Verspreiding. Vindplaatsen in Noord-Limburg. platycarpa, Glyceria fluitans en Hottonia palustris vormen de begeleidende soorten

Vergelijkbare documenten
vrij algemene soort (uurhokfrequentieklasse vindplaatsen (van na 1950) aangegeven omgeving van Schoorl, 3 op de Veluwe en de overige 2 bij Clinge

goed alterniflori 3260A 05Ca04 Callitricho hamulatae- goed Ranunculetum fluitantis 3260A 05RG08 RG Callitriche platycarpa-

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Planten uit de Habitatrichtlijn

Monitoringsverslag Hierdense / Staverdense beek per Bekenwerkgroep Nederland E, van den Dool

Terschelling gevonden. Evenals in de rest van

Onderhoudsbeelden wateren en waterkeringen Overzicht beschermde flora en fauna Overzicht probleemflora en -fauna

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Een beken-landschap in ontwikkeling Laaglandbeken vanuit een ecologen-blik

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

verspreiding (Laboratorium voor Aquatische Oecologie, Nijmegen) door Th.G. Giesen en G. van der Velde

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

tijdens een excursie in september {fig. 1) gaf de tweede auteur namelijk de z.i. gerechtvaardigde indruk, dat het Sonchus palustris door

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

door G.Th. de Roos Vlieland drie nieuwe groeiplaatsen ontdekt van Montia

Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

Groene glazenmaker en Krabbenscheer in de gemeente Emmen, 2010,

Bekenwerkgroep Nederland Een groepje vrijwilligers en de wat vergeten echte beekplanten- Zuidlaren 23 februari 2013

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt

Tabel 1: Watertemperaturen van geselecteerde rivieren Lokatie Seizoen Temperatuur ( C)

Vaccinium corymbosum L. in Nederland ingeburgerd. zijn naar aanleiding van gunstige berichten over deze cultuur proeven genomen met de

wetenschappelijke naam vegetatietype

Prachtanjer (Dianthus superbus L.) terug. in Nederland, maar... via natuurlijke weg? Inleiding

Bekenwerkgroep Nederland Een groep vrijwilligers en de wat vergeten beekplanten- Dronten 4 februari 2006

te beschouwen? door H.P.M. Hillegers lutea in stinsemilieus van Friesland, Zuid- soorten die binnen hun natuurlijke areaalgrenzen

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting.

Ecologisch herstelplan De Vinkenslag

vriendelijk verschillende van onze kritische vormen te bekijken, Inleiding Potamogeton X zizii Koch ex Roth ( Potamogeton gramineus

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Verspreiding van doelsoorten (vaatplanten) in relatie tot de Ecologische Hoofdstructuur. Samenvatting FLORON-rapport nr. 3

HYPERICUM 2, december 2003

Resultaten onderzoek relatieve bronnen. B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse)

Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen. Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis)

Krabbenscheer en Groene glazenmaker in de gemeente Borger-Odoorn;

Langhe D'hose, welke in. (Hugo de Vries-laboratorium, Amsterdam) Enkele vondsten van de scherpe pinksterbloem in West-Nederland. door. J.

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008

30: Aquapark en omgeving:

Aanleiding. Economische impuls regio Waterberging Natuurontwikkeling Recreatie

Vegetatie duinen,

Voorbereidende onderzoeken. Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Toch naar waterplanten kijken

memo gemeente Lingewaard, Dion Steenbergen , hoofdlijnen mitigatieplan kleine wolfsmelk Houtakker II, Bemmel

Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten

Resultaten van het Kruiskruidenproject. Inleiding. bijeenbrengen van verspreidingsgegevens van enkele goed herkenbare plant- of

Krabbenscheer en Groene glazenmaker in de gemeente Borger-Odoorn;

Dossiernummer: Projectnummer:

Waarnemingen. AIC te Castricum

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Overzicht van Krabbenscheer vegetaties aangetast en/of verwoest door gemeente Stadskanaal.

Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter?

