Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Vergelijkbare documenten
Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

PENSIOEN IN HET ARBEIDSRECHT. Wim Thijssen. Pensioenadvocaten.nl en VU Expertisecentrum Pensioenrecht

AFKOOP LEVENSVERZEKERING TIJDENS FAILLISSEMENT DOOR CURATOR TOEGESTAAN?

Rechtspraak. Editie 2017/18 nr maart [selectie van recent gepubliceerde rechtspraak] Voorwaardelijke of onvoorwaardelijke indexering?

Rechtspraak. Editie 2017/18 nr november 2017.

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Nieuwsbrief van het Expertisecentrum Pensioenrecht van de Vrije Universiteit Amsterdam ter ondersteuning van de Leergang Pensioenrecht.

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Dr. Lorenz van der Meij

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

Aanvullend reglement

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Pensioencommunicatie juridisch bekeken. 11 juni Prof. mr. drs. Mark Heemskerk

Pensioenwet De Pensioenwet is op 1 januari 2007 (gedeeltelijk) in werking getreden: Wet van 7 december 2006, Stb. 2006, 705.

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

ACTUELE JURISPRUDENTIE OP HET SNIJVLAK VAN PENSIOEN EN ARBEIDSRECHT

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

ONTSLAG EN PENSIOEN. Vereniging voor Arbeidsrecht 30 mei 2013 Prof. dr. E. Lutjens

Aanvullend reglement

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht

een pensioenuitvoerder te veel betaald pensioen terugvorderen?

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

een bad hair day? De Billijke vergoeding:

VERPLICHTSTELLING: REGELING - EN OOK UITVOERDER?

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:CRVB:2016:755

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

De PPI ook voor zelfstandigen?

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

PENSIOEN Rechtspraak Hoge Raad Prof. Erik Lutjens

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

In deze editie wet- en regelgeving: 1. Inwerkingtreding Wet waardeoverdracht klein pensioen. 2. Financiering voorwaardelijk pensioen (VPL pensioen)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Pensioenwet Risicodekking nabestaandenpensioen

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

IORP II De implementatie is nu een feit: Communicatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

De eigendomskwestie KNAW. 9 januari Dr. mr. H. van Meerten (disclaimer: standpunten komen voor rekening van de auteur)

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

ECLI:NL:CRVB:2017:881

ECLI:NL:CRVB:2017:172

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioen aanvullende pensioenregelingen. Wat krijg je in onze aanvullende regelingen? Extra ouderdomspensioen. Laag 1.

Vereniging voor Pensioenrecht civiele cassatie; wat kan en hoe?

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Een nieuwe baan. Uw toekomst uitgestippeld

Datum ons kenmerk telefoonnummer 9 april 2019 RvB.50 /19/STS/ptb. Betreft: uitvoeringstoets Wetsvoorstel temporisering AOW-leeftijd

- U bent actief deelnemer - U bent actief deelnemer én u neemt via uw werkgever deel aan de aanvullende pensioenregeling - U bent arbeidsongeschikt

ECLI:NL:RBAMS:2017:5640

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

NIEUWSBRIEF. Nineyardslaw/sectie arbeidsrecht

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 3 Premieovereenkomst

Communicatieplan. Stichting Pensioenfonds NEG Nederland. Communicatieplan Pensioenfonds NEG v

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

Wat krijg je in onze pensioenregeling?

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Een nieuwe baan. Uw toekomst uitgestippeld

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 3 Premieovereenkomst

Premievrije opbouw tijdens arbeidsongeschiktheid is geen gelijkwaardige voorziening die transitievergoeding vervangt.

Welk pensioen kunt u verwachten?

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Wat is pensioen? Pensioen is inkomen voor als u later stopt met werken. Pensioen is ook inkomen voor uw nabestaanden als u overlijdt.

Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn.

