ACCOMMODATIE TIJDENS DE LES LO PROBLEMATIEK GROTE GROEPEN LEERLINGEN Vragen: * Bestaat er een wetgeving of aanbeveling i.v.m. het aantal vierkante meters dat een leerling lagere school minimum nodig heeft in een turn/sportzaal om verantwoord, veilig en met het nodige welbevinden een les LO te kunnen krijgen? * Bestaan er splitsingsnormen? Het blijkt dat meer en meer klassen voor de les LO worden samen gezet, om zo lestijden te winnen voor andere vakken, maar de accommodatie blijft dezelfde. Wij hebben geen wetgeving, omzendbrieven of aanbevelingen gevonden van het ministerie m.b.t. de fysische normen voor LO, nl. een minimum oppervlakte per leerling voor de les LO. Voor de speelplaats bestaan er wel fysische normen: 6 m2 per leerling. Dit kan wellicht ter inspiratie dienen. Zeker komt ook de algemene veiligheid (o.a. brand) in aanmerking. Bij navraag bij ARAB denkt men dat deze bevoegdheid ligt bij de lokale brandweer die het maximum aantal aanwezigen in een sporthal bepaalt. (ARAB verwijst verder naar de website www.fireforum.be). Op dit ogenblik bestaan er ook geen vastgelegde normen voor leerlingenaantallen in een klas (splitsingsnormen). De school beslist autonoom hoe het urenpakket samengesteld wordt en daaruit voortvloeiend bepaalt de school dus zelf ook de grootte van de klassen. Tot op heden kennen wij geen verzekeringsmaatschappij die voorwaarden stelt inzake leerlingenaantallen tijdens een les. In het onderwijs bestond vroeger de splitsingsnorm 28 voor alle vakken (uitgezonderd voor enkele vakken zoals chemie en natuurkunde). Deze regel werd in het kader van de grotere autonomie van de scholen volledig afgeschaft. TIPS VOOR DE VAKWERKGROEP EN/OF DE LERAAR LO: Wat kunnen we u aanraden? 1. Kwaliteitsvol onderwijs Uw leerlingen moeten de eindtermen behalen. Vindt u, in samenspraak met uw pedagogische begeleiding, dat u onvoldoende werkmiddelen krijgt (bv. te kleine accommodatie) om deze doelstellingen te bereiken, dan moet u dit melden aan de directie (liefst schriftelijk). 2. Veiligheid tijdens uw lessen Wij stellen voor om te wijzen op het veiligheidsrisico verbonden aan te grote groepen in te kleine ruimten. Binnen het vak Lichamelijke Opvoeding is het in bepaalde situaties gevaarlijk om met grote klassen te werken. In dergelijke gevallen kunt u niet meer instaan voor de veiligheid van de leerlingen. Het is ook uw taak om de directie en het oudercomité hiervan op de hoogte te brengen (schriftelijk).
