Sleutelrol voor welzijn. Notitie welzijn



Vergelijkbare documenten
Informatie controle middelen paard KNHS

Vastgesteld door de Ledenraad op 3 april 2014 inwerkingtreding op 23 mei 2014 Versie: 23 mei 2014

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag S-K-U dec. 07. Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Kamervragen 1 1 november 2007

Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie

DIERGENEESKUNDIGE VERKLARING

Controle wedstrijddocumenten Kennissheet

Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie t.a.v. Staatssecretaris H. Bleker Postbus EK Den Haag. Geachte heer Bleker,

Toelichting op het paardenbesluit Januari 2011

Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie

Wijzigingen 2015 (Vet en onderstreept is nieuw, doorgehaalde tekst komt te vervallen)

*PDOC01/206186* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aangepaste Paardensport

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

in 2010 Voortgangsrapportage Plan van Aanpak Welzijn in de sector Paardenhouderij

Dierenwelzijn. Overzicht maatregelen en sancties

Dierenwelzijn. Overzicht maatregelen en sancties

BESLUIT HOUDERS VAN DIEREN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

NBS Voorjaarsdag 2018 Besluit Houders Van Dieren & Welzijn. NBS voorjaarsdag , Besluit Houders Van Dieren

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ADVIES OVERSTEEKPLAATSEN DEN HAAG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

Regeling agressieve dieren

Veelgestelde vragen Dichterbij de Paardensporter April 2014

Wijzen op welzijn. Het belang van objectiveren van welzijnsrisico s door erfelijke aandoeningen en/of schadelijke raskenmerken

Voorstel: Type voorstel: [X] Kaderstellend G Controlerend D Rest

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

(PAARDEN-) ASIELEN, IN BESLAGNAME EN OPVANG IN VLAANDEREN: REGELGEVING KARLIEN DE PAEPE - DIENST DIERENWELZIJN

gemeente Eindhoven Integraal dierenwelzijnsbeleid

Overdracht College-Raad. Voorgesteld besluit raad

KNHS Kampioenschappen Samengesteld L,M,Z Paarden 2011

Paard. Equus caballus. Serie zoogdieren

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU

Provinciale dienst van : Datum : Veranwoordelijke controleur : Nr : Operator : N uniek : Adres :

Algemeen Wedstrijdreglement 2015

KNHS ZEELAND AMBITIE, FOCUS, PRAKTIJK, BEWAKEN EN COMMUNICATIE VAN

PRI 3078 Houden van kalveren (vetmesten) - Dierenwelzijn [3078] v2

ECGR/U Lbr. 09/081

Interne gedragscode voor patiënten- en gehandicaptenorganisaties

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

DPA 2098 BESCHERMING EN WELZIJN VAN KALVEREN IN KALVERHOUDERIJEN [2098] v5

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Statuut van Onafhankelijkheid

Niveau s van de sportlessen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staat van het Dier. Drs. Henny van Rij

HUISHOUDELIJK REGLEMENT RIJVERENIGING NIENOORD. Inhoudsopgave. Artikel 1 : Algemene bepalingen

CURSUS PAARDENVERZORGING

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI)

Degene die het project en de dierproef opzet. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

KNSB Toetsplan schaatsleider niveau 2

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

. LANDELIJKE RUITER EN PONYCLUB "RHOON & OMSTREKEN" Het betreden van het terrein geschiedt geheel op eigen risico.

53e IICH Groningen Zuidbroek

Verordening Handhaving Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Krimpen aan den IJssel 2017

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Verwilderde paarden, zoals we die ook nu nog kennen, vormen kleine hiërarchische groepen. Hier zien we drie soorten in:

Het ontwapenen van kippen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verslag bevindingen (intern) onderzoek Endurance (schending paardenwelzijn, reglementen)

Bijlage 3. Toelichting en procedures sanctiemiddelen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Reglement Licenties Hippische Instructie en Officials

Welzijn:the animal point of view. Winny Weinbeck, Tinley gedragstherapeute voor papegaai

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

Huisvestingssystemen

ZIJN HUISDIEREN HET KIND VAN DE REKENING?