Vegetatie van Nederland

*Kalktufbronnen met tufsteenformatie Cratoneurion (H7220) Verkorte naam: Kalktufbronnen

enerzijds en een grote rivier anderzijds; de breedte is 10 tot 30 meter. Het betreft met name Roer, Niers, Dinkel en Overijsselse Vecht.

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas)

Riegman & Starink. Consultancy

De Gouden Ham. Onderzoek blauwalgen. Rapportage : September 2007.

De herontdekking van de Waterleliegracht. Samenvatting. Ankie Dols, Iris Al, Stefanie van der Kaaij, Maxime Kole, Bram Omon en Evelien Keuzenkamp

Veenvorming in beekdalen. Veldwerkplaats: Drentse Aa, 15 juni 2009 Willem Molenaar / Camiel Aggenbach

Steekkaart. Meer uitleg over de structuur en inhoud van de steekkaarten, vindt u in de leeswijzer.

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Leucojum aestivum L. indigeen

<& c. ij>. ytiow. Overdruk uit: NATURA Orgaan van de Kon. Natuurhist. Vereniging (K.N.N.V.) Jaargang 61, nr 10, november 1964

De Noordzee HET ONTSTAAN

Korte mededeling. Geschubde mannetjesvaren in Nederland voor het eerst op een muur gevonden

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Begrazing in het Zwanenbroekje

De Gouden Ham. Onderzoek blauwalgen. Rapportage : Augustus 2007.

Weerstand van vegetatie tegen stroming; stroombaanmaaien in theorie.

9Sommige stukken van beken en rivieren bieden nog extra charme, Prachtige oorspronkelijke stukken van beken

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Duurzame landbouw door bodemschimmels

Over enige Littorelletea-gemeenschappen, in het bijzonder in Twente. (Valence d'agen, Frankrijk) Inleiding

Dinsdag 25 april 2017 inventarisatie beekprikken Munsterbeek.

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Het effect van schonen en baggeren op vis

Vegetatie duinen,

Het hydro-ecologisch functioneren van Teut en Tenhaagdoornheide

Onderzoek naar mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de depressie van de Moervaart in relatie tot fosfor

Veldbiologische Werken

TE KOOP BOUWGROND N201 VERMOGENWEG MIJDRECHT COLLIERS INTERNATIONAL REAL ESTATE B.V. TE KOOP BOUWGROND N201 VERMOGENWEG MIJDRECHT

Grasland op zinkhoudende bodem behorend tot de Violetalia calaminariae (H6130) Verkorte naam: Zinkweiden

telmateia Ehrh. in Nederland?

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Zeer fraaie 2 onder 1 kapwoning aan rustige laan gelegen.

Bureau Veldkamp. Steenwijk, 4 november E.W. Lamberts LTO Noord Advies Hoefweg 205 A 2665 LB Bleiswijk

Sieralgenonderzoek van de petgaten in de Onlanden bij Peize en 2015

Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten Littorelletalia uniflorae (H3110) Verkorte naam: zeer zwak gebufferde vennen. 1.

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

species on the inventory forms. In that way a distinction could be made between small and large populations. The response

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot

Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied

Designing climate proof urban districts

Boterbloem (Ranunculus)

(fig. 1, a). Het thallus is bruin tot zwart van kleur verder en glad en enigszins glanzend.

Voortgang ontwikkeling Lunterse beek Plan Wittenoord en traject KleinWolfswinkel-Engelaar

Fosfaat en natuurontwikkeling

Transcriptie:

Ranunculus hederaceus L. in NoordLimburg door J.G.M. Cuppen (Vakgroep Waterzuivering, Sectie Hydrobiologie, Landbouwhogeschool Wageningen) Inleiding WEEDA (1975) geeft in zijn publicatie een verspreidingskaart van Ranunculus hederaceus, de klimopwaterranonkel na 1950. Hieruit blijkt dat deze soort volgens de nieuwe uurhokindeling in 24uurhokken voorkomt. Vóór 1950 kwam de klimopwaterranonkel in meer dan 100 uurhokken voor (SEGAL, 1976), hetgeen, gezien de intensivering van het onderzoek sinds die tijd, impliceert dat R. hederaceus sinds 1950 zeldzaam is geworden. De beschrijving van een aantal nieuwe vindplaatsen in NoordLimburg lijkt mij derhalve belangrijk. Verspreiding Volgens het verspreidingskaartje bij COOK (1966) is R. hederaceus een euryatlantische soort, d.w.z. een soort, diezowel in Europa als in NoordAmerika voorkomten gebonden is aan het atlantische klimaat (zie ook WALTER & STRAKA, 1970). Vooral in Engeland, Ierland en Denemarken is de soort volgens deze kaart algemeen. HEUKELSVAN OOSTSTROOM (1977) noemt R. hederaceus zeldzaam op het diluviumen vermelden hem ook van het Waddendistrict bij Schoorl. Het aantal vindplaatsen is zowel in Nederland (SEGAL, 1967;WEEDA, 1975)als in West Duitsland (TÜXEN & JAHNS, 1962) sterk achteruitgegaan. Voor een uitvoerige beschrijving van de Nederlandse vindplaatsen na 1950 zij verwezen naar WAP.TENA (1964), VAN DER BAAN (1964,1966), SEGAL (1967), SMIT (1969), VAN DER BAAN& MONSEES(1971), BIJLSMA (1973), WEEDA (1975) en VAN DAM & SOLLMAN (1975). Voor Limburg is R. hederaceus na 1950 niet meer vermeld (vóór 1950 in 4 uurhokken). In NoordLimburgis de klimopwaterranonkelin de afgelopen jaren in 6 uurhokken gevonden (17kilometerhokken; zie fig. 1). Aangezien NoordLimburg, met uitzondering van het gebied langs de Maas, floristisch slecht is onderzocht, zijn dit mogelijk restanten van eertijds grotere vindplaatsen. Vindplaatsen in NoordLimburg De eerste vindplaats ligt in de gemeente Grubbenvorst (uurhok 52.46). Hier is R. hederaceus in de Broekloop en een aantal zijtakken hiervan, in de Gekkengraaf en in de Houthuizermolenbeekaangetroffen. In de 6e zijtak van de Broekloop, die slechts water ontvangt uit een aangrenzendelzenbroekbos, groeit de klimopwaterranonkel alleen langs de oever tezamen met Glyceria fluitans, Lysimachia nummularia en Alopecurus geniculatus. De bodem is hier slibrijk en roodbruin gekleurd door geoxydeerd ijzer. Callitriche platycarpa, Glyceria fluitans en Hottonia palustris vormen de begeleidende soorten in de 4e en5e zijtak van de Broekloop. Beide zijtakken hebben een zandige bodem en eendiepte tot 25 cm. Hetwater is helder en stroomt langzaam. De grootste groeiplaats in dit gebied, nl. de 3e zijtak van de Broekloop, is in de herfst van 1975 verloren gegaan door deaanleg van een visvijver ten behoeve de van plaatselijke visclub. Op deplaats waar de Broekloop en de Gekkengraaf samenvloeien werden in januari 1976 vele exemplaren van R. 228