Hebt u met dergelijke wantoestanden te maken, dan suggereren wij dat u contact opneemt met uw pedagogische begeleiding die u zeker zal steunen bij uw directie (doe dit niet achter de rug van de directie, vraag de directeur om de pedagogische begeleiding uit te nodigen op de school om het probleem samen te bespreken en naar een passende oplossing te zoeken); in alle vakverslagen van uw vakgroep uw werksituatie duidelijk schriftelijk notuleert (deze gedateerde notulen liggen ter inzage op de school en bewaar een kopie. Blijf steeds hameren op het probleem, blijf hetzelfde herhalen ook op papier!); een objectief verslag, gebaseerd op die schriftelijke neerslag, uitbrengt van uw werksituatie wanneer uw school doorgelicht wordt (ook al wordt uw vakgebied op dat moment niet doorgelicht). WAT IS DE IDEALE KLASSENGROOTTE? De ideale klassennorm is onmogelijk te bepalen. De grootte van een klas hangt o.m. af van: de grootte van uw sportzaal, sportterrein en de mogelijkheden ervan; is het een gemengde groep of niet; Link: http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/lo/documenten/vademecumlo.pdf Vademecum voor leerkrachten Vakgroep POMOLO Lichamelijke Opvoeding (versie 20072008) van GO Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap te downloaden via de internetsite van de PBD). Op pag 31 wordt verwezen naar het risico verbonden aan te grote groepen in te kleine ruimten. http://www.dpbbrugge.be/lo/dpb2004bcs.htm zie punt 1.2 Veiligheid tijdens de lessen LO en 1.3 Comforteisen voor turn of sportzalen en zwembad MEER INFO OVER GROTE KLASSEN STUDIE IN ENGELAND Grote klassen minder sportief (*) Het rendement van een les Lichamelijke Opvoeding daalt aanzienlijk naarmate de klasgroep groter is. Dat blijkt uit een studie van De Montfort universiteit in Engeland. Onderzoekers maten de hartslag van elfjarigen in volle actie. Ze vergeleken daarbij een klas van zestien leerlingen met een klas van dertig. Per les blijkt de kleinste groep leerlingen bijna dubbel zo actief als de grote groep, aldus de onderzoeker John Sproule. De verklaring is van organisatorische aard. In grote klassen muizen leerlingen er veel makkelijker onderuit. Bovendien heeft de leerkracht veel meer tijd nodig om de geplande activiteiten te organiseren. Grote groepen maken het hem bovendien moeilijker om te differentiëren: verschillende activiteiten uitstippelen voor de kinderen met overgewicht of heel sportieve kinderen komt er niet altijd van. Wil de leerkracht al zijn leerlingen bij de les betrekken, dan mag de groep niet groter zijn dan 20 leerlingen. (*) Uit het tijdschrift KLASSE, Nr. 109 blz. 45.
TER INFORMATIE: VLAREM 2BIS WETGEVING (WETGEVING M.B.T. ZWEMBADEN) (19.1.1999) Art. 205 art. 5.32.9.2.2. 3bis een leerkracht, trainer, lesgever of begeleider van activiteiten in het zwembad kan een lesgeefactiviteit combineren met de functie van toezichthoudende persoon onder de volgende voorwaarden: 1 hij/zij moet zich constant op de kade bevinden en alle baders die tot een groep behoren rechtstreeks kunnen gade slaan; 2 het aantal baders onder zijn/haar toezicht mag maximum 35 bedragen. Een leerkracht, trainer, lesgever of begeleider van activiteiten in het zwembad, kan een lesgeefactiviteit combineren met de functie van een toezichthoudende redder onder volgende voorwaarden: 1 hij/zij moet zich constant op de kade bevinden en alle baders die tot een groep behoren rechtstreeks kunnen gade slaan; 2 het aantal baders onder zijn/haar toezicht mag maximum 35 bedragen. 3 hij/zij in het bezit is van het Hoger Reddersbrevet van Bloso of van een ander gelijkwaardig getuigschrift goedgekeurd door het Bloso.voorwaarden: M.b.t. i.v.m. de VlaremII biswetgeving vindt u meer informatie in de artikels gepubliceerd in Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, jaargang 1998 nr. 3: Reddersdiploma verplicht voor leraren Lichamelijke Opvoeding? Neen, tenzij. P. Vereecke I. Van der Cam, blz. 2728 en voor de laatste aanpassingen m.b.t. VlaremII biswetgeving zie: BVLOSportlijn, jaargang 1999 nr. 1: Goed nieuws voor de zwembadsector 4. Toezicht: combinatie lesgeefactiviteit en toezichthoudende functie. Een samenvatting door het ISB Instituut voor Sportbeheer blz. 13 VERDERE INFO M.B.T. DEZE VRAAG: zie de artikels gepubliceerd in het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, jaargang 1999 nr. 6: Veiligheid en gezondheid in de lessen Lichamelijke Opvoeding P. Vereecke, blz. 47 Burgerlijke aansprakelijkheid van de leraar LO binnen het schoolgebeuren. Standpunt van de directie W. Piryns, blz. 8 9. EN EEN LAATSTE OPMERKING: (juli 2008) BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE REGELS DIE DE BEHOEFTE AAN NIEUWBOUW OF UITBREIDING BEPALEN EN VAN DE FYSISCHE EN FINANCIËLE NORMEN VOOR DE SCHOOLGEBOUWEN, INTERNATEN EN PSYCHOMEDISCHSOCIALE CENTRA. het Besluit van de Vlaamse Regering werd op 1 maart 2008 opgeheven. We onderzoeken waarom het werd opgeheven en we gaan ook na of het misschien zal vervangen of aangepast worden. Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psychomedischsociale centra.