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Onderwijs Gezondheidszorg Paard Practicum Diergeneeskunde

Voorwaarden Topsportverenigingen

Algemene voorwaarden KWPN-aanlegonderzoek. Definities

Welzijn en Veiligheid Paard principes en praktijk

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Statusreglement Topsporters

Standpuntbepaling inzake de duurzame aankoop van eieren

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

HOOFDSTUK 2. Trainers

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Algemeen Wedstrijdreglement

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

OPEN NEDERLANDS KAMPIOENSCHAP REINING 2015

Reglementen: REGLEMENT Q, BEROEPSCODE (september 2013)

onderzoeksopzet handhaving

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Reglement Alcohol in sportkantines december 2011

4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, HANDELENDE IN OVEREENSTEMMING MET DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aanvragen startpassen (in 2016)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

MANEGENIEUWS. In dit nummer: Ponyweekend

gearchiveerd op 04/07/2008

Stuknummer: AM GSMfcfcNTE DEN HELDER in :- i

Transcriptie:

Notitie welzijn 30 oktober 2008

Colofon Opdrachtgever: Federatiebestuur KNHS Begeleidingscommissie: J. Werners - voorzitter Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan J.S. Bierling G. Naber I.K. Janssen Bouwmeester S.M. Schreuder A. van den Berg Geïnterviewde deskundigen: Functie: Dr. P.W.Th. Stolk Dierenarts, J. Hamminga Instructeur KNHS W.E.J. Ernes Internationaal jurylid dressuur, selectiecommissie WK jonge dressuurpaarden Geïnterviewde disciplinecommissies: Aangespannen sport Dressuur Endurance Eventing Mennen Recreatiesport Springen Voltige Auteur: Mr. Margot Suijkerbuijk

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 5 1.1 ALGEMEEN 5 1.2 NOTA DIERENWELZIJN 2007 6 1.3 OPBOUW NOTA 7 2 WELZIJN IN DE PAARDENSPORT TOT OP HEDEN 8 2.1 INLEIDING 8 2.2 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN (GWWD) 9 2.3 WAT IS WELZIJN? 9 2.4 EVALUATIE WELZIJNSNOTA WELZIJN MOET ER WEL ZIJN UIT 2004 11 2.4.1 Ondernomen acties 11 2.4.2 Vervolgacties 11 3 HET HOUDEN VAN PAARDEN 12 3.1 INLEIDING 12 3.2 HUISVESTING 13 3.2.1 Afmeting van de stallen 13 3.2.2 Bodembedekking 14 3.2.3 Voorzieningen die het voor de dieren mogelijk maken om soorteigen gedrag te ontplooien 14 3.2.4 De verlichting en luchtverversing 14 3.2.5 De aanwezigheid en de aard van afrasteringen 15 3.2.6 Schuilstal 15 3.2.7 Insecten en parasieten 15 3.2.8 Voeding 16 3.2.9 Cosmetische verzorging 16 4 HET GEBRUIK VAN PAARDEN ALGEMEEN 18 4.1 INLEIDING 18 4.2 BEVORDERING VAN KENNIS BINNEN DE PAARDENSPORT 18 4.3 ADVIEZEN BIJ DE AANKOOP VAN EEN PAARD 19 4.4 COUPEREN VAN STAARTEN 19 4.5 FYSIEKE GESTELDHEID VAN DE RUITER 19 4.6 HET GEBRUIK VAN ONGEOORLOOFDE MIDDELEN 20 4.7 PAARDEN IN HET VERKEER 22 4.8 TRANSPORT 23 4.9 VOORLICHTING, BEWUSTWORDING EN KENNISOVERDRACHT 23 4.9.1 Instructeursopleidingen 24 4.9.2 Officialopleidingen 25 3

