Archeologisch bureauonderzoek Zuider Boerenvaart, Enkhuizen. Hollandia reeks 269

Vergelijkbare documenten
Archeologisch bureauonderzoek Westerstraat , Enkhuizen. Hollandia reeks 270

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Archeologisch Bureauonderzoek voor 4 plangebieden te Hilvarenbeek: Locaties Schoolstraat, Holstraat, Koestraat en het MAVO-terrein.

Bestemmingsplan Woltjer te Uithuizermeeden te Uithuizermeeden (gemeente Eemsmond) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Archeologische aanbeveling naar aanleiding van de archeologische vondstmeldingen op het vliegveld Bergen, gemeente Bergen

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Archeologisch bureauonderzoek over drie locaties in de gemeente Eersel. HOLL ANDIA reeks 186

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

4 Archeologisch onderzoek

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Pastoriepad 6 te Westerwijtwerd (gemeente Loppersum) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Archeologische Quickscan

BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

Heesch - Beellandstraat

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Hoorn. 1 h APR. Gemeente Opmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus ZK Spanbroek. Hoorn, Geachte heer Goverde,

INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN

Afb. 1. Locatie plangebied ter hoogte van de kassen (de te handhaven stolpboerderij ligt in de rode cirkel)

Archeologische Quickscan

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologisch bureauonderzoek Etersheimerbraakweg 3 te Oosthuizen, Gemeente Zeevang. HOLLANDIA reeks 161

Archeologische MonumentenZorg

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.

Libau, 10 augustus Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

Westerkamp tussen nr. 17 en nr. 23 te Sellingen, gemeente Vlagtwedde Een Archeologisch Bureauonderzoek

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Waterberging Kruisstraat bij Musselkanaal (gemeente Stadskanaal) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Quickscan Archeologie

Archeologisch bureauonderzoek voor plangebied Waalenburg op Texel (NH) HOLLANDIA reeks 517

Archeologische inventarisaties

Archeologisch onderzoek Kempenbergerweg

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

BUREAUONDERZOEK ARCHEOLOGIE MENALDUMERVAART OEVER EN KADE PROJECT

Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 92

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Archeologisch onderzoek Schulpstet 7, 9 en 13 te Bakkum, gemeente Castricum

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Kerkstraat te Haren (gemeente Haren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Archeologisch bureauonderzoek Middenweg te Heerhugowaard, gemeente Heerhugowaard. HOLLANDIA reeks 271

Archeologische Quickscan

Advies Monitoring sloop + stelpost (mogelijke kosten voor initiatiefnemer)

Archeologiebeleid op Walcheren

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Bijlage 3. Vrijstellingen

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Pagina 1 van 6. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED ELSHOF TE KLEINE SLUIS GEMEENTE ANNA PAULOWNA

Libau, 4 januari Plangebied kampeerterrein aan de Pageplas te Stadskanaal Een Archeologisch Bureauonderzoek

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Handleiding voor de Archeologische Monumentenkaart

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2008/028

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

De Spinde, Hoofdstraat 2, te Dalen, gemeente Coevorden Een Archeologisch Bureauonderzoek

Roermond, Swalmen schorsdepot

Bureauonderzoek plangebied IJssalon Venezia op de Heuvel te Oss

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

KOEWACHT-OVERSLAG-ZUIDDORPE. 1e wijziging

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

MEMO. Projectgegevens

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos)

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

Archeologisch bureauonderzoek Weezenland 1-4 te Monnickendam, gemeente Waterland. HOLLANDIA reeks 256

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Verkennend booronderzoek McDonald's A44 te Oegstgeest, gemeente Oegstgeest. Argo 96 ARCHEOLOGENBUREAU ARGO

Bureauonderzoek Archeologie

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Archeologie en cultuurhistorie

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier

VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED KOSSENLAND, ACHTER BOVENWEG 308 TE SINT PANCRAS GEMEENTE LANGEDIJK

Transcriptie:

Archeologisch bureauonderzoek Zuider Boerenvaart, Enkhuizen Hollandia reeks 269

COLOFON Hollandia reeks nr.: 269 Titel: Gemeente: Archeologisch Bureauonderzoek Zuider Boerenvaart 43, Enkhuizen. Enkhuizen Hoekcoördinaten: 147.811/523.762 147.825/523.716 147.865/523.728 147.851/523.771 Onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 36831 Auteur(s): Uitvoering: In opdracht van: A. Griffioen A. Griffioen E.A.B. BV Korte Tuinstraat 8 1601 CJ Enkhuizen Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. G. Appelo, tel.: 0228-315586 Wetenschappelijke leiding: Illustraties: P.M. Floore A. Griffioen Definitieve versie: September 2009 Oplage: 6 ISSN: 1572-3151 Hollandia, Zaandijk 2009 HOLLANDIA ARCHEOLOGEN tuinstraat 27a 1544 rs zaandijk 075-622 49 57 info@hollandia-archeologie.nl

