DE VOORZEIDE LEER DE VOORZEIDE LEER. DEEL is



Vergelijkbare documenten
Het Concilie van Jeruzalem en de herbouw van het huis van David Een kritische blik op Handelingen 14:24-15:21

HET CONCILIE VAN JERUZALEM

1 Korintiёrs 1:9. Marcus 10:45. Handelingen 4:12. Johannes 17:3. 1 Korintiёrs 3:16. Johannes 15:9,10. Psalm 32:8

Jezus zei tegen Petrus: "En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.", vlak voor zijn ontkenning (Lukas 22:32) Petrus

door een engel uit de gevangenis werd bevrijd lezen we in Hand. 12:12 het volgende: Wie is Marcus

Galaten 1. Begin van de brief

In Gods plan was het, het moment voor Saul om het Evangelie te prediken en nieuwe kerken rond het Romeinse Rijk te vestigen.

INHOUD. Citaten : Statenvertaling 1977 Aanbevolen websites: www:mybrethren.org/index.html

door een engel uit de gevangenis werd bevrijd lezen we in Hand. 12:12 het volgende: Wie is Markus

Paulus te Jeruzalem. de brief aan de Galaten vergeleken met Handelingen

Jezus volgen! Echt? Het evangelie naar Johannes 6: dinsdag 2 juni 2015

Op basis van een aantal teksten uit de brief kunnen we ontdekken wat Paulus bedoeling 2 is.

leesplan voor het dagelijks lezen van de Bijbel

het Bijbelboek 1 en 2 Thessalonicenzen 19 april

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

Na de steniging van Stefanus liet het Sanhedrin Saulus van Tarsus (Paulus) toe om de volgelingen van Jezus van Nazareth te vervolgen.

GROTE VERRASSING Efeze 3:9; Colosse 1:26

6. Uitverkiezing. 6.1 Uitverkiezing is naar de voorkennis Gods

4. Samothrake, Neapolis and Filippi. Handelingen 16:11-40 Nieuwe Gelovigen

Chronologie boek Handelingen / brieven NT

In het voetspoor van...

Juli Weekthema: Op reis met Paulus (1) Woensdag. De uitzending van Barnabas en Saulus. Lezen: Handelingen 12: 23-13

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Een geopende hemel. Opb. 4:1 Hierna had ik een visioen. Er stond een deur open in de hemel.

ARREST IN JERUZALEM. Les 11 voor 15 september 2018

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

De Bijbel open (22-09)

10 redenen voor de komst van de Heere Jezus

Wat zegt Paulus in Romeinen 7:7-12?

Over het zitten van de Heere Jezus aan de rechterhand van God en Zijn wederkomst.

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Succesvolle gemeenten

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

1 Tessalonicenzen 1. Begin van de brief

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (3)

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

H. Geest. Sint Niklaas 05/10/14

1. Wat is vervuld worden met de Geest? 2. Wat is het verschil tussen een christen die wel met de Geest vervuld is en een christen die niet met de

De leiding van de Heilige Geest, en de misleiding

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

De Dordtse Leerregels. Artikel 1 t/m 5

Voorbeeld brief 2de eeuw 2 Petrus)

Paulus brief aan de Romeinen. #1 voorbereiding

En ook had Jezus Zelf tegen de vrouwen gezegd toen Hij opgestaan was uit het graf en dat staat in vers 10: Hemelvaart

Gemeente. Zijspoortje. De Bijbelse Encyclopedie leert ons dat het woord kerk afgeleid is van het Griekse woord [kuriakè], dat des Heren betekent.

Leidingdeel Zendingsreizen - Schets 3 Ruzie en fijngevoeligheid

[Uitzending 338: Handelingen 15:1 t/m 12]

macht heb u los te laten, maar ook macht om u te kruisigen? Weet gij niet?

De Bijbel open (22-06)

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Mag ik jou een vraag stellen?

Formulier om het heilig avondmaal te vieren (3)

Terug naar de Essentie

Nederlands. Ons Heer Hemelvaart B. Van leven naar eucharistie. Eerste lezing Handelingen 1,1-11

Oecumenisch leerhuis. Paulus

Kolossenzen 1. Begin van de brief

Christus, de Eerstgeborene van de schepping

(Deel van) Zijn Lichaam

De evangeliën en hun betrouwbaarheid

6 Stefanus gevangengenomen

Simon Magus. Catharijneconvent Joke Brinkhof. 17 november 2015

Geloof Brengt Verandering Toets 1 - antwoorden

het Woord was bij God en het Woord was God. Christus, Eerstgeborene van heel de schepping

Liturgische teksten en gebeden

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Relatie <> Religie. Beste Galsem,

Paulus en Korinte. Apostel en gemeente in gesprek. Dr. Myriam Klinker-De Klerck 20 MEI Theologie dichtbij. Voor iedereen.

De Heer Jezus Christus - Zijn Persoon

De Dordtse Leerregels

Wondertekenen in het Johannesevangelie

wat is passend? naar aanleiding van Paulus brief aan de Kolossenzen wil ik dat uitwerken voor 4 categorieën vier kringen

Wie kwaad smeden, komen zij niet op een dwaalweg? Wie goed doen, oogsten zij geen liefde en trouw?

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

DE ZONDE TEGEN DE HEILIGE GEEST.

27Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof. 28Want wij zijn van oordeel, dat de

Hervormde Gemeente Ouderkerk aan den IJssel

De Bijbel open (07-12)

Bijbelteksten Feest van Genade

FORMULIER VOOR DE BEVESTIGING VAN MISSIONAIRE DIENAREN DES WOORDS. Gemeente van onze Here Jezus Christus,

- 1 - Werkelijk vrij. Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

Het gedeelte uit de profeet Jesaja dat in de kerstdienst gelezen wordt

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

Zondag 9 oktober over de maaltijd van de Heer. Lezing: 1 Korinthe 10 : 14 t/m 17, 11: 17 t/m 26

Protestantse Gemeente Kralingen Hoflaankerk, 26 juli de zondag van de zomer. PELGRIMAGE NAAR ROME In het spoor van apostel Paulus

HET EVANGELIE DAT PAULUS VERKONDIGDE. hetgeen ik ook ontvangen heb...hetwelk door mij verkondigd is

Wat is op deze vragen jullie antwoord? (antwoord)

Vijf redenen waarom dit waar is

Formulier om dienaren van het woord te bevestigen

was, zei Hij tegen Maria van Magdala in Mt. 28:10: Hebreeën 2 (deel 2)

Geachte lezer, Met hartelijke Zegenwensen namens het Bijbelstudie Centrum Rob Schutte. 2 Petrus 1:19

verkoren tot zaligheid! Vanaf het begin al. Onze roeping en verkiezing Ons thema gaat over onze roeping en verkiezing. We lezen in 2 Thes.

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

LES6. De wegloper belonen. Sabbat. Zondag Lees Lees 'De wegloper. Teken Teken een gympie en. Leer Begin met het uit je hoofd

Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst

Transcriptie:

DE VOORZEIDE LEER DE VOORZEIDE LEER DEEL is De Heilige Schrift: IA Inleiding op de Thora Genesis-Exodus, door Ds. C. Vonk I" Leviticus, door Ds. C. Vonk Ica Numeri, door Ds. C. Vonk ICb Deuteronomium, door Ds. C. Vonk I" Inleiding op de Profeten Jozua, door Ds. C. Vonk IE Richteren, door Ds. C. Vonk IF i en 2 Samuel, door Ds. C. Vonk 16 I en 2 Koningen, door Ds. C. Vonk I"" Jesaja, door Ds. C. Vonk Tub Jeremia-Ezechiel, door Ds. C. Vonk I"' Hosea-Maleachi, door Ds. C. Vonk Inleiding op de Geschriften Psalmen (0, door Ds. F. van Deursen IK Psalmen (ii), door Ds. F. van Deursen IL Spreuken, door Ds. F. van Deursen¹) Im Job, door Ds. F. van Deursen IN Hooglied-Prediker, door Ds. F. van Deursen I Ruth-Klaagliederen-Esther, door Ds. F. van Deursen IP Daniël-Kronieken-Ezra-Nehemia, door Ds. C. Vonk "IQa Mattheüs-Marcus, door Ds. C. Vonk. IQb Lucas-Johannes, door Ds. C. Vonk IR Handelingen van de Apostelen (I), door Ds. F. van Deursen Is Handelingen van de Apostelen (n), door Ds. E van Deursen Iz De Openbaring van Johannes, door Ds. C. Vonk II De Heidelbergse Catechismus en het Doopformulier, door Ds. C. Vonk 1 ) IIIA De Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 1-21 en 25-26, door Ds. C. Vonk') III" De Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 22-24 en 27-37, door Ds. C. Vonk I) I) Uitverkocht

DE VOORZEIDE LEER Deel Is DE HEILIGE SCHRIFT Handelingen van de Apostelen it 15-28 DOOR F. van Deursen ISBN 90 5881 063 2001 Buijten & Schipperheijn Amsterdam Buijten & Schipperheijn Amsterdam 2001

2I HANDELINGEN 15: 1-35 HET JUDAISME AFGEWEZEN Het evangelie was dus al doorgedrongen tot diep in Klein-Azie, het huidige Turkije. Zowel Joden als heidenen hadden zich door Paulus' prediking bekeerd tot Messias Jezus. Hoe zouden die gemengde gemeenten zich nu ontwikkelen? Tot een nieuwe Joodse sekte met eerste- en tweedeklasleden? Of tot de heilige, algemene christelijke kerk, die zowel uit Messiasbelijdende Joden als tot Hem bekeerde heidenen bestond? Beiden waren door het evangelie uit een godsdienstige gevangenis bevrijd. De eersten uit Joods-godsdienstige boeien en de anderen uit heidens-godsdienstige. Zouden zij in de vrijheid van Christus standhouden of zich opnieuw laten ketenen, thans in christelijk-godsdienstige kluisters? Met andere woorden: zouden zij vrij en blij bij de genade van de Here Jezus blijven of slaven worden van een nieuwe 'Wet'? Deze vragen rezen in de Joods-heidense gemeente van Antiochië nadat Paulus en Barnabas van hun eerste apostolische reis waren teruggekeerd en hadden gerapporteerd dat God ook voor heidenen de deur voor het geloof had geopend. Zonder van hen te eisen de Wet van Mozes te onderhouden, Hand. 14: 27. Als gevolg daarvan brak een felle kerkelijke brand uit. In Antiochië kon die weliswaar nog geblust worden, maar nog in de apostolische tijd zou hij zich als een veenbrand over heel Paulus' werkterrein verbreiden. Om daarna alle eeuwen door, nu hier en dan daar, telkens opnieuw op te laaien en gemeenten in vuur en vlam te zetten. Wij bedoelen het vuur van het judaïsme. Mijn neef ds. C. Mak, emeritus-predikant te Barneveld, bewees mij als congeniaal-kritisch meelezer zeer gewaardeerde diensten bij het persklaar maken van dit deel. Ik betuig hem daarvoor mijn hartelijke dank. F. van Deursen 1. JUDAISTEN TRACHTEN BEVRIJDE HEIDENEN EEN NIEUW SLAVENJUK OP TE LEGGEN, HAND. 15: 1 In Antiochië, de Syrische wereldstad, was een grote gemeente ontstaan, die vooral uit bekeerde heidenen bestond (meer hierover bij Hand. II : 19-21). Geen wonder dat het judaïsme daar velen in verwarring kon brengen. 7