4.9.3 Licentiesysteem 26 4.9.4 Consumentencursussen 26 4.9.5 Voorlichting tijdens evenementen 27 5 TRAININGSMETHODEN EN HULPMIDDELEN ALGEMEEN 28 5.1 ONTWIKKELING VAN (JONGE) PAARDEN 28 5.2 TRAININGSMETHODEN 28 5.3 (ONGEWENSTE) HULPMIDDELEN 30 5.4 HANDHAVING 31 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 32 6.1 CONCLUSIES 32 6.2 TEN AANZIEN VAN HET HOUDEN VAN PAARDEN 32 6.3 TEN AANZIEN VAN HET GEBRUIK VAN PAARDEN ALGEMEEN 32 6.4 TEN AANZIEN VAN TRAININGSMETHODEN EN HULPMIDDELEN - ALGEMEEN 33 6.5 AANBEVELINGEN ALGEMEEN 34 6.6 AANBEVELINGEN DISCIPLINESPECIFIEK 35 6.6.1 Dressuur 35 6.6.2 Springen 35 6.6.3 Eventing 35 6.6.4 Endurance 35 6.6.5 Mennen 35 6.6.6 Aangespannen sport 36 6.6.7 Jeugd- en ponyzaken 36 6.6.8 Voltige 36 4

1 Inleiding 1.1 Algemeen De Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) vervult al jaren lang een sleutelrol inzake de sportiviteit, veiligheid en de paardvriendelijkheid van de paardensport in de ruimste zin des woords. Dierenwelzijn is dan ook een van de centrale beleidsthema s binnen de KNHS. Echter, deze sleutelrol kan enkel op een adequate wijze worden vervuld indien wordt onderkend dat er verschillende (externe) factoren en belangen van invloed zijn op de te volgen koers. Zo wordt de KNHS onder meer geconfronteerd met veranderingen op het gebied van wetgeving met betrekking tot het welzijn van paarden. Daarbij staat het onderwerp welzijn van dieren ook op de politieke agenda en speelt het in toenemende mate een rol in de publieke opinie. In de paardensport spelen naast de maatschappelijke ook de financiële belangen een rol. Met name voor topevenementen hangt het succes bijvoorbeeld nauw samen met het geboekte financiële resultaat. Een gemeenschappelijk doel is echter om - binnen de mogelijkheden van de huidige paardensport - te bewerkstelligen dat het welzijn van de paarden zo goed mogelijk is gewaarborgd. Daarbij is het uitgangspunt dat een ieder die paarden of pony s houdt of - in welke discipline dan ook - de sport beoefent, de plicht heeft zorg te dragen voor een goede dagelijkse verzorging, huisvesting en deskundig gebruik van het paard. Daarnaast is bekend dat het gebruik van dieren in het algemeen en (het beoefenen van) de sport met paarden in het bijzonder steeds kritischer door de samenleving wordt gevolgd. Het beoefenen van de paardensport moet niet alleen acceptabel zijn voor degenen die aan de sport deelnemen, maar moet ook worden geaccepteerd en ondersteund door de samenleving. Daarbij is wel van groot belang om op te merken dat de samenwerking tussen paard en paardensporter kan worden gekwalificeerd als een klein maar zeer elementair team. Alleen een paard dat goed in zijn vel zit, kan op een verantwoorde en plezierige manier de gevraagde activiteiten uitvoeren. Er blijft dan ook voor de paardensector in het algemeen, en voor degenen die met paarden aan wedstrijden deelnemen of paarden trainen in het bijzonder, een belangrijke taak om tekst en uitleg te (blijven) geven over verschillende onderwerpen, zoals de training en de daarbij gebruikte trainingsmethoden en (het gebruik van) hulpmiddelen, om zo ook voor niet-paardenmensen het - steeds aan voortschrijdende inzichten onderhevige - samenwerken tussen mens en paard te (blijven) begrijpen. Vanzelfsprekend staat de KNHS - mede gelet op het voortschrijdend inzicht - ook open voor de opvattingen van niet-paardenmensen, mits deze voldoende (wetenschappelijk) zijn onderbouwd. Het voorgaande betekent ook dat de KNHS het onderwerp welzijn zeer serieus neemt. Immers, wil men ook in de toekomst de paardensport op een verantwoorde wijze blijven beoefenen, dan is een zorgvuldig welzijnsbeleid essentieel. In een dergelijk beleid passen geen wilde wedstrijden, wedstrijden die niet onder auspiciën van de KNHS worden verreden waardoor er geen toezicht is als het gaat om veiligheid, welzijn en een correct wedstrijdverloop. De gemeentelijke overheden dienen voor dergelijke wedstrijden geen 5

