Standpunt: Voorontwerp decreet voorschoolse kinderopvang verbondsstandpunt [1] Algemene opmerkingen In voorbereiding en in opvolging van de genese van dit voorontwerp van decreet ( via een visienota en een conceptnota ) bepaalde het Vlaams Welzijnsverbond haar standpunt reeds in juni vorig jaar ( zie: Kinderopvang 2020, algemene visie en standpunten voor een kaderdecreet Kinderopvang ). Nu een voorontwerp van decreet voorligt, toetste ons directiecomité deze tekst aan haar standpuntennota van juni 2010). Het sectoraal directiecomité engageert zich voor de uitvoering van de grote ambities die de regering zich inzake de kinderopvang vooropstelt ( groeipad tegen 2020, vergunningsplicht, statuut onthaalouders ) maar wil niet dat een reorganisatie van de sector de bestaande kwaliteit zou in het gedrang brengen. Integendeel, van in den beginne pleiten we er voor om naast een kwantitatieve groei ook een groeipad voor kwaliteitsverbetering mee te nemen. Een decreet kinderopvang is hiervoor een uitgelezen kans. Items als betaalbaarheid, competentieverbetering, omkadering en subsidiëring horen in dit traject thuis. Kwaliteitsverbetering moet meer zijn dan het veralgemeend realiseren van een minimale kwaliteit. Het voorontwerp sluit nauw aan bij de visietekst. Op zich is dat positief, maar de vele verwijzingen naar uitvoeringsbesluiten staan ook voor uitstel van de discussies en, beslissingen die ingrijpend kunnen zijn voor het werkveld. Naar verluidt zijn er achter de schermen al heel wat uitvoeringsbesluiten in voorbereiding. Wij hadden graag inzage in de meest relevante thema s, zeker in het sluitstuk van het decreet: de financiering en aansluitende 1
subsidiëringen. Zonder bijkomende informatie over de financiering, die gekoppeld zal worden aan de uitvoering van het kaderdecreet, kunnen de reële consequenties voor de sector niet ingeschat worden. Het decreet moet een breed juridisch kader bieden, dat op lange termijn werkbaar is. Maar een aantal elementen blijven in dit ontwerp zo vaag dat zeer uiteenlopende interpretaties mogelijk zijn. Voorbeeld hiervan is het recht op kinderopvang. Het verbond ziet dit niet als een juridisch afdwingbaar recht, maar in de pers lezen wij heel andere meningen. In het belang van de voorzieningen en de gebruikers moet hierrond zo snel mogelijk duidelijkheid komen. Vraag is of recht een financieel haalbare kaart is. Of nog: het handhavingsbeleid, met het toezicht, dat nog alle kanten op kan (IVA zorginspectie en / of geaccrediteerde voorzieningen), en de sanctioneringen, die veel verder gaan dan tot nog toe het geval was. Bestaan hiervoor de nodige rechtsgronden? Er is nood aan een duidelijk en consequent taalgebruik. In meerdere artikels is sprake van wat wij algemeen als capaciteit kunnen omschrijven. Maar het is niet altijd duidelijk wat juist bedoeld wordt, terwijl het in de praktijk heel uiteenlopende zaken kunnen zijn: plaatsen, maximum aantal plaatsen, aanwezige kinderen, maximum aantal aanwezige kinderen. Bv bij de vergunningsvoorwaarden is sprake van een ratio begeleider / aantal aanwezige kinderen en groepsgrootte. Het is niet duidelijk wat men bedoelt met plaatsen, gaat het over het maximum aantal plaatsen of het max aantal aanwezige kinderen? Vanuit het Vlaams Welzijnsverbond formuleren we een concreet voorstel: - Gezinsopvang: gemiddeld 4 op kwartaalbasis en max 8 gelijktijdig aanwezig. Het behoud huidige norm bij de onthaalouders is voorwerp van een aparte standpuntnota die we samen met de Landelijke Kinderopvang en de Kinderopvang KAV opstelden. - Groepsopvang: gemiddeld 6 kinderen, geen maximum aantal gelijktijdig aanwezige kinderen, omdat we de personeelsinzet als een verantwoordelijkheid van de voorziening beschouwen. We willen de beheersautonomie en verantwoordelijkheid van de voorzieningen respecteren, het werken met gemiddelden is op 2