Rechtspraak. Editie 2017/18 nr maart [selectie van recent gepubliceerde rechtspraak] [overzicht van recent gepubliceerde rechtspraak]

ADDENDUM BIJ DE PENSIOENOVEREENKOMST

Transcriptie:

Jaar 2019 Uitgave 30 Datum: 10 april 2019 Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht In deze aflevering: Expertisecentrum Pensioenrecht Recente rechtspraak Wetgeving Samengesteld door Prof. dr. Erik Lutjens Prof. dr. Erik Lutjens Hoogleraar Pensioenrecht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Vrije Universiteit Amsterdam Expertisecentrum Pensioenrecht De Boelelaan 1077 - Initium 1081 HV Amsterdam T (020) 59 86268 M 06 52 418408 E e.lutjens@vu.nl Advocaat bij DLA Piper Nederland N.V. Amstelveenseweg 638 1081 JJ Amsterdam P.O. Box 75258 1070 AG Amsterdam M 06 52 418408 E erik.lutjens@dlapiper.com

2 I: www.rechten.vu.nl/expertisecentrumpensioenrecht/ Inhoud Rechtspraak (selectie en samengevat, meer volledig met aantekeningen in PensioenJurisprudentie) PENSIOENWET 30.1. BEVOEGDHEID KANTONRECHTER OVER GESCHIL MET PENSIOENUITVOERINGSBEDRIJF. 30.2. MILITAIR GARANTIEPENSIOEN IS VERVALLEN DOOR WAARDEOVERDRACHT WET BPF 2000 30.3. WERKINGSSFEER BPF BAKKERSBEDRIJF in hoofdzaak criterium 30.4 Uitleg criterium uitsluitend of in hoofdzaak in verplichtstellingsbesluit CIVIEL 30.5. Geen aanpassing bovenwettelijke uitkering aan AOW leeftijd 30.6. Transitievergoeding: is premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid een gelijkwaardige voorziening? SOCIALE VERZEKERING 30.7. Verhoging AOW leeftijd en eigendomsrecht 30.8. Korting op AOW wegens onverzekerde jaren. Geen recht op AOW toeslag FISCAAL 30.9. Vijf jaar voortzetting fiscaal onzuivere Belgische regeling. Strijd met gelijkheidsbeginsel 30.10. Vrijstelling BTW van toepassing ten aanzien van beheer collectieve belegging voor pensioenfonds? SCHEIDING 30.11. Toewijzing betaling pensioen uit hoofde pensioenverrekening in kort geding 30.12. Pensioenverweer alleen bij verloren gaan vooruitzicht uitkering bij overlijden Wetgeving Motie Omzigt over rechtszekerheid pensioenbedragen op uniforme pensioenoverzichten en brief van de regering hierover.