vergunning af te geven. Het KNHS-beleid is erop gericht de sport voor wedstrijdorganisatoren aan de onderkant laagdrempelig te maken zonder het belang van veiligheid en welzijn uit het oog te verliezen. De KNHS heeft in de onderliggende welzijnsnota over een groot aantal (deel)onderwerpen een standpunt geformuleerd. De uit de nota voortvloeiende aanbevelingen worden nader in een programma uitgewerkt en in de volgende jaren uitgevoerd. Daartoe worden zo nodig door deskundigen op het gebied - waaronder bijvoorbeeld de verschillende disciplinecommissies - afzonderlijke voorstellen gedaan. Het draagvlak bij deze partijen voor het voorgenomen beleid in deze is dan ook een belangrijke factor voor de KNHS. 1.2 Nota dierenwelzijn 2007 De Minister van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit (LNV) heeft op 12 oktober 2007 de Nota Dierenwelzijn uitgebracht. Deze nota is een nadere invulling van het beleidsprogramma van het kabinet en geeft aan langs welke weg verbetering van het dierenwelzijn dient te worden gerealiseerd. De Minister geeft in deze nota aan dat de paardensector zelf moet komen met een plan om het welzijn van paarden - onder meer op het gebied van huisvesting, voeding, transport en trainingsmethoden - te verbeteren. Niet al deze hierboven genoemde gebieden vallen (primair) onder de verantwoordelijkheid van de KNHS. Een aantal onderwerpen ligt meer op het terrein van de Sectorraad Paarden (SRP). De SRP is een zelfstandige stichting die fungeert als aanspreekpunt en spreekbuis voor de paardensector richting overheid en behartigt daarbij de nationale en internationale belangen van de paarden-sector. De SRP fungeert als afstemmingsorgaan namens de sport, de fokkerij en de ondernemers. Het bestuur bestaat uit voorzitters en afgevaardigden vanuit de sport (KNHS en Nederlandse Draf- en Rensport), de Koepel Fokkerij (27 stamboeken) en uit de ondernemersorganisaties (Federatie van Nederlandse Hippische Ondernemers en LTO Nederland), zodat alle paardenorganisaties hierin vertegenwoordigd zijn. De KNHS richt zich op de gebieden welke vooral op het terrein liggen van de sportorganisatie. Daarbij onderkent de KNHS dat de mens zorg moet dragen voor de gezondheid en het welzijn van dieren in het algemeen. Toegespitst op de paardensport betekent dit dat de houder van een paard en de paardensporter zorg moeten dragen voor de gezondheid en het welzijn van hun paard(en). Voor de KNHS is het een gegeven dat, wil men in de toekomst de paardensport kunnen blijven beoefenen, een zorgvuldig welzijnsbeleid essentieel is. De KNHS beschikt al sinds een aantal jaren over een welzijnsbeleid, maar vanwege de maatschappelijke ontwikkelingen en mogelijk voortschrijdend inzicht, acht de KNHS het noodzakelijk haar nota Welzijn moet er wel zijn uit 2004 te evalueren en waar nodig bij te stellen en aan te scherpen. 6

1.3 Opbouw nota Na deze inleidende opmerkingen over aanleiding en reikwijdte van het welzijnsbeleid zal in hoofdstuk 2 nader worden ingegaan op het wettelijk kader, de definitie van welzijn en de acties die de afgelopen jaren door de KNHS op dit terrein reeds zijn ondernomen. In dit hoofdstuk komen de doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid van de KNHS aan de orde evenals de prioriteiten die hierbij worden gesteld. Ten behoeve van de leesbaarheid van de nota is besloten om een scheiding aan te brengen tussen het houden van paarden in het algemeen en het gebruik van paarden. In hoofdstuk 3 zal eerst het thema houden van paarden verder worden uitgewerkt. Vervolgens zal in hoofdstuk 4 worden ingegaan op het gebruik van paarden in het algemeen, waarna in hoofdstuk 5 aandacht zal worden besteed aan trainingsmethoden en hulpmiddelen - algemeen. Ook zal in hoofdstuk 5 kort worden ingegaan op het handhavingsbeleid. In hoofdstuk 6 zijn de conclusies opgenomen en worden aanbevelingen gedaan. Daarnaast wordt in hoofdstuk 6 aangegeven op welke wijze de voortgang van de actiepunten zal worden geëvalueerd. 7

