Lijst van veel gebruikte afkortingen 55 1. Algemeen 55 2. Overheden en andere instanties 56 3. Wet- en regelgeving 58



Vergelijkbare documenten
Huishoudelijk reglement van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 26 juni 2003 (reglement CBPL) 17

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis;

Lijst van veel gebruikte afkortingen Algemeen Overheden en andere instanties Wet- en regelgeving 36

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 20 februari 2009 betreffende de Geografische Data- Infrastructuur Vlaanderen, artikel 22, laatste lid;

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Gezondheid"

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Gezondheid"

Samenwerkingsverbanden en de AVG

Studiedag: Tussen droom en realiteit in de e overheid interbestuurlijk informatie delen 29 januari 2013

Toegang tot persoonsgegevens. Stuurgroep lokaal e-government, Gent, 6 maart 2019

Artikel 2 Toepassingsgebied van de privacyverklaring

Betreft: Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de kruispuntbank van de rijbewijzen (CO-A/2011/016)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Gezondheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid

Symposium Flanders Care Gegevens delen in de zorg = betere zorg

Aangifte bij de privacycommissie (CBPL) - WAT

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

ALGEMENE VOORWAARDEN FEDICT DIENSTEN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

bepaalde instrumenterende ambtenaren tot de registratieformaliteit en tot de hypothecaire openbaarmaking (CO-A )

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

AFDELING 4. HET STUURORGAAN VLAAMS INFORMATIE- EN ICT-BELEID

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, artikel 22, eerste lid;

tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVG ); Advies nr. 147/2018 van 19 december 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen; gelet op het bepaalde in de Wet bescherming persoonsgegevens; besluiten:

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

CORVE. Coördinatiecel. Vlaamse e-government

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Deel I Het principe: spreekrecht, ook voor ambtenaren 19

Gelet op de aanvraag van Eandis System Operator cvba, ontvangen op 04/05/2016;

Advies nr 18/2015 van 10 ju uni 2015 Betreft:

ONTWERP VAN DECREET. houdende wijziging van diverse bepalingen inzake financiën en begroting als gevolg van het bestuurlijk beleid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Gedragscode Privacy RRS

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

Sessie 1: Beleid 30/10/16

INHOUD. VOORWOORD... v HOOFDSTUK 1. DISCRIMINATIE OP DE WERKVLOER EN DE WETTEN VAN 10 MEI

Gedragscode Privacy RRS

c) persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

Gelet op de aanvraag van het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van 23 mei 2005;

Privacyreglement. Voorwoord Privacybepalingen Begripsbepalingen Toepassingsgebied... 3

N.V. Jean VERHEYEN (Verzekeringsagent) Bedrijfspolitiek op het gebied van de belangenconflicten

Gelet op de aanvraag van het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van 23 mei 2005;

Privacy Gedragscode RitRegistratieSystemen Privacy Gedragscode RRS

Privacy Gedragscode Keurmerk RitRegistratieSystemen

Wat met de privacy? 19 januari

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Klachtenmanagement bij lokale besturen Juridische en organisatorische context. 25 oktober 2007

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

egovernment in de sociale en gezondheidssector: waar staan we en waar gaan we naartoe?

Klantgericht Betrouwbaar Veilig Efficiënt Doeltreffend Integraal Wendbaar Open Digitaal Inclusief Duurzaam

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Gezondheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Gedragscode voor Onderzoek & Statistiek. Gedragscode op basis van artikel 25 Wet bescherming persoonsgegevens

(./; KEURMERK RITRE GIS TRATI ESYSTE MEN. Gedragscode ten behoeve van ritregistratiesystemen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Betreft: Advies inzake het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Privacyreglement Spoor 3 BV. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor zover niet uitdrukkelijk anders blijkt, wordt in dit reglement verstaan onder:

Overheidscommunicatie en privacy

Beleid inzake het beheer van belangenconflicten in de VMOB «Ziekenfonds voor Hospitalisatiekosten»

PRIVACYREGLEMENT. de publieke uitvoerder van re-integratieactiviteiten in de Leidse regio, onderdeel van de gemeentelijke instelling DZB Leiden.

Aanvragen van een machtiging bij het Sectoraal comité voor de Federale Overheid

Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

BELEID INZAKE HET BEHEER VAN BELANGENCONFLICHTEN IN MLOZ INSURANCE

Informatieveiligheidsconsulent. 23 sept 2014 Gent

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Basisboek Klachtenmanagement afl 18.book Page 5 Monday, July 2, :51 PM. Woord vooraf 1 HOOFDSTUK 1 DE KLACHT EN DE KLAGER 1

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER BERAADSLAGING Nr 02 / 2004 van 15 maart 2004

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Een digitale Vlaamse overheid

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

PRIVACYBELEID BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Gelet op de Bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Betreft: aanbeveling uit eigen beweging in verband met authentieke gegevensbronnen in de overheidssector (CO-AR )

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Privacy aspecten van apps

PRIVACYREGLEMENT. maakt werk van de apotheek. Stichting Bedrijfsfonds Apotheken. Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Fedict dienstenintegrator. Oprichting en organisatie van een federale kruispuntbank

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Hoofdstuk 2 Internet, www en zoeksystemen technisch en functioneel verklaard / 35

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

PRIVACY BELEID van Ostyn Veevoeders

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 30; Aanbeveling nr 03/2015 van 25 februari 2015

In dit reglement wordt in aansluiting bij en in aanvulling op de Wet bescherming persoonsgegevens (Staatsblad 2000, 302) verstaan onder:

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Niet-gebruik van en niet-toegang tot rechten

Transcriptie:

INHOUD Dankwoord 47 Voorwoord 51 Lijst van veel gebruikte afkortingen 55 1. Algemeen 55 2. Overheden en andere instanties 56 3. Wet- en regelgeving 58 Algemene inleiding 63 1. De houding van de burger tegenover de uitwisseling van gegevens in het kader van e-government 63 2. Onderzoeksvraag wat kan of moet in een federale staat het juridisch kader zijn om e-government op een succesvolle manier verder te kunnen uitbouwen? 66 3. De nadere uitwerking van de centrale onderzoeksvraag in delen 67 4. De kadering van het onderzoeksvoorwerp in Deel I 67 5. De scharnierrol van het grondwettelijk recht in Deel II 69 6. Het juridisch kader voor de structuur van het interbestuurlijk gegevensverkeer Deel III 69 7. Een juridisch onderzoek 72 8. Een onderzoek dat vooral gericht is tot de besturen en de wetgevende macht(en) 73 9. Tot slot een situering in de rechtsleer 74 DEEL I. INTERBESTUURLIJK GEGEVENSVERKEER ALS ONONTBEERLIJK ELEMENT VOOR EEN SUCCESVOL E-GOVERNMENT Inleiding 79 1 Wat is e-government? 81 Inleiding 83 1. Definities en doelstellingen van e-government 84 1.1. Terminologie e-government en elektronische overheid 84 1.2. Definities van e-government 85 1.2.1. Internationale definities 85 INHOUD 3