INHOUD 1. Inleiding 4 2. Bureauonderzoek 5 2.1 Beleid 5 2.2 Doel en methoden van het bureauonderzoek 6 2.3 De geologie, bekende archeologische en historische waarden 7 2.4 Verwachtingsmodel 14 3. Advies 14 4. Literatuur 15 Bijlage 1: uittreksel kadastrale kaart 16 Bijlage 2: Stappenplan archeologie 17 Bijlage 3: Bodemkaart van de omgeving van Enkhuizen 19 Bijlage 4: Archeologische onderzoeken, onderzoeksmeldingen, waarnemingen en vondsten in Enkhuizen 20

4 1. Inleiding In het kader van de geplande nieuwbouwwerken te Enkhuizen werd door Hollandia Archeologen, in opdracht van E.A.B. Enkhuizer Aannemers Bedrijf, een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het desbetreffende onderzoeksterrein is gesitueerd aan de Zuider Boerenvaart 43 te Enkhuizen (zie afbeelding 1 en bijlage 1) en is gelegen binnen de 16de eeuwse stadsomwalling. Het terrein staat op de provinciale en gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart aangeduid als een archeologische locatie met hoge waarde (kaartblad 20A, code WFR317A). Het dankt zijn hoge waarde aan de historische dorps-/stadskern, ontstaan in de late middeleeuwen. De aanleiding tot het uitvoeren van dit bureauonderzoek werd gevormd door de sloop van het huidige tuincentrum en de nieuwbouw van een vijftal woningen. De onderzoeksdocumentatie van het bureauonderzoek wordt bewaard bij het provinciaal Depot voor Bodemvonsten van Noord-Holland te Wormerveer. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, 3.1). 523 524 525 526 527 146 147 148 149 150 Afbeelding 1: Het onderzoeksgebied in rood weergegeven op een uitsnede van de topografische kaart van Nederland.

5 2. Bureauonderzoek 2.1. Beleid Cultuurhistorie Het beleid van de Provincie Noord-Holland richt zich op het leesbaar houden en maken van cultuurhistorie. Uitgangspunt daarbij is dat cultuurhistorie geen belemmering hoeft te zijn maar juist kan dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Essentieel daarbij is dat de aanwezigheid van eventuele cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium bij de planvorming wordt betrokken. Gedragslijn compensatie De aantasting van cultuurhistorisch waardevolle terreinen dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Bij (dreigend) verlies van deze waarden kan compensatie worden toegepast. Bij archeologie is dit echter niet mogelijk. Vindplaatsen moeten of worden behouden of worden opgegraven. Deze gedragslijn geldt voor eigen handelen en bij medewerking aan plannen van derden en stelt wat betreft archeologie dat de initiatiefnemer zorg draagt voor een inventariserend en eventueel waarderend onderzoek waarna een zorgvuldige afweging mogelijk is. Monumentenbeleid Monumenten en andere elementen van cultuurhistorisch belang dienen tot uitdrukking te komen in het bestemmingsplan. Ingrepen op het kadastrale perceel waarop een beschermd monument staat zijn vergunningplichtig. Archeologiebeleid Provincie Noord-Holland De provincie Noord-Holland streeft naar het behoud van het erfgoed in de bodem (in situ). Ten einde het behoud van archeologische waarden zoveel mogelijk te waarborgen zal de provincie in zowel haar eigen plannen als in door de provincie te toetsen plannen het behoud als afwegingscriterium laten mee wegen. Is behoud in situ niet mogelijk dan dient de informatie te worden veiliggesteld door middel van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek (behoud ex situ). Archeologie is één van de provinciale speerpunten in het provinciaal ruimtelijke ordeningsbeleid. Het in de wet op de ruimtelijke ordening voorgeschreven vooronderzoek naar aanwezige belangen door de gemeente dient ook archeologie te bevatten. Er dient vervolgens een expliciete afweging gemaakt te worden van de aanwezige belangen. Een belangrijk instrument voor het beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart, waarbij voor elk van de drie cultuurhistorische disciplines (historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie) een kaartlaag is samengesteld. Deze kaart moet echter wat betreft archeologie als indicatief worden beschouwd aangezien de meeste archeologische vindplaatsen (nog) onbekend zijn omdat ze onder het maaiveld verborgen liggen. Om te voorkomen dat waardevolle informatie verloren gaat dienen deze overblijfselen in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te worden gelokaliseerd en gewaardeerd door middel van een archeologisch vooronderzoek. Bij toetsing van bestemmingsplannen wordt nagegaan of bij de planvorming voldoende archeologisch vooronderzoek is verricht om tot een evenwichtige besluitvorming te komen. Terreinen van hoge en zeer hoge waarde dienen in bestemmingsplannen te worden aangegeven en beschermd te worden door middel van een aanlegvergunning. Europa en archeologie Het Verdrag van Malta (het Europese verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) heeft als uitgangspunt het waar mogelijk behoud van archeologische waarden. Bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, of beter: het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. De provincie Noord-Holland implementeert het gedachtegoed van het Verdrag van Valetta door middel van de Gedragslijn Compensatie en de Artikel 19 procedure.