2 Welzijn in de paardensport tot op heden 2.1 Inleiding De Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) is in 2002 ontstaan uit een fusie van 16 verschillende paardensportbonden en paardensportorganisaties, die elk op hun eigen manier voor hun eigen doelgroep de paardensport vertegenwoordigden en er voor zorgden dat de paardensporters hun sport zo goed mogelijk konden beoefenen. Na een ruim vijf jaar durend proces werd de fusie, die tot één landelijke paardensportbond leidde, gerealiseerd. Door deze krachtenbundeling kunnen de belangen van de paardensporters en hun paarden beter worden gewaarborgd. De KNHS is op dit moment met ruim 195.000 leden één van de grootste sportbonden van Nederland. De KNHS behartigt de belangen van de aangesloten organisaties en haar paardensporters, zodat zij de paardensport zo goed mogelijk kunnen beoefenen zowel recreatief als prestatief. Bij de KNHS zijn acht paardensportdisciplines aangesloten: dressuur, springen, eventing, endurance, mennen, aangespannen sport, voltige en reining. De polosport en de draf- en rensport zijn niet bij de KNHS aangesloten. Deze twee takken van de paardensport zijn ondergebracht in een eigen vereniging. De KNHS richt zich naast de sport in wedstrijdverband, ook op de recreatieve paardensport. Recreatie betekent het beoefenen van de paardensport zonder dat daarbij sprake is van enig wedstrijdelement. Binnen de KNHS wordt met duizenden vrijwilligers in het land en circa 100 medewerkers op het KNHS-centrum in Ermelo gewerkt aan de organisatie, ontwikkeling, belangenbehartiging en promotie van de paardensport. De overheid kent geen specifieke sportregels en laat dit over aan de desbetreffende sportorganisatie. Dit neemt niet weg dat de sport zich moet houden aan algemeen geldende wet- en regelgeving, waaronder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De KNHS stelt zelf reglementen op voor de bij haar aangesloten disciplines. Deze reglementen zijn in lijn met de regels van de internationale paardensportbond (Federation Equestre International - FEI). In deze reglementen spelen dierenwelzijn, fair play en good horsemanship een belangrijke rol. Dit uit zich onder andere in: een strenge promotie- en degradatieregeling; leeftijdseisen voor deelnemer en paard/pony; de opbouw van de wedstrijd; de wijze waarop en het materiaal waarvan de eventuele hindernissen worden gebouwd; bij meerdere disciplines vastgestelde controlemomenten door een wedstrijddierenarts. Niet alleen in Nederland is er aandacht voor het welzijn van dieren. Ook internationaal wordt regelmatig overlegd over dierenwelzijn, dit zowel op Europees als mondiaal niveau. In Nederland 8