1.2.2. Definities in de lage landen 86 1.2.3. Gemeenschappelijke kenmerken van de definities reorganisatie van de overheid door gebruik te maken van de mogelijkheden van ICT met het oog op een betere dienstverlening en beleidsvoering 88 1.3. Doelstellingen van e-government 88 1.3.1. Een betere dienstverlening 89 1.3.2. Administratieve lastenverlaging 90 1.3.3. Optimalisering van de werking van de overheid 90 1.3.4. Verhogen van de participatie van de burger 90 1.3.5. Fraudebestrijding 91 1.3.6. Besparingen 91 2. E-government als samenspel van proceshervorming en ICT met een groot belang voor administratieve vereenvoudiging 92 2.1. Proceshervorming 93 2.1.1. Primaire en secundaire processen 93 2.1.2. De ideeën en beginselen achter procesinnovatie als leidraad bij proceshervorming 94 2.1.3. E-government als onderdeel van programma s tot modernisering van het openbaar bestuur 97 2.2. ICT als instrument voor proceshervorming 98 2.2.1. De inzet van ICT algemeen 98 2.2.2. De invloed van ICT 99 2.2.3. De drie fasen bij invoering van ICT in de overheid 100 2.3. De mythe van de besparingen als gevolg van de inzet van ICT 102 2.4. De mythe van de neutraliteit van technologie 102 2.5. Verhouding e-government en (administratieve) vereenvoudiging 104 2.5.1. Administratieve vereenvoudiging in de zin van administratieve lastenverlaging 104 2.5.2. Administratieve vereenvoudiging als noodzakelijke voorwaarde voor e-government 105 2.5.3. De invloed van de politieke verantwoordelijkheid op de verhouding tussen e-government en administratieve vereenvoudiging 106 3. De vijf stadia van e-government in de modellen 109 3.1. Het eerste stadium Informatie 109 3.2. Het tweede stadium Interactie 110 3.3. Het derde stadium Transactie 111 3.4. Het vierde stadium Integratie 111 3.5. Het vijfde stadium Transformatie 113 4 INHOUD

3.6. Gemeenschappelijke elementen van de stadia in de diverse modellen met nadruk op het frontoffice 113 3.7. De ongelijke evolutie van de stadia 114 4. De domeinen en relaties van e-government 114 4.1. De vijf domeinen van e-government 114 4.2. De nadruk op e-administratie 116 4.3. De vier relaties binnen e-government 117 4.3.1. De specifieke aard van de relatie G2E 117 4.3.2. De relaties G2C en G2B als de verhouding tussen de overheid en haar klanten 118 4.3.3. De bijzondere rol van de relatie G2G 118 4.4. De verschillende rollen van de burger en de domeinen van e-government (of de C in G2C) 119 5. Publieke dienstverlening als voorwerp van e-administratie 120 5.1. De overheid bij e-government 120 5.1.1. De overheid bestaat niet Een algemene benadering van overheid 120 5.1.2. Van politiek en administratie (overheid) met semioverheid naar openbaar bestuur en publieke sector 121 5.1.3. De voorkeur voor een functionele benadering 123 5.2. Dienstverlening door de overheid heeft betrekking op diensten van algemeen belang 123 5.3. Het onderscheid tussen de eigenlijke diensten en het proces 124 5.4. De eigenlijke diensten en de relativiteit van indelingen 124 5.5. Een inhoudelijke indeling aan de hand van elf soorten individuele publieke diensten 126 5.5.1. Een overzicht van de elf soorten individuele diensten 127 5.5.2. Gemeenschappelijke kenmerken van de soorten (individuele) overheidsdiensten 129 5.5.3. De clustering van diensten in de praktijk 131 5.6. Het proces van dienstverlening aanvraag en aangifte van diensten 131 5.7. De dimensies van (het proces van) publieke dienstverlening 132 5.8. Het uitgangspunt van een vraaggerichte dienstverlening 134 5.8.1. Een gebruikersgerichte dienstverlening als middel om de dimensies te realiseren 134 5.8.2. Het klantgericht denken 134 5.8.3. Van klant- naar vraaggerichte dienstverlening de burger als klant van de overheid 136 INHOUD 5

5.8.4. Wat bedoelt men met een vraaggerichte dienstverlening? 137 5.8.5. Vraaggerichte dienstverlening als resultaat van de combinatie van dimensies 138 5.9. Proactieve dienstverlening als ideaalbeeld van dienstverlening 139 5.9.1. De drie vormen van proactieve dienstverlening 140 5.9.2. Een toenemende intensiteit van het overheidsoptreden 141 5.9.3. De inmenging van de overheid noodzaakt tot het maken van een weloverwogen keuze 141 5.9.4. Proactieve dienstverlening als maatregel om de onderbenutting van bepaalde diensten tegen te gaan 142 5.9.5. De voor- en nadelen van proactieve dienstverlening 143 5.9.6. De houding van de burger ten aanzien van proactieve dienstverlening 145 6. Het front- en backoffice van e-government 145 6.1. Het begrip frontoffice en de toepassing op e-government 145 6.2. Het begrip backoffice en de toepassing op e-government 147 6.3. De verschuiving van front- naar backoffice 147 6.4. De integratie van backoffice(s) als noodzakelijke voorwaarde voor een geïntegreerde en/of een proactieve dienstverlening 148 7. De digitale kloof als (te vermijden) valkuil bij e-administratie 149 7.1. De dubbele aard van de digitale kloof 149 7.2. Factoren die het succes van e-government kunnen beïnvloeden 151 7.3. De verplichting om te voorzien in begeleidende maatregelen ter bestrijding van de digitale kloof arrest nr. 106/ 2004 van het Grondwettelijk Hof 153 7.3.1. Arrest nr. 106/2004 van 16 juni 2004 van het Grondwettelijk Hof 154 7.3.2. De aanpassing van de wetgeving als antwoord op het arrest 157 7.3.3. De impact van het arrest van het Grondwettelijk Hof 159 7.4. De impact van de digitale kloof op de uitbouw elektronische overheid 160 8. Conclusie Het elektronische interbestuurlijke gegevensverkeer als sleutel voor een succesvolle elektronische overheid zes overwegingen 163 6 INHOUD

2 Het elektronisch interbestuurlijk gegevensverkeer als sleutel van e-government begrippenkader 169 Inleiding 171 1. Het elektronisch interbestuurlijk gegevensverkeer nader toegelicht 172 1.1. Gegevensverkeer 173 1.1.1. Verkeer 173 1.1.2. De analogie met het wegverkeer 173 1.1.3. Voorwerp van het verkeer (persoons)gegevens 174 1.2. Een juridische omschrijving van gegevensverkeer Uitwisseling of terbeschikkingstelling van gegevens als centraal begrip 175 1.2.1. Inleiding gegevensverkeer op micro- en macrovlak 175 1.2.2. De weg naar een juridische definitie van uitwisseling 177 1.2.3. Het ontoereikende karakter van de wettelijke omschrijving van het begrip verwerking 178 1.2.4. Uitwisseling als gegevensstroom tussen (minstens) twee partijen de bron en de ontvanger 179 1.2.5. Een gegevensstroom die een optelsom is van verwerking(en) door de bron en verwerkingen door de ontvanger 181 1.2.6. Terbeschikkingstelling als generieke term voor de verwerking(en) in hoofde van de bron 181 1.2.7. Onrechtstreekse verkrijging als noodzakelijke voorwaarde voor de (verdere) verwerking door de ontvanger voorkeur boven hergebruik 182 1.2.8. Voorstel van definitie terbeschikkingstelling van gegevens die leidt tot een onrechtstreekse verkrijging door een ontvanger, met het oog op de verdere verwerking ervan 184 1.2.9. De band met andere omschrijvingen op het vlak van uitwisseling mededeling en toegang 184 1.3. Interbestuurlijk gegevensverkeer Het interbestuurlijke aspect van het gegevensverkeer 185 1.3.1. E-government heeft betrekking op gegevensverkeer met een bestuur als ontvanger uitsluiting van gegevensstromen met private personen of organisaties dan wel het publiek in het algemeen 186 INHOUD 7

