1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST BUITENGEWONE OPENBARE TERECHTZITTING VAN 18 MAART 2011 7e KAMER SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - bijdragen werkgevers tegensprekelijk definitief in de zaak: RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID, openbare instelling, met zetel te 1060 BRUSSEL, Victor Hortaplein, 11, appellant, vertegenwoordigd door mr. VAN RAEMDONCK A. loco mr. LECOUTRE Rudi, advocaat te 2018 ANTWERPEN, De Damhouderestraat 13 tegen: LOEWE OPTA BENELUX NV, met maatschappelijke zetel te 2160 WOMMELGEM, Uilenbaan, 84, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. VANDERMEERSCH A. loco mr. BUYSSENS Herman, advocaat te 2018 ANTWERPEN, Mechelsesteenweg 210 A. Na beraad, spreekt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid: *** * - het arrest van dit arbeidshof en deze kamer van 26 juni 2008, waarbij de zaak gedeeltelijk ten gronde wordt beslist en voor het overige wordt verwezen naar de bijzondere rol; - de ter griffie neergelegde conclusies; - de voorgelegde stukken.
2 e blad De partijen hebben hun middelen en conclusies opnieuw uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 17 februari 2011, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op de openbare terechtzitting van 17 maart 2011. Om redenen van interne organisatie, werd de uitspraak verdaagd op heden. *** * 1. In het tussenarrest van 26 juni 2008 heeft het hof een aantal forfaitaire onkosten van de N.V. Loewe Opta aanvaard en daardoor werd haar incidenteel beroep ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan de R.S.Z. werd bevolen, rekening houdend met de betaling onder voorbehoud door de N.V. op 3 april 2002 en rekening houdend met het ongegrond zijn van haar vordering wat betreft de forfaitaire onkostenvergoedingen, een herberekende afrekening op te maken. 2. De R.S.Z. heeft hieraan gevolg gegeven en de aangepaste afrekening werd door Loewe Opta aanvaard, wat betreft de hoofdsommen. De R.S.Z. betaalde de hoofdsom van 78.336,60 terug op 15 januari 2009. Loewe Opta vraagt echter nog interesten sinds de datum van haar betaling onder voorbehoud op 3 april 2002. 3. De R.S.Z. verwijst terecht naar art. 1378 B.W. dat bepaalt dat indien hij die ontvangen heeft, te kwader trouw was, hij niet alleen het kapitaal moet teruggeven, doch ook de interest of de vruchten, te rekenen vanaf de dag van de betaling. Uit dit artikel volgt dat wie bij ontvangst van een onverschuldigde betaling niet te kwader trouw is, wel verplicht is tot teruggave van wat hij ontvangen heeft, doch niet gehouden is tot betaling van de interest vanaf de dag van de onverschuldigde betaling. Loewe Opta, op wie de bewijslast van deze voorwaarde rust, toont niet aan dat de RSZ te kwader trouw is. Hieruit volgt dat Loewe Opta niet zonder meer aanspraak kan maken op interesten vanaf de datum van haar betaling onder voorbehoud van de onverschuldigde bijdragen en aankleven. 4. Dit neemt niet weg dat Loewe Opta met toepassing van artikel 1153 BW wel aanspraak kan maken op moratoire interest vanaf de datum van een ingebrekestelling. ( Arbh. Brussel 11 juni 2009, AR 51.081; Arbh. Brussel 29 juli 2010, AR 49029) Artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, inzake verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom, dat de schadevergoeding wegens vertraging in de uitvoering nooit in iets anders dan in de wettelijke intrest bestaat behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen. De schadevergoeding is verschuldigd zonder dat de schuldeiser enig verlies dient te bewijzen. De interest is verschuldigd te rekenen vanaf de dag der aanmaning tot betaling, behoudens ingeval de wet ze van rechtswege doet lopen.
3 e blad Als geldige ingebrekestelling wordt aanvaard, elke akte die een sommatie bevat waaruit de schuldenaar noodzakelijk heeft moeten opmaken dat hij in gebreke werd gesteld zijn verbintenis na te komen.(vgl. Cass. 28 maart 1994, Arr. Cass. 1994, 319) 5. Loewe Opta heeft bij beroepsbesluiten van 27 juni 2002, ontvangen ter griffie van het Arbeidshof te Antwerpen op 28 juni 2002, een tegenvordering gesteld in terugbetaling van haar betaling onder voorbehoud en in het beschikkend gedeelte van deze besluiten vroeg ze hierbij uitdrukkelijk betaling van interesten. Ze maakt dan ook terecht aanspraak op betaling van de gerechtelijke interesten vanaf deze datum; deze interesten zijn de voortzetting van de moratoire interesten die gedurende de procedure verschuldigd zijn. 6. Partijen vorderen betaling van een dubbele rechtsplegingsvergoeding voor de behandeling van hun betwisting voor het Arbeidshof te Antwerpen en na Cassatie voor het Arbeidshof te Brussel. Het Gerechtelijk Wetboek kent slechts twee aanleggen, de eerste aanleg en het beroep (art. 616 Gerechtelijk Wetboek). Ook de procedure voor het Hof van Cassatie vormt geen nieuwe aanleg (cfr.k. Broeckx, Gerechtelijke Wetboek, Artikelsgewijze Commentaar, art. 616). Door het vernietigingsarrest van het Hof van Cassatie komt geen nieuwe aanleg tot stand. Het ingeleide geding en de aanleg worden heropend voor een nieuwe rechter, maar blijven dezelfde aanleg en geding uitmaken die hervat worden (J. Boré La Cassation en matière civile, Parijs 1980, p. 1048 en 1057). Er is dan ook slechts één rechtsplegingsvergoeding verschuldigd. (Arbh. Brussel 24 juni 2010, RABG 2011/3, 197 met noot Dooms) OM DEZE REDENEN, HET ARBEIDSHOF, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Rechtsprekend op tegenspraak, Het tussenarrest van 26 juni 2008 verder uitwerkend, Veroordeelt, rekening houdend met de betaling van het hoofdbedrag, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tot betaling van de gerechtelijke intresten op het bedrag van 54.333,86 (bijdragen) vanaf 28 juni 2002 tot de datum van betaling en op 24.002,74 (bijdragenopslagen en intresten) vanaf 30 juni 2003 tot de datum van betaling. Veroordeelt de R.S.Z. tot de gerechtskosten van beide aanleggen, deze aan de zijde van Loewe Opta vereffend op: - rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg 214,18 - gerechtskosten Cassatie 150,20 - betekening Arrest Hof van cassatie en dagvaarding 194,49 - betekening tussenarrest p.m.
4 e blad - rechtsplegingsvergoeding beroep basisbedrag 3.000,00 Totaal 3.558,87 En voor zover als nodig aan de zijde van de R.S.Z. - dagvaarding 148,69 - rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg 214,18 - gerechtskosten Cassatie 127,09 - rechtsplegingsvergoeding beroep basisbedrag 3.000,00 3.489, 96
5 e blad Aldus gewezen en ondertekend door de zevende kamer van het Arbeidshof te Brussel, samengesteld uit: Lieven LENAERTS, raadsheer, Ivo VAN DAMME, raadsheer in sociale zaken, werkgever, Hedwig SILON, raadsheer in sociale zaken, werknemerarbeider, bijgestaan door : griffier. Hedwig SILON, Ivo VAN DAMME, Lieven LENAERTS. en uitgesproken op de buitengewone openbare terechtzitting van vrijdag 18 maart 2011 door: Lieven LENAERTS, raadsheer, bijgestaan door griffier. Lieven LENAERTS.