21 Het judaïsme afgewezen Het judaïsme afgewezen 21 De brandstichters waren enkele Joodse christenen uit Judea. In Gal. 2: 4 typeert Paulus hen of hun geestverwanten als 'valse broeders', die waren 'binnengedrongen' om 'onze vrijheid die wij in Christus Jezus hebben te bespieden en ons zo in slavernij te brengen'. Zij maakten de gelovigen uit de heidenen wijs: 'Broeders, als je je niet naar de zede van Mozes laat besnij den, dan kun je niet gered worden!' Want zij waren nu wel door het geloof in Messias Jezus in Israël ingelij fd, maar moesten dan ook nog door het inlijvingsteken van de besnijdenis van de ongelovige heidenen onderscheiden worden. Anders was het met hen nog niets gedaan. Zonder besnijdenis konden zij onmogelijk zalig worden. De Judese leraars wezen het met de vinger in de Wet van Mozes aan : 'Iedere onbesnedene (...) moet verwijderd worden', Gen. 17: 14. Zij legden weliswaar de nadruk op de besnijdenis, maar eisten daarmee natuurlijk gehoorzaamheid aan de Me Wet van Mozes. Ook aan de spijs- en reinigingswetten van Lev. I 1-15 en de onderhouding van het Joodse 'kerkelijke jaar' van Lev. 23-25. Paulus noemde deze handelwijze later: heidenen dwingen als Joden te leven, Gal. 2: 14. Hij gebruikte daarvoor het Griekse woord joedaidzein. Vandaar dat wij deze dwaalleraars nu judaïsten noemen. Het ligt voor de hand dat zij, evenals hun geestverwanten in Jeruzalem, vroeger farizeeër waren geweest, vgl. vs. 5. 1 ) Toen hadden zij al niet van Gods genade of ónverdiende gunst geleefd, maar door strenge 'wets'-onderhouding naar wélverdiende gunst gestreefd, vgl. Luc. 18: 9-14. Deze zuurdesem of leer van de farizeeën (Mat. 16: 5- I 2) hadden zij bij hun overgang naar de christelijke gemeente niet uitgezuiverd, maar meegenomen. Zeker, zij waren christen geworden. Zij aanvaardden Jezus als de Messias. En evenals Jakobus van Jeruzalem en meer Messiasbelijdende Joden leefden zij nog volgens de Wet van Mozes. Alleen maakten zij van die Wet een 'Wee. Let alstublieft op de aanhalingstekens! Zij lazen die Wet nog steeds door een farizeese bril en beroofden haar zodoende van Gods barmhartigheid. Zij maakten van de echte Wet het Evangelic naar de beschrijving van Mozes! een godsdienstige arbeidsovereenkomst, die zij ook nog hadden aangevuld met honderden zelfbedachte bepalingen. Hun farizeese zelfverheffing als Gods uitverkoren yolk hadden ze evenmin afgelegd. Ze gingen nog steeds prat op hun afstamming van Abraham en zagen niet dat door Christus' werk de Wet als scheidsmuur tussen Joden en heidenen was neergehaald, Ef. 2: 14-16, (vgl. deel 1, 149-151). Zodat onbesnedenen nu ook zonder besnijdenis, alleen door het geloof in Christus, tot zijn gemeente mochten toetreden. Kortom, deze judaïsten waren er niet gerust op dat het kruisoffer van Christus voor onze verlossing voldoende was. Zij zochten daarnaast nog aanvullende steun in eigen godsdienstigheid en harde wettische vroomheid. Zij wisten zich niet vrijgekochte slaven van Christus, maar leefden als halfbekeerde farizeeën nog steeds als loonarbeiders. Omdat ze dachten dat ze voor hun verlossing zelf nog moesten bijbetalen met strenge gehoorzaamheid aan de 'Wet'. De Antiocheense kerkstrijd had dus als inzet de kern van het evangelic: worden wij gered door het geloof alleen, dat is door de Here Jezus alleen en door genade alleen? Of moeten daarbij menselijke godsdienstige prestaties worden opgeteld? Nauw daarmee verbonden was de wettigheid van Paulus' volwaardige apostelschap. De judaïsten wensten voor zijn apostolische gezag niet te buigen, vgl. Gal. 1v. Latere variaties op het judaïstische grondpatroon De judaïsten verwrongen het evangelic tot de optelsom van Christus' verdiensten + die van de godsdienstige mens. Zij beroofden bekeerde heidenen daarmee van hun evangelische vrijheid en brachten hen weer onder het slavenjuk van een 'Wee. Het vervolg van de kerkgeschiedenis laat zien hoe die godsdienstige prestaties van de mens op den duur al meer op de voorgrond geschoven werden, zodat er van het ware evangelic tenslotte zo goed als niets overschoot. Schematisch voorgesteld verliep de ontwikkeling als volgt: Christus + Wet. Beter gezegd: Christus + 'Wee. Op den duur werd dat: 'Wee + Christus. Totdat Hij tenslotte afviel en het werd: 'Wee. Op dit judaïstische grondpatroon werd vanaf de apostolische tijd in verschillende vormen voortgeborduurd. Wát de misleide gelovigen als 8 9

21 Het judaïsme afgewezen 'Wet' werd opgelegd, was in de loop der eeuwen weliswaar niet steeds hetzelfde, maar het was en bleef steeds een optelsom: Christus wat + wij wat. Het begon in Antiochië met: Christus + de besnijdenis. In Kolosse werd het onder heidense invloed: Christus + ongehuwde staat + vegetarisme + geheelonthouderschap. In de Middeleeuwen: Christus + de hulpzaligmakers (Maria en de heiligen) + de werken van de roomse godsdienst en eventueel + het klooster. Na de reformatie: Christus + de godsdienstige protestantse bevinding en bekeerdheid. En van welke oude gebruiken, gewoonten, afspraken en regelingen kunnen godsdienstige mensen verder al geen onverbiddelijke 'Wet' maken om elkaars gewetens te binden, met alle nare gevolgen van dien? De evangeliën laten veelvuldig zien hoe de farizeese 'Wets'-drijverij haar voorstanders misvormde tot onbarmhartige, hoogmoedige, laatdunkende, felle, formalistische en vitterige scherpslijpers. Het judaïsme schiep de eeuwen door in de christelijke kerk eenzelfde klimaat. Want overal waar het evangelie verjuridiseerd wordt tot een 'Wet', daar knalt steevast de zweep van het: 'God wil het!' En doordat mensen elkaars gehoorzaamheid in zo'n sfeer streng controleren, ontstaan daar onvermijdelijk onenigheid en heerszucht, haat en nijd, twist en tweedracht, die vroeg of laat uitlopen op partijschappen en scheuringen. Al moeten we alle wetticisme niet voetstoots voor judaïsme verslijten. Wetticisme ontaardt pas in judaïsme wanneer het ongehoorzamen aan zijn 'Wet' gaat slaan, vervolgen, uitwerpen, excommuniceren. Wetticisme vervólgt niet, maar judaïsme is bloeddorstig. Zoals de onruststokers te Antiochië bij voorbaat verkondigden: 'Als u zich niet naar de zede van Mozes laat besnijden, kunt u niet gered worden!' Wie over dit kerk en geloof ondermijnende (neo)-judaïsme nader geïnformeerd wil worden, verwijzen wij in deze boekenreeks naar de brede excurs over dit onderwerp in het deel over Leviticus, p. 397-473. Daar wordt ook de vraag beantwoord: hoe overwinnen we toch de geest van het judaïsme? Het judaïsme afgewezen 2. PAULUS EN BARNABAS WEERSPREKEN DE JUDAISTEN EN GAAN HET OORDEEL VAN DE APOSTELEN HOREN, HAND. 15: 2-5 De grote Joods-heidense gemeente van Antiochië telde wellicht honderden onbesneden mannen en jongens. Velen van hen zullen de judaïstische predikers met angst en beven hebben aangehoord. Waren zij feitelijk nog geen van alien door de Here Jezus gered? Moesten zij daarvoor eerst als Joden gaan leven? Geen wonder dat er grote verwarring en verontrusting ontstond! Voor argeloze hoorders leek de judaïstische eis immers voluit schriftuurlijk. Was en bleef de Wet van Mozes niet Gods Woord? En had God daarin de besnijdenis niet duidelijk geboden en op nalating daarvan uitroeiing uit Gods yolk bevolen? (Gen. 17: 9-14). En namen zij die daarop wezen de weg der verlossing niet veel ernstiger op? En waren zij niet veel schriftgetrouwer dan zo'n lichte prediker als Barnabas, die hun indertijd deze eis niet had gesteld? (Hand. 1 r: 22-24). Om van zo'n 'tweederangs apostel' als die Paulus maar te zwijgen. Ook onder de Joodse gelovigen zullen er wel zijn geweest op wie de 'principiële' taal van de judaïsten indruk maakte. Felle godsdienstige taal vindt altijd wel ergens gehoor. Inderdaad, waar moest het naar toe wanneer er niet alleen zo gemakkelijk de hand gelicht werd met aloude, voorvaderlijke gewoonten, maar zelfs met het uitdrukkelijke Woord van God? Want daarin werd over verzakers van de besnijdenis kortweg de vloek uitgesproken, Gen. 17: 14! De gemeente van Antiochië raakte in rep en roer. Paulus en Barnabas bieden krachtige tegenstand 2a God heeft Paulus en Barnabas toen twee gaven geschonken, die in deze situatie onmisbaar waren: een helder onderscheidingsvermogen én een moedig hart. Door de eerste onderkenden zij dat de judaïsten het hart uit het evangelie sneden en door de tweede durfden zij deze dwaling krachtig te weerstaan. Ook al liepen zij daarmee het risico voor vrijzinnige leraars te worden aangezien, die Gods Woord niet eerden. De strijd laaide hoog op. Zeker, Paulus schreef later weliswaar: 'Een dienstknecht van de Heer moet niet twisten', 2 Tim. 2: 24. Maar 10 11

21 Het judaisme afgewezen hier ging het om de kern van het evangelie: Jezus alleen, uit genade alleen, door het geloof alleen. Hier mocht om de lieve vrede beslist niet gezwegen worden. In felle disputen kwamen Paulus en Barnabas op voor de waarheid van het evangelie. De judaïsten hielden de gelovigen uit de heidenen voor: 'Als u zich niet laat besnijden, kunt u niet gered worden', vs. 1. Maar Paulus ging daar dwars tegenin en verkondigde dat het juist andersom was: 'Als u zich [wel] laat besnijden, zal Christus u niets baten', Gal. 5: 2. Want dan fungeert de besnijdenis als bijbetaling. En wie Christus' werk met eigen 'werk' wil aanvullen, verloochent Hem als algenoegzame Zaligmaker. Daarbij zal hij in Antiochië dezelfde boodschap verkondigd hebben als aan de Galaten: 'Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen (...). Nogmaals verzeker ik ieder die zich laat besnijden dat hij verplicht is de gehele wet te onderhouden', Gal. 5: I, 3. Ten diepste geen strijd tegen vlees en bloed Overigens staarde Paulus zich niet blind op de personen van zijn judaïstische tegenstanders. Achter deze ménsen zag hij als de eigenlijke drijfkracht satan met zijn gevallen engelenwereld, Ef. 6: 12. Barnabas en hij hadden hem door hun evangelieprediking prooien afhandig gemaakt, zoals Sergius Paulus, de proconsul van Cyprus en de Zeusvereerders in Lystra. Nu zulke arme heidenen uit satans duistere macht tot God waren geleid, trachtte de boze zijn weggelopen slaven opnieuw gevangen te nemen. Deze bevrijde heidenen moesten wederom in godsdienstige boeien geslagen worden, zodat hun Leven opnieuw beheerst zou worden door angst en slavernij. Als dat niet op heidense wijze kon, dan moest het maar op 'christelijke' wijze gebeuren. Dat was satans strategie. Daarom trachtte hij er nu een opvatting van Christus' werk en met name over zijn betekenis voor de Wet in te hameren waardoor er van zijn evangelie zo goed als niets zou overblijven. Deze bovenmenselijke achtergrond van het judaïsme onderkende Paulus scherp: 'Onze strijd is niet gericht tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis en tegen de geesten van het kwaad in de bo- Het judaïsme afgewezen 21 venaardse regionen', Ef. 6: 12. Daartegen kon ook de apostel in eigen kracht niet op. Vandaar dat hij zoveel op zijn knieën steed, God biddend om zijn bijstand en bescherming, vgl. Ef. 3: 14. Het levensgevaarlijke judaïstische 'optelsom-evangelie' kon alleen met de wapenrusting van God weerstaan worden, Ef. 6: 13. Voor overleg naar Jeruzalem 2b Toen Paulus en Barnabas in heftige disputen krachtig tegen de judaïstische dwaalleraars opkwamen, droeg men beiden op om samen met enkele andere gemeenteleden naar Jeruzalem te gaan om deze kwestie daar aan de apostelen en oudsten voor te leggen, vgl. Gal. 2: 1, 9. Niet omdat men er in Antiochië zelf niet uit kwam en de zaak nu door de apostelen wilde laten beslissen. Paulus twijfelde geen moment aan de waarheid van zijn verkondiging en had geen nieuw licht nodig. Zelfs niet van de andere apostelen. Hij schreef aan de Galaten: 'Maar al zouden wijzelf of een engel uit de hemel u een ander evangelic verkondigen dan het evangelic dat wij u verkondigd hebben: hij zij vervloekt! ', Gal. I : 8. Hij had het immers 'niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus', Gal. I : 12. Daarom had hij na zijn roeping ook geen apostelen geraadpleegd, Gal. I: I5vv. God had hem geroepen en gezonden. Wat had een nietig mens hem dan af- of aan te raden? Overigens wisten ook de andere apostelen dat de Here van bekeerde heidenen geen besnijdenis eiste. Dit had Hij hun door de begenadiging van de heiden Cornelius te Caesarea duidelijk geopenbaard, Hand. IOV. De Antiocheense strijdvraag betrof dus geen zaak waarin zij nog onwetend waren. Lucas vermeldt ook niets over ernstig en aanhoudend gebed om Goddelijk licht, in Antiochië al evenmin als straks in Jeruzalem. We kunnen ons voorstellen dat Paulus overleg met de apostelen in Jeruzalem overbodig vond. De Here had Zich over de onderhavige kwestie duidelijk geopenbaard. Nu zou het de schijn kunnen wekken dat hij in onzekerheid verkeerde. Maar de apostel hechtte kennelijk zo hoge waarde aan 'de eenheid van de Geest' (Ef. 4: 3) met de andere apostelen dat hij over zijn mogelijke bezwaren heenstapte en zich nederig liet afvaardigen. 12 13

