Aandrijvingen. SAExC 07.1 SAExC 16.1 SARExC 07.1 SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1. Bedieningsinstructies



Vergelijkbare documenten
Aandrijvingen SA SA 16.1 SAR SAR 16.1 AUMA MATIC. Bedieningsinstructies. Certificate Registration No

Wormwielkasten GS GS Bedieningsinstructies. Registratienr. certificaat DIN ISO 9001/ EN 29001

Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 SA 16.2/SAR 07.2 SAR 16.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1

Multi-turn aandrijvingen SAEx 07.2 SAEx 16.2 SAREx 07.2 SAREx 16.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid)

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

Documentatie RM-BV 12. Filterregeling

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 SQEx 05.2 SQEx 14.2/SQREx 05.2 SQREx 14.2 met voet en hefboom

URN 2. Gebruiksaanwijzing Netvoedingsapparaat URN 2

Elektrische servomotoren

Elektrische zwenkaandrijvingen

Part-turn reductiekasten

STAKA. Handleiding elektrische bediening. Dakluiken Flachdachausstiege Roof access hatches Trappes de toit

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting

Montage- en gebruiksaanwijzing

MONTAGEHANDLEIDING IPSO BUISMOTOREN

GA-2 Alarmtoestel vetafscheider met twee sensoren Installatie- en bedieningsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding

Elektrische aandrijvingen

De ET31F (die alleen de vloertemperatuur meet) kan in een andere ruimte geplaatst worden.

ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing HN-schakelaar NRS 2-4

ASZ... Potentiometers. Building Technologies Division. ASZxx.3x

Documentatie. RM-BV 4 Micro. Filterregeling

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

Gebruikershandleiding

Beschrijving: SAM 8.1/2 Tl.Nr.: HOL

FAAC Tubular Motors Schaapweg BA Vlodrop

1 Veiligheidsinstructies

Gebruikers- en montagehandleiding Pijpdakventilator MPV

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1

Toetselement onder lang indrukken: het licht wordt met minimale lichtsterkte ingeschakeld.

Handleiding Explosieveilig timerrelais Type AR-023. II 3 D Ex tc IIIC T80ºC Dc

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud.

Elektromotorische servomotoren voor afsluiters

Bedieningshandleiding. Vloerverwarmingsthermostaat

BES External Signaling Device

Servomotoren voor kleine afsluiters

3/6/HL/3. Afsluitkleppen. Serie NAK (gasdicht) The art of handling air

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

ELWSE sturing met BOX10

OPSTEEK AANDRIJVINGEN SIK-SERIE

TECHNISCHE HANDLEIDING

Ridder PositioningUnit RPU

Wormwielkasten GS 50.3 GS met voet en hefboom

Emotron I/O-board 2.0 Optie

Installatie & Onderhoudsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

De 4 aandrijvingen zijn in groep met een schakelaar lokaal te bedienen. Meerdere schakelaars en sturingen kunnen parallel aangesloten worden.

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

BES External Signaling Device

Universele Werklamp GT-AL-02

Serie 15 - Elektronische dimmer

Handleiding Brel 35mm en 45mm elektronische radio motor (ook voor ritsscreen) Type MEV MEV MEV MEV45-40

GEBRUIKSAANWIJZING REGELEENHEID VOOR ROTERENDE WARMTEWISSELAAR. MicroMax. Art.nr. F IBC control Made in Sweden

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LB-management. Jaloeziebasiselement Universeel. Jaloeziebasiselement Universeel Art. nr.

OFFICINE OROBICHE S.p.A. 1/5 GEBRUIKERSHANDLEIDING VOOR MAGNETISCHE sensoren voor serie 2000 instrumenten

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Non-Intrusive AUMATIC AC Aansturing: Foundation Fieldbus

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

Handleiding en aansluitinstructie

Jack vta 562/800. Pagina 1 van 12 versie

Elektromotorische servomotoren

Technisch gegevens van de motor

MONTAGE INSTRUCTIES. INSCHROEFELEMENTEN (standaard)

elero VarioTec Gebruiksaanwijzing Bewaar deze gebruiksaanwijzing goed!

ilmo 50 WT Ref B

Serie 7L - LED-lampen

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

Verwarmingselement. Building Technologies Division

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

BES External Signaling Devices

Jack vta 562/800. Pagina 1 van 15 versie

GfS Push Bar Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Opbouw GfS Push Bar Alarm...p. 3. Installatie GfS Push Bar Alarm...p. 4

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement OmzetterWindmeter. Bedieningshandleiding

Systeem 2000 Systeem 2000 HLK-relais-basiselement. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best. nr. : Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave. 1. Inleiding De ohmmeter 3. Aanwijzingen Klemaanduidingen 5. Opdracht 1 8. Opdracht 2 9. Opdracht 3 10.

Gebruikershandleiding.

Installatie & onderhouds instructies COMBO-D-LUX. Tijdgestuurde condensaat aftap 02/13

Installatie-, onderhouds- en bedrijfsvoorschriften voor elektromotoren.

HANDLEIDING CIFERO XT CODEKLAVIER

Wij danken u hartelijk voor de aankoop van uw LivingLight Color Player 4 en/of Color Player 4 receiver.

Magneetklep DN15 t/m DN150

ES-S7B. Buitensirene.

Zwenkaandrijvingen SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 AUMA NORM (zonder besturingseenheid)

PHONIRO MAIN ENTRANCE

Multi Purpose Converter 20A

GEBRUIKSAANWIJZING TEGELZAAGMACHINE DYNAMIC 680

TDS 20/50/75/120 R. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Basiselement toerentalregelaar. Best.nr. : Best.nr. : Bedieningshandleiding

Transcriptie:

Aandrijvingen SAExC 07.1 SAExC 16.1 SARExC 07.1 SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1 ISO 9001 ISO 14001 Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269 Bedieningsinstructies

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies Geldigheid bedieningsinstructies: Deze instructies zijn van toepassing op de (regel)aandrijvingen, serie SA(R)ExC 07.1 SA(R)ExC 16.1, met een besturingseenheid AMExC 01.1. Deze instructies gelden alleen voor de uitvoering rechtsdraaiend sluiten, d.w.z. de aangedreven as draait bij het sluiten van de afsluiter met de wijzers van de klok mee. Inhoudsopgave Pagina 1. Veiligheidsinstructies 4 1.1 Toepassingsgebied 4 1.2 Inbedrijfname (elektrisch aansluiten) 4 1.3 Onderhoud 4 1.4 Waarschuwingen / aanwijzingen 4 1.5 Verdere aanwijzingen 4 2. Korte omschrijving 4 3. Technische gegevens 5 4. Aanvullende informatie voor de legenda van de aansluitschema s 8 5. Transport en opslag 9 6. Verpakking 9 7. Montage op afsluiter / reductiekast 10 8. Handbediening 12 9. Elektrisch aansluiten 13 9.1 Ex-rondstekker met klemmenaansluiting 13 9.2 Ex-plug-in klemmenstrook 14 9.3 Verwarmingselement 15 9.4 Bescherming motor 15 9.5 Standmelders 15 9.6 Plaatsen van het deksel 15 10. Het openen van de schakelruimte 16 10.1 Het verwijderen van het deksel van de schakelruimte 16 10.2 Het verwijderen van het schijfje van de mechanische standaanwijzing (optie) 16 11. Instelling wegschakelaars 17 11.1 Instelling eindstand DICHT (zwart veld) 17 11.2 Instelling eindstand OPEN (wit veld) 17 11.3 Controle instelling schakelaars 17 12. Instelling DUO-wegschakelaars (optie) 18 12.1 Instelling voor richting DICHT (zwart veld) 18 12.2 Instelling voor richting OPEN (wit veld) 18 13. Instelling draaimomentschakelaars 19 13.1 Instelling 19 13.2 Controle instelling draaimoment- en DUO-wegschakelaars 19 14. Proefdraaien 20 14.1 Draairichting controleren 20 14.2 Instelling van de wegschakelaars controleren 21 14.3 Wijze van afschakelen controleren 21 14.4 PTC-tripping device controleren 21 15. Instelling potentiometer (optie) 22 16. Instelling elektronische standmelder RWG (optie) 23 16.1 Instelling 2-draadssysteem 4 20 ma en 3-/4-draadssysteem 0 20 ma 24 16.2 Instelling 3-/4-draadssysteem 4 20 ma 25 17. Instelling mechanische standaanwijzing (optie) 26 18. Het sluiten van de schakelruimte 26 2