zich al begrenzend en, last but not least, de huidige personeelsnorm laat nu al niet toe om de lange openingsuren te overbruggen. Om dit mogelijk te maken is een realistisch gefinancierde personeelsnorm die rekening houdt met capaciteit en alle openingsuren en dagen noodzakelijk. Een strikte ratio van 1 op 6 zou een hogere personeelsnorm inhouden. In kleine vestigingsplaatsen van 14 zal de norm van twee begeleid(st)ers niet meer voldoen als je naar één op zes gaat. Hoe zal dit in de financiering (14 kinderen = drie begeleid(st)ers, dus één begeleider meer voor twee kinderen) opgevangen worden? Het gevolg van dit alles is een hoge financiële meerkost ten gevolge van het wijzigen van deze norm! De gezinsopvang verdwijnt in het geheel. In de veronderstelling dat de diensten overgaan naar werkgeverschap (statuut OO) zijn ze wel gevat door de tekst, maar de eigenheid van de gezinsopvang en de specifieke situatie van DVO komen nergens aan bod. De aansluiting op de buitenschoolse opvang is nog onvoldoende verzekerd. De vermelding van het groeipad voor uitbreiding in de kinderopvang is een moedige keuze, maar dit mag geenszins betekenen dat alle middelen voorbehouden worden voor een kwantitatieve groei en er geen ruimte is voor de broodnodige kwalitatieve versterking van de kinderopvangvoorzieningen. Er moet een evenwicht zijn tussen maatregelen die doelen op de kwantitatieve en de kwalitatieve uitbreiding van de sector. Rubrieken Definities - Voorschoolse opvang loopt volgens het voorontwerp decreet tot de kinderen naar school gaan. Wij verkiezen tot ze voltijds naar school gaan. Dit in het belang van het kind dat deeltijds in zijn vertrouwde omgeving kan blijven, en om het probleem niet te verleggen naar de buitenschoolse opvang, die minder uitgerust zijn om de kleinsten op te vangen. Deze dienstverlening is niet verplicht, voorzieningen die hiervoor voldoende zijn uitgerust maken zelf de keuze om hierop in te gaan. We blijven dit onderlijnen, ook al lezen we dit in de begeleidende Memorie. - Hierbij nog een bedenking: er wordt algemeen van uitgegaan dat kinderen op 2,5 jaar naar school moeten. Voor 3
ons staat de schoolrijpheid van het kind centraal en zeker niet alle kinderen zijn op 2,5 jaar klaar om de overstap te maken. Om dit maximaal te laten wegen is het nodig om de financiële drempel weg te werken (vergelijk kosten voorschoolse opvang / kleuteronderwijs en BKO). Lokaal loket - De dubbele rol van het lokaal bestuur blijft een pijnpunt. - We benadrukken dat het lokaal loket in eerste instantie een digitaal loket moet worden dat op basis van een eenduidig en Vlaams instrument (veriko) een zeer open, toegankelijk en gebruiksvriendelijk basissysteem is voor alle actoren en betrokkenen. - Wie bewaakt de maximale neutraliteit en goede werking van het lokaal loket, zonder in te grijpen op het proces of de werking aan te sturen? Toezicht van de overheid mag niet gelijkgesteld worden met procesbegeleiding of aansturing. - Het lokaal overleg kiest de organisator. Maar wat gebeurt er in gemeenten waar er geen lokaal overleg georganiseerd wordt of waar het niet of niet reglementair werkt? Vergunningstelsel - Met het nieuwe vergunning en subsidiesysteem evolueren zelfstandige initiateven meer en meer naar (volledig) gesubsidieerde voorzieningen. Om pure commercialisering te vermijden is het aangewezen om het sociaal ondernemen als vergunningsvoorwaarde in te schrijven in het decreet. - Geldt het vergunningensysteem onverminderd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Kan de Vlaamse overheid ook daar ingrijpen als kinderopvang zonder vergunning georganiseerd wordt? - Actieve kennis van het Nederlands voor de verantwoordelijke en de begeleider. Kennis verschilt van taalgebruik. Kan het laatste geëist worden in Vlaamse voorzieningen gezien de taalvrijheid? - Strakke ratio s zijn in de praktijk niet werkbaar (organiseerbaarheid, piekmomenten, deeltijdse tewerkstelling). 4