6 Nota Belvedère In 1999 werd de Nota Belvedère ondertekend door OC&W, VROM, LNV en V&W. Uitgangspunt van de nota is cultuurhistorische waarden (archeologische resten, historisch-geografische elementen en structuren en gebouwde monumenten) als volwaardig uitgangspunt te gebruiken in ruimtelijke ontwikkelingen. Het credo is dan ook: Behoud door ontwikkeling. Werken in Belvedere-trend betekent voortbouwen op het aanwezige erfgoed, zodat dit ook op langere termijn behouden blijft. Even belangrijk is dat volwaardige integratie van cultuurhistorie belangrijk bijdraagt aan de identiteit en daarmee ruimtelijke kwaliteit van een gebied. In Belvedèregebieden of -steden is sprake van gecombineerde cultuurhistorische waarden. De archeologie, historische (stede)bouwkunde en historische geografie scoren hier hoog. De Belvedèresteden zijn steden met beschermde stadsgezichten of met een rijk bodemarchief. Enkhuizen is in de nota Belvedère aangemerkt als een cultuurhistorisch belangrijke stad. UNESCO In Nederland zijn een klein aantal cultuurhistorische locaties op de werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. Binnen het plangebied staan geen locaties op de werelderfgoedlijst. Cultuurhistorische Waardenkaart De door de provincie Noord-Holland vervaardigde Cultuurhistorische Waardenkaart is vooral bedoeld als hulpmiddel bij de inrichting van de ruimte in Noord-Holland. Wat betreft archeologie moet de kaart als indicatief worden beschouwd aangezien de meeste archeologische vindplaatsen (nog) onbekend zijn omdat ze onder het maaiveld verborgen liggen. Om te voorkomen dat waardevolle informatie verloren gaat dienen deze overblijfselen in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te worden gelokaliseerd en gewaardeerd door middel van een archeologisch vooronderzoek. 2.2. Doel en methoden van het bureauonderzoek Een bureauonderzoek heeft als doel het aan de hand van bestaande bronnen verzamelen van informatie over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen een bepaald gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden, de aard van de aanleiding tot het onderzoek en de vraagstelling, zullen aanvullende gegevens verzameld dienen te worden. Door middel van een archeologisch bureauonderzoek kan in een vroegtijdig stadium van de planvorming rekening worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerd verwachtingsmodel, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek (zie ook in bijlage 2: Stappenplan Archeologie). Bij het bureauonderzoek worden bronnen geraadpleegd die kennis verschaffen over de bodemopbouw van het betreffende gebied, voor zover deze van belang zijn voor het voorspellen van archeologische waarden. De geraadpleegde bronnen bestaan onder andere uit: 1. Kaartmateriaal, zoals bodemkundige, geomorfologische, geologische en historische kaartengegevens. 2. Gegevens over eerder verricht onderzoek en vondstmeldingen in het gebied uit de database van het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. 3. Archeologische regiospecialisten. 4. Lokale contactpersonen van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland.

7 2.3. De geologie en bekende archeologische en historische waarden geologie en geschiedenis De vorming van het huidige landschap rondom Enkhuizen, West-Friesland, ziet zijn begin na afloop van de laatste grote ijstijd, zo n 10.000 jaar geleden. In dit deel van Noord-Holland liggen de pleistocene keileem- en dekzanden veel dieper dan bijvoorbeeld op Texel, waar deze zich aan het oppervlak bevinden. Hierdoor kon de zee doordringen in het gebied en ontstonden grote moerassen waardoor er op zijn beurt veen gevormd werd. In deze perioden van grote veenvorming waren de bewoningsmogelijkheden gering. Op enkele hoger gelegen delen in West-Friesland was al bewoning mogelijk in het laat-neolithicum, bijvoorbeeld te Zandwerven en in de Waard- en Groetpolder (zie verder meer). Omstreeks 2000 v.chr. begon een periode waarin de zee via het Zeegat van Bergen (een open verbinding met de Noordzee, gelegen boven het huidige Bergen) diep in het achterliggende landschap doordrong. Een tijd lang kon er vrijwel niet in het Westfriese gebied gewoond worden. Enkhuizen is gelegen in een gebied met afzettingen van zeeklei en -zand met inschakelingen van veen (Formatie van Naaldwijk) (zie bijlage 3). In deze periode hebben zich, onder invloed van de getijdenwerking van de zee, zand en kleiformaties afgezet die zich heden ten dage nog manifesteren in de ondergrond onder het oppervlak (Berg, 2006). Lokaal worden de klei-afzettingen doorsneden door zandiger inversieruggen van oude kreekbeddingen. In latere perioden hebben zich in de regio plaatselijk veenformaties ontwikkeld. Deze inversieruggen waren heel erg geschikt om zich te vestigen, men zat hoog en droog. De eerste kolonisten streken hier neer en al snel nam de bevolking toe. Het is dan ook op soortgelijke locaties dat de meeste sporen uit de Late Bronstijd aangetroffen worden. Deze periode is in Nederland het best vertegenwoordigd in West- Friesland; dit in de vorm van grafheuvels, woonplaatsen en andere bewoningssporen (Haartsen & Lenten, 2001). In afbeelding 2 zien we een uitsnede van de bodemkaart met ter hoogte van de onderzoekslocatie de code 2M35, wat een vlakte van een getijafzeting is. Bij geologische kartering en archeologische inventarisatie, al in de jaren 30 van de vorige eeuw, zijn enkele bewoningskernen uit de Midden- en Late-Bronstijd gevonden in oostelijk West-Friesland, respectievelijk te Andijk-West, Andijk-Oost, Het Valkje, Bovenkarspel, Grootebroek, Hoogkarspel en Zwaagdijk. De kernen lagen op onderlinge afstanden van drie tot vier kilometer van elkaar. De oudste gevonden huizen lagen steeds aan de rand van de grote getijdengeulen (Kwaad, 2002). Dichterbij Enkhuizen, ten noorden van de stad, kwamen bij diverse campagnes, uitgevoerd door het ADC in 2007en begin 2009, aan de Afbeelding 2: Enkhuizen en omgeving op een uitsnede van de geomorfologische kaart. De zeeklei-afzettingen zijn blauwgroen weergegeven. De kreekruggen zijn groen weergegeven. De zwarte pijl wijst naar de onderzoekslocatie (rood).