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 Pagina 19. Besturingseenheid AMExC 01.1 27 19.1 Functie van de diagnose-led s op de interface-printplaat (standaarduitvoering) 27 19.2 Programmering van de logica-printplaat 28 19.3 NOOD-OPEN en NOOD-DICHT signaal (optie) 29 20. Elektronische positioner (optie) 30 20.1 Technische gegevens 30 20.2 Instelling 30 20.2.1 Instelling type signaal 31 20.2.2 Instelling gedrag aandrijving bij uitvallen van signaal 32 20.3 Afregelen positioner eindstand DICHT (standaarduitvoering) 33 20.4 Afregelen positioner eindstand OPEN (standaarduitvoering) 34 20.5 Instelling gevoeligheid 34 20.6 Afregelen positioner eindstand OPEN (invers bedrijf) 36 20.7 Afregelen positioner eindstand DICHT (invers bedrijf) 37 20.8 Positioner in Split Range versie (optie) 38 20.8.1 Split Range: omschrijving van de functies 38 20.8.2 Programmering 38 20.8.3 Afregelen positioner voor Split Range 38 21. Timer (optie) 40 21.1 21.2 Functie van de diagnose-led s (timer) 40 21.3 Instelling begin en eind van puls/pauzesturing d.m.v. DUO-wegschakelmechanisme (optie) 41 21.4 Instelling loop- en pauzetijden 42 21.5. Zekeringen 43 22. Onderhoud 44 23. Smeermiddel 45 24. Afval en recycling 45 25. Service 45 26. Onderdelenlijst aandrijvingen SA(R)ExC 07.1 SA(R)ExC 16.1 46 27. Onderdelenlijst besturingseenheid AMExC 01.1 met rondstekker 48 28. Onderdelenlijst besturingseenheid AMExC 01.1 met klemmen 50 29. PTB-certificaat 52 30. Conformiteitsverklaring en fabrikantenverklaring 54 Trefwoordenregister 55 Adressen AUMA kantoren en vertegenwoordigingen 56 3

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 1. Veiligheidsinstructies 1.1 Toepassingsgebied AUMA aandrijvingen zijn bestemd voor het bedienen van industriële afsluiters, zoals ventielen, schuifafsluiters, vlinderkleppen en kogelkranen. In geval van andere toepassingen is overleg met de fabriek noodzakelijk. AUMA is niet aansprakelijk voor eventuele schade, voortvloeiend uit het gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de aandrijvingen bestemd zijn. Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker. Tot een juist gebruik van de aandrijving behoort ook het inachtnemen van deze instructies. 1.2 Inbedrijfname (elektrisch aansluiten) Bij werkzaamheden in explosiegevaarlijke omgevingen dienen speciale regelingen (norm EN 60079-17) in acht genomen te worden. Werkzaamheden aan een geopende, onder spanning staande aandrijving mogen alleen verricht worden, als men zich ervan vergewist heeft dat tijdens de werkzaamheden geen explosiegevaar bestaat. Natuurlijk dient men aan additionele nationale bepalingen aandacht te besteden. Bij het gebruik van elektrische apparatuur staan bepaalde delen daarvan noodzakelijkerwijs onder een gevaarlijke spanning. Alleen elektrotechnici of voor dergelijke werkzaamheden opgeleide personen (op aanwijzing en onder toezicht van een elektrotechnicus) mogen aan elektrische installaties of apparatuur werken. Uiteraard dienen de op dit gebied van toepassing zijnde voorschriften opgevolgd te worden. 1.3 Onderhoud Onderhoudsvoorschriften (zie pagina 44) moeten in acht genomen worden; anders kan een goede werking van de aandrijving niet gegarandeerd worden. 1.4 Waarschuwingen/ aanwijzingen Het niet in acht nemen van waarschuwingen en aanwijzingen kan leiden tot ernstig letsel of grote schade. Het gekwalificeerde personeel dient volledig op de hoogte te zijn van alle waarschuwingen en aanwijzingen in deze bedieningsinstructies. Voor een probleemloze en goede werking van de aandrijvingen is - naast een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren - een zorgvuldige inbedrijfname essentiëel. De hieronder weergegeven waarschuwingstekens zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op de in deze instructies opgenomen veiligheidsprocedures en -aanwijzingen. Elk van deze aanwijzingen wordt aangeduid met een pictogram, dat met het doel van de aanwijzingen overeenstemt. Dit pictogram betekent: Let op! Let op betekent, dat de handelingen of procedures van grote invloed zijn op de juiste werking van de aandrijvingen. Het niet in acht nemen van die handelingen of procedures kan leiden tot het ontstaan van schade. Dit pictogram betekent: Elektrostatischgevoelige onderdelen! Als dit pictogram op een printplaat aangebracht is, is deze printplaat voorzien van onderdelen die door elektrostatische ontladingen beschadigd of vernietigd kunnen worden. Indien de printplaten bij instelwerkzaamheden, metingen of vervanging worden aangeraakt, dient direct vóór die handeling zorggedragen te worden voor een ontlading door een geaard, metalen oppervlak (bijv. het huis van de aandrijving) aan te raken. Dit pictogram betekent: Waarschuwing! Waarschuwing duidt op handelingen of procedures, die - indien niet op de juiste wijze uitgevoerd - een risico kunnen vormen voor de veiligheid van personen of materialen. 2. Korte omschrijving AUMA aandrijvingen SA(R)ExC 07.1 SA(R)ExC 16.1 bestaan uit modulaire functie-eenheden. De aandrijvingen worden aangedreven door een elektrische motor en aangestuurd door een besturingseenheid AMExC 01.1, die beide deel uitmaken van de levering. De afschakeling wordt gerealiseerd door wegschakelaars in de beide eindstanden. Het is echter ook mogelijk om in beide eindstanden d.m.v. de draaimomentschakelaars af te schakelen. De wijze van afschakelen wordt door de afsluiterfabrikant bepaald. 4