21 Het judaisme afgewezen Het judaisme afgewezen 21- Als Gal. 2 over dezelfde reis spreekt als Hand. 15 dan ging Paulus, ook vergezeld van Titus, 'op grond van een openbaring', Gal. 2: 2. Misschien heeft de Here hem daarin laten weten dat hij gerust kon gaan, omdat het de judaisten niet zou gelukken verdeeldheid tussen de apostelen te zaaien. 2) De exegeten zijn het er echter niet over eens dat Gal. 2 en Hand. 15 inderdaad over dezelfde reis handelen. 3) Onderweg naar Jeruzalem 3 Nadat de gemeente hen van reisbenodigdheden had voorzien4) en uitgeleide had gedaan, wat als een eerbewijs gold, reisden zij door Fcnicië en Samaria. Daar waren Joods-christelijke gemeenten in Sidon, Tyrus, Ptolemais, Caesarea, Joppe en andere plaatsen. Sommige waren gesticht door Jeruzalemse vluchtelingen die door de vervolging na de dood van Stefanus over het land verspreid waren en toen nog uitsluitend aan Joden het evangelie verkondigd hadden, vgl. I1: 19. In Caesarea kunnen ze de centurio Cornelius hebben ontmoet, aan wie de Heilige Geest had bewezen dat de scheidsmuur tussen Joden en heidenen was neergehaald. Zouden ze in Joppe ook Dorkas hebben gezien, die uit de dood was opgewekt? En Simon de leerlooier, op wiens dakterras de Heilige Geest Petrus had geleerd dat het evangelie ook aan heidenen verkondigd mocht worden? Overal waar ze kwamen vertelden ze uitvoerig over de bekering van de heidenen op Cyprus en in Klein-Azie. Dit verwekte onder deze Joodse christenen grote vreugde. Zij waren blijkbaar nog niet aangetast door het virus van het judaisme, want over kritische navraag naar de besnijdenis van de bekeerde heidenen vernemen we niets. Alleen dat het bericht hun grote blijdschap bracht. Aankomst te Jeruzalem 4 Bij hun aankomst in Jeruzalem werden ze verwelkomd door de gemeente en de apostelen en oudsten. Het vast ontroerende weerzien, vooral met de in Jeruzalem zo geliefde Barnabas, vond plaats in een `gemeentevergadering'. In vs. 6 is sprake van een bijeenkomst van de apostelen en de oudsten. Vs. 22 spreekt van overleg met de hele gemeente. Hand. 15 spreekt dug op zijn minst over meer dan een vergadering. Wij zullen ze het convent van Jeruzalem noemen (de benaming Apostelconvent brengt te weinig het aandeel van de oudsten en gemeente in rekening). Paulus en Barnabas begonnen niet meteen over de kerkstrijd in Antiochie. Zij brachten eerst verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht op Cyprus, te Antiochie in Pisidie, alsmede in de Zuid-Galatische steden Ikonium, Lystra en Derbe. Daar had de Here niet alleen Joden, maar ook onbesneden heidenen door het geloof in zijn universele gemeente opgenomen! Daarmee zullen ze bewust de toon hebben gezet voor de nu volgende besprekingen. Daarin zouden immers niet menselijke opvattingen en tradities de doorslag moeten geven, maar wat God door zijn Zoon en Geest in de heidenwereld bezig was te doen. JudaEsten eisen ook hier: Christus + de 'Wet' 5 Na hun reisverslag stonden er enkele broeders op die betoogden: deze bekeerde heidenen zullen besneden moeten worden en zich aan de Wet van Mozes moeten houden. Geloven in Messias Jezus is op zichzelf niet genoeg. Deze eis werd gesteld door gelovigen over wie we hierboven reeds spraken: bekeerde farizeeen die, toen zij tot geloof in de Here Jezus kwamen, hun farizeese zuurdesem niet radicaal hadden uitgezuiverd, vgl. p. 7. Het onderwijs van Stefanus kenden zij blijkbaar niet of het was door hen afgewezen, vgl. 9. Zelf wensten zij kennelijk niet van Gods genade alleen te leven. 3. PETRUS VALT PAULUS EN BARNABAS BIJ, HAND. 15: 6-12 De vergaderingen waarvan Lucas nu verslag doet, waren achteraf beschouwd van wereldkerk-historisch belang. Ook wij hebben er nog dagelijks mee te maken. Hoeft u om gered te worden alleen in de Here Jezus te geloven? Of vergt zijn offer van onze kant nog enige bijbetaling? Daarover zou door dit Convent een voor alle eeuwen geldende uitspraak gedaan worden. Dit zou beslissen of Christus' gemeente een Joods-nationalistische zaak zou blijven of dat zij zou uitgroeien tot de heilige, algemene christelijke kerk. En of het evangelie de boodschap van Gods vrije genade zou blijven of misvormd worden tot een 'wet' of religieus 14 15

2.1 Het judaïsme afgewezen Het judaisme afgewezen 21 arbeidscontract. Of de vrijheid in Christus gehandhaafd zou blijven of vervangen worden door een nieuwe vorm van godsdienstige slavernij. De apostelen en oudsten beleggen een bijeenkomst 6 Om nader op deze zaak in te gaan hielden de apostelen en oudsten enige vergaderingen. Blijkens vs. 22 vonden deze niet plaats achter gesloten deuren, maar werd ook de gemeente betrokken in de beraadslagingen. Al hadden de apostelen en oudsten uiteraard de leiding. Men heeft dit wel 'de eerste synode' genoemd, maar alleen reeds door de aanwezigheid van apostelen waren deze vergaderingen uniek. En als met de oudsten oud-leerlingen van Jezus worden bedoeld die op één lijn met de apostelen worden gesteld (vs. 2, 4, 6, 22v.) 5), dan geldt dit nog sterker. Bovendien zijn in synodes véle kerken vertegenwoordigd, terwijl er hier slechts twee in vergadering bijeen waren: de jonge kerk van Antiochie pleegde inzake een leergeschil overleg met de oudere gemeente van Jeruzalem. Zonder zich daarbij op voorhand aan de uitspraak van de moedergemeente te binden. Ook hier verschil van mening 7a Aanvankelijk kwam het ook hier tot een hevige woordenstrijd (sv: `groote twisting'). Geen wonder, we zijn hier in een puur Joodschristelijke gemeente! Velen was het farizeese wetticisme met de paplepel ingegoten. Zij waren opgegroeid bij farizeese stiptheid: niet alleen spijswetten naleven, reinigingswetten onderhouden, nieuwemaansfeesten vieren, sabbatten in acht nemen, maar je ook aan de vele geboden houden die de rabbijnen aan Gods gebod hadden toegevoegd. In zo'n wetticistisch klimaat ging felle judaystische taal er bij menige goedgelovige gemakkelijk in. Zij schenen de Wet veel serieuzer te nemen dan Paulus en Barnabas met hun:...thans hoeft iedereen alleen maar in Messias Jezus te geloven'. Petrus bewijst dat God de zaak allang beslist heeft 7b Toen stond Petrus op. Niet om een abstract betoog op te zetten over de Wet, maar om aan te tonen dat God allang zijn licht over het onderhavige twistpunt had laten schijnen. En wel door onweersprekelijke feiten. Daartoe herinnerde hij de vergadering aan wat hij ongeveer tien jaar tevoren op het dak van Simon de leerlooier te Joppe en in het huis van de officier Cornelius te Caesarea had geleerd. Daar was het God zelf die hem had duidelijk gemaakt dat Hij de Wet als scheidsmuur tussen Joden en heidenen had neergehaald, Ef. 2: 14. Nadat hij in visionaire toestand had geweigerd onreine dieren te slachten en op te eten, was het een stem uit de hemel geweest die hem had verzekerd: 'Wat God gezuiverd heeft, moet jij niet onrein maken.' Toen hij zich vervolgens op bevel van de Geest naar de heidense centurio Cornelius had begeven, was de Heilige Geest daar voor Petrus' ogen op het onbesneden gezelschap neergedaald Daarop had hij hen laten dopen, Hand. 10. Zo had God de onderhavige zaak toen reeds beslist. Hij had Petrus al in het begin uitgekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen zo tot geloof te brengen. Let wel: tot geloof en niet tot slavernij aan een 'Wet'. 8 Toen hij zich daarover notabene ook in Jeruzalem had moeten verantwoorden, had hij gezegd: 'Als God hun dus wegens hun geloof in de Here Jezus Christus hetzelfde geschenk heeft gegeven als aan ons, hoe had ik Hem daar dan van kunnen weerhouden?', Hand. II: i-18. Deze feiten hield hij opnieuw aan de vergadering voor: God was blijkens het reisverslag van Paulus en Barnabas (vs. 4) thans op nog veel grotere schaal voor de heidenen opgekomen door hun in onbesneden staat zijn Geest te geven. Zo had God getuigd dat Hij nu ook onbesneden gelovigen tot zijn kinderen aannam, vgl. Rom. 8: 16. Als kenner der harten kwam het voor Hem niet meer aan op het uiterlijke teken van iemands besnijdenis en nationaliteit, maar op zijn gelovige hart. 6) 9 Sindsdien maakt God geen onderscheid meer tussen besneden Joden en onbesneden heidenen, vgl. Rom. o: 12. Hij reinigt hun harten (= wederbaart hen) door het geloof en niet door geloof + slaafs wetticisme, dat in uiterlijkheden blijft steken. Zo vormt hij uit Joden en heidenen samen zijn nieuwe Godsvolk. o Daarop richtte hij zich tot de judaïstische tegensprekers met de vraag: Waarom wilt u na zo'n Goddelijke getuigenis Hem nu tarten en zijn uitgedrukte wil trotseren door leerlingen van heidense afkomst een juk op de schouders te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen?' 16 17