1.3.2. Gegevensverkeer met een bestuur als bron het onderscheid tussen rechtstreeks en onrechtstreeks bestuurlijk gegevensverkeer 187 1.3.3. Uitsluiting van het rechtstreeks bestuurlijk gegevensverkeer het gegevensverkeer tussen burger en bestuur(sorgaan) 188 1.3.4. Het onrechtstreeks bestuurlijk gegevensverkeer en de hoedanigheid van de ontvanger extra-, interen intra-bestuurlijk gegevensverkeer 191 1.3.5. Het begrip bestuur in het interbestuurlijk gegevensverkeer 193 1.4. Elektronisch interbestuurlijk gegevensverkeer De elektronische aard van het gegevensverkeer 197 2. Beperking tot het interbestuurlijk gegevensverkeer in het kader van de (individuele) publieke dienstverlening 198 2.1. Interbestuurlijk gegevensverkeer in het kader van de (individuele) publieke dienstverlening 198 2.1.1. De doeleinden van interbestuurlijk gegevensverkeer 198 2.1.2. De uitsluiting van interbestuurlijk gegevensverkeer met het oog op zorg en controle 199 2.1.3. Gegevensstromen die geen (rechtstreeks) verband houden met de publieke dienstverlening 200 2.1.4. Interbestuurlijk gegevensverkeer in het kader van individuele publieke dienstverlening 202 2.2. Een verdere onderverdeling van het interbestuurlijk gegevensverkeer in zeven gegevensstromen 204 2.2.1. Rekening houden met het proces van (individuele en publieke) dienstverlening 205 2.2.2. Het interbestuurlijk gegevensverkeer omvat zeven gegevensstromen 206 3. Het beginsel van de eenmalige gegevensopvraging als hefboom voor het interbestuurlijk gegevensverkeer 210 3.1. Het beginsel van de eenmalige gegevensopvraging 210 3.1.1. Inleiding de wijziging van gegevensuitwisseling onder invloed van ICT 211 3.1.2. Het beginsel van eenmalige gegevensopvraging 212 3.1.3. De noodzaak van een systematische en gestructureerde uitwisseling 212 3.1.4. De doeleinden van eenmalige gegevensopvraging 213 8 INHOUD

3.2. Het beginsel van de eenmalige gegevensopvraging als hefboom voor het interbestuurlijk gegevensverkeer een Copernicaanse omwenteling die leidt tot de ontkokering van de overheid 215 3.3. Eenmalige gegevensopvraging en elektronische overheid de verdere uitbouw van het interbestuurlijk gegevensverkeer langs vier assen 217 3.3.1. Eerste as een functionele opdeling van verzameling, opslag én beheer van gegevens, bij voorkeur in authentieke registers (impact op de bron van het gegevensverkeer) 218 3.3.2. Tweede as de verplichting voor besturen om de gegevens die ze nodig hebben voor hun dienstverlening, te gebruiken (impact op de ontvangers) 219 3.3.3. Derde as een efficiënt en effectief stelsel voor de uitwisseling (impact op het proces van uitwisseling) 219 3.3.4. Vierde as de noodzaak aan controle op de systematische uitwisselingen (impact op de controle op het gegevensverkeer) 220 3.3.5. De vooronderstelling van het gebruik van (unieke) identificatienummers 220 3.3.6. Het juridisch kader als onderdeel van een geheel aan maatregelen 222 4. Conclusie De toename van de complexiteit van het juridisch kader als gevolg van de toepassing van het beginsel van de eenmalige opvraging leidt tot een gelaagde benadering 222 4.1. De relatieve eenvoud van het juridisch kader voor een interbestuurlijke gegevensuitwisseling als uitgangspunt 223 4.2. Juridische complexiteit als gevolg van de toepassing van het beginsel van de eenmalige opvraging de vier onderdelen van het juridisch kader voor het interbestuurlijk gegevensverkeer 223 4.3. Een juridisch kader dat op meerdere (bestuurs)niveaus moet worden uitgewerkt 224 INHOUD 9

DEEL II. DE IMPACT VAN HET GRONDWETTELIJK RECHT EN KADERREGELIN- GEN Inleiding 227 3 De impact van het grondwettelijk recht op de structuur van het interbestuurlijk gegevensverkeer 229 Inleiding 231 1. Ter inleiding de impact van de staatsstructuur op het interbestuurlijk gegevensverkeer: een kwestie van bevoegdheidsverdeling 232 1.1. De twee vormen van bevoegdheidsverdeling horizontaal en verticaal 233 1.1.1. De horizontale bevoegdheidsverdeling 233 1.1.2. De verticale bevoegdheidsverdeling 234 1.2. De materiële bevoegdheidsverdeling binnen het federale België 235 1.2.1. Een gesloten bevoegdheidsverdeling, gebaseerd op exclusieve bevoegdheden 235 1.2.2. De materiële bevoegdheden van de deelstaten 236 1.2.3. De materiële bevoegdheden van de federale staat 238 1.2.4. De toegewezen aard van de bevoegdheden van de deelstaten en de residuaire bevoegdheid van de federale staat 238 1.2.5. De exclusieve aard van de bevoegdheden van de deelstaten het principe en de afwijkingen 240 1.3. De instrumentele (bestuurs)bevoegdheid van de deelstaten 244 1.4. Tussenconclusie gegevensverwerking en uitwisseling als instrumentele bevoegdheid 245 1.5. De impact van grondrechten op de bevoegdheidsverdeling 246 1.5.1. Grondrechten en het handelen van de overheid algemeen 246 1.5.2. De bevoegdheidsverdeling met betrekking tot de grondrechten 247 1.5.3. De dubbele aard van het recht op bescherming bij gegevensverwerking als uitgangspunt 247 10 INHOUD

2. De gecombineerde bevoegdheid van de wetgevende en uitvoerende macht voor de organisatie van het interbestuurlijk gegevensverkeer 249 2.1. De voorbehouden en/of residuaire bevoegdheid van de wetgevende macht tot regeling van de grondrechten bij de verwerking van persoonsgegevens 249 2.1.1. De horizontale bevoegdheidsverdeling 249 2.1.2. De verticale bevoegdheidsverdeling 250 2.1.3. Tussenconclusie 250 2.2. De zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de uitvoerende macht tot organisatie van haar werking 251 2.2.1. De uitvoeringsbevoegdheid van de uitvoerende macht 251 2.2.2. Een zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de uitvoerende macht voor de interne organisatie 252 2.3. De bevoegdheid tot regeling van het elektronisch bestuurlijk gegevensverkeer een gecombineerd optreden van de wetgevende en uitvoerende macht 253 2.3.1. Uitgangspunt de voorbehouden verordeningsbevoegdheid van de uitvoerende macht 253 2.3.2. Het optreden van de wetgevende macht bij de uitoefening van een aan de uitvoerende macht voorbehouden bevoegdheid 254 2.3.3. Een gecombineerde bevoegdheid 254 3. Het grondwettelijk beginsel van de onderlinge autonomie en de structuur van het interbestuurlijk gegevensverkeer 256 3.1. Het beginsel van onderlinge autonomie als begrenzing van het juridisch kader voor het verticaal interbestuurlijk gegevensverkeer 256 3.2. De horizontale en verticale dimensie van het interbestuurlijk gegevensverkeer 257 3.2.1. De horizontale dimensie uitwisselingen binnen een zelfde bestuursniveau 257 3.2.2. De verticale dimensie uitwisselingen tussen verschillende bestuursniveaus 258 3.2.3. Het belang van federale authentieke gegevens en registers in het verticale interbestuurlijke gegevensverkeer 259 3.3. De dominantie van het federale bestuursniveau in het verticale interbestuurlijke gegevensverkeer 260 INHOUD 11