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 3. Technische gegevens Tabel 1: Technische gegevens aandrijvingen SA(R)ExC 07.1 SA(R)ExC 16.1 Uitvoering en functies Explosieveiligheidsklasse standaard: II2G EEx de IIC T4 II2G c IIC T4 opties: II2G EEx d IIC T4 II2G c IIC T4 Type bescherming motorcompartiment: d drukvaste behuizing EEx d schakelruimte: d drukvaste behuizing EEx d behuizing besturing: d drukvaste behuizing EEx d aansluitruimte: e verhoogde veiligheid EEx e d (optie) drukvaste behuizing reductiekast: c constructionele veiligheid EG-typetest certificaat PTB 01 ATEX 1087 Bedrijfsklasse 1) standaard: SAExC: kortstondig bedrijf S2-15 min SARExC: regelbedrijf S4-25 % optie: SAExC: kortstondig bedrijf S2-30 min SARExC: regelbedrijf S4-50 % Motoren draaistroommotor (asynchroon), type IM B9 overeenkomstig IEC 34 Isolatieklasse F, tropenbestendig Motorbescherming standaard: SAExC: 3 PTC-weerstanden (volgens DIN 44082) SARExC: 3 PTC-weerstanden (volgens DIN 44082) optie: SAExC: 3 thermoknopen (NC) Zelfremmend ja (bij uitgaande toerentallen van 4-90 omw./min.) Wegschakelmechanisme telrollenschakelwerk voor de eindstanden OPEN en DICHT voor 1 tot 500 omwentelingen per slag (optioneel voor 1 tot 5.000 omwentelingen per slag) standaard: opties: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) voor elke eindstand tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) voor elke eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden drievoudige schakelaar (3 NC en 3 NO) voor elke eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden tussenstandschakelaar (DUO-wegschakelaar), vrij instelbaar Draaimomentmechanisme traploos instelbaar draaimomentmechanisme voor de richting OPEN en de richting DICHT standaard: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) per richting opties: tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per richting, schakelaars galvanisch gescheiden Standmelding, analoog (opties) potentiometer of 0/4 20 ma zie voor verdere informatie separaat informatieblad Mechanische standaanwijzing continue aanwijzing, instelbaar schijfje met symbolen OPEN en DICHT (optie) Indicatie aandrijving in bedrijf signaalgever Verwarming in schakelruimte standaard: verwarmingselement (weerstand) 5 W, 24 V DC optie: zelfregulerend PTC-verwarmingselement, 5 20 W 110 250 V DC/AC, 24 48 V DC/AC Handbediening handwiel voor instelling en nood-handbediening, staat tijdens elektrisch bedrijf stil optie: afsluitbaar handwiel Elektrische aansluiting AUMA rondstekker besturingseenheid Kabelingangen standaard: metrische draad opties: Pg-draad, NPT-draad, G-draad Aansluitschema SAExC: KMS TP 210/001 (basisuitvoering) SARExC: KMS TP 200/001 (basisuitvoering) Aandrijfvormen A, B1, B2, B3, B4 volgens EN ISO 5210 A, B, D, E volgens DIN 3210 C volgens DIN 3338 speciale aandrijfvormen: AF, AK, AG, IB1, IB3 Omgevingscondities Beschermingsklasse volgens EN 60529 standaard: IP 67 optie: IP 68 Bij beide beschermingsklassen (IP 67 en IP 68) is een additionele afdichting van de aansluitruimte t.o.v. het binnenwerk van de aandrijving voorzien ( double sealed). 5

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 1) Gebaseerd op een omgevingstemperatuur van 20 C en een gemiddelde draaimomentbelasting overeenkomstig de technische gegevens van SAExC. Een overschrijding van het type bedrijf is niet toegestaan. Corrosiebescherming standaard: KN geschikt voor opstelling in industriële installaties, in drinkwaterbedrijven en energiecentrales met weinig belastende atmosfeer 2) opties: KS geschikt voor opstelling in installaties met een omgevingsatmosfeer, die gematigd agressief is of gematigd agressief kan zijn (bijv. rioolwaterzuiveringen, chemische industrie) KX geschikt voor opstelling in een extreem agressieve omgevingsatmosfeer met een hoge luchtvochtigheid en een hoge concentratie van schadelijke stoffen KX-G zoals KX, maar in een aluminiumvrije versie (buitenliggende delen) Standaardkleur standaard: zilvergrijs (DB 701, overeenkomstig RAL 9007) optie: in overleg met de fabriek andere kleuren mogelijk Coating standaard: tweecomponentenverf Omgevingstemperatuur 3) standaard: 20 C tot + 40 C opties: 40 C tot + 40 C (lage temperatuur) 50 C tot + 40 C (extreem lage temperatuur) Schokbestendigheid 4) 1 g, voor 10 tot 200 Hz overeenkomstig EN 60068-2-6 Levensduur Type Bedieningscyclus (OPEN-DICHT-OPEN) met 30 omwentelingen per slag SAExC 07.1 SAExC 10.1 20.000 SAExC 14.1 SAExC 16.1 15.000 Type Cycli in miljoenen Aantal starts per uur, gebaseerd op S4-25 %, bij een levensduurverwachting van een minimum aantal bedrijfsuren min. 5.000 uren 10.000 uren 20.000 uren SARExC 07.1 SARExC 10.1 5,0 1.000 500 250 SARExC 14.1 SARExC 14.5 3,5 700 300 175 SARExC 16.1 3,5 600 300 175 Overige informatie EG-richtlijnen Referentie-documenten ATEX richtlijn (94/9/EG) EMC-richtlijn (Elektromagnetische compatibiliteit; 89/336/EEG) Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG) Machinerichtlijn (98/37/EG) Brochure Electric multi-turn actuators SA(R) Brochure Electric actuators and valve gearboxes according to ATEX Informatiebladen met maatgegevens van SA(R)ExC Informatiebladen met elektrische gegevens van SA(R)ExC Informatiebladen met technische gegevens van SA(R)ExC 6

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 Tabel 2: Technische gegevens besturingseenheid AMExC 01.1 Explosieveiligheidsklasse zie gegevens aandrijving EG-typetest certificaat zie gegevens aandrijving Motorbescherming standaard: PTC-weerstanden (volgens DIN 44082) in aandrijving PTC-tripping device met de mogelijkheid om het device te resetten d.m.v. de keuzeschakelaar van de lokale bediening (beschermingscategorie 1 volgens EN 954-1) optie: thermoknopen (NC) en thermisch relais Voedingsspanning zie typeplaatje Motorsturing magneetschakelaars mechanisch, elektrisch vergrendeld, max. 690 V AC, max. 7,5 kw Stuurspanning standaard: 24 V DC van intern netvoedingsapparaat, ook beschikbaar voor stuursignalen OPEN-STOP-DICHT/OPEN-DICHT en voor externe indicatielampjes (P max = 2,5 W) optie: 115 V AC van intern netvoedingsapparaat Binaire ingangssignalen (aansturing) standaard: optie: OPEN-STOP-DICHT omschakeling aansturing analoog / binair 1) voor ingangssignalen OPEN-DICHT galvanische scheiding: nominale spanning: stroomopname: Analoge ingangssignalen (optie) zie positioner Uitgangssignalen (relais; potentiaalvrij) Monitorrelais (diagnose-led s) Analoge uitgangssignalen (optie) Positioner (optie) Noodbedrijf (EMERGENCY) (optie) opto-couplers standaard: 24 V DC, hetzij intern verzorgd door het netvoedingsapparaat (met max. 50 ma belastbaar) hetzij extern te verzorgen 10 15 ma per ingang monitorrelais voor storingssignalen: - fasenuitval - motorbescherming aangesproken - draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor het bereiken van de eindstand (kan uitgeschakeld worden) 4 signaleringsrelais: - eindstand OPEN - eindstand DICHT - keuzeschakelaar PLAATSELIJK - keuzeschakelaar AFSTAND - fasenuitval en/of motorbescherming aangesproken - draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor het bereiken van de eindstand terugmelding, werkelijke waarde (galvanisch gescheiden) E2 = 0/4 20 ma stuursignaal (ingaand - nominale waarde) E1 = 0/4 20 ma ingangsweerstand 250 Ohm terugmelding E2 (werkelijke waarde): 0/4 20 ma van toepassing bij de standen PLAATSELIJK, UIT en AFSTAND van de keuzeschakelaar eindstand DICHT eindstand OPEN looptijd/pauzetijd onafhankelijk van elkaar instelbaar (1 30 seconden) Timer (optie) Lokale bediening standaard: keuzeschakelaar PLAATSELIJK-UIT-AFSTAND afsluitbaar, reset motorbescherming drukknoppen OPEN-STOP-DICHT signaallampen eindstanden OPEN-STORING-DICHT Beschermingsklasse zie aandrijving Omgevingstemperatuur zie aandrijving Elektrische aansluiting standaard: Ex-rondstekker met klemmenaansluiting (schroefverbinding) optie: Ex-plug-in klemmenstrook 1) alleen in combinatie met positioner 7