21 Het judaïsme afgewezen Het judaïsme afgewezen 21 Daarmee sprak Petrus beslist geen kwaad van Gods goede, door en door evangelische Wet, vgl. Ps. 119. Maar dat 'Evangelie naar Mozes' (zoals we de Wet ook zouden kunnen noemen) had naast haar heerlijke genadeverkondiging toch óók de taak vervuld van een oppasser of bewaker, die Israel met stevige hand naar de dag van Christus moest leiden. Die hand was wel liefelijk, maar tegelijk nogal streng. Zij hield Israel 'in verzekerde bewaring', Gal. 3: 23v. 7) i i Daarop trok hij zijn conclusie waarin hij Paulus en Barnabas gelijk gaf: wij geloven dat er maar één middel is waardoor zowel wij Joden als heidenen gered worden: Gods genade, die de Here Jezus door zijn lijden en gehoorzaamheid voor ons verdiend heeft. En die ons alleen door het geloof wordt toegeeigend, vgl. Rom. 5: i, Gal. 2: 15v. Zonder enige bijbetaling door gehoorzaamheid aan de Wet, want die is door Christus vervuld, vgl. 9. En nog minder door gehoorzaamheid aan de farizeese 'Wet' met haar 613 afgeleide voorschriften. Dit is het laatste wat we in Handelingen over het optreden van de apostel Petrus lezen. Van nu of treedt Paulus in dit bijbelboek op de voorgrond. Ook onder de heidenen deed God tekenen en wonderen 12 De hele vergadering werd stil van wat Petrus naar voren had gebracht. Inderdaad, God kon alleen Goddelijke voorschriften ter zijde stellen. Met de besnijdenis had Hij dat jaren geleden bij Cornelius al gedaan. Dan hadden Paulus en Barnabas inderdaad het gelijk aan hun kant. Daarop namen die beiden weer het woord. Zij wisten niet beter te doen dan zich evenals Petrus op Gods daden te beroepen. Zij hadden al verslag uitgebracht van Gods werk onder de heidenen, vs. 4. Maar nu vertelden zij vooral welke grote tekens en wonderen Hij door hen onder de heidenen had verricht. En hoe Hij daardoor bevestigd had dat onbesneden heidenen zonder wetsonderhouding in zijn gemeente mochten worden opgenomen. Op Cyprus was de Romeinse gouverneur tot geloof gekomen. En toen de Joodse hofastroloog hem daarvan trachtte of te houden, had de Here het prille geloof van die onbesneden heiden beschermd door die waarzegger met blindheid te straffen, Hand. 13: 6-12. Zo had de Here hun evangelieprediking onder de heidenen telkens bevestigd door tekenen en wonderen en zodoende velen van hen tot geloof gebracht in het Pisidische Antiochie, Ikonium, Lystra en Derbe, Hand. 14: 3. In Lystra had Paulus een van zijn geboorte of verlamde man mogen genezen. En toen hij er gestenigd was en voor dood de stad uitgesleept, kon hij opeens weer opstaan en verder reizen! Waren dit geen beslissende feiten? Zou God dit gedaan hebben als Paulus een vijand van Gods Woord was geweest? Of bewees Hij daarmee juist zijn instemming met Paulus' prediking van geloven-enanders-niets? En waren dit niet stuk voor stuk nieuwe bewijzen bij wat Petrus gesteld had: God maakt met zijn genade thans geen onderscheid meer? Hij rechtvaardigt nu ook onbesneden heidenen. En wel buiten de Wet om. Alleen door het geloof in de Here Jezus. 4. JAKOBUS BEWIJST DAT DE ROEPING VAN DE HEIDENEN VERVULLING VAN DE PROFETIE IS, HAND. 15: 13-21 Na de apostel Petrus betuigde Jakobus, de halfbroer van de Here Jezus, zijn steun aan Paulus en Barnabas. Als een van de voornaamste oudsten in de gemeente van Jeruzalem genoot hij groot gezag. Hij had niet voor niets de bijnaam 'de rechtvaardige' ontvangen. Bovendien hield hij zich persoonlijk nog strikt aan de Wet van Mozes, Hand. 2 1 : 18-20. Des te opvallender was het dat hij niet de judaisten, maar Paulus en Barnabas bijviel en wel met krachtig schriftbewijs. Echter zonder bij de toepassing daarvan de wijsheid van boven uit het oog te verliezen, die volgens zijn brief in de Bijbel 'vóór alles zuiver, maar ook vredelievend, vriendelijk, altijd voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid' is, Jak. 3: 17. Jakobus verwijst naar de profetie van Amos 13 Nadat Paulus en Barnabas waren uitgesproken, nam Jakobus het woord: 'Broeders, luister naar mij. 14 Simeon [Jakobus noemt Petrus in deze Joodse omgeving bij zijn Hebreeuwse naam!] heeft uiteengezet hoe God in Caesarea zijn Geest gaf aan de heidense officier Cornelius en zijn huis. En dat God dus al in het begin van plan was ook onder de heidenen een yolk te vormen dat zijn naam vereert. 18 19

2 I Het judaïsme afgewezen Het judaïsme afgewezen 2 I 15 Welnu, dat stemt overeen met de woorden van de profeten. Dit bewees Jakobus door de vergadering Amos 9: 11,12 voor te houden. Lucas geeft de aanhaling in de Griekse vertaling 8): 16 'Dan keer Ik op mijn schreden terug. Ik zal de vervallen but van David weer opbouwen; wat omver ligt zal Ik herbouwen en weer overeind zetten.' Deze profetie behoefde voor Jakobus' Joodse hoorders geen nadere uitleg. Het prachtige gebouw van Davids éne en ongedeelde koninkrijk was na de dood van Salomo gescheurd en was in de dagen van Amos niet meer dan een vervallen hut'. Maar Jahweh zou hem weer oprichten door een nieuwe 'David' te geven, Ez. 34: 23v. Inmiddels waren deze profetieen vervuld in Messias Jezus. Aan Hem had God de troon van zijn vader David gegeven (Luc. I : 32) en Hem tot de hemel verhoogd, Hand. I : 9, 2: 33. 17 Alleen niet om uitsluitend over Israel te regeren, maar ook over de rest van de mensheid. Gods voornemens omvatten namelijk veel meer dan alleen Israëls redding. Hij zou Davids vervallen koningshuis herstellen, opdat ook de heidenen Hem zouden zoeken. 'Dit zegt de Here die dit 18 al van oudsher [lett. van eeuwigheid = al heel lang] aangekondigd heeft', Jes. 45: 21. Hij had de roeping van de heidenen immers reeds aan Abraham beloofd, Gen. 12: 3. Dus al voor de grondlegging van de Israelitische wereld op Horeb, Ef. I : 4. 9) Waarmee Jakobus maar wilde zeggen dat de omstreden zaak niet als iets splinternieuws uit de lucht was komen vallen, maar reeds door de profeten was voorzegd en wel als werk dat God zich al eeuwen tevoren had voorgenomen. Het voorstel van Jakobus 19 In het licht van de profetie was het volgens Jakobus duidelijk wat de vergadering te doen stond. Ik voor mij ben van mening, zei hij, dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen. En hen dus zeker niet met judaïstische eisen lastig mogen vallen, maar hun christelijke vrijheid-van-de-wet volledig erkennen, vgl. Rom. 3: 21 v, Ef. 2: 8v. 20 Dit vooropgesteld diende men echter ook wijsheid te betrachten. Men verkeerde immers nog volop in de overgangstijd van het Oude naar het Nieuwe Verbond (zie bij 2: 46). Dit schiep zowel voor gelovigen uit de Joden als uit de heidenen bepaalde moeilijkheden. Zo 20 waren er vier dingen die voor Joden in de omgang met heidenen, vooral aan tafel, hoogst aanstotelijk waren. Ten eerste: vlees uit de vleeshallen van heidense tempels, waar het vooraf bezoedeld was door wij ding aan een afgod. Als sommige bekeerde heidenen te Korinte dit al als erkenning van een andere god beschouwden, dan zeker ook menige Jood, I Kor. 8: 1-13. Ten tweede: ontucht. Daarmee zal hij hier gedoeld hebben op huwelijken in graden van bloedverwantschap, die door Lev. 18: 6-18 verboden waren, vgl. I Kor. 5: I. Ten derde: niet uitgebloed vlees, bijvoorbeeld van dieren die hun eigen dood waren gestorven, in een strik geworgd of verdronken. Ten vierde: het gebruik van het bloed zelf, vgl. Gen. 9: 4, Lev. 17: 10-14. Als de christenen uit de heidenen zich in zachtmoedige wijsheid van deze dingen onthielden, zouden zij het samenleven van Joden met ex-heidenen veel gemakkelijker maken. Jakobus stelde voor dit schriftelijk aan de niet-joodse christenen te vragen. Niet als een nieuwe 'wet', maar als een paar tijdelijke richtlijnen voor de moeilijke overgangstijd die zij beleefden. Ofwel als een vrijwillige beperking van hun vrijheid-van-de-wet, die Jakobus overigens volmondig erkende. 21 Moeilijk en vreemd zouden de christenen uit de heidenen zijn voorstel niet vinden. Velen van hen hadden immers al jarenlang de synagoge bezocht, waar iedere sabbat de Wet van Mozes werd voorgelezen. Zij hadden daaruit vast al begrepen dat zij hun Joodse medegelovigen een groot genoegen zouden doen als zij zich vrijwillig onthielden van afgodenvlees, bloed, vlees dat nog verzadigd is van bloed en ontucht', vs. 29. 10) Temeer als zij bedachten dat de afschuw daarvan er bij de Joden al meer dan dertien eeuwen lang ingebrand was! Ook Paulus kon zich in deze overgangsregeling goed vinden, vgl. I Kor. 8, 9: 19-23, Dr): 23-11: I 5. HET ANTWOORD AAN DE BROEDERS UIT DE HEIDENEN, HAND. 15: 22-34 De woorden van Petrus en Jakobus vonden brede instemming. De eisen van de gelovigen uit de farizeeën (vs. 5) werden afgewezen. Gelovige heidenen konden zonder besnijdenis en onderhouding van de Wet van Mozes als volwaardige leden in de christelijke gemeenten opgenomen worden. 21

21 Het judaisme afgewezen Het judaisme afgewezen 21 22 Zoals we bij vs. 6 reeds opmerkten was dit geen uitspraak van de eerste 'generale synode' of het eerste 'algemene concilie' van de christelijke kerk, maar van de apostelen en de oudsten, die bij hun overleg ook de gemeente betrokken. Deze unieke vergadering besloot enkele afgevaardigden uit haar midden met Paulus en Barnabas mee te zenden om haar antwoord aan de gemeente van Antiochie over te brengen en toe te lichten. Tevens konden de beide omstreden broeders dan niet van partijdige rapportage beschuldigd worden. Men koos daarvoor Judas, die ook wel Bar-Sabbas genoemd werd, en Silas, waarschijnlijk dezelfde als de bekende Silvanus. Twee leidende figuren uit de gemeente. Silas bezat het Romeinse burgerrecht (16: 37vv) en zal Paulus straks op diens tweede apostolische reis vergezellen en nauw betrokken worden bij de brieven aan de Tessalonicenzen. Hij zal als Hellenist vloeiend Grieks gesproken hebben. Het besluit op schrift 23 Zij kregen een brief mee, die volgens de toenmalige briefstijl begon met de groeten: 'De apostelen en oudsten groeten als broeders hun broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië.' De 'kwes-tie-paulus' was dus al tot in de Syrische en Cilicische gemeenten bekend geworden! Zij werden echter als volwaardige broeders aangesproken. Een moedgevende aanhef! 24 'Wij hebben vernomen dat er bij u grote verwarring en onzekerheid is ontstaan doordat enkelen van ons u hebben verteld: Als u zich niet laat besnij den, kunt u niet gered worden! Wel, dat hebben zij niet in onze opdracht gedaan.' Daarmee distantieerden de apostelen en oudsten zich meteen van deze bovenschriftuurlijke eis. Geen juda- 1st zou zich daarvoor ooit nog op de apostelen kunnen beroepen. 25 Vervolgens werd de deputatie voorgesteld: 'Gehoord de onrust en verwarring die bij u gesticht is, hebben wij eenstemmig besloten twee mannen uit te kiezen en die mee te sturen met onze geliefde broeders Barnabas en Paulus, 26 die hun Leven (met alles wat daarin aangenaam is) hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus.' Daarmee werden deze beide van onrechtzinnigheid verdachte broeders van elke verdenking gezuiverd. Barnabas en Paulus wetsverachters? De apostelen beschouwden hen als geliefde broeders! Daarmee erkenden zij de 'eenheid van de Geest' (Ef. 4: 3) waarin zij met hen het evangelie ver-kondigden.11) 27 'Wij hebben dus Judas en Silas afgevaardigd; zij zullen u dezelfde boodschap ook mondeling overbrengen.' 28 De uitspraak in de onderhavige kwestie steunde niet eenvoudig op het gezag van de apostelen en oudsten. Want zij schreven uitdrukkelijk: 'Het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht u geen enkele last op te leggen dan alleen wat strikt noodzakelijk is.' Wij zagen reeds hóe de Heilige Geest zich had uitgesproken en hoe deze vergadering wilt dat haar besluit met Zijn mening strookte. Eerst had Petrus gememoreerd dat de onderhavige kwestie reeds in Caesarea door de Geest was beslist. Daar was Hij op Cornelius en de zijnen met hoorbare kentekenen neergedaald, Hand. Jo: 44vv. Zó had Hij te kennen gegeven dat het Hem goed dacht dat onbesneden gelovigen in de gemeente werden opgenomen. Vervolgens had Jakobus de Heilige Schrift, het Boek van de Geest, geopend. Daarin had Hij reeds geprofeteerd dat God mettertijd het koningschap van Davids grote Zoon ook over de heidenen zou uitbreiden. Dus in het Woord van God was de kwestie ook allang beslist. Zó had de Heilige Geest in die vergadering zijn mening kenbaar gemaakt. a) door Petrus' herinnering aan wat de Geest had gedaan; b) door wat de Geest volgens Jakobus in zijn Woord had gezegd. Hieruit leide men vooral niet of dat sindsdien alle kerkelijke vergaderingen per definitie ook namens de Heilige Geest zouden spreken. Omdat Hij háár 'in alle waarheid zou leiden'. Want dit beloofde de Here niet aan zulke vergaderingen in het algemeen, maar aan zijn apostelen en wel met het oog op hún toekomstige werk, Joh. 14: 25v, 16: 13. 12) Thans kunnen kerkelijke vergaderingen zich alleen op de leiding van de Heilige Geest beroepen wanneer zij met de vinger bij de betreffende schriftplaats kunnen verklaren: 'Het heeft de Heilige Geest in zijn Woord en daarom ook ons goed gedacht... vgl. i Kor. 4: 6, I Petr. 4: 11. 29 En welk verzoek richtten de Joodse broeders in Jeruzalem tot de broeders uit de heidenen om in vrede met hen te kunnen samenleven? Over de omstreden besnijdenis repte de brief met geen woord! Onderhouding van de sabbat werd evenmin gevergd, vgl. Kol. 2: I6V. 22 23