is de KNHS als sportbond aangesloten bij NOC*NSF en internationaal bij de FEI. De FEI hanteert sinds de eerste Wereldruiterspelen in Stockholm in 1990 een speciale Code of Conduct voor de omgang met paarden, die wordt opgenomen in alle vraagprogramma s voor internationale evenementen. De KNHS kent de gedragscode Welzijn voor het Paard, welke in lijn is met de Code of Conduct van de FEI. Het Tuchtreglement van KNHS is onder andere bedoeld om sancties op te leggen aan degenen, die de welzijnsregels overtreden. 2.2 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) Sinds 23 september 1992 is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van het welzijn en de gezondheid van gehouden dieren. De bepalingen richten zich onder andere op het verrichten van lichamelijke ingrepen, de huisvesting, het fokken van dieren, het verloten en verkopen van dieren, het vervoer en het gebruik van dieren bij wedstrijden. Verder zijn er regels in de wet opgenomen over het verrichten van biotechnologische handelingen met dieren en zijn er regels vastgelegd over onder meer de export van dieren en de wijze van toezicht en opsporing. In de Gwwd is tevens het verbod op dierenmishandeling opgenomen. Dit verbod houdt in dat het niet is toegestaan om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen dat ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen. Overtreding van het verbod op dierenmishandeling kan worden bestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar. In het Wetboek van Strafrecht is daarnaast het beschadigen en doden van een dier strafbaar gesteld met een maximum gevangenisstraf van twee jaren. Daarnaast is het op grond van artikel 37 van de Gwwd ook verboden om een dier de nodige verzorging te onthouden. De Gwwd gaat uit van de intrinsieke waarde van het dier. Dat houdt in dat een dier wordt bekeken op basis van zijn eigen waarde en niet op de waarde die mensen het dier toekennen op grond van het nut dat het heeft voor de mens. De Gwwd is een kaderwet. Aan de hand van deze wet worden concrete voorschriften opgesteld, die de verschillende bepalingen verder uitwerken. Inmiddels zijn er Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld voor een aantal diersoorten, zoals het Varkensbesluit en het Ingrepenbesluit. 2.3 Wat is welzijn? Een wetenschappelijke definitie van welzijn is moeilijk te geven. Er is uitgebreid onderzoek naar gedaan en vele boeken zijn erover geschreven. Een volledig sluitende definitie is echter nog niet gevonden. Wat wel heel duidelijk is, is dat alleen fysiek welzijn in de vorm van fysiek welbevinden en reproductie (natuurlijke voortplanting) niet voldoende is om welzijn te beschrijven. Men is het erover eens dat het begrip welzijn zowel een fysiologisch als een mentaal aspect heeft. Een duidelijke omschrijving is te vinden in de Europese Richtlijn voor Proefdieren. Daarin wordt met betrekking tot het begrip welzijn gezegd dat: 9

de mate waarin een dier in zijn fysiologische en ethologische behoefte kan voorzien zomin mogelijk beperkt moet zijn. Met dierenwelzijn wordt de lichamelijke en geestelijke gezondheid van een dier bedoeld. Elk dier dat niet in zijn natuurlijke omgeving leeft, probeert zich aan te passen aan zijn leefomgeving. Een dier voelt zich het best in een omgeving waarin hij zijn natuurlijk gedrag kan vertonen en die hem geen chronische stress, pijn of angst bezorgt. Elk diersoort heeft zijn eigen natuurlijk gedrag. Kippen willen scharrelen, koeien moeten de rust hebben om te herkauwen, varkens hebben ruimte en een stabiele groep nodig, honden houden van regelmaat in hun leven en papegaaien houden van gezelschap. Voeding, verzorging, huisvesting en behandeling zijn van invloed op het welzijn van gehouden dieren. Om te analyseren of sprake is van welzijnsschending kunnen de vijf vrijheden, zoals gedefinieerd door het Britse dierenwelzijnscomité Brambell (1965), als kader worden genomen. Als aan een van de vrijheden niet of onvoldoende wordt voldaan, kunnen welzijnsproblemen optreden. Deze vijf vrijheden dienen momenteel als leidraad voor het Europese beleid ten aanzien van paarden om hun welzijn te waarborgen en zijn ook opgenomen in het beleidsvoornemen van het Ministerie van LNV 1 : De mate van welzijn van een dier kan worden beoordeeld aan de hand van de zogenaamde vijf vrijheden. Een dier moet zijn: 1. vrij van honger, dorst en onjuiste voeding, door toegang tot vers water en een gezond dieet; 2. vrij van discomfort, door een geschikte omgeving met schuilplaats en een comfortabele rustplek; 3. vrij van pijn, verwondingen en ziekte, door preventie of snelle behandeling; 4. vrij om natuurlijk gedrag te vertonen, door voldoende ruimte en faciliteiten en gezelschap van soortgenoten; 5. vrij van angst en chronische stress, door omstandigheden en behandeling die mentaal lijden voorkomen. Deze vijf criteria worden als zodanig ook genoemd in de Nota Dierenwelzijn van de Minister van LNV. De criteria en voorwaarden bieden belangrijke handvatten in het oordeel over dierenwelzijn. Als aan één of meer van deze vrijheden niet wordt voldaan, kan het welzijn van een dier in het geding zijn. Het betekent overigens niet dat wanneer een dier een keer pijn of een ziekte onder de leden 1 Houden van dieren, Beleidsvoornemen dierenwelzijn van het Ministerie van LNV van oktober 2001. 10

