WEINIG PROFIJTELIJKE MOLENBOUW TE SCHIEBROEK (1777) VERGADERING van Schout, Ambagtsbewaarders en Schepenen van Schieland, den 30e juny 1780, dempto de de schepen Lambert Valkenburg. Is gelezen de navolgende requeste: Aan de Edele Achtbaere Heeren Schout, Ambagtsbewaarders en Schepenen van Schiebroek, geeft reverentelijk te kennen Jacob van Leeuwen, woonende te Lijden, dat hij suppliant bij publycque bestedinge, door U Edel Agtbaere op den 1776 gehouden, heeft gemijnd en aangenomen het maken van een achtkante scheprad-wind-watermolen, met de leverantie der noodige materialen voor de somma van veertienduyzend en vierhondert guldens; dat dezelve moolen dan ook in den jare 1777 is voltooyd, opgenomen en goedgekeurd en daarvoor vanwege U Edel Agtbaere aan den suppliant in diverse termijnen is betaald een somma van dertienduyzend en vierhondert guldens, zijnde de resterende eenduyzend guldens, tot heden aan den suppliant onthouden ter zake dat hij met de voorszeide molen niet ter behoorlijker tijd in gereedheyd zoude zijn geweest; dat het wel ene waarheyd is dat bij artikel 17 van het bestek en de conditiën, waarop de voorsz. besteding en aanneminge is gedaan, is gestipuleerd dat de geheele moolen maelvaardig en geheel klaar moeste wezen den Ie augustus 1777 op verbeurte voor ideren dag nawerkens van twintig guldens, die men bij de betaling der bedongene penningen zouden korten, houdende de Heeren besteders niet alleen 't voorsz. recht van korting, maar ook teffens de macht aan zigh om desnoods en zonder toestemming van den aannemer zoo veele en zoodanige manschappen voor des aannemers rekening in en aan het werk te stellen en de nodige materialen te leveren als zij te rade zouden werden, met bijvoeging dat dit alles op zijn rigoureuste zou worden ten uytvoer gebragt; doch dat het daarentegens ook eene waarheyd is welke de suppliant wel verzekerd is, dat aan het geheugen van sommige leden uyt het collegie van U Edel Achtbaere niet zal, nog kan ontslipt zijn, dat 204
de gegadigdens en specialijk de suppliant zig over die stipte tijdsbepaling bezwaard toonende door wijlen den Heer Roosemond, toen als schout en secretaris alhier fungeerende, aan henlieden in substantie is geantwoord, dat men op dien bepaelden tijd zoo naeuw niet zien zou als de polder er maar niet naar wagtende; dat al verder aan U Edel Achtbaere ten vollen bekend is, dat de molen ten minsten wel een half jaar zoo niet langer heeft gereed gestaan eer dezelve benoodigt was of bemalen is en dat dus U Edel Agtbaere niet in de noodzakelijkheyd zijn geweest van daaraan door andere voor des suppliants rekening arbeyden of eenige materialen te leveren gelijk ook niet in (is) geschied; dat het mitsdien allerhardst zoude zijn voor den suppliant indien hij op een aanneminge bij welke hij weynig of niets geprofiteerd heeft de voor hem inportante somma van duyzend guldens zoude moeten missen, of ter bekoming van dezelve proceduris zou moeten ondernemen daar de verdraginge van zijn werk aan U Edel Achtbaere als besteders geen de minste schade en aan hem suppliant geen voordeel hoegenaamd heeft toegebragt, maar alleen veroorzaakt is doordien in het voorjaar 1777 een langdeurig gebrek aan wind de zaegmolenaars buyten staat stelde de timmerlieden genoegzaam te voorzien van het benodigde gezaegd hout, waardoor dan ook de suppliant is opgehouden en dus buyten zijn schuld den tijd verloren heeft; dat hij overzulks van de redelijkheyd en billijkheyd van U Edel Achtbaere een betere verwagtinge hebbende, te rade is geworden zig bij dezen te keeren tot U Edel Achtbaere ootmoediglijk verzoekende, dat het U Edel Achtbaere gelieve het in dezen naar waerheyd geallegeerde in gunstige consideratie te nemen en de noodige ordres te stellen dat aan den suppliant tegen behoorlijke quitantie werde afbetaald de somma van eenduyzend guldens hem wegens het maken der ondermoolen van de drooggemaakte polder van Schiebroek per reste competeerende. (onder stond:) 't Welk doende etc. (was getekent:) Jacob van Leeuwen. (ter zijde stond:) Zij deze requeste gesteld in handen van den Fabricq van Schieland om haar Edel Agtbaere daarop te dienen van berigt. Actum in 't Regthuys van Schiebroek den 4e October 1779. 205
(onder stond:) Ter ordonnantie van dezelve (was geteekent:) Bernard de la Faille. Nog is gelezen 't navolgende berigt op 't voorsz. request door den Fabricq van Schieland ingevolge den apostille in dato 4 October 1779 door deze vergadering daarop gesteld, gedaan, luydende als volgt: Edele Achtbaare Heeren, Het heeft U Edel Achtbaare goed gedagt om in handen van den ondergeschreve te stellen een request van Jacob van Leeuwen, aannemer geweest zijnde van benedenmolen van de droogmaking van Schiebroek, redenen inhoudende waarop den suppliant begrijpt, dat aan hem nog duyzend guldens competeert en betaald zou dienen te worden, om te bekomen zijne volle viertienduyzend en vierhondert gulden, waarvoor hij voornoemde molen op den 28e October 1776 heeft aangenomen gehad. Den ondergeschrevene zou zig zeer geerne geëxcuseert hebben gezien om op het voornoemde request te berigten, dog in vertrouwen dat er door Uw Edel Achtbaares apostil op