3 RECHTSPRAAK PENSIOENWET 30.1. BEVOEGDHEID KANTONRECHTER OVER GESCHIL MET PENSIOENUITVOERINGSBEDRIJF. Kern: hoger beroep tegen bevoegdheidsoordeel door de kantonrechter is niet ontvankelijk De kantonrechter had geoordeeld dat een geschil tussen een deelnemer en het pensioenuitvoeringsbedrijf (PUB/administratiekantoor) onder art. 216 PW valt (PJ 2018/153). Dat lijkt een te ruime uitleg van art. 216, maar hoger beroep tegen dit soort beslissing is volgens het Hof niet mogelijk. Hof Den Bosch 26 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1155 Wet: art. 216 PW, 71 Rv 30.2. MILITAIR GARANTIEPENSIOEN IS VERVALLEN DOOR WAARDEOVERDRACHT Kern: garantiepensioen is gekoppeld aan pensioen conform het pensioenreglement en daarvan is geen sprake na waardeoverdracht. Garantiepensioen valt niet onder de Pensioenwet Belanghebbende heeft recht op een garantiepensioen conform art. 4 Besluit aanvullende arbeidongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Dat is een vorm van suppletieregeling waaruit een aanvulling wordt toegekend op het ouderdomspensioen. Na waardeoverdracht van ABP naar PFZW is dit vervallen. Volgens de rechtbank terecht omdat er geen ouderdomspensioen meer is ingevolge het reglement dus ook geen kader meer voor de suppletie. De grond dat ABP onvoldoende informatie bij waardeoverdracht heeft gegeven kan niet aan de gedaagde worden tegengeworpen, want dat is de minister van Defensie en de waardeoverdracht wordt door ABP niet namens de minister uitgevoerd. Het garantiepensioen is niet gebaseerd op een pensioenovereenkomst in de zin van de Pensioenwet, maar is gebaseerd op voornoemd Besluit, zodat waardeoverdracht daarvan niet mogelijk was. Rechtbank Den Haag 6 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:2026 Wet: art. 4 Besluit aanvullende arbeidongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. WET BPF 2000 30.3. WERKINGSSFEER BPF BAKKERSBEDRIJF Kern: aangetoond is dat meer dan 50% van de omzet met niet-bakkersartikelen is behaald Vervolg op eerdere uitspraak (PJ 2018/175) waarbij het hof had aangegeven dat bij belegde broodjes het beleg geen bakkersartikel is en niet meetelt bij omzet. Er is aangetoond dat de omzet van nietbakkersartikelen steeds meer dan 50% is (namelijk van 51 tot 57%). Hof Arnhem Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2019:2665 Wet: 2 Wet Bpf 2000 30.4. Uitleg criterium uitsluitend of in hoofdzaak in verplichtstellingsbesluit Kern: voor het criterium in hoofdzaak gaat het gelet op tekst verplichtstellingsbesluit om de loonsom, dus om de arbeidsuren gemeten naar loonsom Het hof overweegt als volgt: In artikel 4 van het Besluit wordt niet benoemd aan de hand van welk criterium (omzet of loonsom/arbeidsuren) moet worden beoordeeld of een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden uitoefent behorende tot, voor zover hier van belang, het wegvervoer. De stelling van Bpf dat de omzet doorslaggevend is onderbouwt zij met een beroep op twee arresten van de Hoge Raad (HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889 en HR 31 januari 2014 ECLI:NL:HR:2014:215). Nog afgezien van het feit dat beide arresten betrekking hebben op een ander verplichtstellingsbesluit (te weten de Metalelektro), geldt dat in deze arresten niet is bepaald dat het voor toepassing van het hoofdzakelijkheidcriterium aankomt op de behaalde omzet, maar juist op toerekening van de in de onderneming gewerkte arbeidsuren. Vaststaat dat de verschuldigde premie wordt berekend aan de hand van het loon van de deelnemers. Bij gebreke van enig ander aanknopingspunt en een onderbouwde toelichting