Fig. 1. De verspreiding van Ranunculus hederaceus L. in NoordLimburg(kaartblad 52). hederaceus aangetroffen op een zandplaatin debeek; door de voortgeschreden verlanding is de soort nu grotendeels vervangen door soorten als Glyceria maxima, Agrostis stolonifera, Glyceria fluitans en Juncus effusus. In de Houthuizermolenbeek worden slechts hier en daarexemplaren van deklimopwaterranonkel aangetroffen; vermoedelijk zijn dit steeds exemplaren die zich ontwikkeld hebbenuit aangespoelde planten en diebij verhoogde afvoer na sterke regenval weer gemakkelijk wegspoelen. In de gemeente MeerloWanssum (uurhok 52.25) werd R. hederaceus gevonden in de Leigraafvan de Vennenweidenaar de Groote Molenbeek. Het heldere water in ditbeekje, dat ± 50 cm breed is, stroomt vrij snel over een zandig substraat. R. hederaceus,die slechts in enkele exemplaren aanwezig is, groeit hier tezamen met Callitriche platycarpa, Callitriche hamulata, Glyceria fluitans en Cardamine pratensis. De derde vindplaats is gelegen in de gemeentevenray nabij het dorpcastenraij (uurhok 52.35), waar de soort voorkomt in de Valkenberglossing en de lossing KleinOirlo. De bodem bestaat hier uit zandig slib en het water stroomt nauwelijks (breedte van de lossingen; 80 cm; diepte: 15 cm). Van een vegetatiewas in januari 1976 nauwelijks sprake, aangezien de lossingen juist waren geschoond. Vele exemplaren op het schouwpad getuigden echter van de voormalige aanwezigheid in de lossingen. Aansluitend aan de vorige vindplaats ligt in uurhok 52.34 nabij het Castenraij's Broek een zeer kleine groeiplaats van R. hederaceus in een ondiepe greppel in een weiland. De overige begroeiing bestaat hier uit Glyceria fluitans. In uurhok 52.24 (gemeente Venray) groeit de klimopwaterranonkel in de Breevennenlossing. Op de grootste groeiplaats, in een zijtak van de Breevennenlossing is R. 229

in met hederaceus de enige soort hogere plant, terwijl in de Breevennenlossing Callitriche platycarpa domineert. Stroomafwaarts van de monding van de Breevennenlossing in de Oostrumse Beek komen ook indeze beek enkele verspreide exemplaren van R. hederaceus voor. In het Loobeekdalin de gemeente Venray (uurhok 52.23) liggen diverse groeiplaatsen van Ranunculus hederaceus (CUPPEN, 1976). De meeste zijn gelegen in kleine greppeltjes langs zandpaden en op scheidingen van percelen. In deze greppeltjes stroomt het water zwak, terwijl bodemen planten bedekt zijn door roodbruine ijzerverbindingen. De vele sprongen" in deze sloten geven duidelijke aanwijzingen, dat hier kwel optreedt. Andere soorten, die in deze kwelsloten veel voorkomen, zijn Callitriche platycarpa, Glyceria fluitans en Lemna minor. In een kwelsloot bij Beek, die een lageph heeft (zie tabel l), zijn Juncus bulbosus, Potamogetonpolygonifolius, Ranunculus flammula en Sphagnum spec. begeleidende taxa. In dit gebied is R. hederaceusrond enkelebetonnen drinkputten en in één geval zelfs erin een vegetatie aangetroffen met als dominantesoorten Poa annua, Stellaria media, Matricaria matricarioides, Lolium perenne en Ranunculus repens. De vegetatie was slecht ontwikkeld omdat de grasmat door intensieve betreding door vee rond de putten stukgetrapt was. Alleen op plaatsen met dergelijke trapgaten werd de landvorm van de klimopwaterranonkel aangetroffen; in de gesloten grasmat ontbrak de soort volkomen. In een zijtak van deweverslose Beekwerd R. hederaceus gevondenin het gezelschap van Mont ia fontana subsp. rivularis (CUPPEN, 1976). Op de bagger van een grondig geschoonde sloot groeiden hier in december 1975 zeer vele zaailingen van de klimopwaterranonkel; in april en mei 1976 bloeiden deze planten een hoogte van enkele cm volop. Waterkwaliteit Uit de literatuurblijkt dat R. hederaceus groeit op plaatsen met een vrij hoog nitraat en fosfaatgehalte (SEGAL, 1967; LUDWIG, 1970),terwijl TÜXEN & JAHNS (1962) van mening zijn, dat de plant is te beschouwen als een indicator voor zuiver, voedselarm bronwater. Volgens WESTHOFF & DEN HELD (1969) is R. hederaceus een enigszins nitrofielesoort, die voorkomt in ondiepe beekjes en sloten met stromend water in de kontaktzone van voedselrijke en voedselarme grond of op plaatsen waar relatief voedselrijk water over een oligotroof substraat stroomt. Monsterpunt 1 2 3 4 5 6 ph 7,2 6,5 6,1 7,1 6,3 7,1 NH/N (mg/1) 1,1 2,2 0,8 0,3 0,4 1,7 NO "N 2 (mg/1) 0,01 0,03 0,01 0,04 sp. sp. NOJ" N (mg/1) 1,1 3,0 7,2 8,4 6,0 5,4 P0 4 (ortho) (mg/1) 0,23 0,40 0,04 0,08 0,05 0,31 CL (mg/1) 23 28 38 61 39 25 K + (mg/1) 3,6 18,5 19,0 19,0 2,8 6,5 Ca + + (mg/1) 46 44 62 42 26 46 COD (mg 0 2/l) 22 37 27 27 26 27 Tabel 1. Chemische analyse watermonsters. Ligging der monsterpunten: 1: 6e zijtak van de Broekloop; 2: 5e zijtak van de Broekloop; 3: Leigraaf van de Vennenweide de Groote naar Molenbeek; 4: lossing KleinOirlo; 5: slootje in weiland bij Beek (Venray); 6: zijtak Weverslose Beek. 230