goedkeuringsdatum : 27 FEBRUARI 1992 publicatiedatum : B.S.13/06/1992 Terug te vinden op onderstaande site van Onderwijs Vlaanderen Lees artikel 9 tot 15. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12306 TITEL II. Fysische normen HOOFDSTUK I. Kleuter, lager en basisonderwijs Art. 8. 1. Voor een vestiging van kleuter of lager onderwijs wordt de toegelaten maximale brutooppervlakte vastgesteld als volgt : 1 vestigingen met minder dan 72 leerlingen. Het totaal aantal vierkante meter wordt toegekend volgens de formule : minder dan 26 leerlingen : 250 m²; van 26 tot 44 leerlingen : 360 m²; van 45 tot 56 leerlingen : 485 m²; van 57 tot 65 leerlingen : 590 m²; van 66 tot 71 leerlingen : 675 m²; 2 vestigingen met 72 leerlingen en meer. Het totaal aantal vierkante meter wordt toegekend volgens de formule : van 72 tot 165 leerlingen : 760 + 7,9 x (aantal regelmatige leerlingen min 72); van 166 tot 349 leerlingen : 1495 + 6,9 x (aantal regelmatige leerlingen min 165); 350 leerlingen en meer : 2765 + 6,3 x (aantal regelmatige leerlingen min 349). 2. Indien de werken in een vestiging van basisonderwijs worden verricht, worden de in 1 voorgeschreven oppervlakten vermeerderd met 5 %. 3. Voor de levensbeschouwelijke lessen die niet in het lestijdenpakket zijn opgenomen wordt de toegelaten brutooppervlakte vanaf 12 lestijden vermeerderd met 42 m². Verder heeft de school recht op 42 m² per bijkomende reeks van 24 georganiseerde wekelijkse lestijden. 4. Onverminderd de bepalingen van artikel 9 beslist de inrichtende macht vrijelijk over de verdeling van de oppervlakten die ingevolge 1 en 2 worden toegekend, mits hun pedagogische bestemming geëerbiedigd wordt. Art. 9. 1. Voor de vestigingen waarvan het georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsprogramma in het kader van het lestijdenpakket meer dan 4 en minder dan 12 wekelijkse lestijden voor lichamelijke opvoeding telt, wordt de krachtens artikel 8 toegelaten brutooppervlakte vermeerderd met 80 m², bestemd voor alle voorzieningen ten behoeve van de lichamelijke opvoeding, en hun aanhorigheden. 2. In het geval van 12 wekelijkse lestijden en meer mag een specifiek lokaal worden opgericht.