- Kwalificatie-eisen vereisen een snelle realisatie van een verantwoord competentiebeleid en diversifiëring van functies in de kinderopvang. - Vorming en permanente bijscholing kunnen beter apart gezet worden, niet bij de verantwoordelijkheidstoedeling, dat veeleer een administratief gegeven is. Leefbaarheid en ontplooiingskansen van erkende voorzieningen verzekeren Bij het subsidiesysteem rijst de vraag naar de prioriteiten van de overheid en het toekomstige programmatiebeleid. Indien de overheid focust op de eerste twee trappen (vergunde met een basissubsidie en IKG-voorzieningen) is de kans groot dat erkende voorzieningen geen of zeer weinig ruimte krijgen voor verdere kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw, terwijl zij net sedert decennia de meeste garanties voor de gebruikers bieden. Wij dringen dan ook aan op een evenwaardige verdeling van de middelen over de verschillende subsidietrappen. Zo niet, dan dreigt afbouw van bijzondere dienstverleningen in niveau drie en vier. Getrapt subsidiesysteem - Volgens de tekst van het ontwerp is de voorgaande trap telkens voorwaarde voor de volgende subsidietrap ( bovenop ). We gaan ervan uit dat voorzieningen ook trap 4 kunnen realiseren, zonder dat het behalen van trap 2 of 3 een voorwaarde is. - Hoe verhouden trap 2 en 3 zich?. In het IKG-systeem zijn reeds voorrangsregels ingebouwd voor de sociale functie. Wat houdt trap 3 als extra dienst sociale functie nog in? Ons voorstel is zuiver modulair: geen getrapt systeem met het voorgaande niveau als voorwaarde voor de volgende trap (vanaf stap 2 - De leefbaarheid van de erkende sector moet gevrijwaard worden. Hoe kunnen de huidige diensten gevat worden in het systeem, zonder bijkomende opdrachten voorop te stellen voor voorzieningen die nu al in trap 4 zitten? - Geen herverdeling van middelen ten koste van nu erkende 5
voorzieningen! Toezicht en sanctionering - Er is nog geen keuze gemaakt over het toezichtsysteem. De tekst bepaalt dat overheid een of meerdere organisaties kan mandateren. Indien die optie gevolgd wordt is duidelijkheid en transparantie een absolute vereiste (wie inspecteert wat, met welke bevoegdheden). - Hoe verhouden sommige toezichtsbepalingen zich met de privacywetgeving, onder meer het toezicht bij onthaalouders? Dezelfde vraag geldt voor de privacywetgeving en het nieuwe registratiesysteem Veriko. - Wat is de zin van administratieve boetes voor voorzieningen die hun inkomsten quasi volledig uit subsidies halen? Verbetering kwaliteit - Het decreet stelt een basiskwaliteit voor alle vergunde voorzieningen voorop (vergunningsvoorwaarden en voldoen aan het decreet kwaliteitszorg). De erkende voorzieningen bieden nu al meer dan een basiskwaliteit, maar die zal niet gehonoreerd worden via extra subsidiëring. Weinig stimulerend voor wie al goed op weg is in een systematische kwaliteitszorg om de kwaliteit van de dienstverlening van permanent te blijven optimaliseren! Kortom, de huidige inspanningen moeten gehonoreerd blijven! Bron: https://www.vlaamswelzijnsverbond.be/nieuws/standpuntvoorontwerp-decreet-voorschoolse-kinderopvangverbondsstandpunt Links: [1] https://www.vlaamswelzijnsverbond.be/nieuws/standpuntvoorontwerp-decreet-voorschoolse-kinderopvangverbondsstandpunt 6