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 4. Aanvullende informatie voor de legenda van de aansluitschema s Toelichting A: Indien de aandrijving is voorzien van een signaalgever (S5), kan met behulp van de signaalgever het knippersignaal aandrijving in bedrijf worden gerealiseerd (het openen en sluiten van potentiaalvrije contacten). Richting DICHT: aansluiten contacten X K 6 - X K 7 Richting OPEN: aansluiten contacten X K 6 - X K 8 In de eindstanden blijven de contacten gesloten. Indien de aandrijving wordt aangestuurd met een extern PLC-systeem, kan het knippersignaal met behulp van de printschakelaars (DIP-switches) worden uitgeschakeld (zie tabel 9, pagina 28). Toelichting B: Toelichting D: De wijze van afschakelen in de eindstanden wordt door de afsluiterfabrikant bepaald. Met behulp van de printschakelaars S1-2 en S3-2 (zie pag. 28) stelt de afsluiterfabrikant de wijze van afschakelen in. Indien de draaimomentschakelaar vóór het bereiken van de eindstand wordt aangesproken, wordt de aandrijving afgeschakeld en wordt een storingsmelding gegenereerd. Bij draaimomentafhankelijk afschakelen worden de wegschakelaars gebruikt voor terugmelding. De wegschakelaars dienen zo te worden ingesteld, dat de desbetreffende schakelaar kort voor het bereiken van de eindstand wordt aangesproken. Indien de draaimomentschakelaar voor de wegschakelaar aangesproken wordt, wordt de aandrijving afgeschakeld en wordt een storingsmelding gegenereerd. Zie voor verdere programmeermogelijkheden, zoals bijv. Afstandsbediening met of zonder overneemcontacten, tabel 9 op pagina 28. De hieronder vermelde storingen worden geregistreerd en kunnen als gezamenlijke storingsmelding aan de controlekamer worden doorgegeven: - stroomuitval - fasenuitval - motorbecherming aangesproken - draaimomentschakelaar aangesproken voor bereiken eindstand Deze storingsmelding kan met behulp van DIP-switches op de logica-printplaat worden uitgeschakeld (zie tabel 9, pagina 28). Toelichting E: Ingangssignalen overeenkomstig DIN 19 240. De nominale stroom van de ingangen X K 2, X K 3enX K 4 is 10 15 ma. Indien de interne spanning 24 V DC voor de aansturing op afstand wordt gebruikt, mag alleen over potentiaalvrije contacten geschakeld worden. Toelichting F: Toelichting G: Indien zich een verkeerde fasenvolgorde voordoet, wordt het draaiveld automatisch gecorrigeerd door de fasenbewaking. Indien er sprake is van fasenuitval, stopt de aandrijving. De storing wordt door LED V14 op de interfaceprintplaat (zie pagina 27) aangegeven. Zie voor de signalering van een gezamenlijke storingsmelding de hierboven onder D vermelde gegevens. Potentiaalvrije contacten zijn beschikbaar voor de terugmeldingen. De interne stuurspanning (X K 11 / + 24 V bzw. X K 5 / 24V) mag niet voor externe lampen, relais enz. worden gebruikt. 8

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 5. Transport en opslag Transporteer het materiaal in een stevige verpakking naar de plaats van bestemming. Bevestig hijs- en hefmateriaal nooit aan het handwiel. Als de aandrijving op de afsluiter gemonteerd is: bevestig hijs- en hefmateriaal aan de afsluiter en niet aan de aandrijving. Sla het materiaal op in goed geventileerde en droge ruimtes. Bescherm het materiaal tegen vocht uit de bodem door het op te slaan in stellingen of op houten pallets.. Dek het materiaal af ter bescherming tegen stof en vuil. Bescherm ongespoten delen tegen roest met een daarvoor geschikt anti-roestmiddel. Indien de aandrijvingen gedurende een langere tijd (meer dan 6 maanden) worden opgeslagen, moet het navolgende eveneens in acht genomen worden:. Voor opslag materiaal: bescherm ongespoten delen, met name die van aandrijfvormen en montagevlakken, met een anti-roestmiddel dat een duurzame werking heeft.. Controleer elke 6 maanden het materiaal op corrosie. Breng het anti-roestmiddel nogmaals aan, als de eerste tekenen van corrosie verschijnen. Sluit na de montage van de aandrijving op de afsluiter de aandrijving onmiddellijk elektrisch aan, zodat het verwarmingselement condensvorming kan voorkomen. 6. Verpakking Onze producten worden door speciale verpakkingen beschermd voor het transport af fabriek. De verpakking bestaat uit milieuvriendelijke materialen, die op eenvoudige wijze kunnen worden gescheiden en voor recycling in aanmerking komen. Wij adviseren u recycling- en inzamelcentra te benaderen voor het afvoeren van het verpakkingsmateriaal. Onze verpakkingsmaterialen zijn hout, karton, papier en PE-folie. 9

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 7. Montage op afsluiter / reductiekast. Controleer de aandrijving vóór de montage op beschadigingen. Beschadigde onderdelen dienen door originele onderdelen vervangen te worden. Werk na de montage van de aandrijving op de afsluiter eventuele verfbeschadigingen zorgvuldig bij.. Verhoogde temperaturen bij de opbouwflens of de spindel van de afsluiter: Indien bij de opbouwflens of de spindel van de afsluiter temperaturen > 40 C te verwachten zijn (bijv. t.g.v. hete media), is overleg met AUMA noodzakelijk. Temperaturen > 40 C zijn namelijk niet in aanmerking genomen ten aanzien van de explosieveiligheid van het niet-elektrisch gedeelte. De montage is het gemakkelijkst te realiseren, indien de as van de afsluiter / reductiekast loodrecht naar boven wijst. De aandrijving kan echter in elke gewenste opbouwpositie gemonteerd worden. De aandrijving wordt door de fabriek in de stand DICHT uitgeleverd (wegschakelaar DICHT aangesproken).. Controleer, of de uitgaande flens op de afsluiter / reductiekast past. Let op speling van de centreerring van de flens! De aandrijfvormen B1, B2, B3 of B4 (afb. A) hebben een boring met spiebaan (gewoonlijk overeenkomstig ISO 5210). Afb. A Aandrijfvorm B1/B2 draadbus Aandrijfvorm B3/B4 boring met spiebaan Bij aandrijfvorm A (afb. B) moet de draad van de draadbus overeenstemmen met de draad van de spindel van de afsluiter. Tenzij in de bestelling iets anders aangegeven is, wordt de draadbus ongeboord geleverd. Zie de volgende pagina voor gegevens omtrent het op maat bewerken van de draadbus. Controleer, of de boring en spiebaan overeenkomen met de ingaande as van de afsluiter / reductiekast. Ontvet het oppervlak van de aansluitflens van de aandrijving en dat van de opbouwflens van de afsluiter / reductiekast zorgvuldig.. Vet de as van de afsluiter / reductiekast licht in. Plaats de aandrijving op de afsluiter / reductiekast. Zet de aandrijving met schroeven (ten minste kwaliteit 8.8, zie tabel 3) vast. Draai de schroeven gelijkmatig en kruisgewijs aan. Tabel 3: Bevestigingsmoment voor schroeven Kwaliteit 8.8 T A (Nm) M 8 25 M 10 50 M 12 87 M 16 220 M 20 420 10