Uit de analyse van een aantal watermonsters ( tabel /), die genomen zijn op 2 en 3 januari 1976, blijkt dat het water op de diverse monsterpunten rijk is stikstof aan en fosfaat. Hierdoor worden de waarnemingen van SEGAL (1967) en LUDWIG (1970) bevestigd, terwijl zein tegenspraakzijn met de opgaven van TÜXEN & JAHNS (1962). Deze laatsten hebben echter zelf geen chemische analyses verricht aan watermonsters, doch baseren hun mening op waarnemingen uit 1939 van LIBBERT (1940). Uit analyses van zuiver bronwater (MAAS, 1959; VAN DAM & SOLLMAN, 1975) blijkt echter dat dit water vaak hoge nitraatgehalten heeft, zodat de tegenspraak niet reëel hoeft te zijn. Het water op de groeiplaatsen van R. hederaceus is zwak zuur tot zwak basisch; SEGAL (1967) vond bij Schoorl phwaarden, die in hetzelfde traject liggen. Vegetatie en successie Ranunculus hederaceus is een kensoort van het Ranunculetum hederacei (R. Tx. et Diemont 1936) Libbert 1940, een associatie die door DEN HARTOG & SEGAL (1964) in het verbond CallitrichoBatrachion wordt geplaatst. TÜXEN & JAHNS (1962) plaatsen de associatie in het verbond CardaminoMontion. De vegetatie op het merendeel der bovengenoemde vindplaatsen behoort tot het CallitrichoBatrachion op grond van de aanwezigheid van species van het genus Callitriche en het ontbreken van kensoorten van het CardaminoMontion. De vegetatie langs de 6e zijtak van debroekloop heeft een grote verwantschap met het RumiciAlopecuretum geniculati, terwijl de vegetatie rond de drinkputten bij Beek tot het LolioPlantaginetum behoort. In de loop van het seizoen wordt R. hederaceus vaak overwoekerd doorsoorten van het verbond GlycerioSparganion. Hierbij dringt vooral Glyceria fluitans door in de Ranunculus\e getaties samen met andere, enigzins nitrofiele soorten als Nasturtium microphyllum en Myosotis scorpioides. Volgens mijn gegevens dringt R. hederaceus niet door in vegetaties die door Glyceria fluitans worden gedomineerd, zoals door WEEDA (1975) wordt gesuggereerd, maar gebeurt uitsluitendhet omgekeerde. Wanneer de sloten in het najaar niet worden geschoond of de vegetatie om andere redenen (betreding door veeof wegspoelenvan vegetatie tijdens een periode met verhoogdeafvoer) niet open blijft, verdwijnt de soort zeer snel of heeft slechts een klein aandeel in de vegetatie. Voor de kieming van R. hederaceus zijn open plekken in de vegetatie noodzakelijk. Dit is vooral van belang, omdat de soort op de meeste plaatsen éénjarig is. Literatuur BAAN, G. VAN DEP., 1964. Klimopwaterranonkel bij Schoorl. De Levende Natuur 67, p. 235., 1966. Over het voorkomen van de Klimopwaterranonkel,Ranunculus hederaceus L., teschoorl. De Levende Natuur 69, p. 7981., & G. R. MONSEES, 1971. Verspreidingenbescherming van de Klimop waterranonkel (Ranunculus hederaceus L.) in de duinbeken te Schoorl. Informatieblad 3, St. Maartensvlotbrug. BIJLSMA, R. J., 1973. Plantenverslag, in: Inventarisatie van het beekdal der Renkumse beken in verband met verstorende invloeden. Rapport C. J. N. afdeling EdeWageningen, p. 1266. COOK, C. D. K., 1966. A monographic study of Ranunculus subgenus Batrachium (DC.) A. Gray. Mitt. Bot. Staatssamml. München 6, p. 47237. CUPPEN, H. P. J. J., 1976. Floristische en faunistische inventarisatie van het Loobeekdal (Gem. Venray). Natuurh. Maandbl. 65, p. 93105. DAM, H. VAN & F. SOLLMAN, 1975. Inventarisatie van vaatplanten en mossen in sprengen en brongebieden van de oostelijke en zuidelijke Veluwezoom, 1974. Intern rapport R.I.N., Leersum. 231