De maximale toegelaten brutooppervlakte van de turnzaal, met inbegrip van de onontbeerlijke bijgebouwen zoals kleedruimten, doucheruimten, bergruimten, toegangen, wordt vastgesteld als volgt : van 12 tot en met 22 wekelijkse lestijden voor lichamelijke opvoeding : 320 m²; van meer dan 22 tot en met 49 wekelijkse lestijden voor lichamelijke opvoeding : 485 m²; meer dan 49 wekelijkse lestijden voor lichamelijke opvoeding : 805 m². 3. Van de berekening van het wekelijks aantal lestijden lichamelijke opvoeding moeten de lestijden zwemmen worden afgetrokken. HOOFDSTUK II. Secundair onderwijs Art. 10. Drie pakketten van maximale brutooppervlakten worden voorgeschreven. Pakket nr. 1 betreft de lokalen die wegens de aard van de erin gegeven lessen en hun uitrusting bijzondere afmetingen rechtvaardigen. Pakket nr. 2 heeft betrekking op enerzijds de lessen besteed aan de algemene vakken lichamelijke opvoeding en sportactiviteit anderzijds de lessen besteed aan de specialiteit sport, gerubriceerd hetzij als technisch, hetzij als praktisch vak. Pakket nr. 3 is een pedagogisch en dienstenpakket dat alle andere behoeften dekt. De inrichtende macht beslist vrijelijk over de verdeling van de oppervlakten binnen ieder pakket mits hun pedagogische bestemming wordt geëerbiedigd. Art. 11. 1. Het aantal wekelijkse urenleraar dat in de instelling wordt georganiseerd dient als grondslag bij de berekening van de pakketten nrs. 1 en 2. 2. Het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen dient als grondslag bij de berekening van de oppervlakten van pakket nr. 3. Art. 12. 1. De maximale brutooppervlakte van pakket nr. 1 wordt vastgesteld op grond van de hiernavolgende en de in artikel 13 vermelde bepalingen : coëfficiënt Algemene vakken : artistieke opvoeding muzikale opvoeding plastische opvoeding 150 Algemene vakken : aardrijkskunde geschiedenis maatschappelijke vorming 110 Algemeen vak : informatica 85 Algemeen vak : biologie en technisch vak : toegepaste biologie 150 Algemeen vak : chemie en technisch vak : toegepaste chemie 150 Algemeen vak : fysica en technisch vak : toegepaste fysica 150 Technisch vak : specialiteit dactylografie specialiteit stenodactylografie 85 Technisch vak : specialiteit technologische opvoeding 125
Technisch vak : specialiteit elektriciteit 85 Technisch vak : specialiteit elektronica 85 Technisch vak : specialiteit elektromechanica 125 Technisch vak : specialiteit mechanica 125 Technisch vak : specialiteit autotechniek 125 Leerprogramma : technisch tekenen 125 2. De totale brutooppervlakte van de lokalen met betrekking tot de in 1 genoemde vakken, specialiteiten en leerprogramma's wordt verkregen door het quotiënt van de deling van de in deze lokalen te organiseren wekelijkse aantallen urenleraar door het getal 29, te vermenigvuldigen met de in 1 vermelde toepasselijke coëfficiënten. 3. Pakket nr. 1 omvat evenwel tenminste de coëfficiënt van de forfaitaire brutooppervlakte die voorkomt tegenover de in 1 genoemde vakken, specialiteiten en leerprogramma's die werkelijk in de instelling worden georganiseerd. De urenleraar van de algemene vakken biologie, chemie en fysica en van toegepaste biologie, toegepaste chemie, en toegepaste fysica, die voor de berekening van de oppervlakten in aanmerking worden genomen zijn uitsluitend deze die een specifiek laboratoriumgericht leerprogramma omvatten. Art. 13. 1. De coëfficiënten van forfaitaire oppervlakten voor de in de 3 hierna genoemde specialiteiten, gerubriceerd als praktisch vak, worden afzonderlijk vastgesteld voor enerzijds de leerjaren van de eerste graad, en anderzijds de overige leerjaren van het voltijds secundair onderwijs. 2. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake veiligheid, hygiëne en bescherming van de arbeid, wordt de toegelaten oppervlakte van de ruimten voor de praktische vakken verkregen door het quotiënt van de deling van de daarin te verstrekken wekelijkse aantallen urenleraar door het getal 36, te vermenigvuldigen met de in 3 voorkomende toepasselijke coëfficiënten. 3. In een school waar ten minste 2 van de onderstaande vakken worden georganiseerd, bedraagt de brutooppervlakte tenminste 240 m². Coëfficiënt Praktijksectoren Praktische vakken leerjaren van de eerste graad overige leerjaren Praktijksector drukkerij : Grafische technieken 100 160 Praktijksector economie : Kantoortechnieken Verkoop Toerisme 75 75 75 Praktijksector elektriciteit 100 100