21 Het judaïsme afgewezen Het judaïsme afgewezen 2I De heidenen werd alleen gevraagd hun christelijke vrijheid-van-de-wet voorlopig vrijwillig in te perken door zich te onthouden van afgodenvlees, bloed, verstikt slachtvee en ontucht, vgl. vs. 2o. 'Als u daarvan afblijft, is het in orde. Het ga u goed!' Het is bekend dat christenen uit de heidenen zich inderdaad van deze voor Joden aanstotelijke dingen hebben onthouden. Toen heidenen later lasterden dat christenen kinderen opaten, riep de martelares Biblias te Lyon uit dat dit onmogelijk was, daar het hun zelfs niet geoorloofd is het bloed van redeloze dieren te nuttigen'. 13 ) Toch besefte men dat deze schikking een voorlopig karakter droeg. Groeiend inzicht bij de Joodse gelovigen in de vervulling van de Wet door Jezus Christus zou het verzoek van Jeruzalem op den duur vanzelf in het vergeetboek doen raken. Guido de Brès beriep zich in de zestiende eeuw in zijn 'Baston' op dit voorbijgaand karakter van de Jeruzalemse besluiten ten einde daardoor de rechtskracht te bestrijden van látere kerkelijke bepalingen, waaronder de gelovigen van zijn dagen zuchtten. 14) Het judaïsme verliest een slag, maar is niet verslagen Hiermee had satan op het hoofdfront in Jeruzalem de slag verlorem Hij had de apostelen en oudsten er niet toe kunnen verleiden van Christus' gemeente een exclusieve Jodenkerk te maken. De judaïstische afgoderij met de 'Wet' was afgewezen, het evangelic van loutere genade opnieuw bevestigd, de eenheid van de universele kerk gewaarborgd. De reeds geplante heidenkerken werden bemoedigd, 15: 31, 16: 4v. De evangelieverkondiging kon op dezelfde wijze voortgezet worden. Het belang van het Convent van Jeruzalem kan dus moeilijk overschat worden. Het was een van de moedigste en grootmoedigste uit de hele kerkgeschiedenis. 15) Alle ware gelovigen genieten nog dagelijks van de vruchten ervan. Maar verslagen was de judaïstische duivel daarmee niet. De apostelen hadden zijn dwaalleer nu wel afgewezen en Paulus in het gelijk gesteld. Maar als een zwerm horzels zouden de judaïstische dwaalleraars hem straks op al zijn reizen achtervolgen. Als een afschuwelijk kankergezwel zou hun contra-evangelie alom het gemeentelijke leven aantasten door uitzaaiingen in Rome, Korinte, Filippi, Kolosse, Efeze en de Galatische kerken. En hoe deze dwaalleer, telkens wat anders ingekleed, de christelijke gemeenten in later eeuwen heeft geteisterd, haalden we reeds op. Vreugde en opluchting in Antiochië 3o Nadat men afscheid van hen genomen had, vertrokken Paulus en Barnabas, samen met de Antiocheense broeders (vs. 2) en Judas en Silas, naar Antiochië. Daar riepen zij de gemeente bijeen en overhandigden de brief. 31 Toen die was voorgelezen, waren de gelovigen uit de heidenen heel blij met de bemoedigende en vertroostende inhoud. Menige onbesneden man en jongen was geschokt en in verwarring gebracht door de judaïstische eis: Als je je niet éérst laat besnijden en volgens onze 'Wet' gaat leven, helpt geloven in de Here Jezus je niets. U begrijpt dat zulke christenen geweldig opgelucht waren door wat de apostelen en oudsten in Jeruzalem hun schreven. Wie zelf ooit bevrijd werd uit de beklemming van een soortgelijk 'optelsom-evangelie' (Jezus + 'Wet') kan zich de vreugde van deze gelovigen het best voorstellen. Wat zal ook Teofilus Lucas' verslag en de conclusies in deze brief met vreugde hebben gelezen. Hij was er persoonlijk en direct bij betrokken. Hij behoefde zich dus niets aan te trekken van judaïstische propaganda, vgl. dl. I, 14. Hij kon ook als niet-jood gered worden en wel alleen door het geloof in de Here Jezus, zonder besnijdenis en zonder te leven naar de Wet van Mozes! 32 Judas en Silas, die zelf ook profeten waren (vgl. i i : 27, 13: i), spraken langdurig met de broeders. Zij bemoedigden en versterkten de gelovigen uit de heidenen in het geloof aan Jezus' algenoegzaam zaligmakerschap en zijn vervulling van de Wet. In de geest van Gal. 5: i zullen zij hen hebben opgewekt: 'Voor die vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd dus stand en laat u niet opnieuw het slavenjuk opleggen.' 33 Toen Judas en Silas enige tijd in de gemeente van Antiochië doorgebracht hadden, lieten de broeders hen teruggaan naar Jeruzalem. Maar niet zonder hun verzocht te hebben de hartelijke vredesgroeten over te brengen aan de apostelen en gemeente die hen hadden afgevaardigd. 24 25

21 Het judaïsme afgewezen Het judaïsme afgewezen 21 34 [Maar Silas besloot daar te blijven (alleen Judas ging naar Jeruzalem).] Dit vers ontbreekt in oudere handschriften. Mogelijk heeft een latere overschrijver het toegevoegd om Silas' aanwezigheid in Antiochië (vs. 40) te verklaren. Of viel het Silas op het laatste moment te zwaar deze gemeente te verlaten? 35 Maar Paulus en Barnabas bleven nog in Antiochië. Ze gaven er geloofsonderwijs en verkondigden met nog vele anderen het Woord van de Here. NOTEN 1) In de codex Bezae luidt vs. 1: 'En enigen die uit Judea gekomen waren, van degenen die van de sekte der farizeeën tot het geloof gekomen waren, leerden de broeders...' 2) 'Deze openbaring des Heeren op zichzelve is nog geen wettiging der samenkomst te Jerusalem, allerminst eene goedkeuring, of Goddelijke aanwijzing, dat zij recht en naar Zijnen wil was. Want die samenspreking was niet noodig geweest. God had in deze zaak Zijne openbaring reeds gegeven. Paulus en de anderen wisten wel reeds Gods wil omtrent haar. En aan deze vergadering en samenspreking waren van menschenkant vele gevaren verbonden. God kon die afwenden en heeft die gekeerd. Maar wij mogen God niet verzoeken. Wij mogen ons niet begeven in situaties waar alleen Gods bizondere leiding of ingrijpen voor kleinere of grotere rampen bewaren kan en moet. Daarom is deze openbaring des Heeren aan Paulus, dat hij nu rustig naar Jeruzalem kon en mocht of moest gaan, op zichzelve en zonder meer nog geen Goddelijke goedkeuring van dit drijven der uit Jeruzalem te Antiochië gekomen menschen, noch van de samenkomst aldaar, en dus ook geene aanwijzing, dat bij moeiten in eenige of meerdere kerken de oplossing gezocht moet worden op dergelijke wijze, door het samenkomen en samenspreken van die kerken in classisvergadering of synode. Hier moet niet te spoedig en overijld geconcludeerd worden. Verboden heeft de Heere aldus dergelijke samenkomsten niet, doch ook heeft Hij ze aldus nog niet voorgeschreven. Zitten er goede kanten aan, er kunnen ook kwade kanten aan zijn, die gevaren opleveren', S. Greijdanus, Schriftbeginselen van kerkrecht, Enschede z.j., p. 34v. Zie ook K. Doornbos, De vergadering te Jeruzalem (Hand. 15) was geen synode, in: Kerk-zijn en in-de-kerk-zijn, Amsterdam 1962, 97-108. 3) De commentatoren zijn hierover verdeeld. S. Greijdanus neemt aan van wel, H. J. Jager en S. J. Kistemaker achten zowel het een als het ander mogelijk. Vgl. voor een bespreking van de uiteenlopende meningen omtrent de bestemming en datering van de brief aan de Galaten D. Guthrie, New Testament Introduction, fourth edition (revised), Leicester, 1990. J. van Bruggen, Paulus, Kampen 2001, 76-87, 269v. 4) W Bauer, s.v. propempoo: '...zur (Weiter)Reise ausstatten m. Lebensmitteln, Geld, durch Stellung v. Begleitern, Beschaffung v. Fahrgelegenheit u.s.w.'. Vgl. 3 Joh. : 5-8. 5) Aldus J. van Bruggen, Ambten in de apostolische kerk, Kampen 1984, 78-91. Vgl. voor het karakter van de vergadering in Hand. 15 in deze serie Leviticus, 406. 6) S. J. Kistemaker wijst er op, dat in Jezus' bevel om tot geloof gekomen heidenen te dopen (Mat. 28: 19) ligt opgesloten dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is, comm. a.l. Vgl. Kol. 2: I i v. 7) Vgl. in deze serie Genesis-Exodus, 244v. 8) Vgl. voor de tekstverschillen tussen de m. T. en de Lxx: F.W. Grosheide, comm. al., Amsterdam, 1948 en F. F. Bruce, comm. 3 e herziene en uitgebreide druk, Leicester-Grand Rapids, 1990. Zie ook in deze serie: Hosea-Maleachi, 73 8 9) Zie ook in deze serie Genesis-Exodus, 497-502. 10) Zie ook in deze serie Leviticus, 272v., 407v. 11) Hoe belangrijk is het dat bij alle vaak onvermijdelijk diepgaande meningsverschillen in de christenheid de inzet voor Jezus erkend blijft en voor wezenlijk gehouden wordt. Hoe zwaar heeft de evangelische christenheid in dit opzicht gezondigd. Hoe gering achtte zij vaak de inzet voor Jezus tegenover theologische afwijkingen in de leer. Hoe is ze vaak omgegaan met mannen, 'die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus'. Aldus Werner de Boor, comm. a.l. 12) Zie ook in deze serie Lucas-Johannes, 627vv, 642vv. Rome verdedigt haar vele na-bijbelse en bovenschriftuurlijke dogma's met het argument dat de Geest volgens Christus' belofte de kerk daarin ook na de afsluiting van de Heilige Schrift verder heeft geleid. Vgl. J. Keulers, Het evangelic volgens Johannes, Roermond en Maaseik 1951, 285v. 13) Eusebius, Kerkgeschiedenis,V, 1, 25. 14) Vgl. in deze serie deel De Nederlandse Geloofsbelijdenis, Barendrecht 1955, 52. 15) Aldus R. N. Longenecker, comm. a.l. 26 27