heeft, er volgens betreffende Europese en nationale uitgangspunten meteen sprake is van een slecht dierenwelzijn. Het zijn negatieve ervaringen en prikkels waar ook dieren in de natuur niet altijd van gevrijwaard zijn. Het gaat in deze steeds om de frequentie, de duur en de intensiteit als gevolg van het menselijk ingrijpen en handelen. 2.4 Evaluatie welzijnsnota Welzijn moet er wel zijn uit 2004 2.4.1 Ondernomen acties In de nota Welzijn moet er wel zijn uit 2004 is een groot aantal aanbevelingen gedaan om het welzijn in de paardensport te verbeteren. Het is echter niet mogelijk gebleken om al deze maatregelen in een relatief kort tijdsbestek te implementeren en te effectueren. Bovendien is gebleken dat niet alle aanbevelingen - mede door voortschrijdend inzicht - wenselijk zijn. De KNHS heeft op veel punten uitvoering gegeven aan de nota Welzijn moet er wel zijn uit 2004. De afgelopen jaren is een aantal belangrijke maatregelen genomen om de veiligheid en het dierenwelzijn zo goed mogelijk te waarborgen. Dit komt onder meer tot uiting in regels ter bescherming van het jonge (sport)paard, de wijze waarop een wedstrijd(onderdeel) wordt ingericht, de wijze waarop de hindernissen worden gebouwd en vastgestelde controlemomenten door een wedstrijddierenarts. Ook zijn KNHS-verenigingen per 1 januari 2008 verplicht hun activiteiten in een accommodatie met een veiligheidscertificaat te houden. Bovendien is aandacht besteed aan het gebruik van hulpmiddelen waardoor het gebruik van ongewenste hulpmiddelen is afgenomen. Daarnaast heeft de KNHS in een landelijke verkeersveiligheidscampagne aandacht gevraagd van de weggebruikers voor de veiligheid van paarden en ruiters in het verkeer. Ongelukken zijn echter, in geen enkele tak van sport en hoe vervelend ook, helemaal uit te sluiten. Voor het imago van de paardensport is het van het grootste belang dat welzijn van paarden in de sport wordt gewaarborgd. Naast reglementering gebeurt dit vanuit de KNHS door middel van voorlichting en de inzet van dierenartsen en gekwalificeerde officials tijdens wedstrijden. Mede naar aanleiding van de KNHS Welzijnsnota uit 2004 zijn er extra elementen opgenomen in zowel de instructeurscursussen als de opleiding tot official en wordt er meer aandacht besteed aan bijscholingsbijeenkomsten. In de opleidingen wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan de onderwerpen didactiek en pedagogiek, veiligheid en kennis van de ruiter. De KNHS heeft een cursus ontwikkeld en een tweetal boeken uitgegeven, te weten (van) paarden houden (2005) en EHBO-paard (2007). Deze boeken zijn geschreven voor beginnende en ervaren paardensporters met als doel mensen te leren verantwoord om te gaan met paarden. Daarnaast vindt er informatieuitwisseling plaats. Zo wordt door de KNHS bijvoorbeeld voorlichting gegeven op scholen. 2.4.2 Vervolgacties Zoals reeds is aangegeven is het niet mogelijk gebleken gehoor te geven aan alle aanbevelingen uit de KNHS-nota Welzijn moet er wel zijn van 2004. Deze aanbevelingen zijn opnieuw bezien en waar nodig verwerkt in deze onderliggende nota. 11