het meergemelde request gesteld, niets anders gemeend en bedoelt word dan om te weten of de redenen van den suppliant, bij zijn request geallegeert, van dat gewigt en valeur zijn, daarom in de, op de condition van aanbesteding rustende en daardoor allezints billeke resolutie nopens voorn, korting van eenduyzend gulden, eenige verzagting plaats zoude kunnen hebben en behoorden te geschieden, zoo zal den ondergeschrevene de voorsz. redenen overwegen. Dezelve zijn: voor eerst dat wijlen den Heer Pieter Rosemond (op den dag der aanbesteding zekerlijk) den suppliant gezegt zouden hebben, dat men op den bepaalden tijd zoo naauw niet zien zoude, als de polder maar naer den molen niet wagten en dat den suppliant zig verzekert, dat dit gezegde aan het geheugen van zommige leden van U Ede) Achtbaare niet ontsnapt zoude kunnen zijn. Ten tweede dat de moolen ten minsten wel een halfjaar zoo niet langer gereed heeft gestaan eer dezelve nodig was of bemalen is en ten derde dat gebrek aan wind om het hout te kunnen zagen eene merkelijke vertraging buyten schuld van den suppliant zoude hebben veroorzaakt. Dit zijn de redenen welke men verzoekt, dat in 206
gunstige overweging genomen zoude worden bij U Edel Achtbaare. De eerste reden zou zeker van vrij groot gewigt zijn, zoo het gezegde van den Heer Rosemond plaats had gehad. Dog of dit gezegde plaats gehad heeft, betuygt den ondergeschrevene niet te weeten; veel minder of eenige leden van U Edel Achtbaare dit nog geheugen. Maar genomen het zij eens zoo, moest den aannemer dan van dit gezegde en van deze gunst een misbruyk maken en twee maanden, zoo niet langer, laten verloopen eer dat hij met eenig werk een aanvang maakte. Ja, word door deze handelwijs van den aannemer dit gezegde niet geheel en al illisoir, vermits en wel speciaal den suppliant zig over die stipte tijdsbepaling reeds op den dag der aanbesteding beswaard heeft gevonden. De tweede reden meriteerd meerder consideratie en gunstiger aandenken dan den eersten en zoo er eenige redenen zijn om de resolutie te verzagten en daardoor de korting te verminderen, 't is deze reden namentlijk dat de molen een half jaar of langer klaar geweest zijnde om te kunnen malen in al dien tijd niet is gebruykt behoeven te worden, 't geen evenwel anders had kunnen uytvallen als hingende van weer en wind alleen af. Dus geeft deze reden aan den suppliant geen recht van eysch, maar dezelve wekt alleen op de edelmoedige toegeventheyd van U Edel Achtbaare. En belangende de derde reden, namentlijk dat gebrekt aan wind om hout te kunnen zaagen den aannemer mede buyten staat zoude hebben gesteld om op zijn tijd klaar te zijn; deeze reden zou bij nader onderzoek mooglijk veel van zijn gewigt verliezen en daarvan zal den suppliant ook overtuygt moeten zijn, wanneer hij de brieven, zoo van wijlen den Heer Rosemond als van den ondergeschrevene ontfangen, andermaal inziet en daarenboven nadenkt de billijke waarschouwinge welke hij inzonderheyd van den ondergeschreve gekregen en van tijd tot tijd ontfangen heeft, om het werk met meerder spoed voort te zetten en dat wel op zoodanige tijden, toen al het hout reeds gezaagd was. Al waarom den ondergeschrevene vermeend, dat de resolutie naar de verbindende conditiën van aanbesteding wettig genomen en daarbij bepaalde korting van eenduyzend gulden allezints te billijke is, waarom men voor de procedures van den suppliant niet zoude behoeven te vreezen, zoo die geëntameert konde worden. Dog den suppliant schijnt zig in deeze te abuseeren en de letter van 't octrooy tot het droog- 207
maken niet te weten, wijl hij anders deeze woorden uyt zijn request gelaten of doorgeschrapt zoude hebben, want in 't octrooy word met duydelijke woorden gezegt dat alle question en differenten de voorszeide droogmaking rakende, zonder eenige reserve gedemandeert worden aan dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland om alle dezelve summier en de piano, zonder figuur of form van proces of te doen en te termineeren zooals in regt, reden en billikheyd zal behooren. Hiermede meend den ondergeschrevene aan 't oogmerk van U Edel Achtbaare voldaan te hebben, latende het ootmoedig verzoek van den suppliant over aan 't gunstig en edelmoedig aandenken en overwegen van U Edel Achtbaare, d(i)e mogelijk grond genoeg zullen vinden om aan den suppliant de helfte van de gevraagde somma van eenduyzend gulden te doen geworden, egter alles latende aan 't oordeel van U Edel Achtbaare. Zijnde verder Edele Achtbaare Heeren, (onder stond:) U Edel Achtbaare dienstvaardige dienaar, (was getekent:) D. Smits. Waarop gedelibereert zijnde is geresolveert aan den suppliant te geven 't navolgende appostille: Schout, Ambagtsbewaarders en Schepenen van Schiebroek, gezien hebbende de nevenstaande requesten en daarop gedane bericht van den fabriek van Schieland, velenen aan den suppliant nihil. Afo. 6 (vö&e/w //zve/itor/j */öor /. G. 5. Mewweww: Afo/w/en va/i ae ver^aaer/rt^ert van SC/IOH/, am6ac/*/.s6ew>aaraer.s.scae/?e//ert, ^e/re^ende /re/fte/iawae/enva/i i/z^e&ome/i reawes/e/i, ae daaro/? ^e^eve/z ^es/m/v^ew, 7779 me/ 5-7570 nov. 25,) 70 verso - 75 recto. 208
I IS 8 s I
55. 56. voor