8 Kadijken en Haling 13 sporen van een nederzetting uit de late bronstijd aan het licht. Rond 1200 v. Chr. is het Zeegat van Bergen dichtgeslibd en afgesloten door de duinen. Een periode van betrekkelijke rust was aangebroken. Een paar eeuwen later verslechteren de omstandigheden echter alweer, wat blijkt uit de terpen die in de 9de en 8e eeuw v. Chr. werden opgeworpen tegen wateroverlast. Kort daarop verdween de bevolking uit geheel West-Friesland en kon het veen weer verder groeien. Uit de IJzertijd zijn in deze regio alleen bewoningssporen gevonden bij Opperdoes en Schagen. Enkele eeuwen voor het begin van onze jaartelling werd het gebied weer deels bewoond. Het duurde tot in de vroege middeleeuwen voordat de mens voorgoed bezit nam van het gebied. Geleidelijk aan werd het veen ontgonnen en door de boeren in gebruik genomen. Dit leidde tot een algemene daling van het landschap. Het gevolg daarvan was de noodzaak om het land te beschermen tegen de zee. Dit kon door Afbeelding 3: De Westfriese Omringdijk (in rood). Uit: Schilstra, 1974. terpen op te werpen of door dijken te bouwen. Doordat het overstromingsgevaar steeds dreigender werd, ontstond door het aaneenschakelen van verschillende losse dijkjes uiteindelijk de Westfriese Omringdijk. Deze moest het land beschermen tegen het steeds verder oprukkende water (afb. 3). Binnen de dijk lagen eveneens de drie grote steden Hoorn, Medemblik en Enkhuizen, die zich elk ontwikkelden tot grote handelsplaatsen. De eerste vermelding van de naam Enkhuizen wordt teruggevonden in een Handvest van 1299, waarmee de nederzetting de eerste rechten ontving. De nederzetting bestond hoogstwaarschijnlijk al langer, maar gegevens van voor die datum zijn niet bekend (Vries, 1987). De stad ontstond rond 1355 in feite uit de samensmelting van twee dorpen: het vissersdorp Enkhuizen en het boerendorp Gommerskerspel. Dit is vandaag nog terug te vinden in de ligging van de beide grote kerken: de Westerkerk of Sint-Gommaruskerk was het centrum van het boerendorp, de Zuider- of Sint Pancraskerk dat van het vissersdorp. Bij de Sint-Elisabethsvloed van 1421 kon de dijk het maar net houden, op enkele plaatsen brak hij door. Na deze vloed en de stormvloeden die nog volgden in de jaren erna werd een deel van de stad Enkhuizen opgegeven. In 1593 werd besloten om de stad flink uit te breiden. Een nieuwe omwalling met bastions werd om de stad gebouwd. Hierdoor verdubbelde de oppervlakte vergeleken met die van de stad binnen de oude stadsmuur uit het begin van de 16de eeuw. Grote delen van de nieuwe stadsuitleg bleven echter tot in de vorige eeuw onbebouwd of agrarisch gebied. Een afwisseling van boerderijen, woonhuizen en bedrijfsgebouwen is hier nog een restant van. De huidige onderzoekslocatie is gelegen binnen deze laat- 16de-eeuwse stadsuitbreiding. In de periode tussen 1575 en 1650 kende Enkhuizen een grote bloei. De stad bereikte rond 1625 haar grootste omvang met een bewonersaantal van 22.000 mensen. De haringvangst vormde van oudsher de belangrijkste nijverheidstak. De haring, bokking en andere visserij- en landbouwproducten werden verhandeld naar het Oostzeegebied (de Sontvaart) en naar diverse zuidelijk gelegen landen (de kleine vaart of kustvaart). Deze handel vormde voor Enkhuizen de grootste bron van inkomsten. Daarnaast speelde de stad een belangrijke rol in de VOC en WIC. Enkhuizen was na Amsterdam de tweede havenstad van