3.4. De gevolgen van het beginsel van de onderlinge autonomie voor het interbestuurlijk gegevensverkeer 261 3.4.1. Minimaal vier afzonderlijke kaderregelingen 262 3.4.2. Vijf aandachtspunten bij verticaal interbestuurlijk gegevensverkeer voor deelstaten 263 4. Oplossing voor de problemen en/of beperkingen als gevolg van de onderlinge autonomie: samenwerkingsakkoorden en/ of gezamenlijke decreten 263 4.1. Samenwerkingsakkoorden als oplossing voor de beperkingen ingevolge de onderlinge autonomie 265 4.1.1. Inleiding De nood aan samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus binnen de federale staat die België is 265 4.1.2. Intergouvernementele samenwerkingsakkoorden algemeen 265 4.2. De intergouvernementele samenwerkingsakkoorden inzake e-government 267 4.2.1. Het Interfederaal samenwerkingsakkoord e-government van 23 maart 2001 268 4.2.2. Het Interfederaal samenwerkingsakkoord e-government van 28 september 2006 269 4.2.3. Het interfederaal samenwerkingsakkoord e-government van 26 augustus 2013 271 4.2.4. Beoordeling van de samenwerkingsakkoorden een moeilijke weg 272 4.3. De onderwerpen voor een samenwerkingsakkoord 278 4.3.1. Intergouvernementeel overleg bij functionele opdeling samenwerking dienstenintegratoren 279 4.3.2. Aanlevering van gegevens aan een authentiek register van een ander bestuursniveau 279 4.3.3. De vertegenwoordiging/betrokkenheid van bestuursniveaus bij machtigingscomités de oprichting van een interfederale commissie 279 4.3.4. Inhoudelijke samenwerking coherente concepten en begrippen 280 5. De risico s verbonden aan het voorzien van specifieke uitzonderingen op het beginsel van de onderlinge autonomie het voorbeeld van de uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid 281 5.1. De uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid de in het netwerk van de sociale zekerheid ingeschakelde personen 281 12 INHOUD

5.2. De 3 gevallen van uitbreiding 282 5.3. De gevolgen van de uitbreiding van en inschakeling in het netwerk 283 5.4. De techniek van gelijkstellingen 284 5.5. De inschakeling als uitzondering op het beginsel van de onderlinge autonomie 285 5.6. Mogelijke gevolgen van de uitbreidingen een gelijktijdige bevoegdheid van meerdere dienstenintegratoren voor een zelfde bestuur en de bevoegdheid van een federaal machtigingscomité voor de mededeling door een deelstatelijk bestuur 286 4 De kaderregelingen inzake interbestuurlijk gegevensverkeer 289 Inleiding 291 1. De situatie anno 2015 Vijf kaderregelingen die relevant zijn voor het interbestuurlijk gegevensverkeer en (moeten) worden aangevuld met specifieke regelingen 292 1.1. Eén of meerdere kaderregelingen binnen elk bevoegdheidsniveau 293 1.1.1. Het begrip kaderregeling 293 1.1.2. Het onvermogen om te werken met één overkoepelende (nationale) kaderregeling 293 1.1.3. De noodzaak om te werken met een kaderregeling per bestuursniveau 294 1.1.4. Meerdere kaderregelingen binnen een zelfde bestuursniveau 294 1.1.5. Het risico bij meerdere kaderregelingen binnen één bevoegdheidsniveau 294 1.2. Vijf relevante kaderregelingen in het kader van de individuele publieke dienstverlening 295 1.3. De aanvulling met specifieke regelingen 295 1.3.1. Specifieke regelingen als regelingen van gegevensbanken die bedoeld zijn om te fungeren als authentiek register 296 1.3.2. Specifieke regelingen bevatten een gedeeltelijke regeling van interbestuurlijk gegevensverkeer 296 1.3.3. Specifieke regelingen en de toepassing van het beginsel van de onderlinge autonomie de voorwaardelijke verplichtingen 297 1.3.4. De toegevoegde waarde van de specifieke regelingen 299 INHOUD 13

1.3.5. Het relatieve belang van de specifieke regelingen voor dit onderzoek 301 1.4. Noodzaak aan een duidelijk onderscheid tussen specifieke regelingen en kaderregelingen 301 1.4.1. Het pleidooi van de CBPL voor een duidelijk onderscheid en een duidelijke terminologie 301 1.4.2. De juridische gevolgen van de onduidelijke terminologie 302 2. Het toepassingsgebied van de kaderregelingen nader toegelicht 303 2.1. De eerste kaderregeling voor interbestuurlijk gegevensverkeer de (sector van de) sociale zekerheid 304 2.1.1. Eén enkele kaderregeling de Wet KSZ 304 2.1.2. Een uniform toepassingsgebied de instellingen van sociale zekerheid, onderverdeeld in zeven categorieën 304 2.1.3. De uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid De personen tot wie de rechten en plichten van de Wet KSZ zijn uitgebreid of de in het netwerk van de sociale zekerheid ingeschakelde (of geïntegreerde) personen 310 2.1.4. Deelstatelijke en lokale besturen in het toepassingsgebied 314 2.2. De tweede kaderregeling voor interbestuurlijk gegevensverkeer de federale overheid in andere sectoren dan de sociale zekerheid en de gezondheidszorg 315 2.2.1. Inleiding meerdere kaderregelingen in functie van het aspect van interbestuurlijk gegevensverkeer 315 2.2.2. Algemene begrippen bij het toepassingsgebied kaderregelingen federale overheid 316 2.2.3. Het toepassingsgebied van artikel 102 Programmawet 2001 323 2.2.4. Het toepassingsgebied van artikel 36bis WVP 323 2.2.5. Het toepassingsgebied van de Wet FDI 325 2.2.6. Toepassingsgebied van de Wet verankering principe unieke gegevensinzameling federale overheid 327 2.2.7. Conclusie inzake toepassingsgebied van de federale kaderregelingen 331 2.3. De derde kaderregeling voor interbestuurlijk gegevensverkeer Vlaanderen 331 2.3.1. Twee regelingen met een identiek toepassingsgebied de instanties 332 14 INHOUD

2.3.2. Vier categorieën van instanties 332 2.4. De vierde kaderregeling voor interbestuurlijk gegevensverkeer Wallonië 339 2.4.1. Vooraf de slechte kwaliteit van de Nederlandse vertaling zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad 339 2.4.2. Toepassingsgebied de openbare overheden 340 2.5. De vijfde kaderregeling voor interbestuurlijk gegevensverkeer Brussel 342 2.5.1. Algemeen 343 2.5.2. Drie categorieën 343 3. Het toepassingsgebied moet beschouwd worden in functie van het aspect van de kaderregeling 348 3.1. De verschillende aspecten of onderdelen in de kaderregelingen 348 3.1.1. De identificatie van de diverse aspecten van het interbestuurlijk gegevensverkeer 349 3.1.2. Elk aspect van interbestuurlijk gegevensverkeer heeft een ander toepassingsgebied 349 3.1.3. Noodzaak aan een goede legistieke benadering 351 3.2. Het netwerk als begrip in de kaderregelingen 352 3.2.1. De omschrijving van netwerk 352 3.2.2. Een andere regeling naargelang het gaat om de aanbod- dan wel vraagzijde van het netwerk 356 3.2.3. De relevantie van het onderscheid 359 3.3. De deelname aan het netwerk als voorwaarde voor de toepassing van de kaderregeling? 359 3.3.1. Deelname aan het netwerk 360 3.3.2. Risico van de voorwaarde van deelname 361 DEEL III. DE SLEUTELCONCEPTEN VAN HET KADER VOOR DE STRUCTUUR VAN HET INTERBESTUURLIJK GEGEVENSVERKEER 363 Inleiding 365 5 Het model van de sociale zekerheid als basis van en inspiratie voor het belgische netwerkmodel 367 Inleiding 369 INHOUD 15