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 Op maat bewerken van de draadbus (aandrijfvorm A): Afb. B-1 Aandrijfvorm A draadbus 80.3 80.01/80.02 80.2 Het is niet noodzakelijk om de aansluitflens van de aandrijving te verwijderen. Schroef de centreerring (80.2, afb. B-1) uit de aansluitflens. Verwijder de draadbus (80.3) samen met de axiaalnaaldkrans (80.01) en de axiaallagerschijven (80.02). Verwijder de axiaalnaaldkrans en de axiaallagerschijven van de draadbus. Boor de draadbus en snijd de draad. Let op: de boring moet exact centrisch en verticaal zijn! Reinig de bewerkte draadbus. Smeer de axiaalnaaldkrans en de axiaallagerschijven met kogellagervet in en plaats deze vervolgens weer op de draadbus.. Plaats de draadbus met de axiaallagers weer in de aansluitflens. Zorg ervoor, dat de klauwen op de juiste wijze in de uitsparingen van de holle as grijpen. Schroef de centreerring weer in de flens en draai de ring tot aan de aanslag vast.. Smeer de lagers via de smeernippel met behulp van een vetspuit. (lithium zeep EP-multi-purpose smeermiddel op basis van mineraalolie) Tabel 4: hoeveelheden smeermiddel voor aandrijfvorm A Aandrijv. A 07.2 A 10.2 A 14.2 A 16.2 A 25.2 A 30.2 A 35.2 A 40.2 A 48.2 Hoev. 1) 1,5 g 2 g 3 g 5 g 10 g 14 g 20 g 25 g 30 g 1) voor vet met een dichtheid ρ = 0,9 kg/dm³ Beschermbuis voor een stijgende spindel van de afsluiter Beschermbuizen kunnen los meegeleverd worden. Omwikkel de draad met teflon tape. Schroef de beschermbuis (1) in de draad (afb. B-2) en draai de buis stevig vast.. Bij corrosiebescherming KS/KX: duw de dichtring (2) tot aan de behuizing naar beneden. Controleer, of de beschermkap (3) aanwezig is en onbeschadigd is. Afb. B-2: Beschermbuis voor stijgende spindel afsluiter 3 1 2 11

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 8. Handbediening De aandrijving kan handmatig bediend worden bij instelling en inbedrijfname, in geval van het eventueel uitvallen van de motor en bij een eventuele stroomuitval. De handbediening wordt ingeschakeld door een intern omschakelmechanisme. Handbediening inschakelen:. Trek de omschakelhendel in het midden van het handwiel ca. 85 omhoog, draai daarbij het handwiel licht heen en weer totdat de handbediening in werking wordt gesteld (afb. C). Afb. C Afb. D Handkracht is voldoende om de omschakelhendel te bedienen. De toepassing van een verlengstuk is niet noodzakelijk. Een te hoge kracht kan schade aan het omschakelmechanisme veroorzaken.. Laat de omschakelhendel los (deze valt door de veerkracht terug in de uitgangspositie, afb. D). Indien nodig: duw de hendel met de hand terug. Het inschakelen van de handbediening bij een draaiende motor (afbeelding E) kan tot een verhoogde slijtage van het omschakelmechanisme leiden. Afb. E Afb. F. Draai het handwiel in de gewenste richting (afb. F). Handbediening uitschakelen: Bij het starten van de motor wordt de handbediening automatisch ontkoppeld. Tijdens motorbedrijf staat het handwiel stil. 12

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 9. Elektrisch aansluiten Bij werkzaamheden in explosiegevaarlijke omgevingen dienen de Europese normen EN 60079-14 Electrical Installations in Hazardous Areas en EN 60079-17 Inspection and Maintenance of Electrical Installations in Hazardous Areas in acht genomen te worden. Werkzaamheden aan elektrische installaties of apparatuur mogen alleen door een elektrotechnicus of daartoe opgeleid personeel (op aanwijzing en onder toezicht van een elektrotechnicus) worden verricht. De van toepassing zijnde normen dienen in acht genomen te worden. 9.1 Aansluiting met Ex-rondstekker met klemmenaansluiting Afb. G-1: Elektrische aansluiting 50.0 50.01 51.0 Afb. G-2: Elektrisch loskoppelen 50.0 51.0 51.02 Na het verwijderen van het stekkerdeksel (50.0) kan bij de Ex-rondstekker (afb. G-1) de elektrische aansluiting worden gerealiseerd door middel van de EEx e - aansluitklemmen van de klemmenstrook (51.0). Het drukvaste compartiment (type bescherming EEx d) blijft daarbij gesloten.. Controleer, of de stroomsoort, voedingsspanning en frequentie overeenstemmen met de gegevens van de motor (zie typeplaatje op de motor).. Draai de schroeven (50.01; afb. G-1) los en verwijder het stekkerdeksel.. Gebruik kabelwartels, die goedgekeurd zijn voor EEx e toepassing en die verder geschikt zijn voor de gewenste kabeldiameter.. Beschermingsklasse IP 67 c.q. IP 68 kan alleen worden gegarandeerd, indien de voor de desbetreffende beschermingsklasse geschikte kabelwartels worden gebruikt.. Niet-benodigde kabelingangen dienen te worden voorzien van de juiste blindstoppen.. Verwijder de kabelbescherming over een lengte van 120 140 mm. Strip de draden: besturing max. 8 mm, motor max. 12 mm. Gebruik voor flexibele kabels aderhulsjes overeenkomstig DIN 46228.. Per klem mogen 2 draden aangesloten worden. Sluit de kabels aan overeenkomstig het voor die order van toepassing zijnde aansluitschema MSP KMS TP... Bij uitlevering wordt het van toepassing zijnde aansluitschema samen met de bedieningsinstructies in een weerbestendig hoesje aan het handwiel van de aandrijving bevestigd. Als het aansluitschema niet meer aanwezig is, kan het schema onder vermelding van het commissienummer en/of het Auma Benelux ordernummer van de aandrijving (zie typeplaatje) worden opgevraagd. Als de aandrijving bijv. in verband met servicewerkzaamheden van de afsluiter moet worden verwijderd, kan men de aandrijving elektrisch loskoppelen zonder de bedrading te behoeven te verwijderen (afb. G-2). Daartoe draait men de schroeven (50.02) los en verwijdert men de rondstekker. Het stekkerdeksel (50.0) en de klemmenaansluiting (51.0) blijven op deze wijze bij elkaar. Afb. G-3: Parkeerstekker (optie) Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en geen voedingsspanning is. Ter voorkoming van het aanraken van de blootliggende contacten en ter bescherming tegen omgevingsinvloeden is een speciale parkeerstekker (afb. G-3) beschikbaar. Parkeerstekker 13