9 de Republiek der Verenigde Nederlanden. Aan het einde van die eeuw kende de stad een periode van achteruitgang die twee eeuwen zou gaan duren. Onder andere een reeks oorlogen met Engeland (1652-1672) en de Spaanse Successie-oorlog (1702-1703) zorgden voor een inkrimping van de haringvloot, die zoals gezegd de belangrijkste bron van inkomsten vormde. In het midden van de 19de eeuw had de stad nog maar een bewonersaantal van 5000. Archeologisch onderzoek in de omgeving Het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed biedt ons ook de nodige informatie. In afbeelding 5 zijn de monumenten in de omgeving van de stad te zien. De onderzoekslocatie valt, zoals reeds vermeld, binnen de historische stadskern (monumentnr. 14814). Buiten de stad zijn verschillende grafheuvels uit de bronstijd (1305-1306) en nederzettingssporen (1307) uit dezelfde periode aangetroffen. Ietsje dichterbij, ten noord-westen van de te onderzoeken terreinen, aan de huidige Noorder Boerenvaart en Wethouder Stapelstraat, werd in 2004 door Hollandia Archeologie B.V. een opgraving uitgevoerd (Van den Berg, 2006). Tijdens dat onderzoek werden de restanten van verschillende lijnbanen of touwslagerijen aangetroffen, de oudste van rond ca. 1598, enkele jaren na de stadsuitbreiding. Daar werd in de periode tussen ca. 1560 en 1574 het omliggende gras- of hooiland herverkaveld. Tussen 1593 en 1598 werd het onderzoeksterrein binnen de nieuwe stadsgrenzen getrokken. Het moerassige gras- of hooiland werd aangeplempt en opgehoogd met stadsafval (Van den Berg, 2006). Een tweede onderzoek op dezelfde locatie, De Baan II, werd uitgevoerd door het ADC. Ook toen werden er diverse sporen uit de nieuwe tijd aangetroffen. In het stadsafvalpakket ter plekke van De Baan is keramiek gevonden waaruit de grote bloei van Enkhuizen in de periode 1575-1625 blijkt. In Nederlandse bodem bijzondere keramieksoorten afkomstig uit Frankrijk, Portugal, Italië en zelfs Turkije zijn bij dit onderzoek aangetroffen. Voor het achterhalen van de handelscontacten van Enkhuizen tijdens de economische bloeiperiode en het beeld van de materiële cultuur van de bewoners in deze periode is het vondstmateriaal uit dit stadsafvalpakket van groot belang. Een booronderzoek, uitgevoerd door Hollandia Archeologie, aan het Spaans Leger (gelegen ten 148477 / 526810 10670 Legenda MONUMENTEN TOP10 ((c)tdn) bebouwd gebied doorgaande wegen 5055 bos bouwland weiland boomgaard/kwekerij heide zand begraafplaats water 1307 overig bodemgebruik PROVINCIES 10666 14814 14877 10667 1305 1306 16060 10668 0 1 km 142564 / 520897 14879 N RACM Archis2 Afbeelding 5: De monumentenkaart van Enkhuizen en omgeving, bron: ARCHISII.

10 noordoosten van de onderzoekslokatie) bevestigde de vermoedens van de aanwezigheid van afvalkuilen van lokale 17de eeuwse pottenbakkerij(en) ter plekke (Vanoverbeke, 2007). Diverse andere onderzoeken, zoals daar zijn Paktuinen I en Torenstraat/Baansteeg (uitgevoerd door Hollandia Archeologen), Paktuinen II (Becker & Van der Graaf), Zuiderhaven/ Kalksteiger (Syntegra) zijn slechts een greep uit het reeds vele verrichte archeologisch onderzoek in Enkhuizen (zie bijlage 4). Historische kaarten Een andere heel belangrijke bron van informatie is het historisch kaartmateriaal. Op basis van oude kaarten kan een beeld gegeven worden van hoe de bebouwing door de eeuwen heen evolueerde. Vanaf het midden van de 16e eeuw is er historisch kaartmateriaal voorhanden. De oudste bruikbare kaart, van omstreeks 1550, is van Jacob van Deventer (afb. 6). We zien de middeleeuwse stad met zijn eerste omwalling. De stadsuitbreiding van 1593 moest nog plaatsvinden. Na het plotten van deze kaart op de huidige topografische kaart is duidelijk geworden dat de onderzoekslocatie overeenkomt met een stuk land buiten de stad waarop geen bebouwing is weergegeven. De volgende afbeelding waarop het onderzoeksgebied afgebeeld staat is de kaart van L.J. Waghenaer uit 1598 (afb.7). Deze kaart is van na de stadsuitbreiding, maar is een erg schematische weergave van de stad. Zoals te zien is, staat op een paar hoofdgebouwen na, geen bebouwing aangegeven op de kaart, waardoor de kaart geen informatie over het onderzoeksgebied verschaft. N Afbeelding 6: Kaart van J. van Deventer, ca.1550. De ligging van de onderzoekslocatie is in rood aangegeven.