1. De basisbeginselen van het model van de sociale zekerheid 370 1.1. De functionele opdeling van de opslag en het beheer van gegevens als uitgangspunt 371 1.1.1. Een analyse van de gegevens(behoefte) als vertrekpunt 371 1.1.2. Vertaling van de analyse van de gegevens(behoefte) in een functionele opdeling van de gegevensopslag 373 1.1.3. De bevoegdheid om te beslissen 374 1.2. De netwerkstructuur van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid 374 1.2.1. Een virtueel netwerk 375 1.2.2. Een stervormige structuur 375 1.2.3. Het verwijzingsrepertorium als noodzakelijk instrument voor de uitwisseling 376 1.2.4. Een onderscheid tussen een primair netwerk en meerdere secundaire netwerken 376 1.3. De toepassing van het beginsel van de eenmalige opvraging van gegevens door de verplichting een beroep te doen op de Kruispuntbank 378 1.4. De controle op de uitwisseling via de tussenkomst van een machtigingscomité 380 1.5. Structurele, organisatorische en materiële maatregelen ter bescherming van de burger in het model van de sociale zekerheid 380 1.6. Acht materiële bepalingen ter bescherming van de rechten van de burgers in de Wet KSZ 382 1.6.1. De naleving van het finaliteitsbeginsel (art. 23 Wet KSZ) 382 1.6.2. De bewaringsverplichting (art. 22 Wet KSZ) 383 1.6.3. Een specifieke regeling voor de omgang met sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen (art. 26 Wet KSZ) 384 1.6.4. De informatieplicht (art. 20 Wet KSZ 1990) 385 1.6.5. De rechten van verbetering en uitwissing (art. 20 Wet KSZ 1990) 385 1.6.6. De mededeling van verbeteringen en uitwissingen aan de ontvangers van gegevens (art. 20, 2 Wet KSZ) 386 1.6.7. De instelling van een beroepsgeheim (art. 28 Wet KSZ) 387 1.6.8. De strafbepalingen 387 16 INHOUD

2. Het succes en de uitrol van het model binnen de Belgische context 389 2.1. Het succes van het Belgische netwerkmodel 389 2.1.1. Het model van de KSZ als oorsprong van e-government 389 2.1.2. De toegevoegde waarde van het model 390 2.1.3. Het internationale succes van de Kruispuntbank 390 2.2. De verdere uitrol van het netwerkmodel in de Belgische context 392 2.2.1. De uitrol op korte termijn 392 2.2.2. De (nabije) toekomst Een netwerk van netwerken 395 3. De nood aan een kritische benadering van het model van de sociale zekerheid 397 3.1. Inleiding 397 3.1.1. De kaderregelingen in navolging van het model van de KSZ 397 3.1.2. Het model van de KSZ als voorbeeld, basis en inspiratie de overname van oplossingen uit de sociale zekerheid 398 3.2. Het gebrek aan analyse van het model van de sociale zekerheid 401 3.2.1. Het ontbreken van incidenten en klachten als bevestiging van het model? 401 3.2.2. Een beperkte parlementaire discussie van de kaderregelingen in navolging van het model 403 3.2.3. De nood aan een kritische analyse omwille van het belang van het model 405 3.3. Aandachtspunten bij het model van de sociale zekerheid algemeen 406 3.3.1. De positieve elementen van het model 407 3.3.2. De dubbele aard van de Wet KSZ een opsplitsing naargelang het gaat om de materiële regeling van de uitwisseling dan wel het juridisch kader voor het interbestuurlijk gegevensverkeer 407 3.3.3. Aandachtspunten met betrekking tot de materiële regeling 408 3.3.4. Aandachtspunten met betrekking tot het kader voor de structuur 408 3.4. De belangrijkste aandachtspunten toegelicht 409 3.4.1. Een pragmatische visie op de verhouding tussen privacy en efficiëntie 410 INHOUD 17

3.4.2. Talrijke bevoegdheidsdelegaties om flexibel te kunnen werken 416 3.4.3. Een gesloten sector 418 3.4.4. De verplichting om deel te nemen aan het netwerk van de sociale zekerheid 421 3.4.5. De relatieve intransparantie van het model voor de burger 422 3.4.6. Het belang van het machtigingscomité 424 3.4.7. Het (te grote) belang van de beveiliging (ten nadele van aandacht voor de basisbeginselen) 426 3.4.8. De veelvuldige wijzigingen van de Wet KSZ door programmawetten en wetten houdende diverse bepalingen 430 4. Het voorbeeld van het statuut van het machtigingscomité in de sector van de sociale zekerheid 433 4.1. Van een Toezichtscomité (1992 2001) 434 4.2. met een gewijzigde opdracht/werking (2001 2003) 437 4.3. naar een sectoraal comité van de sociale zekerheid (2003 2007) 438 4.4. en via een afzonderlijk sectoraal comité voor gezondheidsgegevens (1 januari 24 maart 2007) 441 4.4.1. Een statuut op basis van artikel 31bis WVP 441 4.4.2. Vragen bij de oprichting van dit sectoraal comité 442 4.4.3. Een reactie door een voorstel in latere wetgeving 443 4.5. naar één sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid met 2 afdelingen (maart 2007 nu) 444 4.6. met een aangepaste werkwijze voor de afdeling gezondheid ingevolge het e-health platform (sinds 2008) 446 4.7. Recapitulatie de huidige situatie 447 4.8. Bedenkingen bij het afzonderlijke statuut 448 5. Conclusie 448 6 De functionele opdeling van de opslag van gegevens in authentieke registers 451 Inleiding 453 1. Overzicht van de functionele opdeling in de bestaande kaderregelingen 455 1.1. De sector van de sociale zekerheid een functionele opdeling onder de instellingen van sociale zekerheid 455 1.2. Federale overheid mogelijkheid tot functionele opdeling in authentieke bronnen met authentieke gegevens bij KB 457 18 INHOUD

1.3. Vlaanderen de functionele opdeling via de aanwijzing van authentieke gegevensbronnen 459 1.4. Wallonië de functionele opdeling via de aanwijzing van authentieke bronnen 460 1.5. Brussel de functionele opdeling via de aanwijzing van gewestelijke authentieke bronnen 460 1.6. Conclusie verschillende manieren om gegevens functioneel op te delen 461 2. Terminologie en definitie de noodzaak van een juiste omschrijving 462 2.1. Authentiek een begrip met meerdere betekenissen, waarbij de oorsprong ondergeschikt is aan de bevestiging dat iets echt is 462 2.2. De problematische definitie van authentiek gegeven en authentieke bron 464 2.3. De begripsverwarring wordt mee in de hand gewerkt door het gebruik van het begrip authentieke bron 467 2.4. De voorkeur voor het neutrale(re) begrip authentiek register 471 2.5. Verhouding tussen authentieke gegevens en authentieke registers een authentiek gegeven maakt noodzakelijkerwijze deel uit van een authentiek register, maar niet alle gegevens in een authentiek register zijn authentiek 472 2.6. Het onderscheid tussen inhoudelijk versus functiegebonden authentieke gegevens en registers een onderscheid naargelang het doel en voorwerp 474 2.6.1. Inhoudelijk authentieke gegevens 474 2.6.2. Functiegebonden authentieke gegevens 475 2.6.3. Het verschil tussen inhoudelijk en functiegebonden authentieke gegevens 476 2.6.4. De impact van het onderscheid op de definitie een generieke of specifieke definitie 478 2.6.5. De beperking tot inhoudelijk functionele gegevens en registers 480 2.7. Een proeve van definitie 480 2.8. De definitie van authentiek register een gegevensbank die formeel door de overheid als authentiek is aangewezen 481 2.9. De definitie van authentieke gegevens 482 2.10. Definities die zowel transparant als flexibel zijn 483 2.11. Authentieke persoonsgegevens 483 INHOUD 19

3. Authentieke registers vormen het sluitstuk van de functionele opdeling van gegevens de noodzaak aan een wetskrachtige basis en aan een formele aanwijzing 484 3.1. De functionele opdeling nader beschouwd 485 3.1.1. De functionele opdeling als zodanig 485 3.1.2. De terbeschikkingstelling 486 3.1.3. De kwalitatieve vereisten in het kader van de terbeschikkingstelling 486 3.2. De noodzaak aan een wetskrachtige basis voor authentieke registers én aan een formele aanwijzing 486 3.2.1. De combinatie van terbeschikkingstelling en vertrouwen van derden 487 3.2.2. Een goed begrip van de band tussen de wetskrachtige basis en de aanwijzing van een gegevensbank als authentiek 487 4. Het vereiste van een wetskrachtige basis voor authentieke registers 488 4.1. De noodzaak aan een wetskrachtige basis voor gegevensbanken met functioneel opgedeelde gegevens als gevolg van de terbeschikkingstelling 488 4.1.1. De beoogde terbeschikkingstelling op ruime schaal is een potentiële inmenging in het privéleven en vereist een wetskrachtige basis 488 4.1.2. Een wetskrachtige basis voor alle potentieel authentieke registers? 490 4.1.3. Een pragmatische houding voor uitwisselingen binnen eenzelfde sector kan een impliciete verwerkingsbevoegdheid volstaan 490 4.1.4. Met de sector als begrenzing 491 4.1.5. Het belang van het vereiste van een wetskrachtige basis 491 4.2. De gevolgen van het vereiste van een wetskrachtige basis 492 4.2.1. Een beperkte tussenkomst van de uitvoerende macht 492 4.2.2. De opname van de essentiële elementen 493 4.3. De essentiële elementen die in de wetskrachtige norm moeten worden opgenomen 493 4.3.1. Eerste essentieel element de doeleinden (of gebruiksdoelstellingen) 494 4.3.2. Tweede essentieel element een omschrijving van de gegevens 495 20 INHOUD