4 van BPF c.s. op dit punt legt het hof artikel 4 aldus uit dat [Bedrijf] onder de werkingssfeer van het Besluit valt indien BPF c.s. stelt en zo nodig bewijst dat de door de vier genoemde werknemers in opdracht van OPD gewerkte arbeidsuren, gemeten naar de loonsom, in hoofdzaak werkzaamheden betreffen die behoren tot het wegvervoer (zie ook de uitspraak van dit hof van 6 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7692). Hof Arnhem-Leeuwarden 10 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3295 en 20 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10142 Wet: 2 Wet Bpf 2000 CIVIEL 30.5. Geen aanpassing bovenwettelijke uitkering aan AOW leeftijd Kern: Einde bovenwettelijke uitkering bij 65 jaar is geen verboden leeftijdonderscheid Rb. Amsterdam 1 april 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2395 Wet: art. 9 lid 3 Bovenwettelijke werkloosheidsregeling Nederlandse Universiteiten 30.6. Transitievergoeding: is premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid een gelijkwaardige voorziening? Kern: Hoge Raad formuleert gezichtspunten wanneer een voorziening als gelijkwaardig is aan te merken Het Hof had geoordeeld dat de omstandigheid dat de omstandigheid dat een voorziening al voor 1 juli 2015 overeengekomen uitsluit dat deze gelijkwaardig. Dat acht de Hoge Raad onjuist en hij vernietigt het arrest. Aanvullend geeft de Hoge Raad de volgende algemene gezichtspunten. Op grond van art. 7:673b BW is art. 7:673 BW niet van toepassing indien in een cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Volgens de memorie van toelichting moet onder een gelijkwaardige voorziening worden verstaan: een voorziening in geld of in natura (of een combinatie daarvan) welke het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding (o.a. Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 42 en 114). De voorziening waarnaar moet worden gekeken, betreft het geheel aan afspraken tussen de cao-partijen, waarbij de regering ervan is uitgegaan dat deze afspraken op geld worden gewaardeerd (Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is in de zin van art. 7:673b lid 1 BW, is uiteindelijk aan de rechter overgelaten (Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 7, p. 85). Niet is vereist dat de in de cao opgenomen voorziening is gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid. De daartoe strekkende voorwaarde in het oorspronkelijke wetsvoorstel voor art. 7:673b BW is door de wetgever geschrapt. Daarbij is als toelichting gegeven dat voldoende is dat er een gelijkwaardige voorziening is en dat de doelstelling daarvan geen aanvullende voorwaarde is (Kamerstukken II 2013/14, 33988, nr. 6, p. 47). Dit neemt echter niet weg dat bij de beoordeling van de gelijkwaardigheid van een cao-voorziening wel kan meewegen niet als voorwaarde, maar als factor in hoeverre die voorziening kan beantwoorden aan de hiervoor in 4.3.3 genoemde functies van de transitievergoeding die de wetgever bij haar introductie op het oog heeft gehad. Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:449 Wet: 7:673b BW SOCIALE VERZEKERING 30.7. Verhoging AOW leeftijd en eigendomsrecht Kern: geen inbreuk op eigendomsrecht. Juiste toetsing op onevenredig zware last. Rechtspraak van de Raad met betrekking tot invoering van artikel 7a van de AOW. De Raad begrijpt de Beleidsregel Eigendomsrecht SB2191 zo, dat de Svb bij onder meer de toepassing van de AOW een werkinstructie (SB2191) hanteert om te bepalen of een voorgenomen besluit inbreuk maakt op het recht van ongestoord genot van zijn eigendom van de aanvrager van het AOW-pensioen. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de enkele toetsing of een betrokkene aan de voorwaarden van de OBR voldoet, niet