1: Syrië, Cilicië, Galatië, Troas 22 22 HANDELINGEN 15: 36-16: 10 PAULUS' TWEEDE APOSTOLISCHE REIS I: SYRIE, CILICIE, GALATIE, TROAS Nu gaan we Paulus volgen op zijn tweede apostolische reis, die naar schatting ruim drie jaar zou duren. Op deze tocht zal hij gemeenten stichten in Filippi, Tessalonika, Berea en in de toenmalige metropolen Athene, Korinte en Efeze. In de wereldhavenstad Korinte zal hij maar liefst achttien maanden verblijven. En bepaald niet als vrijgesteld evangelist, want vaak moest hij als tentenmaker zelf zijn kost verdienen, 18: 3, 2 Kor. II: 9, r Tes. 2: 9. Ook voor ons zou dit een zeer belangrijke reis worden! Want nu zal hij met het evangelic doordringen tot wat wij nu de westkust van Turkije en de oostkust van Griekenland noemen. Daarmee zal hij nu hij het evangelic gaan verkondigen in Europa en begint de historische proloog van onze heiligmaking. 1 ) Want door Paulus' prediking gaat de Geest van Jezus het fundament leggen van de kerstening van ons werelddeel. Zeker, voor het besef van Paulus' tijdgenoten maakte het huidige Turkije eenvoudig deel uit van de éne Grieks-Romeinse wereld. Maar wij lezen het boek Handelingen thans in de eenentwintigste eeuw. En voor Ens besef stak Paulus vanuit Troas over naar het voorchristelijke Europa, waar onze verre voorouders woonden. Voor het gemak bespreken wij ook deze tweede apostolische reis niet in één, maar in meerdere paragrafen. Het begon allemaal met een pijnlijk conflict. 1. PAULUS EN BARNABAS OM MARCUS UITEEN, HAND. 15: 36-40A Wie had dit ooit kunnen denken: Paulus en Barnabas verbitterd uit elkaar! Een raadsel temeer als we op de voorgeschiedenis van hun vriendschap letten. De goede Jozef, bijgenaamd Barnabas (vertrooster), die een hele akker verkocht om met de opbrengst de armen te steunen (4: 36v.), had als eerste naar Saulus omgekeken toen deze bekeerd uit Damascus in Jeruzalem terugkwam (9: 27). Wat hadden ze sindsdien veel voor de naam van de Here Jezus mogen doen. Jarenlang hadden ze samen het evangelic verkondigd, eerst in het Syrische Antiochië, later op Cyprus en in Klein-Azië. Zo hadden ze samen gereisd, gegeten, gepreekt, gebeden en geleden. In het Pisidische Antiochië waren ze de stad uitgezet. In Ikonium bijna gestenigd. In Lystra als neergedaalde goden vereerd, maar later was Paulus er gestenigd en voor dood de stad uitgesleept. Na hun terugkeer in Antiochië waren ze alweer samen door de judaïsten van dwaalleer beschuldigd. Zij hadden van bekeerde heidenen de besnijdenis moeten eisen. Zij aan zij hadden ze daarop het evangelie verdedigd van Jezus alleen, geloven alleen en genade alleen. Samen waren ze daarvoor naar het Convent van Jeruzalem gereisd. Waardoor kon deze hechte samenwerking verbroken worden? Niet om een leergeschil, maar vanwege een beleidsgeschil. Marcus ongeschikt? 36 Niet lang na hun terugkeer uit Jeruzalem, zei Paulus tegen Barnabas: 'Hoe zouden de broeders en zusters het maken in al die steden waar we het Woord van de Here gebracht hebben? Zullen we hen nog eens opzoeken om te kijken hoe het met hen gaat?' De apostel voelde zich blijkbaar nog voor hen verantwoordelijk, vgl. 2 Kor. I is 28. Zelf stond hem een apostolische 'visitatietoche of pastorale 'nazorgreis' voor ogen, zoals ze al eerder gemaakt hadden, 14: 2Ivv. Maar door het ingrijpen van de Heilige Geest (16: 6v) zou deze uitgroeien tot de tweede apostolische reis, waarop het evangelic voor het eerst ook op Europese bodem verkondigd zou worden. 37 Barnabas ging met dit voorstel akkoord en wilde nu ook zijn neefjohannes, bijgenaamd Marcus, weer meenemen, Kol. 4: lo. Deze had hen op hun eerste reis tot in Pamfilië vergezeld, maar was toen om redenen die Lucas niet noemt naar Jeruzalem teruggekeerd, 13: 13. 38 Paulus voelde daar echter niets voor. Hij vond dat ze iemand die hen en hun werk al in Pamfilië in de steek had gelaten beter niet dag in dag uit2) bij zich konden hebben. Zo'n man achtte hij ongeschikt 28 29

22 Paulus' tweede apostolische reis E Syrië, Cilicië, Galatië, Troas 22 voor deze taak. De goede en geduldige Barnabas beoordeelde Marcus' gedrag milder en wilde hem nog wel een kans geven. Maar hoe hij ook voor zijn neef pleitte, Paulus hield voet bij stuk. 39 Barnabas bleef echter ook op zijn strepen staan. Toen rees er, ondanks beider liefde voor de evangelieverkondiging, een scherp conflict tussen de boezemvrienden. Het liep zelfs zo hoog op dat de beide wapenbroeders hun samenwerking verbraken en uiteengingen. Dat Lucas ook deze zwarte bladzijde heeft opgenomen, bewijst dat hij geen geïdealiseerd beeld van de vroeg-christelijke kerk wilde tekenen... We krijgen niet de indruk dat zij de gemeente van Antiochië in hun twist betrokken, al zal die de onenigheid wel betreurd hebben. Barnabas was ongetwijfeld bijzonder geliefd in Antiochië, II: 22. Toch lijkt deze nobele man zijn aanzien niet gebruikt te hebben om steun te verwerven voor zijn standpunt. 3 ) Hij nam Marcus mee en voer of naar Cyprus, het eiland waar hij oorspronkelijk vandaan kwam. Zij hadden daar indertijd ook al met Paulus gewerkt (13: 4v.) en zo bleef hij meteen in de lijn van diens plan: een hernieuwd bezoek brengen aan de oude plaatsen. Dit is het laatste wat we van Barnabas in Handelingen vernemen. Daar steekt niets achter. Lucas beperkt zich van nu of eenvoudig tot de verbreiding van het apostolische getuigenis door Paulus. De andere apostelen noemt hij ook niet meer. 4o Paulus koos Silvanus als reisgenoot, hier kortweg Silas genoemd. Een vooraanstaande figuur in de gemeente van Jeruzalem. Hij was evenals Paulus Romeins staatsburger (16: 37) en zal goed Grieks gesproken hebben. Voorts bezat hij de gave van de profetie (15: 32) en was hij lid geweest van de commissie die de besluiten van het convent (15: 22-29) aan de gemeente te Antiochië moest overbrengen en toelichten. Hij genoot dus ook het vertrouwen van de apostelen. Later zou hij Petrus assisteren bij het schrijven van diens eerste brief, I Petr. 5: 12. Paulus vond hem een geschikte plaatsvervanger van Barnabas. Als derde man zal Timoteüs straks de plaats van Marcus innemen. Nadat hij door de broeders was toevertrouwd aan de genade van de Here verliet ook Paulus met zijn nieuwe reisgezel Antiochië. Nog onbewust van de grote dingen die de Here op deze nieuwe reis door hem zou gaan doen. Leerzaam Het is voor ons niet uit te maken wie in het conflict tussen Paulus en Barnabas gelijk had. Eén ding maakt ook deze geschiedenis duidelijk: 'Als iemand wil roemen, laat hem dan roemen in de Heer' (1 Kor. : 31) en zelfs niet in zijn voornaamste dienaren, laat staan in de lagere. Zij moeten allen met Paulus belij den: 'Ik weet dat er in mij, dat wil zeggen in mijn vlees (= zondige natuur), geen goed woont', Rom. 7: 18. Daarom lukte het de satan nadien maar al te vaak Christus' gemeenten in vuur en vlam te zetten. Lukt hem dit niet door leergeschillen? Dan probeert hij het wel door persoonlijke tegenstellingen en beleidskwesties. Demonisch sluw tracht hij onophoudelijk broeders en zusters uit elkaar te drijven door de kleinste bijzaken op te blazen tot hoofdzaken. Daarom klonk reeds in de apostolische tijd de waarschuwing: 'Pas op dat niemand de genade van God verspeelt. Laat geen bitter, schadelijk onkruid opkomen dat uw hele gemeente vergiftigt', Heb. II: 16. Het geschil tussen Paulus en Barnabas laat echter ook zien hoe de Here kwaad ten goede kan wenden. Want als gevolg van deze broedertwist trokken er nu twee teams op uit om het evangelie te verkondigen. Wat tenslotte de onderlinge verhoudingen betreft: in i Kor. 9: 6 spreekt Paulus met grote waardering over Barnabas. De verwijdering tussen Paulus en Marcus zal niet zo lang geduurd hebben. Tijdens Paulus' eerste gevangenschap in Rome was Marcus bij hem, Kol. 4: I o, Filem. 24. Kort voor zijn executie schreef hij Timoteüs: 'Ga Marcus halen en breng hem met u mee, want ik kan hem goed gebruiken voor het werk', 2 Tim. 4: 11. Naast Lucas en Timoteüs hoorde hij toen weer bij Paulus' vertrouwdste medewerkers. 2. PAULUS EN SILAS TREKKEN DOOR SYRIË EN CILICIË, HAND. 15: 41 Na zijn vertrek uit Antiochië begaf Paulus zich niet over zee naar Klein-Azië, zoals op zijn eerste reis, maar over land. Daardoor konden zij ook de Syrische en Cilicische kerken bezoeken, aan wie de Jeruzalemse brief eveneens geadresseerd was, 15: 23. Maar laten we eerst trachten ons enigermate een beeld te vormen van de verschijning en uitrusting van reizigers in de oudheid. 30 31