4.3.3. Derde essentieel element de bestaande en mogelijke leveranciers van gegevens 496 4.3.4. Vierde essentieel element de ontvangers van de authentieke gegevens 497 4.3.5. Vijfde essentieel element de bewaartermijnen 498 4.3.6. Conclusie 499 5. Het vereiste van een formele aanwijzing van authentieke gegevens en registers 500 5.1. De noodzaak van een formele aanwijzing 500 5.1.1. De noodzaak van een formele aanwijzing 500 5.1.2. De noodzaak aan een procedure voor de aanwijzing 501 5.1.3. De noodzaak om de beslissingen van dienstenintegratoren te publiceren 502 5.1.4. De kwalificatie als feitelijk authentieke gegevens en feitelijk authentieke gegevensbanken 502 5.2. De voorkeur voor een aanwijzing als authentiek bij uitvoeringsbesluit boven een aanwijzing bij wet 503 5.3. De bevoegdheid tot beslissing over de functionele opdeling 505 5.3.1. Uitgangspunt een principieel verbod 506 5.3.2. Algemene beginselen inzake de (uitzonderlijke) toelaatbaarheid van delegatie 507 5.3.3. De delegatie van de bevoegdheid tot functionele opdeling aan een dienstenintegrator 507 5.3.4. Het bezwaar tegen de functionele opdeling door het ehealth-platform arrest nr.29/2010 van het Grondwettelijk Hof van 18 maart 2010 511 5.3.5. Een kritische bemerking bij het arrest van het Grondwettelijk Hof 513 5.4. De procedure zelf 514 5.4.1. Een procedure waarvan de hoofdbestanddelen in de wet worden opgenomen 514 5.4.2. Een aanwijzing van zowel de gegevensbank als de gegevens 515 5.5. De aanwijzing van een gegevensbank als authentiek 517 5.5.1. Algemeen 517 5.5.2. De verschillende stadia in de procedure 517 5.5.3. De criteria/voorwaarden ter garantie van de kwaliteit 522 5.6. De aanwijzing van gegevens als authentiek(e gegevens) 527 5.7. Het aanwijzingsbesluit 530 5.7.1. De inhoud van het aanwijzingsbesluit 530 INHOUD 21

5.7.2. De transparantie van de aanwijzing via de publicatie van het aanstellingsbesluit en een overzicht of inventaris van authentieke registers 531 5.8. De erkenning van externe authentieke registers in het kader van de toepassing van de eenmalige gegevensopvraging 532 5.8.1. Externe authentieke registers omschrijving 532 5.8.2. De erkenning van het authentieke karakter is vereist in het kader van de eenmalige opvraging 532 5.8.3. De procedure van erkenning 533 5.8.4. Aandachtspunten bij de erkenning van een extern register als authentiek 534 6. De fases bij de verwerking van authentieke gegevens in authentieke registers en de rol van authentieke registers in netwerken 535 6.1. Vier fases bij de verwerking van authentieke gegevens in authentieke registers 536 6.1.1. De eerste fase de in- of verzameling 536 6.1.2. De tweede fase de validatie 542 6.1.3. De derde fase het beheer 548 6.1.4. De vierde fase de terbeschikkingstelling 550 6.1.5. De vier fases en de rollen bij gegevensverwerking in een authentiek register 551 6.2. De keuze tussen centralisatie in één authentiek register dan wel distributie via meerdere authentieke registers 554 6.2.1. Een authentiek register is een (vorm van) centralisatie 554 6.2.2. Een onderscheid tussen territoriale centralisatie en functionele distributie 555 6.2.3. De centralisatie van geografisch verspreide gegevens die eenzelfde voorwerp en doel hebben 555 6.2.4. Case study de noodzaak om gegevens gecentraliseerd te verwerken het arrest Huber van het Hof van Justitie 556 6.2.5. De noodzakelijke distributie van gegevens die eenzelfde voorwerp hebben, maar verband houden met uiteenlopende doelstellingen 558 6.2.6. Een netwerk van (authentieke) gegevensbanken in een gedistribueerd model om de gegevens virtueel samen te brengen 559 6.2.7. Efficiënte werking als reden om over te gaan tot centralisatie? De grens tussen centralisatie en distributie 559 22 INHOUD

6.2.8. Het verschil tussen centralisatie en distributie de andere rol van de diensten die de gegevens aanleveren 560 6.3. Case study De Kruispuntbank van Rijbewijzen, een (netwerk van) authentiek register(s) in verband met het rijbewijs (rijbewijsgegevens) 561 6.3.1. Inleiding een onduidelijke regeling die moet worden aangepast 562 6.3.2. De diverse aspecten in verband met de Kruispuntbank als authentiek register 564 6.3.3. De bedoeling een netwerk van gegevensbanken met gegevens in verband met het rijbewijs 569 6.3.4. Schematische voorstelling van het netwerk van rijbewijsgegevens 576 6.3.5. Bemerkingen bij de uitbouw en organisatie van een netwerk van authentieke registers 576 7. De uniciteit van authentieke gegevens 581 7.1. De uniciteit nader toegelicht 582 7.2. Het bewaren van authentieke gegevens door gegevensleveranciers 583 7.3. Het bijhouden van een kopie van authentieke gegevens door de ontvangers in eindbestanden 584 7.4. Eigen en andere authentieke gegevens het bijhouden van kopies van authentieke gegevens door de verantwoordelijke van een ander authentiek register 586 7.4.1. Probleemstelling 586 7.4.2. De opname van andere authentieke gegevens 587 7.4.3. Aandachtspunten bij het opnemen van (kopies van) andere authentieke gegevens 587 7.4.4. Het uitgangspunt geen duplicatie of kopie 588 7.4.5. De moeilijkheid om te werken met verwijzingen 589 7.4.6. Voorstel voor een pragmatische benadering 590 7.4.7. De organisatie/architectuur van authentieke registers 591 7.5. De van authentieke registers afgeleide gegevensbanken 591 7.5.1. Van authentieke registers afgeleide gegevensbanken een omschrijving 592 7.5.2. Probleemstelling 592 7.5.3. Van authentieke registers afgeleide gegevensbanken zijn een vorm van gegevensintegratie 593 7.5.4. De beperkende benadering van gegevensintegratie door de CBPL 593 INHOUD 23