11 Afbeelding 7: Kaart Waghenaer, 1598. Een andere kaart dateert uit het midden van de 17de eeuw en is dus ook van na de stadsuitbreiding. Joan Blaeu maakte rond 1652 zijn Tooneel der Steden. De kaarten van Blaeu zijn over het algemeen een betrouwbare bron. In afbeelding 8 zien we dat het onderzoeksgebied bebouwd is met een aantal woningen met daarachter een achterterreinen die mogelijk als tuin in gebruik zijn. Een kleine eeuw later, in 1743, is de situatie niet veel veranderd, op een kaart van I. Thirion zien we Afbeelding 8: Kaart van J. Blaeu, 1652.

12 dat het onderzoeksgebied nog steeds bebouwd is en een onbebouwd achterterrein heeft. Het beeld dat in de laatste twee historische kaarten naar voren komt is dat van een bebouwing met open karakter. De percelen die ontstonden na de tweede stadsomwalling worden niet onmiddellijk volgebouwd, waardoor het agrarische karakter blijft bestaan. Het overgrote deel van deze gronden zal gebruikt worden voor land- en tuinbouw binnen de stad. Ook vandaag nog heeft deze stadsuitleg een groen en ietwat landelijk karakter, vandaar dat deze dikwijls de Groene Hoek wordt genoemd. Het is dan ook niet vreemd dat het plangebied dat laatste jaren als tuincentrum in gebruik is geweest. De verstedelijking van de laat-16deeeuwse stadsuitbreiding zal pas een vlucht nemen aan het eind van de 19de eeuw. Het stagneren van de verstedelijking in de Groene Hoek in de 17e en 18e eeuw komt mede door de periode van economische achteruitgang die Enkhuizen in deze eeuwen treft. In grote gedeeltes van de stadsuitbreiding van 1593 zien we dan ook dat de bebouwing verdwijnt en percelen weer een agrarisch functie krijgen. Op de kadastrale minuutkaart uit 1823 (afb. 10) zien we echter dat in het plangebied nog steeds bebouwing aanwezig is. De bebouwing die in op de kaart van 1743 rondom het plangebied zichtbaar is, is echter wel verdwenen. Op de minuutkaart uit 1823 is te zien dat het blok waarop het onderzoeksgebied gelegen is, onderverdeeld is in twee percelen. Perceel 440, welke in het register wordt aangeduidt als een huiserf en het grote perceel 441, welke wordt aangeduidt als een boomgaard. Afbeelding 9: Kaart van I. Thirion, 1743.

13 Afbeelding 10: Kadastrale minuutkaart: Noord-Holland, Enkhuizen, Sectie D, Westerdeel, Blad 1, A. van Oosterhout, 1823.

14 2.4. Verwachtingsmodel Naar aanleiding van het bovengaande, op basis van de geraadpleegde historische en archeologische gegevens, kan worden gesteld dat op het perceel Zuider Boerenvaart 43 te Enkhuizen een grote kans bestaat op het aantreffen van archeologische sporen vanaf de late 16e eeuw en vast en zeker van begin 17de eeuw. De verwachtingen op sporen en vondsten uit de bronstijd is laag: Binnen Enkhuizen is slechts één vondst uit de bronstijd bekend, namelijk een pijlpunt aan de Breedstraat, maar vermoedelijk is deze afkomstig uit opgebrachte grond (Kroniek, 1983). Met de eventuele aanwezigeheid van een kreekrug onder de onderzoekslocatie is immers niet uit te sluiten dat ook hier bronstijdsporen kunnen aangetroffen worden. Deze sporen bevinden zich dan op een relatieve diepte waardoor deze bij eventuele nieuwbouwwerkzaamheden hoogstwaarschijnlijk niet verstoord zullen worden. Het is uit dit bureauonderzoek gebleken dat de onderzoekslocatie een hoge verwachtingswaarde heeft. De te verwachten archeologische sporen bestaan uit: - een ophogingspakket met stadsafval uit de periode 1593-1625, ten tijde van de stadsuitleg, - funderingen van woonhuizen die aan de Zuider Boerenvaart gelegen hebben. Op het kaarmateriaal (bijvoorbeel de kaart van J. Blaeu) is te zien dat dit deel van de onderzoekslocatie in de 17de eeuw bebouwing kende. Hierbij zijn vondsten van huishoudelijke en ambachtelijke aard niet uit te sluiten: aardewerkfragmenten, metaal, glas, houten en lederen voorwerpen die gezien de natte omstandigheden waarschijnlijk goed bewaard zijn gebleven. - afvalkuilen, beer- en waterputten op de achtergelegen tereinen en erven. Deze sporen hoorden bij de omliggende bebouwing, - sporen en structuren die samenhangen met de nijverheid en ambachtelijke activiteiten van bijvoorbeeld pottenbakkers, etc. Het plangebied is de laatste jaren in gebruik geweest als tuincentrum en bijna geheel bebouwd geweest met kassen. Aangezien deze kassen geen zware funderingen nodig gehad zullen hebben, is het goed mogelijk dat de bovengenoemde te verwachten sporen en structuren nog relatief gaaf in de ondergrond aanwezig zijn. 3. Advies Het advies luidt, in navolging van het huidige beleid, dat de archeologische resten waar mogelijk door planaanpassing in situ behouden dienen te worden. Waar planaanpassing niet mogelijk is, zal de vindplaats ex situ behouden dienen te worden, d.m.v. een archeologisch vervolgonderzoek. Dit archeologisch vervolgonderzoek kan bestaan uit een booronderzoek of een proefsleuven onderzoek. Gezien de hoge verwachtingen voor het plangebied is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk voor grondwerkzaamheden in het gebied plaats kunnen vinden. Omdat in het plangebied nog een betonnen vloer aanwezig is die een booronderzoek bemoeilijkt en de grote kans dat een booronderzoek weer gevolgd moet worden door een proefsleuven onderzoek om de aard en de kwaliteit van de archeologische sporen vast te stellen, adviseren wij in dit geval direct over te gaan op een proefsleuven onderzoek. Voor een dergelijke proefsleuven onderzoek is een programma van eisen vereist en dient tenminste 10% van het totale plangebied onderzocht te worden om tot een goed waarde oordeel te kunnen komen.