H ARTOG, C. DEN& S. SEGAL, 1964.A new classification of the waterplant communities. Acta Bot. Neerl. 13, p. 367 393. HEUKELSVAN OOSTSTROOM, 1977. Flora van Nederland. 19e druk. Groningen. LIBBERT, W. 1940. Pflanzensoziologischen Beobachtungen wahrend einer Reise durch SchleswigHolstein im Juli 1939. Feddes Rep. Beiheft 121, p. 92130. LUDWIG, W., 1970. Über Ranunculus hederaceus an seiner südöstlichen Arealgrenze in Hessen. Hess. Flor. Briefe 19, 1924. p. MAAS, F. M., 1959. Bronnen, bronbeken en bronbossen van Nederland, in het bijzonder die van develuwezoom. Diss. Meded. Landbouwhogeschool Wageningen 59 (12). SEGAL, S., 1967. Some notes on the ecology of Ranunculus hederaceus L. Vegetatio 15, 126. p. SMIT, H. H., 1969. Onderzoek van de watervegetatie van een aantal waterlopenin de Graafschap (Achterhoek) in verband met de afwatering. Hugo devrieslaboratorium, Amsterdam/RIVONrapport ALH 50, Leersum. TÜXEN, R. & W. JAHNS, 1962. Ranunculus hederaceus und Corydalis claviculataim Gebiet der MittelWeser. Mitt. Flor.soz. Arb. gem. N.F. 9, p. 2025. WALTER, H. & H. STPAKA, 1970. Einführung in die Phytologie I1I/2. Arealkunde. Stuttgart. WARTENA, J. G. R., 1964. Over de plantengroei vaneen nieuw duinmeer bij Schoorl. De Levende Natuur 67, p. 205 212. WEEDA, E. J., 1975. Over het optreden van Ranunculus hederaceus L., o.a. in Twente. Gorteria 7, p. 106113. WESTHOFF, V. & A. J. DEN HELD, 1969. Plantengemeenschappen van Nederland. Zutphen. Summary Ranunculus hederaceus which is rare in the Netherlands has been found in six hoursquares in the province of Limburg. The species seems to be restricted to small, 0 25 cm deep ditches with stagnant or usually very slowly flowing water. At some places the plants are covered with ironhydroxide due to seepage of water. ground It is essential for the maintenance ofranunculus hederaceus vegetations that the ditches will be cleaned once a year in autumn, otherwise Ranunculus will be overgrown by grasses, e.g. Glyceria fluitans. 232