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies Tabel 5: Technische gegevens Ex-rondstekker met klemmenaansluiting voor explosieveilige aandrijvingen Technische gegevens Aansluiting motor 1) Aardkabel Stekkerstiften voor besturing Max. aantal contacten 3 1 38 stiften/bussen Omschrijving U1, V1, W1 overeenkomstig VDE 1 tot 24, 31 tot 40, 47 tot 50 Aansluitingspanning max. 550 V 250 V Nominale stroom max. 25 A 10 A Aansluiting zijde klant schroefverbinding schroefverbinding schroefverbinding Doorsnede max. 6 mm2 6 mm2 1,5 mm2 Materiaal: rondstekker araldit/polyamide araldit/polyamide araldit/polyamide Contacten messing (Ms) messing (Ms) messing (Ms) vertind 1) Geschikt voor aansluiting van koperdraden. Bij toepassing van aluminium is overleg met AUMA noodzakelijk 9.2 Plug-in klemmenstrook Afb. G-4: Elektrische aansluiting 50.1 51.01 51.16 Afb. G-5: Elektrisch loskoppelen 50.1 51.16 51.02 De elektrische aansluiting wordt gerealiseerd door middel van klemmen (afb. G-4). De uitvoering van de aansluitruimte is overeenkomstig explosieveiligheidsklasse EEx e (verhoogde veiligheid). De scheiding tussen de aansluitruimte (verhoogde veiligheid) en de besturingseenheid AMExC 01.1 (drukvaste behuizing) is gerealiseerd door middel van een drukvaste kabeldoorvoer met een geïntegreerde rondstekker. Controleer, of stroomsoort, voedingsspanning en frequentie overeenstemmen met de gegevens van de motor (zie typeplaatje op de motor).. Draai de schroeven (51.01; afb. G-4) los en verwijder het deksel van de klemmen (50.1).. Gebruik kabelwartels, die goedgekeurd zijn voor EEx e toepassing en die verder geschikt zijn voor de gewenste kabeldiameter.. Beschermingsklasse IP 67 resp. IP 68 kan alleen worden gegarandeerd, indien de voor de desbetreffende beschermingsklasse geschikte kabelwartels worden gebruikt.. Niet-benodigde kabelingangen dienen te worden voorzien van de juiste blindstoppen. Sluit de kabels aan overeenkomstig het voor die order van toepassing zijnde aansluitschema MSP KMS TP.... Bij uitlevering wordt het van toepassing zijnde aansluitschema samen met de bedieningsinstructies in een weerbestendig hoesje aan het handwiel van de aandrijving bevestigd. Als het aansluitschema niet meer aanwezig is, kan het schema onder vermelding van het commissienummer en/of het Auma Benelux ordernummer van de aandrijving (zie typeplaatje) worden opgevraagd. Als de aandrijving bijv. in verband met servicewerkzaamheden van de afsluiter moet worden verwijderd, kan men de aandrijving elektrisch loskoppelen zonder de bedrading te behoeven te verwijderen (afb. G-5). Daartoe draait men de schroeven (51.02) los en verwijdert men het gehele klemmenframe met de geïntegreerde rondstekker. Het deksel (50.1) en het frame (51.16) blijven op deze wijze bij elkaar. Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en dat de voedingsspanning uitgeschakeld is. 14

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 Afb. G-6: Parkeerstekker (optie) Ter voorkoming van het aanraken van de blootliggende contacten en ter bescherming tegen omgevingsinvloeden is een speciale parkeerstekker (afb. G-6) beschikbaar. Parkeerstekker Tabel 6: Technische gegevens plug-in klemmenstrook voor explosieveilige aandrijvingen Technische gegevens Klemmen motor 1) Aardkabel Klemmen besturing Max. aantal klemmen 3 1 48 Omschrijving U1, V1, W1 overeenkomstig VDE 1 tot 48 Aansluitspanning max. 750 V 250 V Nominale stroom max. 25 A 16 A Aansluiting schroefverbinding schroefverbinding Klemverbinding 2) Doorsnede max. 10 mm2 tot SA 16.1 10 mm2 2,5 mm2 flexibel, 4 mm2 massief 1) Geschikt voor aansluiting van koperdraden. Bij toepassing van aluminium is overleg met AUMA noodzakelijk. 2) Optioneel met schroefverbinding. 9.3 Verwarmingselement AUMA aandrijvingen zijn standaard voorzien van een verwarmingselement. Tenzij iets anders aangegeven is in de order, wordt de voedingsspanning voor het verwarmingselement intern verzorgd. 9.4 Bescherming motor Ter bescherming van de motor tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge temperaturen in de aandrijving zijn in de motorwikkelingen PTC-thermistors of thermoknopen opgenomen. Deze motorbescherming spreekt aan, zodra de maximaal toelaatbare temperatuur aan de wikkelingen bereikt is. Na het afkoelen van de motor kan deze weer worden ingeschakeld door middel van de keuzeschakelaar RESET van de lokale bediening. 9.5 Standmelders Voor het aansluiten van standmelders (potentiometer, RWG) moeten afgeschermde kabels worden gebruikt. 9.6 Plaatsen van het deksel Na het aansluiten: Reinig de pasvlakken van het stekkerdeksel of het klemmendeksel en de behuizing. Controleer, of de O-ring in goede staat verkeert.. Vet de pasvlakken licht in met een zuurvrij vet (bijv. vaseline). Breng een zuurvrij anti-corrosiemiddel aan op de spleetvlakken. Drukvaste behuizing! Ga voorzichtig om met het deksel en delen van het huis van de aandrijving. Spleetvlakken mogen niet worden beschadigd of vervuild. Delen van de behuizing, met name de spleetvlakken, mogen niet mechanisch bewerkt worden. Laat het deksel tijdens de montage niet kantelen. Plaats het deksel (50.0 afb. G-1 of 50.1 afb. G-4) terug en draai de 4 schroeven gelijkmatig en kruisgewijs aan.. Draai de kabelwartels goed aan, zodat de van toepassing zijnde beschermingsklasse (IP 67 c.q. IP 68) gewaarborgd is. 15

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 10. Het openen van de schakelruimte Voor de hieronder vermelde instelwerkzaamheden (paragraaf 11 tot 17) moet de schakelruimte geopend worden en moet het schijfje van de mechanische standaanwijzing - althans voor zover deze in de aandrijving gemonteerd is - verwijderd worden. Deze instellingen zijn alleen van toepassing voor de uitvoering rechtsdraaiend sluiten (= aangedreven as draait met de wijzers van de klok mee om de afsluiter te sluiten). 10.1 Het verwijderen van het deksel van de schakelruimte Bij werkzaamheden in explosiegevaarlijke omgevingen dienen de Europese normen EN 60079-14 Electrical Installations in Hazardous Areas en EN 60079-17 Inspection and Maintenance of Electrical Installations in Hazardous Areas in acht genomen te worden. Werkzaamheden aan elektrische installaties of apparatuur mogen alleen door een elektrotechnicus of daartoe opgeleid personeel (op aanwijzing en onder toezicht van een elektrotechnicus) worden verricht. De van toepassing zijnde normen dienen in acht genomen te worden. Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en dat de voedingsspanning uitgeschakeld is.. Draai de 4 schroeven los en verwijder het deksel van de schakelruimte (afb. H). Afb. H-1: Deksel met kijkglas Schroeven Afb. H-2: Deksel zonder kijkglas 10.2 Het verwijderen van het schijfje van de mechanische standaanwijzing (optie). Verwijder - indien aanwezig - het schijfje van de standaanwijzing (afb. J). Gebruik eventueel een steeksleutel (ca. 14 mm) als hefboom. DSR WDR Afb. J: Verwijderen schijfje mechanische standaanwijzing Schijfje 16