15 4. Literatuur Alders, G., 2003. Bureauonderzoek naar de vermoedelijke archeologische waarde van een locatie in de binnenstad van Enkhuizen, Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed, Wormer, 27 maart 2003 Archeologische kroniek van Holland over 1983. 1. Noord-Holland, Den Haag. Berg, G. Van den, 2006. Archeologische Opgraving Enkhuizen De Baan 2004. Hollandia Reeks 61. Haartsen A. & Lenten J., 2001. De cultuurhistorie van West-Friesland, Haarlem. Kwaad F.J.P.M., 2002. Het ontstaan van West-Friesland, 2002. http://home.tiscali.nl/~wr2777/west- Friesland.htm Schilstra J.J., 1974. in de ban van de Dijk. de Westfriese Omringdijk, Hoorn. Vanoverbeke, R.W., 2007. Inventariserend Veldonderzoek (boringen), Spaans Leger 18 te Enkhuizen. Hollandia Reeks 146. Vries, R. J. de, 1987. Enkhuizen 1650-1850. Bloei en achteruitgang van een Zuiderzeestad. Amsterdam.

16 BIJLAGE 1: Uittreksel kadastrale kaart.

17 BIJLAGE 2: Stappenplan archeologie In het stappenplan archeologie wordt aangegeven welk traject bij planvorming bewandeld moet worden als het gaat om het inpassen van archeologische waarden en verwachtingen. Het is van groot belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen en wel voordat men aanvangt met de globale invulling van een plangebied. Het stappenplan gaat uit van een brede inventarisatie van wat er bekend is over de archeologische waarden. Op basis daarvan wordt zeer gericht ingezoomd op voor het plan(gebied) relevante archeologische informatie. Na iedere stap wordt beredeneerd gekozen voor meer diepgaand onderzoek op specifieke plekken, zodat uiteindelijk voldoende bekend is over aanwezige vindplaatsen om gemotiveerde afweging in het ruimtelijkeordeningsproces te kunnen maken. I. Bureauonderzoek Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie - aan de hand van bestaande bronnen - over bekende of verwachte archeologische waarden binnen of relevant voor het plangebied. Daarnaast moet het bureauonderzoek inzicht bieden in eventueel benodigd inventariserend onderzoek (stap II, zie onder). Een bureauonderzoek bestaat uit een archief- en literatuuronderzoek van archeologische en bodemkundige gegevens die bij RCE, provincie, gemeente en/of andere instanties (b.v. universiteiten, musea) bekend zijn over het betreffende gebied. Het Bureauonderzoek dient de volgende aspecten te behandelen: aangeven wat de aanleiding is voor het bureauonderzoek en om welk gebied het gaat. Dit in verband met het bepalen van het onderzoekskader; beschrijven van het huidige gebruik van de locatie op basis van beschikbare relevante gegevens; beschrijven van het historische grondgebruik of de historische ontwikkeling van het gebied op basis van geofysische, fysische en historisch geografische gegevens o een korte impressie over de ontstaansgeschiedenis van het landschap o een impressie van de bewoningsgeschiedenis; beschrijven bekende archeologische waarden o archeologisch waardevolle terreinen zoals deze zijn opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Dezelfde terreinen zijn tevens opgenomen op de Archeologische Monumentenkaarten (AMK) van de provincies. Archeologisch waardevolle terreinen genieten wettelijke bescherming (ex artikel 3 en 6 van de Monumentenwet) of dienen een planologische bescherming te krijgen binnen het bestemmingsplan; o archeologische vindplaatsen zoals deze in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aanwezig zijn. Clustering van vindplaatsen kan wijzen op de aanwezigheid van bewoningssporen uit het verleden; beschrijven van de archeologische verwachtingen en opstellen van een gespecificeerd en onderbouwd verwachtingsmodel van de verwachte archeologische waarden: o aan de hand van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkelde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde of trefkans komen in ieder geval voor een nader archeologisch onderzoek in aanmerking; o aan de hand van een meer gedetailleerde provinciale c.q. gemeentelijke verwachtingskaart; rapportage met daarin advisering ten behoeve van het vervolgtraject gerelateerd aan de verschillende stadia van het planvormingsproces. II. Inventariserend veldonderzoek (IVO) Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het zeer gericht aanvullen en toetsen van de uitkomsten van het bureauonderzoek. Stapsgewijs wordt bekeken óf er archeologische waarden aanwezig zijn en zo ja, wat dan de aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit is. Ten behoeve van een IVO dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden. In principe wordt het IVO uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak (PvA).