7.5.5. De criteria om de proportionaliteit van gegevensintegratie te beoordelen 594 7.5.6. De noodzakelijkerwijze tijdelijke aard van gegevensintegratie 594 7.5.7. De onduidelijke houding van de CBPL ten aanzien van van authentieke registers afgeleide gegevensbanken 595 7.5.8. Praktische argumenten ten voordele van gegevensintegratie in van authentieke registers afgeleide gegevensbanken 596 7.5.9. Beoordeling gegevensintegratie als regel en uniciteit van authentieke registers als uitzondering 598 7.6. Het gebruik van kopies van authentieke registers om technische redenen 600 7.7. De nood aan deelstatelijke kopies van federale authentieke (basis)registers 600 7.8. Caveat de invulling van het vereiste van machtiging bij het werken met kopies 601 7.9. Conclusie uniciteit als beginsel, maar met vele uitzonderingen 602 8. Een aanzet voor een juridisch kader voor authentieke registers 603 8.1. De toepassing van het proportionaliteitsbeginsel op authentieke gegevens in een authentiek register 604 8.1.1. Proportionaliteit als onderdeel van de kwaliteit band en conceptueel onderscheid 604 8.1.2. Eerste aandachtspunt de definitie van de inhoud van de gegevens in een authentiek register 605 8.1.3. Tweede aandachtspunt validatie als essentieel element van authentieke gegevens 606 8.1.4. Derde aandachtspunt het bijhouden van de historiek ter concretisering van het toereikende karakter van authentieke gegevens 606 8.2. De kwaliteit van authentieke gegevens 607 8.2.1. De kwaliteit met betrekking tot authentieke gegevens een versterkte middelenverbintenis 607 8.2.2. De informatieplicht van de burgers als onderdeel van de kwaliteit 609 8.2.3. Afspraken met de leveranciers tot bijwerking van de gegevens 610 8.2.4. Laagdrempelige procedures voor de uitoefening van het recht van verbetering 611 24 INHOUD

8.2.5. De terugmeldplicht 614 8.2.6. Procedure voor de doorwerking van verbeteringen en uitwissingen 622 8.2.7. De bestuurlijke gebruiksplicht als onderdeel van de kwaliteit 624 8.2.8. De ontsluiting via dienstenintegratoren 624 8.3. De transparantie van authentieke registers 625 8.3.1. Inleiding het belang en het voorwerp van de transparantie 625 8.3.2. Transparantie ten aanzien van de gebruikers of afnemers via service repositories 626 8.3.3. Een eerste transparantiemaatregel ten aanzien van de betrokkenen de informatieplicht in hoofde van de verantwoordelijke voor het authentiek register 627 8.3.4. Een tweede transparantiemaatregel ten aanzien van de betrokkenen de informatieplicht van de gebruikers van authentieke gegevens: eerder uitzondering dan regel? 632 8.3.5. Aanvulling van informatieplicht bij rechtstreekse verkrijging met een inventaris van de gegevensstromen waarvan het authentieke register de bron is 637 8.3.6. Een derde transparantiemaatregel ten aanzien van de betrokkenen de laagdrempelige uitoefening van het recht van inzage 641 8.3.7. Een vierde transparantiemaatregel ten aanzien van de betrokkenen het volgrecht als onderdeel van het recht van inzage 644 8.4. De terbeschikkingstelling van authentieke gegevens 644 8.4.1. Een voorafgaandelijke machtiging 645 8.4.2. De tussenkomst van een dienstenintegrator 645 8.5. Het beheer en de veiligheid van authentieke registers 646 8.6. De opportuniteit van een regeling van het financieel aspect van authentieke registers 647 8.6.1. Inleiding kostenbesparingen bij de ene, kosten bij de andere 647 8.6.2. De kosten voor het opzetten van authentieke registers 648 8.6.3. De kosteloosheid van het gebruik van authentieke gegevens als voorwaarde voor het succes 649 8.6.4. Opname van de kosteloosheid in regelgeving 649 INHOUD 25

8.6.5. Het belang van een duidelijke omschrijving van de gegevensbanken in het netwerk de kosteloosheid van basisregisters 650 9. Twee aandachtspunten als gevolg van het beginsel van de onderlinge autonomie 651 9.1. Eerste aandachtspunt overleg bij het opdelen van gegevens in authentieke registers 651 9.1.1. Het vereiste van intergouvernementeel overleg bij de functionele opdeling van de opslag van (authentieke) gegevens 652 9.1.2. De structuur van een intergouvernementeel overleg 652 9.1.3. Een steeds grotere nood aan formeel overleg voor de toekomst 654 9.2. Tweede aandachtspunt de medewerking bij de aanlevering van gegevens in authentieke registers 655 9.2.1. De aanlevering van gegevens gaat gepaard met verplichtingen 655 9.2.2. Het voorbeeld van de Kruispuntbank van Voertuigen 655 9.2.3. Een juiste beschrijving aanlevering versus terbeschikkingstelling vanuit een secundair (deelstatelijk) netwerk 658 9.2.4. Naar een wetgevende oplossing om deelstaten te betrekken bij de oprichting van federale authentieke registers? 658 10. Conclusies 659 7 EEN BESTUURLIJKE VERPLICHTING TOT ONRECHTSTREEKSE VER- KRIJGING TER REALISATIE VAN HET BEGINSEL VAN DE EENMALIGE GEGEVENSOPVRAGING 663 Inleiding 665 1. De bestaande situatie Overzicht van de bestuurlijke verplichting in de kaderregelingen 666 1.1. De kaderregeling van de sociale zekerheid artikel 11 Wet KSZ 666 1.1.1. Algemeen de regeling van artikel 11 Wet KSZ 666 1.1.2. Toepassingsgebied de instellingen van sociale zekerheid 667 1.1.3. Voorwerp sociale gegevens 667 1.1.4. Aard een bestuurlijke verplichting tot opvraging bij de dienstenintegrator 667 26 INHOUD

1.1.5. Aanvulling met een uitvraagverbod 668 1.2. De (andere) federale kaderregelingen 668 1.2.1. De kaderregeling van artikel 102, 2 Programmawet 30 december 2001 669 1.2.2. De federale kaderregeling van de Wet FDI 671 1.3. De kaderregeling in Vlaanderen de verplichting gegevens op te vragen bij authentieke bronnen 672 1.3.1. Algemeen de artikelen 3 en 4 Decreet egov 672 1.3.2. Toepassingsgebied de entiteiten van de Vlaamse administratie 673 1.3.3. Voorwerp de gegevens die nodig zijn om het elektronisch bestuurlijk gegevensverkeer uit te bouwen 673 1.3.4. Aard een bestuurlijke verplichting tot opvraging bij welbepaalde gegevensbronnen 673 1.3.5. Aanvulling met een uitvraagverbod 674 1.4. De kaderregeling in Wallonië de plicht zich te richten tot de Kruispuntbank 675 1.4.1. Algemeen artikel 6, tweede lid Waals samenwerkingsakkoord egov 675 1.4.2. Toepassingsgebied de openbare overheden 675 1.4.3. Voorwerp gebruik van gegevens die beschikbaar zijn via de Kruispuntbank 676 1.4.4. Aard de verplichting zich te richten tot de Kruispuntbank 676 1.4.5. Aanvulling met een dubbel uitvraagverbod 677 1.5. De kaderregeling in Brussel 678 1.5.1. Algemeen artikel 5, 3, tweede lid Ordonnantie GDI 678 1.5.2. Toepassingsgebied de participerende overheidsdiensten 679 1.5.3. Voorwerp het gegeven 679 1.5.4. Aard de verplichting gebruik te maken van de gewestelijke dienstenintegrator 679 1.5.5. Aanvulling met een uitvraagverbod 680 1.6. Algemene beoordeling geen uniforme regeling 680 2. Een bestuurlijke verplichting tot onrechtstreekse verkrijging van functioneel opgedeelde gegevens als maatregel voor de toepassing van de eenmalige opvraging 680 2.1. Een bestuurlijke verplichting als maatregel om de functioneel opgedeelde gegevens te gebruiken 681 2.1.1. Terminologie en begrippen 681 2.1.2. De redenen om een verplichting op te leggen 683 INHOUD 27