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 11. Instelling wegschakelaars 11.1 Instelling eindstand DICHT (zwart veld) Draai het handwiel met de wijzers van de klok mee, totdat de afsluiter gesloten is.. Draai het handwiel na het bereiken van de eindstand ongeveer een halve slag terug. Controleer bij het proefdraaien de naloop en - indien nodig - corrigeer de instelling van de wegschakelaars.. Druk instelspindel A (afb.k-1) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer B. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer B telkens 90 verder, totdat punt C bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer B nog 90 van punt C verwijderd is. Stop met draaien als punt C bereikt is en laat instelspindel A los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling. Afb. K-1: Meld- en stuureenheid T P B E C F. Draai het handwiel tegen de wijzers van de klok in, totdat de afsluiter geopend is. Draai het handwiel vervolgens een halve slag terug.. Druk instelspindel D (afb.k-1) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer E. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer E telkens 90 verder, totdat punt F bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer E nog 90 van punt F verwijderd is. Stop met draaien als punt F bereikt is en laat instelspindel D los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling. 11.2 Instelling eindstand OPEN (wit veld) A D 11.3 Controle instelling schakelaars Met behulp van de rode testknoppen T en P (afb. K-1) kunnen de wegschakelaars met de hand bediend worden.. Door knop T in de richting van de pijl LSC (WSR) te draaien kan men de wegschakelaar DICHT bedienen.. Door knop P in de richting van de pijl LSO (WÖL) te draaien kan men de wegschakelaar OPEN bedienen. 17

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 12. Instelling DUO-wegschakelaars (optie) Elke gewenste toepassing kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld door middel van de twee tussenstandschakelaars. Gebruik bij het instellen van het schakelpunt (tussenstand) dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf. 12.1 Instelling voor richting DICHT (zwart veld). Breng de afsluiter in de gewenste tussenstand. Druk instelspindel G (afb.k-2) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer H. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer H telkens 90 verder, totdat punt C bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer H nog 90 van punt C verwijderd is. Stop met draaien als punt C bereikt is en laat instelspindel G los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling. Afb. K-2: Meld- en stuureenheid T P C F H G K E 12.2 Instelling richting OPEN (wit veld). Breng de afsluiter in de gewenste tussenstand. Druk instelspindel K (afb. K-2) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer L. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer L telkens 90 verder, totdat punt F bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer L nog 90 van punt F verwijderd is. Stop met draaien als punt F bereikt is en laat instelspindel K los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling. 18

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 13. Instelling draaimomentschakelaars 13.1 Instelling Het ingestelde draaimoment moet geschikt zijn voor de afsluiter!. Deze instelling mag alleen met toestemming van de afsluiterfabrikant gewijzigd worden! Afb. L: Meetkoppen Instelling DICHT Instelling OPEN Draai beide schroeven O op het schijfje van het instelmechanisme los (afb. L).. Draai het schijfje P om het benodigde draaimoment in te stellen (1 da Nm = 10 Nm). Voorbeeld: Afb. L toont de hieronder vermelde instellingen: 3,5 da Nm = 35 Nm voor richting DICHT 4,5 da Nm = 45 Nm voor richting OPEN. Draai de schroeven O weer vast.. De draaimomentschakelaars kunnen ook tijdens handbediening worden bediend.. Het draaimomentmechanisme functioneert als een beveiliging tegen overbelasting over de gehele stelweg, ook bij wegafhankelijke afschakeling in de eindstanden. O P O P 13.2 Controle instelling draaimoment- en DUO-wegschakelaars Met behulp van de rode testknoppen T en P (afb. K-2) kunnen de draaimomentschakelaars handmatig bediend worden.. Door de testknop T in de richting van de pijl DSR te draaien wordt de draaimomentschakelaar DICHT in werking gesteld. De rode signaallamp (STORING) op de lokale bediening licht vervolgens op.. Door de testknop P in de richting van de pijl DÖL te draaien wordt de draaimomentschakelaar OPEN in werking gesteld. De rode signaallamp (STORING) op de lokale bediening licht vervolgens op.. Indien een DUO-wegschakelmechanisme (optie) in de aandrijving gemonteerd is, zullen de tussenstandschakelaars tegelijkertijd bediend worden.. Na controle van de schakelaars dient de storingsmelding (rode signaallamp) opgeheven te worden door de aandrijving in de tegenovergestelde richting te laten bewegen, daarbij gebruikmakend van de drukknop OPEN of de drukknop DICHT van de lokale bediening. 19

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 14. Proefdraaien Werkzaamheden aan een geopende en onder spanning staande aandrijving mogen alleen worden verricht, als men zich ervan verzekerd heeft dat tijdens de duur van de werkzaamheden geen explosiegevaar bestaat. 14.1 Controle draairichting: Deze controle is alleen noodzakelijk bij de montage van de besturingseenheid op een wandbeugel. Bij een directe montage van de besturingseenheid AMExC 01.1 op de aandrijving wordt door de automatische fasenvolgordecorrectie de juiste draairichting gewaarborgd, ook als bij de installatie de fasen verwisseld zouden worden.. Plaats het schijfje van de mechanische standaanwijzing - indien aanwezig - op de as. De draairichting van het schijfje (afb. M-1) geeft de draairichting van de aandrijving aan.. Indien het schijfje niet aanwezig is: kan de draairichting ook aan de hand van de holle as vastgesteld worden. Verwijder daartoe de beschermdop (nr. 27, zie afb. M-2). Afb. M-1: Schijfje dicht open Afb. M-2: Het openen van de holle as 27 S1/S2. Breng de aandrijving met handbediening in de middenstand.. Plaats de keuzeschakelaar in de stand lokale bediening (I) (afb. M-3). Afb. M-3: Keuzeschakelaar op lokale bediening. Schakel de voedingsspanning in.. Druk de drukknop DICHT (afb. M-4) in en let op de draairichting. Afb. M-4: Drukknop DICHT Afb. M-5: Drukknop STOP Tabel 7: Schakel onmiddellijk af, indien er sprake is van een verkeerde draairichting. De afschakeling kan gerealiseerd worden door de drukknop STOP (afb. M-5) in te drukken of door de beide testknoppen T en P (afb. K-2) tegelijkertijd in een willekeurige richting te draaien. Corrigeer vervolgens de fasenvolgorde in de verbindingskabel tussen wandbeugel en aandrijving en herhaal de test. Draairichting schijfje mechanische standaanwijzing: tegen de wijzers van de klok in Draairichting holle as: met de wijzers van de klok mee correct correct 20

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 14.2 Controle instelling wegschakelaars:. Zet de keuzeschakelaar in de stand UIT (0) (zie afb. M-6). Afb. M-6: Keuzeschakelaar op lokale bediening 14.3 Controle wijze van afschakelen De voedingsspanning van de besturingseenheid wordt niet onderbroken in de stand UIT. Breng de aandrijving met handbediening in beide eindstanden van de afsluiter.. Controleer, of het wegschakelmechanisme voor beide eindstanden correct ingesteld is. Let er daarbij op, dat elk van de schakelaars in de desbetreffende eindstand aangesproken wordt en bij de verandering van de draairichting weer vrijgegeven wordt. Indien hiervan geen sprake is, moeten de wegschakelaars opnieuw ingesteld worden. Indien het wegschakelmechanisme correct ingesteld is:. zet de keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (I) (afb. M-3). verricht de test via de lokale bediening door middel van de drukknoppen OPEN-STOP-DICHT. De afsluiterfabrikant bepaalt, of de afschakeling in de eindstanden weg- of draaimomentafhankelijk dient plaats te vinden.. Voor controle van de instelling zie pagina 28, paragraaf 19.2. 14.4 Controle PTC-tripping device. Zet de keuzeschakelaar in de stand TEST (wissend) (afb. M-7). Bij een correct functioneren wordt het aanspreken van de motorbescherming gesignaleerd door het monitorrelais voor storingsmeldingen (zie schakelschema) en door het signaallampje STORING op de lokale bediening. Afb. M-7: Keuzeschakelaar op de lokale bediening. Zet de keuzeschakelaar in de stand RESET (afb. M-8). Bij een juist functioneren wordt de storingsmelding opgeheven. Afb. M-8: Keuzeschakelaar op lokale bediening Indien de keuzeschakelaar in de stand TEST geen storingsmelding genereert, moeten de bedrading en de keuzeschakelaar door de AUMA servicedienst gecontroleerd worden. Als er geen verdere opties (paragraaf 15-17) ingesteld moeten worden: sluit de schakelruimte (zie pag. 26, paragraaf 18). 21