18 Het onderzoek kan bestaan uit de volgende methoden: non-destructieve methoden: geofysische methoden (elektrische, magnetische en elektromagnetische methoden eventueel in combinatie met remote sensing technieken); weinig destructieve methoden: oppervlaktekartering, booronderzoek, sondering (putjes van maximaal een vierkante meter); destructieve methoden: proefsleuven. Welke methoden (kunnen) worden ingezet hangt af van de locatie en vraagstelling. De onderbouwing voor de in te zetten methoden is in het bureauonderzoek gegeven. Een inventariserend veldonderzoek moet leiden tot een waardering en een archeologisch inhoudelijk selectieadvies. Bij weinig destructieve methoden gaat het om oppervlaktekartering en booronderzoek. Dit houdt in dat het plangebied wordt gekarteerd door middel van het belopen van akkers en weilanden, waarbij gezocht wordt naar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast wordt door middel van boringen onderzocht hoe het staat met de bodemopbouw, en of er archeologische lagen of indicatoren te onderscheiden zijn. De aangetroffen vindplaatsen kunnen vervolgens nader bekeken worden met een meer diepgaand booronderzoek. Dit levert nadere informatie over de omvang en waardering op. Soms is het nodig om in dit stadium proefputjes te graven. Een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd indien uit de minder destructieve onderzoeksmethoden is gebleken dat er in een plangebied waardevolle archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Door middel van het graven van een aantal proefsleuven kunnen de exacte begrenzing, de datering en de graad van conservering van een vindplaats worden onderzocht. Uit het proefsleuvenonderzoek moet blijken of een vindplaats behoudenswaardig of zelfs beschermenswaardig is. Is dit het geval, dan zal bekeken moeten worden of de vindplaats ingepast kan worden in het plan. Het rijks- en ook het provinciaal archeologiebeleid gaat in eerste instantie uit van behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem). Eventueel: III. Opgraven ofwel archeologisch vervolgonderzoek Indien het niet mogelijk is een behoudenswaardige of beschermenswaardige vindplaats in situ te bewaren, zal het hier aanwezige bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een vlakdekkend onderzoek. Alleen dan is deze stap (stap III) noodzakelijk.

19 BIJLAGE 3: Bodemkaart van de omgeving van Enkhuizen, bron: Archis2 Bodemkaart omgeving Enkhuizen 14-05-2009 149797 / 528037 Legenda PLAATSNAMEN BODEM ((c)alterra) Associaties Brikgronden Bebouwing Dijk, bovenlandstrook Dikke eerdgronden Fluviatiele afz ouder pleistoceen Groeve, gegraven, mijnstort Kalksteenverweringsgronden Oude rivierkleigronden Overige oude kleigronden Ondiepe keileemgronden Leemgronden Zeekleigronden Mariene afz ouder pleistoceen Niet-gerijpte minerale gronden Enkhuizen Lutjebroek Grootebroek Oude bewoningsplaatsen Rivierkleigronden Kalkh lutumarme gronden Veengronden Moerige gronden Water, moeras Podzolgronden Kalkloze zandgronden Kalkhoudende zandgronden Bovenkarspel PROVINCIES 0 1 km N Archis2 Venhuizen 141784 / 520024

20 BIJLAGE 4: Archeologische onderzoeken, onderzoeksmeldingen, waarnemingen en vondsten in Enkhuizen, bron: Archis2 Onderzoeken en vondsten in Enkhuizen 146758 / 522595 Enkhuizen 149483 / 525320 Legenda WAARNEMINGEN VONDSTMELDINGEN ONDERZOEKSMELDINGEN ONDERZOEKEN PLAATSNAMEN TOP10 ((c)tdn) bebouwd gebied doorgaande wegen bos bouwland weiland boomgaard/kwekerij heide zand begraafplaats water overig bodemgebruik PROVINCIES 0 500 m N Archis2