22 Paulus' tweede apostolische reis Antieke voetreizigers Zoals de meeste reizigers in die tijd zullen ook Paulus en zijn helpers de weg wel to voet hebben afgelegd. Een flinke voetganger legde per dag vaak meer dan 35 km. af. Wij vinden de Vierdaagse al een hele prestatie, maar toen liep men weken, soms maanden achtereen. Stevig schoeisel was daarbij uiteraard een eerste vereiste. Elke reiziger droeg als reismantel een lange, mouwloze en geheel gesloten cape, een soort duffel van dikke, wollen stof. Ook had men op reis steeds een vilten hoed met brede randen bij zich, die zowel tegen de felle zonnestralen als tegen de regen beschutting bood. Had men hem daarvoor niet nodig, dan hing men hem aan een band op de rug. Zijn handbagage droeg de antieke voetreiziger in een schoudertas. Als hij wat meer bij zich had, zoals levensmiddelen, bediende hij zich van een met riemen verbonden dubbele zak, waarvan de ene helft op zijn Borst en de andere op zijn rug hing. Een stok completeerde zijn reisuitrusting. Paulus zal bij zijn reizen over land dikwijls gebruik gemaakt hebben van de Romeinse heerwegen, die tussen de drie en zes meter breed waren en waarvan het plaveisel bestond uit op maat gehouwen harde kalksteenblokken. Voetreizigers waren daarop even gewoon als fietsers op onze wegen. Op geregelde afstanden boden herbergen de reiziger een weinig comfortabel en niet bepaald hygiënisch onderdak. 4) Al zal de tentenmaker Paulus onderweg ook vaak zijn draagbare tent als nachtverbijf opgeslagen hebben. Met gastvrijheid was men uiteraard beter af. Geen wonder dat die in het Nieuwe Testament meermalen wordt aanbevolen. 5) Syrië en Cilicië 41 Zij trokken door Syrië en Cilicië, destijds twee Romeinse provincies. In de laatste lag ook Tarsus, Paulus' geboorteplaats. De brief van het Jeruzalemse convent was ook aan de gemeenten in deze streken gericht, 15: 23. Lucas vertelt niet wanneer en door wie zij gesticht waren, maar dat kan het werk van Paulus zijn geweest tijdens zijn langdurig verblijf in deze omgeving, na zijn vlucht uit Jeruzalem, vgl. 9: 3o, I I : 25. Zou hij toen ook in Tarsus een gemeente gesticht hebben? Syrië, Cilicië, Galatië, Troas 22 Deze kerken werden nu door hem bemoedigd en gesterkt. Daarbij zal ook de genoemde brief een rol hebben gespeeld. De gelovigen waren blijkbaar ook hier door judaïsten in verwarring gebracht. Maar nu werden zij door Paulus en Silas bevestigd in het geloof aan Jezus' algenoegzame zaligmakerschap en in de christelijke vrijheid van de 'wet'. Daarna trokken zij westwaarts door de Cilicische Poorten, een gevaarlijke pas door het grimmige Taurusgebergte, ten noorden van Tarsus. 6) Deze streek werd vanaf onheuglijke tijden door gespuis onveilig gemaakt. Op zulke trajecten zal Paulus doelen als hij later schrij ft over 'gevaren van rivieren en gevaren van rovers (...) met tobben en zwoegen, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten in kou en naaktheid', 2 Kor. i i : 26v. 3. DERBE EN LYSTRA. TIMOTEUS WORDT MEDEWERKER, HAND. 16: 1-5 Na de zware tocht door het Taurusgebergte kwamen Paulus en Silas in het zuidelijke deel van de Romeinse provincie Galatia, waar Paulus op zijn eerste reis christelijke gemeenten had gesticht in Ikonium, Lystra en Derbe. In Ikonium was hij bijna en in Lystra werkelijk gestenigd. Toch had hij ook daar discipelen van de Here Jezus gemaakt, 14: 21v. Wat zullen ze hun geestelijke vader (vgl. r Kor. 4: 14v) blij verrast hebben ingehaald! I Het was waarschijnlijk in Lystra dat de apostel als een Goddelijke bestiering ('en zie'!) de jonge discipel Timoteüs ontmoette. Jaren later zou hij hem nog voorhouden: 'Niemand mag u verachten om uw jeugd', i Tim. 4: 12. Dus toen Paulus voor de tweede maal in Lystra kwam, was Timoteüs misschien amper twintig. Hij had een Griekse (= niet-joodse) vader een proseliet? 7) en een Joodse moeder, Eunike genaamd. Haar moeder heette Loïs. Zij waren beiden gelovige vrouwen, die hun (klein)zoon van kindsbeen af in de Heilige Schrift hadden onderwezen, 2 Tim. I : 5, 3: 15. Zich niet ervan bewust dat zij de jongen daarmee voorbereidden op zijn grote, toekomstige taak als naaste medewerker van de apostel Paulus. 2 Hij was een bijzonder fijn christen, voor wie de gelovigen in Lystra en Ikonium veel respect hadden. Waarmee hij voldeed aan een eerste vereiste voor leiders van christelijke gemeenten, i Tim. 3: 2,10. 32 33

22 Paulus' tweede apostolische reis 3 Paulus zag in hem een uitstekende medewerker. Hij was Jood, hij kende de schriften, beheerste de Griekse taal en stond heel goed aangeschreven bij de broeders en zusters. Alleen wist iedereen in die streek dat hij een niet-joodse vader had. Als kind van een Joodse moeder was hij volgens Joods recht weliswaar een Jood, maar om onbekende redenen was hij niet besneden en daarom in Joodse ogen een afvallige. Als Paulus hem zo had meegenomen, zou de antichristelijke Joodse propaganda daar ongetwijfeld munt uit slaan: 'Die rabbi werkt samen met een onbesneden Jood uit een door de Wet verboden huwelijk! vgl. Deut. 7: 3v. Timoteüs zou dan niet eens mogen spreken in de Joodse synagogen en geen toegang krijgen tot Joodse huizen. Om zulke moeilijkheden te vermijden, besloot Paulus hem eerst te (laten) be snij den. Timotei,is besneden Op het eerste gezicht een merkwaardig besluit! Vs. 3: Timoteüs werd besneden. Vs. 4: Zij maakten alom bekend dat de besnijdenis niet langer noodzakelijk was, vgl. Hand. 15. Hier bleek echter hoe fijngevoelig Paulus onderscheidde waarop het toen en daar aankwam, vgl. Fil. : 9v, Ps. 119: 66. Want alle situaties waren en zijn niet aan elkaar gelijk. Elke messiasbelijdende Jood die volgens de Thora bleef leven, was daardoor nog geen judaïst. Alle wetticisme is immers nog geen judaïsme. Tegenover wettische Joden was de apostel zeer inschikkelijk: 'Bij de Joden leef ik als Jood om de Joden te winnen. Met hen die onder de wet staan, leef ik als aan de wet onderworpen hoewel zelf niet gebonden aan de wet om hen die onder de wet staan, te winnen', Kor. 9: 20, vgl. Hand. 18: 18, 21: 20-26. Daarom besneed Paulus zijn nieuwe medewerker Timoteüs. Omdat hij zo zielsgraag ook Joden tot geloof bracht, was hij in dit geval 'de Joden een Jood'. Op zichzelf was Timoteüs' besnijdenis ook niet in strijd met de besluiten van het convent te Jeruzalem. 'Want in Christus Jezus is niet de besnijdenis of de onbesnedenheid van belang, maar het geloof dat werkzaam is door de liefde', Gal. 5: 6. In Lystra en omgeving hield Paulus rekening met wetticistische broeders en met Joden die het evangelie nog niet kenden en daarom ook nog niet begrepen dat de besnijdenis had afgedaan. In zulke situa- 34 Syrië, Cilicië, Galatië, Troas 22 ties mogen wij best een concessie doen. Dat is heel wat anders dan wijken voor judaïstische vijanden van het evangelie. 8 ) Maar toen Paulus met zijn onbesneden medewerker Titus in Jeruzalem kwam en daar met judaïsten te maken kreeg, werd Titus niet besneden, Gal. 2: 3v. Pertinent niet. Omdat het toen en daar een heel andere situatie betrof. Als de apostel toen Titus had gedwongen zich te laten besnijden, zou hij de schijn hebben gewekt dat hij de christelijke vrijheid inruilde voor de judaïstische gevangenis. Wij kunnen van zijn handelwijze leren niet alle situaties en alle medechristenen over één kam te scheren, maar goed tijd, plaats en wijze te onderscheiden. Wat Kier beslist niet meer geduld kan worden, zou daar met inschikkelijkheid nog wel geregeld kunnen worden. Paulus was tegenover wettische gelovigen tegemoetkomend, maar tegenover judaïsten onbuigzaam. Beide op grond van het evangelic. Daarom besneed hij Titus niet en Timoteüs wél, terwille van hetzelfde evangelie. Paulus' geestelijke zoon Zo vond Paulus de medewerker van wie hij zoveel zou gaan houden dat hij hem later 'mijn geliefd kind' of 'mijn waar kind in het geloof' zou gaan noemen, I en 2 Tim. 1: 2. Met deze wat verlegen jongeman zou hij zo eensgeestes worden dat hij in zijn laatste brief schreef: 'Maar jij bent me steeds trouw gevolgd in mijn leer, mijn manier van leven en mijn streven; in mijn geloof, geduld, liefde en volharding, in vervolgingen en ontberingen', 2 Tim. 3: i ov. Of je nu Paulus had gehoord of Timoteüs, maakte zakelijk geen verschil, vgl. i Kor. 4: 17. Meermalen trad hij op als afgevaardigde en plaatsvervanger van de apostel, 17: 14, 19: 22, 1 Kor. 4: 17, Fil. 2: 19, 1 Tes. 3: Iv. Deze noemt hem zelfs als mede-afzender in zijn brieven aan de Filippenzen, Kolossenzen, Tessalonicenzen en Filemon. In al Paulus' brieven bij elkaar wordt Timoteüs zelfs zeventien maal vermeld. En toen de apostel de marteldood voor ogen had, verlangde hij zo naar zijn geestelijke zoon dat hij hem schreef: 'Doe uw best om spoedig bij mij te komen', 2 Tim. 4: 9. De Zuid-Galatische gemeenten gesterkt in het geloof 4 Toen zetten Paulus en Silas hun rondreis langs de verschillende Zuid-Galatische steden voort. Nu samen met de jonge Timoteüs, die 35

22 Paulus' tweede apostolische reis door zijn moeder Eunike en grootmoeder Lois voor de evangeliedienst was afgestaan. Daarmee brachten de beide vrouwen geen gering offer, want zij herinnerden zich natuurlijk nog levendig hoe Paulus na zijn steniging in hun stad voor dood was opgenomen, 14: 19. Zulke gevaren bedreigden voortaan ook hun Timoteiis! Uit I Tim. 4: 14 weten we het een en ander van zijn uitzending. In een samenkomst van de gemeente van Lystra had een van de profeten hem toegesproken. Vervolgens hadden de gezamenlijke oudsten hem de handen opgelegd. Had Paulus hem toen eveneens de handen opgelegd, ten teken dat de Heilige Geest door hem zou werken? (2 Tim. I : 6). Op hun rondreis zullen zij de steden Derbe, Lystra, Ikoriium en mogelijk ook het Pisidische Antiochie hebben aangedaan. Daar had Paulus op zijn eerste apostolische reis gemeenten gesticht. Overal waar ze kwamen, vertelden ze wat de apostelen en oudsten te Jeruzalem besloten hadden inzake de kwestie die in al meer Joods-heidense gemeenten rees: moeten heidenen eerst besneden worden, voordat ze zich volwaardige kinderen van God mogen noemen? Of is geloven in de Here Jezus voldoende? Hoewel de brief van de apostelen en oudsten aan de gemeenten in Syrie en Cilicie gericht was, moet het voor Silas een vreugde zijn geweest hem ook in deze Zuid-Galatische kerken voor te lezen. Daarin stond zwart op wit dat de apostelen en oudsten in Jeruzalem volledig met Paulus instemden: bekeerde heidenen mochten onvoorwaardelijk vertrouwen op het verzoenbloed van Messias Jezus. Silas, die zelf uit Jeruzalem kwam, kon dit mondeling bevestigen. 9) Het enige wat hun vriendelijk gevraagd werd, was op enkele punten enige inschikkelijkheid te betonen tegenover hun Joodse medegelovigen, vgl. 15: 20, 28v. 5 Door het onderwijs van Paulus en Silas kwamen de gemeenten steeds sterker te staan in het geloof dat God hun, zonder enige verdienste van hun kant, alleen uit genade, de volkomen genoegdoening en gerechtigheid van Christus toerekende, alsof zij zelf alle gehoorzaamheid volbracht hadden die Hij voor hen volbracht had. En doordat ze bevestigd werden in het geloof, groeiden bij hen ook de vruchten van de Geest: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing, 36 Syrie, Cilicie, Galatia, Troas 22 vgl. Gal. 5: 22. En dat maakte haar aantrekkelijk voor buitenstaanders, zodat zij niet alleen groeiden in geloof, maar ook dagelijks in ledental. 4. DE GEEST VAN JEZUS DRINGT PAULUS NAAR EUROPA, HAND. 16: 6-10 Van de Noordkaap tot Gibraltar vinden wij thans in elke stad of dorp wel een kerkgebouw met de Bijbel. En welke Europeaan heeft nu werkelijk nog nooit van Jezus gehoord? Maar toen Paulus door `Turkije' reisde, was ons werelddeel nog volslagen heidens. Niemand had ooit gehoord van een God die genade bewees en zijn Zoon als Verlosser naar de aarde had gezonden. Deze onkunde had het leven in al zijn aspecten radicaal verwoest. In Rom. I : 18-31 tekent Paulus de wereld van zijn dagen. De beroemde Grieks-heidense cultuur leek op een beerput waaruit een walm van ongerechtigheid opsteeg. De levende God was ingeruild voor dode afgoden. Verdwaasd als het mensdom daardoor was, gaf het zich over aan de grofste uitspattingen op zedelijk gebied. West-Europa vertoonde hetzelfde beeld. Onze Germaanse voorouders lee fden `zonder hoop en zonder God', EL 2: 12. Bij de begrafenissen van geliefden waren zij radeloos, want van Jezus, de overwinnaar van dood en graf, had nog nooit iemand gehoord. Men beefde voor Wodan en Donar, want godsdienst betekende dat je eeuwig voor goden en geesten in angst zat. Deze dingen moeten we bedenken wanneer we lezen hoe de Here Jezus door zijn Geest de apostel Paulus met het evangelie naar Europa drong en daarmee een aanvang maakte met de kerstening van ons werelddeel. Thans twintig eeuwen achter deze feiten staande, zien wij nog scherper welk een wereldhistorische wending Hand. 16: 6-I o ons verhaalt. Temeer als we bedenken dat het eveneens Europa zou worden van waaruit het evangelic zich in de volgende eeuwen zou verbreiden over Afrika, Azie, Noord- en Zuid Amerika en Australia. De Geest van Jezus stuurt de apostel naar het westen 6 Als het toen van Paulus had afgehangen, was hij met het evangelic in de Romeinse provincie Asia (= West-Turkije) gebleven. Daar lagen de zeven steden die wij uit Openb. 2 en 3 kennen, waaronder Efe- 37