electronica : 100 Elektriciteit Elektronica Praktijksector kleding en textiel : Kleding en/of textiel Praktijksector hout en bouw : Hout en/of houtsculptuur en/of 130 175 meubelmakerij en/of schrijnwerkerij Praktijksector kunst : Plastische en decoratieve technieken Publiciteitstekenen Schilderen en decoratie 100 260 Praktijksector land en tuinbouw : Agrarische technieken Landbouw Tuinbouw 100 Praktijksector mechanica : Autotechniek Carrosserie Elektromechanica Koeltechniek Lassenconstructie Mechanica Sanitair Centrale verwarming 320 260 100 100 260 160 160 Praktijksector personenverzorging : Bioesthetiek en/of grime Dameskappen en/of haartooi en/of herenkappen Huishoudkunde en/of gezinstechnieken 130 130 130 Praktijksector sociale :
Verpleegkunde Verzorgingstechnieken Praktijksector voeding : Bakkerij Hotel Slagerij Voeding Praktijksector specifieke opleidingen Uurwerken 75 4. 1 In afwijking van 2 en 3 wordt de toegelaten oppervlakte voor de leerprogramma's metselwerk en bouwruwbouw van de praktische vakken gerangschikt binnen de praktijksector hout en bouw, verkregen : voor de leerjaren van de eerste graad : door het aantal leerlingen die deze programma's volgen te vermenigvuldigen met 3,2 m²; voor de overige leerjaren : door het aantal leerlingen die deze programma's volgen te vermenigvuldigen met 18 m². Teneinde tegemoet te komen aan de noodzakelijke opslagruimte voor materiaal en werktuigen wordt de op grond van de voorgaande berekening bekomen maximale oppervlakte vermeerderd met : voor de instellingen die bedoelde programma's uitsluitend in de eerste graad inrichten : 230 m²; voor de overige instellingen : 340 m². 2 In afwijking van 2 en 3 wordt de maximale oppervlakte van de praktische vakken hout, houtsculptuur, meubelmakerij en schrijnwerkerij van de praktijksector hout en bouw, berekend overeenkomstig 2 en 3, ten behoeve van de machinewerkplaats vermeerderd met : voor de leerjaren van de eerste graad : 120 m²; voor de overige leerjaren : 190 m². 3 In afwijking van 2 en 3 bedraagt de minimale oppervlakte van de leerprogramma's algemene mechanica werktuigmachines en smedenlassen van de praktische vakken van de praktijksector mechanica, respectievelijk : 190 m² en 320 m². Art. 14. De dossiers met betrekking tot de praktische vakken die niet in de tabel onder artikel 13, 3, voorkomen, worden onderworpen aan het advies van de Commissie van Deskundigen. Art. 15. 1. De totale brutooppervlakte van pakket nr. 2 zijn de lokalen waar de vakken lichamelijke opvoeding en sportactiviteit en de specialiteit sport, gerubriceerd als technisch vak of als praktisch vak, worden ingericht, wordt berekend als volgt : tot 36 lestijden 485 m² tot 36 lestijden in een instelling voor voltijds secundair onderwijs waarin een derde graad of een hogere cyclus wordt georganiseerd 600 m² van meer dan 36 tot 72 lestijden 805 m²
van meer dan 72 tot 108 lestijden 1200 m² De lestijden van het programma zwemmen worden niet in aanmerking genomen. 2. Boven de 1200 m² of 108 lestijden dient het voorafgaand advies van de Commissie van Deskundigen te worden ingewonnen. Randopmerking: EEN VERGELIJKING MET DE SPORTWERELD (SPORTKAMPEN): Ter vergelijking verwijzen wij naar de omkaderingsnormen die de Vlaams Overheid oplegt aan de organisatoren van (internaats)sportkampen (in het kader van het decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties 13.4.1999) Voor de sportlessen moet er per maximum 12 deelnemers één gekwalificeerde lesgever aangesteld zijn! Voor de sportkampen tijdens de vakantieperiodes is de overheid reeds overtuigd dat o.m. kleine groepen onder de leiding van gekwalificeerde lesgevers noodzakelijk zijn voor de kwaliteit van de sportlessen.