2.1.3. Het juridisch kader voor de bestuurlijke verplichting als onderdeel van de implementatie van het beginsel van de eenmalige opvraging 684 2.2. Een bestuurlijke verplichting in diverse kaderregelingen als gevolg van het beginsel van de onderlinge autonomie 684 2.2.1. De materiële bevoegdheid voor het opleggen van een bestuurlijke verplichting 684 2.2.2. De dubbele dimensie van het interbestuurlijk gegevensverkeer 687 2.2.3. Respect voor het beginsel van de onderlinge autonomie van de entiteiten van de federale staat 687 2.2.4. De onmogelijkheid om in de (specifieke) regeling rond authentieke registers aan alle besturen een bestuurlijke verplichting tot onrechtstreekse verkrijging op te leggen 688 2.2.5. De onmogelijkheid om in een kaderregeling aan besturen van een andere entiteit verplichtingen op te leggen het voorbeeld van de problematische basis van en voor de regeling van artikel 11bis Wet KSZ 691 2.2.6. De mogelijkheid om aan besturen van de eigen entiteit de verplichting op te leggen om onrechtstreeks gegevens te raadplegen die op een ander bestuursniveau worden beheerd 695 2.2.7. Conclusie Opname van een verplichting in (minstens) vier kaderregelingen 697 3. De bestuurlijke verplichting tot onrechtstreekse verkrijging (en gebruik) van authentieke gegevens 697 3.1. Het standpunt in verband met de functionele opdeling van gegevens als uitgangspunt 698 3.2. Het voorwerp van de bestuurlijke verplichting de gegevens die een bestuur nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken, zijn beschikbaar als authentieke gegevens 698 3.2.1. De onrechtstreekse verkrijging als essentie 698 3.2.2. Van gegevens die een bestuur nodig heeft om haar taken van algemeen belang uit te voeren... 699 3.2.3....en die beschikbaar zijn als of in de vorm van een authentiek gegeven 700 3.2.4. Wat met gegevens die niet als authentiek beschikbaar zijn? 701 28 INHOUD

3.3. De voorkeur voor een gebruiksplicht boven een opvragingsplicht 702 3.3.1. Het onderscheid tussen een gebruiks- en een opvragingsplicht de aard van de verplichting 702 3.3.2. De verplichting tot opvraging bij of via een dienstenintegrator is enkel een modaliteit van de bestuurlijke gebruiksplicht 704 3.3.3. De logica van de benadering als gebruiksplicht 705 3.3.4. De juiste verhouding tussen gebruik en opvraging van gegevens 706 3.3.5. Voorstel van tekst 706 4. De elementen van een bestuurlijke gebruiksplicht 707 4.1. De verplichting en het proportionaliteitsbeginsel 707 4.2. De gebruiksplicht en het vereiste van machtiging 708 4.3. De opportuniteit om de gebruiksplicht aan te vullen met een uitvraagverbod 710 4.3.1. Voorwerp van een uitvraagverbod 710 4.3.2. Het (subtiele) verschil tussen een gebruiksplicht en een uitvraagverbod 711 4.3.3. Opportuniteit bij specifieke regelingen waar geen gebruiksplicht geldt 712 4.4. Het relatieve karakter van een bestuurlijke gebruiksplicht 712 4.4.1. De uitzonderingen in de kaderregelingen betreffen eerder het uitvraagverbod 713 4.4.2. De noodzaak om uitzonderingen te voorzien 716 4.4.3. Uitzonderingen op de gebruiksplicht in Nederland 716 4.4.4. Uitzonderingen in de Belgische context 718 4.5. De noodzaak om de gebruiksplicht te combineren met de specifieke bestuursrechtelijke bepalingen 719 4.5.1. De specifieke regelgeving bevat geen bepaling over de (modaliteit van) verkrijging 720 4.5.2. Uitgangspunt de specifieke regelgeving bevat een bepaling over de (modaliteit van) onrechtstreekse verkrijging 720 4.5.3. Het ontoereikende karakter van een algemene bestuurlijke gebruiksplicht 721 4.5.4. De specifieke regelgeving voorziet in een (gedeeltelijke) onrechtstreekse verkrijging 722 4.5.5. De specifieke regelgeving voorziet in een rechtstreekse verkrijging 723 INHOUD 29

5. De maatregelen ter aanvulling van de bestuurlijke verplichting om de eenmalige gegevensopvraging te waarborgen 726 5.1. De combinatie van de gebruiksplicht met een uitvraagverbod in de specifieke regelingen als maatregel om de eenmalige gegevensopvraging te verankeren 727 5.1.1. Overzicht van het uitvraagverbod in de specifieke regelingen 727 5.1.2. Het voorwaardelijk karakter van het uitvraagverbod in de specifieke regelingen 729 5.1.3. De toetsing van het uitvraagverbod aan het beginsel van onderlinge autonomie 729 5.1.4. De waarde van het (specifieke) uitvraagverbod de combinatie met de algemene gebruiksplicht 731 5.1.5. De combinatie van het specifieke uitvraagverbod met de specifieke regelgeving 731 5.1.6. Het specifieke uitvraagverbod en de omschrijving van de (potentiële) begunstigden van een machtiging 732 5.2. De afdwingbaarheid van de bestuurlijke gebruiksplicht naar een weigeringsrecht in hoofde van de burger? 736 5.2.1. Een weigeringsrecht van de burger als sluitstuk van de toepassing van de eenmalige gegevensopvraging algemeen 736 5.2.2. Geen absoluut weigeringsrecht uitzonderingen op het weigeringsrecht 738 5.2.3. De onduidelijke inhoud van het weigeringsrecht geen verplichting of het niet ten laste kunnen leggen 740 5.2.4. Twijfel over de zin van een weigeringsrecht is het gevolg van een traditionele benadering waarin de burger de plicht heeft om gegevens te verstrekken 741 5.2.5. Een daadwerkelijk weigeringsrecht vereist een regeling van de gevolgen van een weigering 743 5.2.6. Waarbij ook rekening wordt gehouden met mogelijk misbruik 745 5.2.7. Een klachtrecht als alternatief 747 5.2.8. Conclusie met betrekking tot een weigeringsrecht in hoofde van de burger 751 6. Conclusie 752 8 DIENSTENINTEGRATIE EN DE TUSSENKOMST VAN DIENSTEN- INTEGRATOREN 755 Inleiding 757 30 INHOUD

1. De essentie van dienstenintegratie 759 1.1. Het concept dienstenintegratie 759 1.1.1. Eerste component het begrip dienst 759 1.1.2. Tweede component het begrip integratie 762 1.1.3. De praktijk dienstenintegratie als organisatie van de uitwisseling van gegevens in al zijn facetten, met inbegrip van een geïntegreerde uitwisseling 765 1.1.4. De juridische definitie van dienstenintegratie in de toepasselijke regelingen 768 1.1.5. Voorstel van definitie 769 1.1.6. Dienstenintegratie en de taken en opdrachten die aan een dienstenintegrator worden toebedeeld geen coherente regeling 770 1.2. Het doel, de opdrachten en de taken van dienstenintegratoren algemeen 770 1.2.1. Inleiding doel en opdracht aan de hand van taken 770 1.2.2. Het belang van een goede omschrijving van de opdrachten en taken de band met het bestuursrecht 771 1.2.3. Standpunt de opdrachten als doelen en de taken als handelingen ter uitvoering daarvan 772 1.2.4. De nood aan een duidelijke omschrijving 773 1.2.5. De realiteit met betrekking tot dienstenintegratoren een amalgaam van opdrachten en taken 775 1.2.6. Standpunt Dienstenintegratie als afzonderlijke opdracht ter uitvoering van het beleid 776 1.2.7. De verenigbaarheid van dienstenintegratie met andere opdrachten 777 1.3. De opdracht van dienstenintegratie 777 1.3.1. Inleiding de zeven kerntaken van dienstenintegratie 777 1.3.2. De eerste kerntaak De ontwikkeling en het beheer van een uitwisselingsplatform 778 1.3.3. Tweede kerntaak de dienstenintegratie in de eigenlijke betekenis het aanbieden van geïntegreerde diensten 781 1.3.4. Derde kerntaak het beheer van een verwijzingsrepertorium 784 1.3.5. Vierde kerntaak Het aanbieden van basisdiensten 786 1.3.6. Vijfde kerntaak de coördinatie van de diverse aspecten van de uitwisseling 787 INHOUD 31