatiseringsbank heeft in reactie op de klacht laten weten dat de verrekening heeft plaatsgevonden ter zake van een niet bestaande schuld uit teveel betaalde uitkering, die werd gegenereerd bij een foutief uitgepakte poging tot correctie van de uitbetalingen aan verzoeker, eind 1991. Deze omstandigheid maakt dat de verrekening op zich al niet juist is geweest. Onafhankelijk daarvan is het echter evenmin juist geweest dat de produktgroep UO ten behoeve van de verrekening twee maanden lang verzoekers volledige uitkering heeft aangesproken. Zoals in het bovenstaande onder punt 1. werd overwogen, is de ontslaguitkering die verzoeker ontving, een uitkering die ertoe strekt om te voorzien in de dagelijkse kosten van het levensonderhoud. Bij verrekening met een dergelijke uitkering dient als uitgangspunt te worden gehanteerd, dat voor betrokkene geen onaanvaardbaar financieel nadeel ontstaat. Het antwoord op de vraag tot welke bedrag verrekening met een ontslaguitkering mogelijk is zonder dat er sprake is van onaanvaardbaar financieel nadeel, wordt gegeven in artikel 6:135, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang met de artikelen 475c, aanhef en onder b, en 475d, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Uit deze artikelen volgt dat verrekening met een periodieke uitkering op grond van sociale zekerheidswetten slechts toelaatbaar is voor zover deze periodieke uitkering de beslagvrije voet overtreft, en dat de beslagvrije voet - kort gezegd - negen tienden van de bijstandsnorm bedraagt. Verzoekers ontslaguitkering www.schuldinfo.nl 8

op grond van het RPBO moet worden aangemerkt als een periodieke uitkering op grond van sociale zekerheidswetten. De produktgroep UO heeft de ontslaguitkering van verzoeker over de maanden januari en februari 1992 niet met inachtneming van de beslagvrije voet maar tot het geheel aangewend voor verrekening met eerder teveel betaalde uitkering. Uit het voorafgaande volgt dat de produktgroep UO aldus niet juist jegens verzoeker heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond. 5. Overige Gezien het feit dat verzoeker al in brieven van 27 april 1991 en 29\juli 1991 heeft aangegeven dat niet op juiste wijze rekening werd gehouden met de inkomsten uit zijn deeltijd dienstbetrekkingen, is het niet juist geweest dat de produktgroep UO pas eind 1991 een eerste poging tot correctie daarvan heeft ondernomen. Evenmin heeft de produktgroep UO voortvarend gereageerd op verzoekers klachtbrief d.d. 21 februari 1992, die pas in het najaar van dat jaar tot een tweede correctiepoging leidde. Daarbij verliep ook de tweede poging tot correctie niet vlekkeloos. De correctie vond niet plaats in de maand september 1992, zoals aangekondigd in de brief van de produktgroep UO aan verzoeker d.d. 19 augustus 1992, maar pas in de maanden oktober en november 1992. Dat ook in de maand november 1992 nog herstel nodig was hing samen met enerzijds het feit dat een nadere correctie nodig was ter zake van de uitkering aan verzoeker over de maanden april en mei 1991 (een en ander blijkens de brief van de produktgroep UO aan verzoeker d.d. 3 november 1992) en anderzijds de evenmin zonder complicaties verlopende beëindiging van verzoekers recht op uitkering. Hoewel verzoeker met het oog op de beëindiging van zijn ontslaguitkering per 1 juli 1992, tijdig aan de produktgroep UO had gemeld dat hij met ingang van die datum een volledige baan had, namelijk op de maandelijkse vragenlijst van mei 1992, en vervolgens nog eens op de maandelijkse vragenlijst van juni 1992, reageerde de produktgroep UO pas naar aanleiding van een brief van verzoeker van 11 oktober 1992, waarin hij er voor de derde keer op wees dat zijn recht op uitkering met ingang van 1 juli 1992 diende te worden beëindigd. Ook op dit www.schuldinfo.nl 9

punt is de klacht gegrond. OORDEEL De onderzochte gedraging van de Informatiseringsbank (produktgroep Uitkeringen Onderwijspersoneel), die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Onderwijs en Wetenschappen, is niet behoorlijk, behoudens ten aanzien van de verwerking van de gegevens ter zake van verzoekers inkomsten in de periode 1 augustus 1990-1 april 1991, en ten aanzien van het niet toezenden aan verzoeker van uitkeringsspecificaties over de maanden maart 1991 en augustus tot en met december 1991. Op deze punten is de onderzochte gedraging behoorlijk www.schuldinfo.nl 10