5 valt aan te merken als een deugdelijk individueel feitenonderzoek naar het bestaan van een onevenredig zware last tijdens het AOW-gat. Gebleken is dat SVB inmiddels ook de inkomens- en vermogenspositie van een betrokkene tijdens het AOW-gat in ogenschouw neemt. Hiermee wordt naar het oordeel van de Raad voldaan aan het vereiste van een deugdelijk en individueel feitenonderzoek in de zin van de in 4.1 genoemde uitspraken van de Raad. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat in het geval van appellant sprake is van een onevenredig zware last CRvB 14 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:672 Wet: 7a AOW, 1 Eerste Protocol EVRM 30.8. Korting op AOW wegens onverzekerde jaren. Geen recht op AOW toeslag Kern: wonen en werken in NL in gekorte jaren niet aannemlijke. De AOW-partnertoeslag is vervallen per 1 januari 2015 Alleen recht op AOW partnertoeslag indien voor 1 januari 2015 recht op AOW pensioen is ontstaan CRvB 13 maart 2019, ECLI:N::CRVB:2019:796 Wet: 8 AOW FISCAAL 30.9. Vijf jaar voortzetting fiscaal onzuivere Belgische regeling. Strijd met gelijkheidsbeginsel Kern: door de aanwijzing van de Belgische regeling in dit geval tot vijf jaar te bepreken, is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel Voor de gedetacheerde werknemer is de Belgische pensioenregeling die hij voortzet gedurende vijf jaar als pensioenregeling in de zin van de Wet LB aangewezen. Voor een grensarbeider in overigens dezelfde situatie wordt geen termijn voor aanwijzing gehanteerd. Het Hof oordeelt: Ter zitting heeft de Inspecteur echter bevestigd dat ook in de volgende situatie een vergelijkbare aanspraak op een Belgisch pensioen niet tot het loon wordt gerekend en de door de werknemer betaalde premies in aftrek op het (bruto)loon worden toegelaten. Dit betreft de situatie van een grensarbeider die in Nederland woont en werkt voor een in België gevestigde werkgever, waarbij de werkzaamheden zowel in België als in Nederland worden verricht en het heffingsrecht ter zake van (een deel van) het inkomen uit deze werkzaamheden op grond van artikel 15 van het Verdrag toevalt aan Nederland. Naar het oordeel van het Hof is die situatie vergelijkbaar met de situatie van belanghebbende. In beide situaties komt het heffingsrecht over (een deel van) het loon aan Nederland toe. Desondanks worden beide situaties ten aanzien van de Belgische pensioenregeling verschillend behandeld. Dit verschil in behandeling is niet gebaseerd op de wettelijke regelingen, maar is kennelijk gebaseerd op een door de Belastingdienst gevoerd begunstigend beleid. Een rechtvaardiging voor deze begunstigende behandeling is door de Inspecteur niet gegeven en ziet het Hof ook overigens niet. Het Hof is dan ook van oordeel dat de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door deze begunstigende fiscale behandeling niet toe te passen in de situatie van belanghebbende. Hof Den Bosch 25 januari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:251 Wet: besluit van 31 januari 2008, Stcrt. 2008/27, art. 2.2.1 30.10. Vrijstelling BTW van toepassing ten aanzien van beheer collectieve belegging voor pensioenfonds? Kern: afhankelijk deelnemers van pensioenfond van beleggingsresultaten is niet van voldoende betekenis De rechtbank toetst of het beleggingsrisico wordt gedragen door de leden van het fonds. Hoewel er enige afhankelijkheid is van beleggingen en het risico van korten aanwezig is, is afhankelijkheid van beleggingsresultaten van onvoldoende betekenis. Rb. Noord-Holland 28 februari 2019, ECLI:N:RBNHO:2019:1720 Wet: art. 11 lid 1, i, 3 Wet OB

6 SCHEIDING 30.11. Toewijzing betaling pensioen uit hoofde pensioenverrekening in kort geding Kern: mede gezien leeftijd partijen toewijzing in kort geding betaling pensioen uit pensioenverrekening Hof Den Bosch 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:792 30.12. Pensioenverweer alleen bij verloren gaan vooruitzicht uitkering bij overlijden Kern: pensioenverweer ziet alleen op nabestaandenpensioen, niet op ouderdomspensioen of vermogen Rb. Noord-Holland 21 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1865 Wet: 1:153 BW Wetgeving Gele markering van mij ELU 32 043Toekomst pensioenstelsel Nr. 450MOTIE VAN HET LID OMTZIGT Voorgesteld 6 maart 2019 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat deelnemers geen afdwingbare rechten kunnen ontlenen aan uniforme pensioenoverzichten en jaarafschriften van een pensioenfonds, zoals bij het ABP, dat nu voornemens is uitgekeerde bedragen terug te vorderen; van mening dat deelnemers van hun pensioenfonds een opgave van rechten moeten krijgen die rechtszekerheid biedt over de opgebouwde rechten (inclusief de hardheid en mogelijkheid tot kortingen); verzoekt de regering, binnen een halfjaar een voorstel uit te werken waardoor deelnemers rechtszekerheid kunnen krijgen van hun pensioenfonds over aanspraken en uitgekeerde pensioenbedragen en daarvoor zo nodig een wetswijziging voor te stellen, en gaat over tot de orde van de dag. Omtzigt 32 043Toekomst pensioenstelsel Nr. 453BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 maart 2019 Hierbij informeer ik u over het verzoek van het lid Slootweg, zoals gedaan in het debat in uw Kamer op 12 maart jl., om van mij te horen hoe ik de aangenomen motie met Kamerstuk 32 043, nr. 450 van het lid Omtzigt zal uitvoeren. Deze motie houdt verband met de motie van 11 oktober 2018 van het lid Omtzigt inzake de wens tot juridische afdwingbaarheid van het Uniform Pensioen Overzicht. 1 Beide moties beogen de positie van deelnemers te verstevigen. Ik heb begrip voor deze wens