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 15. Instelling potentiometer (optie) Voor terugmelding op afstand Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Indien van toepassing: verwijder het schijfje van de mechanische standaanwijzing.. Breng de potentiometer door de instelspindel (E2) met de wijzers van de klok mee te draaien in de uitgangspositie. Eindstand DICHT komt overeen met 0 %; eindstand OPEN met 100 %.. Draai de instelspindel (E2) een klein beetje terug. Ten gevolge van de overbrengingsverhouding van de tandwielkastjes voor standmelders wordt niet altijd het gehele weerstandsbereik voor de volledige slag benut. Derhalve dient in een externe mogelijkheid tot afregelen (instelpotentiometer) te worden voorzien.. Stel het nulpunt nauwkeurig in bij de externe instelpotentiometer (voor terugmelding op afstand). Afb. N: Meld- en stuureenheid E2 22

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 16. Instelling elektronische standmelder RWG (optie) Voor een terugmelding op afstand of een externe aansturing Controleer na de montage van de aandrijving op de afsluiter de instelling door het uitgangssignaal te meten aan de daarvoor bestemde meetpunten (zie paragraaf 16.1 of 16.2). En, indien nodig, pas de instelling aan. Tabel 8: Technische gegevens RWG 4020 aansluitschema s KMS TP 4 / _ 3-/ 4-draadssysteem KMS TP _ 4 _ / _ KMS TP _ 5 _ / _ 2-draadssysteem uitgangssignaal I a 0 20 ma, 4 20 ma 4 20 ma voedingsspanning max. stroomopname 24 V DC, ± 15 % U v gestabiliseerd I 24 ma bij 20 ma uitgangssignaal 14 V DC + (I x R B ), max. 30 V 20 ma max. belasting R B 600 Ω (Uv - 14 V) / 20 ma De RWG-printplaat (afb.p-1) bevindt zich onder de afdekplaat (afb. P-2). Afb. P-1: RWG-printplaat 23

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 16.1 Instelling 2-draadssysteem 4 20 ma en 3-/4-draadssystem 0 20 ma einstellen Sluit de spanning aan op de elektronische standmelder. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT.. Verwijder (indien aanwezig) het schijfje van de mech. stand- aanwijzing. Sluit het meetinstrument voor 0 20 ma aan op de meetpunten (afb.p-2). Het stroomcircuit (externe belasting) moet aangesloten zijn (let op de max. belasting R B ) of de desbetreffende polen van de klemmen (zie aansluitschema) moeten aangesloten zijn, anders kan geen waarde gemeten worden. Draai de potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot de aanslag.. Draai de potentiometer (E2) een klein beetje terug. Afb. P-2 Afdekplaat 0 (0/4 ma) max. (20 ma) E2 Meetpunt (+) 0/4 20 ma Meetpunt ( ) 0/4 20 ma Draai potentiometer 0 naar rechts, totdat de uitgangsstroom begint toe te nemen.. Draai potentiometer 0 terug, totdat de hierna genoemde waarde bereikt is: bij 3-/4-draadssysteem: ca. 0,1 ma bij 2-draadssysteem: ca. 4,1 ma. Op deze wijze wordt het elektrische nulpunt op de juiste wijze afgeregeld. Breng de afsluiter in de eindstand OPEN.. Stel met behulp van potentiometer max. de eindwaarde in op 20 ma. Breng de afsluiter vervolgens opnieuw in de eindstand DICHT en controleer de beginwaarde (0,1 ma of 4,1 ma). Indien nodig: corrigeer de instelling. Als de maximale waarde niet bereikt wordt, moet nagegaan worden of het juiste tandwielkastje gekozen is. 24

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AMExC 01.1 16.2 Instelling 3-/4-draadssysteem 4 20 ma Sluit de spanning aan op de elektronische standmelder. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT.. Verwijder (indien aanwezig) het schijfje van de mech. standaanwijzing. Sluit het meetinstrument voor 0 20 ma aan op de meetpunten (afb. P-2). Het stroomcircuit (externe belasting) moet aangesloten zijn (let op de max. belasting R B ) of de desbetreffende polen van de klemmen (zie aansluitschema) moeten aangesloten zijn, anders kan geen waarde gemeten worden.. Draai potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot de aanslag.. Draai potentiometer (E2) een klein beetje terug. Afb. P-2 0 (0/4 ma) max. (20 ma) Afdekplaat E2 Meetpunt (+) 0/4 20 ma Meetpunt ( ) 0/4 ma 20 ma Draai potentiometer 0 naar rechts, totdat de uitgangsstroom begint toe te nemen. Draai potentiometer 0 terug, totdat een reststroom van ca. 0,1 ma bereikt is. Breng de afsluiter in de eindstand OPEN. Stel met behulp van potentiometer max. de eindwaarde in op 16 ma.. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Regel met potentiometer max. (0,1 ma) de beginwaarde af op 4 ma. Daarmede verschuift tegelijkertijd de eindwaarde 4 ma, zodat op deze wijze het bereik van 4-20 ma doorlopen wordt.. Breng de afsluiter opnieuw in beide eindstanden en controleer de instelling. Indien nodig: corrigeer de instelling. Als de maximale waarde niet bereikt wordt, moet nagegaan worden of het juiste tandwielkastje gekozen is. 25

met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies 17. Instelling mechanische standaanwijzing (optie) Een bijbehorend tandwielkastje is in de fabriek al in de aandrijving gemonteerd. Als naderhand het aantal omwentelingen per slag gewijzigd wordt, moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat het tandwielkastje moet worden vervangen door een exemplaar met een andere overbrengingsverhouding. Plaats het schijfje van de mechanische standaanwijzing op de as. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Draai de onderste schijf (afb. Q-1), totdat het symbool DICHT overeenkomt met de pijl in het deksel van het kijkglas (afb. Q-2).. Breng de afsluiter in de eindstand OPEN. Houdt de onderste schijf vast en draai de bovenste schijf met het symbool OPEN, totdat dit overeenkomst met de pijl in het deksel. Afb. Q-1: Afb. Q-2: Schijfje Pijl De schijf van de mechanische standaanwijzing draait ca. 180 om zijn as om het sluiten / openen (en vice versa) aan te duiden. 18. Het sluiten van de schakelruimte Reinig de pasvlakken van deksel en behuizing. Controleer, of de O-ring in goede staat verkeert.. Smeer de pasvlakken licht in met zuurvrij vet. Bescherm de speetvlakken met een zuurvrij anti-corrosiemiddel. Drukvaste behuizing! Deksel en bestanddelen van het huis zorgvuldig behandelen. Spleetvlakken mogen niet beschadigd of verontreinigd zijn. Bestanddelen, met name spleetvlakken, mogen niet mechanisch bewerkt worden. Laat het deksel tijdens de montage niet kantelen.. Plaats het schakelruimtedeksel terug en en draai de schroeven gelijkmatig en kruisgewijs aan. Controleer na de inbedrijfname op eventuele verfbeschadigingen en werk de beschadigde plekken bij. 26