22 Paulus' tweede apostolische reis ze, de voornaamste havenplaats van Klein-Azie. Maar de Heilige Geest bepaalde Paulus' reisroute en Hij zou drie koerscorrecties aanbrengen, die verstrekkende gevolgen zouden hebben voor het verdere verloop van deze reis. Met zijn eerste ingreep belette Hij de apostel het evangelie nu reeds in de provincie Asia te verkondigen. Dat zou hij pas tij dens zijn derde reis mogen doen. Dan zou hij zelfs twee jaar in Efeze mogen werken, Hand. 19: i (). Hoe de Geest deze koerscorrectie aanbracht, vertelt Lucas niet. Door een profetie (Silas bezat die gave), een Broom of door belemmerende omstandigheden? In elk geval maakte Hij duidelijk dat de apostel niet naar de provincie Asia, maar in noordelijke richting moest doorreizen. Zodoende 1 ) trokken de drie evangelisten door Frygie en het oorspronkelijke Galatische land, waar de apostel op zijn eerste reis niet geweest was, maar waar hij blijkens Hand. t 8: 23 thans gemeenten stichtte. 11 ) 7 Toen ze bij de grens van Mysie kwamen, wilden ze doorreizen naar Bithynie aan de Zwarte Zeekust, waar Nicea en Chalcedon lagen, belangrijke steden met een talrijke Joodse bevolking. Paulus, zelf een Aziaat, wilde in Azie blijven. Als het aan hem gelegen had, was het evangelie indertijd Europa voorbijgegaan. Dan was er een christelijk Azie gekomen en zou Europa zendingsgebied gebleven zijn. Maar toen volgde de tweede ingreep van de Heilige Geest: Hij stood hun niet toe in Azie te blijven en naar Bithynie te reizen. Nee, Paulus, je moet naar Europa! Lucas noemt Hem bier 'de Geest van Jezus', vgl. Fil. 1: 19, Rom. 8: 9, I Petr.. Een sprekende uitdrukking, die we thans niet vaak horen gebruiken. Sinds Pinksteren had de Vader zijn Geest aan zijn tot de hemel verhoogde Zoon Jezus ten dienste gesteld, opdat Hij voortaan door de Geest zijn verlossingswerk op aarde kon voortzetten. Vandaar dat de Heilige Geest sinds Pinksteren ook wel de `Geest van Jezus' genoemd wordt, vgl. dl.1, 21. En omdat de verheerlijkte Christus zijn kerk ook in Europa wilde planten, was Hij de handelende hoofdpersoon, die door zijn Geest Paulus liet weten dat hij niet moest doorreizen naar het oosten, maar naar het westen. En alweer deelt Lucas niet mee hoe de Geest hem dat te kennen gaf. r. Syria, Cilicie, Galatia, Troas 22 8 Zo trokken ze, gehoorzaam aan de leiding van de Geest, door Mysie tot ze de belangrijke havenstad Troas bereikten aan de kust van de Egeische Zee, in het uiterste westen van Klein-Azie. Hier had Alexander de Grote indertijd zijn spies in de grond gestoken als teken dat hij Azie ging onderwerpen. Paulus zou vanuit dezelfde plaats een begin maken met de verovering van Europa, alleen hij, met het zwaard van de Geest, het Woord van God, Ef. 6: 17. Dit grote reisdoel kende hij bij zijn aankomst in Troas echter nog niet, want bier kon hij opnieuw verschillende kanten op. Waar wilde de Here toch met hen naar toe? 12) Dit maakte de Geest bekend door zijn derde ingreep. 9 Deze kwam 's nachts. In zijn slaap kreeg Paulus een visioen waarin hij duidelijk een Macedonische man voor zich zag staan, die hem kort, maar krachtig smeekte: 'Toe, steek over naar Macedonia en kom ons te hulp! ' 13) Wij zien nu achteraf dat op dat ogenblik de Zon der gerechtigheid zijn eerste stralen door de heidense duisternis van ons werelddeel boorde en dat de Geest van Jezus door dit nachtgezicht een begin maakte met onze historische heiligmaking als Europese christenheid. 14) Lucas gaat mee o Het is opmerkelijk dat Lucas zijn reisverslag vanaf dit vers van de zij-vorm in de wij-vorm verandert. Daaruit leiden we of dat hij zich in Troas, maar misschien zelfs al eerder, bij Paulus' gezelschap gevoegd had. Zulke zogenaamde `wij-passages' treffen we ook nog aan in Hand. 16: 10-17 (van Troas naar Filippi); 20: 6-21: 18 (van Filippi naar Jeruzalem); 27: 1-28: 16 (van Caesarea naar Rome). Op bescheiden wijze laat hij zo weten dat hij deze gebeurtenissen als ooggetuige beschrijft. 15) Hoe hij te Troas gekomen was, waar hij voor die tijd woonde of als arts zijn praktijk uitoefende en hoe hij met Paulus in contact kwam, kan men slechts gissen. 16) In elk geval is Lucas als gelovig geneesheer en ontwikkelde Griek Paulus tot grote steun geworden. Op het laatst van zijn leven schreef hij: Aileen Lucas is bij me', 2 Tim. 4: 11. Zo kwam het dat er de morgen na het merkwaardige visioen vier mannen tangs de kade van Troas liepen, op zoek naar een schip dat hen zo spoedig mogelijk naar Macedonia kon brengen. Want, schrijft Lucas, toen wij de feiten een voor een naast elkaar legden 17) want God- 38 39

22 Paulus' tweede apostolische reis delijke leiding sloot menselijk overleg voor hen niet uit pasten alle stukjes van de legpuzzel opeens keurig in elkaar: God had hun prediking in Asia, Mysie en Bythinie opzettelijk verhinderd, omdat Hij ons riep om aan de overzijde van de zee de blijde boodschap te verkondigen! NOTEN 1) Vgl. in deze serie Inleiding profeten Jozua, 341-346 en Heidelbergse Catechismus, 234-236. 2) Inf praes. sumparalambanein. 3) Hierop attendeert Everett F. Harrison, comm. a.l. 4) Vgl. A. Sizoo, De Antieke wereld en het Nieuwe Testament, Kampen 1948, 149v. Idem, Reizen en trekken in de oudheid, Kampen 1962, 6ov, 78v. 5) De oudheid kende ook een uitgebreid systeem van georganiseerde gastvriendschap, die was vastgelegd in verdragen tussen personen en zelfs gemeenten, A. Sizoo, Reizen en trekken in de oudheid, Kampen 1962, 76v. 6) The New Bible Dictionary, London, 1962, s.v. Een foto van een der Cilicische Poorten van het Taurusgebergte staat afgedrukt in L. Grollenberg- A. van Deursen, Atlas van de Bijbel, Amsterdam-Brussel, 1956, 135. 7) Volgens H. Mulder, comm. was dit `zonder twijfel' het geval. 'De dochter van de gelovige Lois zou niet met een rasechte heiden in het huwelijk zijn getreden.' 8) Vgl. in deze serie Leviticus, 389v, 461, 465v. 9) H. Mulder acht het een gelukkige omstandigheid dat Silas Paulus vergezelde. Hij was lid van de delegatie die de Jeruzalemse besluiten moest toelichten, 15: 22. Als dit niet het geval was geweest, had de afwezigheid van Barnabas wellicht argwaan kunnen wekken, comm. a.l. 10) Volgens de sv. en NV. trokken zij eerst door het Phrygisch-Galatische land en werden toen verhinderd het evangelie in Asia te verkondigen. De GNB, wv en NBV zijn nauwkeuriger. Omdat de Geest hen eerst verhinderd had (kooluthentes) naar Asia te reizen, trokken zij noordwaarts naar het Phrygisch-Galatische land. 'No aorist participle expresses subsequent action (...) The participle is causal and thus antecedent', R. C. H. Lenski, comm. a.l. 11 ) In de apostolische tijd werden met de naam Galatie twee gebieden aangeduid. In de eerste plaats de Romeinse provincie Galatia, die behalve de landstreek Galatie ook delen van Pontus, Frygie, Lykaonie en Pisidie omvatte. In het zuiden van deze provincie lagen de steden die Paulus op zijn eerste reis had bezocht: Antiochie i.p., Ikonium, Lystra en Derbe. Exegeten die hier de ontvangers van de brief aan de Galaten zoeken, staan bekend als de aanhangers van de Zuid-Galatische hypothese. Tot haar behoren alle oude exegeten. Volgens hen vond de stichting van de Galatische kerken plaats op Paulus' eer- r. Syrie Cilicie, Galatie, Troas 22 ste reis. In de tweede plaats was Galatie de naam van de landstreek waar de echte Galaten woonden, namelijk in het noorden van de Romeinse provincie van die naam. Deze eigenlijke Galaten waren oorspronkelijk Kelten of Galliers die in de derde eeuw v. Chr. naar deze streek waren verhuisd. Exegeten die hen beschouwen als de geadresseerden van de brief aan de Galaten staan bekend als aanhangers van de Noord-Galatische hypothese. Volgens haar werden de Galatische kerken gesticht tijdens Paulus' tweede reis. De Zuid-Galatische hypothese telt onder de nieuwere exegeten de meeste aanhangers, maar J. van Bruggen verdedigde in zijn dissertatie Na veertien jaren' (Kampen, 1973) nog de Noord-Galatische hypothese. Ik kom er niet uit en stem in met H. J. Jager: 'Maar of we nu kiezen voor de Noord-Galatische hypothese, of voor de Zuid-Galatische, de inhoud van de brief wordt er niet anders van. De boodschap blij ft voor ons dezelfde. Hetzelfde geldt van de tijd, wanneer deze brief geschreven werd. Achten we de Zuid-Galatische hypothese juist, dan is de brief geschreven aan de gemeenten Ikonium, Lystra en Derbe, door Paulus op de eerste zendingsreis gesticht. Dan zal de brief een paar jaar vroeger geschreven zijn dan bij aanname van de Noord- Galatische hypothese, die de geadresseerden zoekt in het landschap Galatie, bezocht op de tweede en derde zendingsreis (cf. Hd 16,6 en 18,23). Of de brief nu geschreven is ongeveer 51 n. C. uit Korinthe, of ongeveer 53 uit Efeze, de inhoud verandert er niet om.' Bovendien 'staat de chronologie van Paulus nogal op losse schroeven (geen twee deskundigen zijn het helemaal eens)', De brief aan de Galaten, collegediktaten, Kampen, 1966, p. 5, 3o 12) S. Kistemaker citeert hierbij comm. a.l.: 'Patient waiting is often / the highest way / of doing God's will' Jeremy Collier. 13) 'This vision has often been regarded as picturing the need of all heathen people, as calling on us to bring them the help of the gospel. That, however, is not strictly correct. (...) The better application made of this text is to point out that we would bring the gospel wherever God opens the door for us. (...) He does not now use visions to direct us, but he does use plain providential indications, and these are the cries to us to come and help', R. C. H. Lenski, comm. a.l. 14) Vgl. in deze serie Heidelbergse Catechismus, p. 234-239. Idem, Inleiding profeten Jozua, 342-346. 15) Dat taal en stij1 van de `wij-passages' niet te onderscheiden zijn van de rest van Lucas-Handelingen, is door meer dan een onderzoeker overtuigend aangetoond, aldus F. E Bruce, comm. (199o), p. 4. 16) Vgl. H. Mulder, comm. a.l. 17) Sum-bibazo: zusammenbringen, vereinigen, W. Bauer, a.v. Vgl. over de samenhang van leiding en overleg J. R. W. Stott, a.l. 40 41