7 van uw Kamer. Geen pensioengerechtigde krijgt tenslotte graag te horen dat zijn of haar uitkering niet klopt. En zeker ook niet dat de pensioenuitvoerder het te veel uitbetaalde pensioen zal terugvorderen. Elke deelnemer heeft wat mij betreft natuurlijk recht op duidelijkheid en zo veel mogelijk zekerheid over de hoogte van de pensioenuitkering. 2 De verkenning van deze motie betekent echter dat ik diverse (juridische) aspecten moet onderzoeken. In deze brief zal ik kort stilstaan bij die te verkennen aspecten. Er is om te beginnen één principe leidend op grond van bestaande jurisprudentie: het pensioenreglement is bepalend voor het antwoord op de vraag welke rechten de deelnemer op grond van een pensioenregeling heeft. 3 Een deelnemer ontleent zijn aanspraak op pensioen of recht op een pensioenuitkering niet aan informatie maar uitsluitend aan het pensioenreglement. Uit dat leidende principe volgt dat de pensioenuitvoerder wettelijk gehouden is het pensioenreglement uit te voeren, en niet meer aanspraken op pensioen kan toekennen dan bepaald in dat reglement. 4 Wat een pensioenuitvoerder aan één deelnemer te veel uitkeert moet de pensioenuitvoerder omwille van hetzelfde principe in beginsel terug mogen vorderen, ten gunste van de andere deelnemers en pensioengerechtigden die de uitvoerder anders zou duperen. 5 Op het pensioenreglement is Nederlands burgerlijk recht van toepassing. Dat recht verschaft een pensioenuitvoerder een vordering uit onverschuldigde betaling indien sprake is van uitbetaling van te veel pensioen. Ik zal ook dit aspect betrekken bij de verkenning van deze motie. Ook vind ik het van belang de samenhang te onderzoeken met de al bestaande wettelijke verplichting dat informatie «correct» moet zijn. 6 Deze norm verplicht pensioenuitvoerders erin te voorzien dat al hun informatie juist is, in verhouding tot het pensioenreglement. Ik wil uitzoeken of deze norm de ontvanger van informatie over zijn of haar pensioen afdoende beschermt en, zo niet, waarom niet. Tevens zal ik onderzoeken welke gevolgen het voor de uitvoeringspraktijk heeft als aanspraak- en pensioengerechtigden (absolute) rechtszekerheid kunnen ontlenen aan informatie van hun pensioenuitvoerder. Daarvoor wil ik overleggen met pensioenuitvoerders en beide toezichthouders. 7 Tot slot, de Ombudsman Pensioenen constateert een toenemende verjuridisering bij de beslechting van geschillen tussen pensioenuitvoerder en aanspraak- en pensioengerechtigden. 8 Pensioenuitvoerders zijn gehouden het pensioenreglement uit te voeren. Dat zijn zij ook bij een geschil. Dit leidt er kennelijk toe dat deelnemers zich soms gedwongen zien om tot het uiterste te moeten gaan om hun rechten veilig te stellen. Ik wil hierover overleggen met de Ombudsman Pensioenen om haar beeld te horen over deze trend en wat welke betrokkene hieraan heeft gedaan en nog kan doen. Kortom, de verkenning van de motie vergt naar mijn huidige inzichten een grondige analyse van diverse juridische en uitvoeringstechnische aspecten en dat kost tijd. Zodra ik mijn verkenning heb afgerond zal ik uw Kamer informeren. Ik zal tevens bij de uitvoering van de motie de evaluatie van de Wet Pensioencommunicatie betrekken. Die evaluatie loopt nu en zal volgens planning de tweede helft van dit jaar worden afgerond. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,W. Koolmees 0000000000000000