3 Het houden van paarden 3.1 Inleiding De artikelen 35, 38, en 45 van de Gwwd vormen de basis om regels te stellen omtrent de wijze waarop dieren mogen worden gehouden, de verzorging, het voeden, de drenking, de behandeling, het africhten van dieren en tenslotte met betrekking tot de huisvesting van dieren. Op grond van artikel 45 van deze wet kunnen deze regels ondermeer betrekking hebben op: de afmetingen en uitvoeringen van kooien, hokken en stallen alsmede hun vormgeving; de aard van de wanden en van het vloer- en grondoppervlak van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarvoor te gebruiken materialen; de inrichting van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarin aan te brengen voeder- en drinkwatervoorzieningen alsook voorzieningen die het voor de dieren mogelijk maken om soorteigen gedrag te ontplooien; de verlichting, luchtverversing en verwarming van kooien, hokken en stallen; de aanwezigheid en de aard van afrasteringen; de voorzieningen binnen huisvestingssystemen. Alhoewel voor andere sectoren op grond van artikel 45 van de Gwwd nadere regels zijn gesteld, geldt dat niet voor de paardenhouderij. Vooropgesteld dient te worden dat de KNHS zich aansluit bij het oordeel van de Minister - zoals ook in de nota Dierenwelzijn is verwoord - dat het een gegeven is dat de mens dieren houdt en deze in de loop der tijd heeft gedomesticeerd. Dit betekent dat ten aanzien van de gehouden dieren een teruggang naar de situatie waarbij dieren in vrijheid in de natuur rondlopen en als voedsel door de mens worden bejaagd, met het bijbehorend natuurlijk gedrag, niet meer mogelijk is. Domesticatie betekent echter niet dat het dier alle aspecten van zijn natuurlijk gedrag verloren heeft. Het paard als gedomesticeerd dier dient zodanig te worden gehouden dat het natuurlijk soortspecifiek gedrag, een goede gezondheid en welzijn gewaarborgd blijven en de eigenaar/houder over voldoende kennis omtrent het houden, huisvesten en verzorgen van paarden beschikt. Zoals boven toegelicht is het in de huidige paardenhouderij moeilijk om volledig tegemoet te komen aan de behoefte van het paard om zijn natuurlijk gedrag te vertonen. De KNHS is van oordeel dat altijd aan een aantal kernvoorwaarden dient te worden voldaan. Derhalve zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen worden besproken: - de afmeting van de stallen; - de bodembedekking; - de voorzieningen die het voor de dieren mogelijk maken om soorteigen gedrag te ontplooien; - de verlichting en luchtverversing; - de aanwezigheid en de aard van afrasteringen; 12

- de schuilstal; - de bestrijding van insecten. Vervolgens zullen ook de onderwerpen voeding en esthetische aspecten worden besproken. In deze paragrafen zal - gelet op het feit dat er reeds veel onderzoek is gedaan naar de verschillende soorten huisvestingssystemen - niet worden ingegaan op de technische details. Voor meer informatie over de verschillende huisvestingsvormen wordt verwezen naar het Handboek Huisvesting Paarden, een uitgave van het Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden (PR) te Lelystad uit 1998, ISBN 90-800999-5-3. In dit handboek van Albert Pieters wordt onder meer aandacht besteed aan: het bouwproces, klimaatbeheersing, verlichting, verschillende huisvestingsvormen, wandconstructies, verzorgingsruimtes, opslag voor voer, inrichting rijhal, bodemsoorten, buitenmaneges, trainingsmolens en erfverharding. 3.2 Huisvesting 3.2.1 Afmeting van de stallen In Nederland komen verschillende huisvestingssystemen voor, zoals groepshuisvesting, individuele stalling en inloopstallen. Groepshuisvesting is met name geschikt voor jonge(re) paarden. Sportpaarden worden doorgaans individueel in een box gestald. Dit betekent dat paarden in beginsel worden beperkt in de mogelijkheid natuurlijk gedrag te vertonen. Het is echter aan de eigenaar van een paard om ervoor zorg te dragen dat - door een goede balans tussen de natuurlijke behoeftes van het dier en rekening houdend met de beperkingen die het paard worden opgelegd - het welzijn van het paard niet in het geding komt. De stal dient een plaats te zijn waar een paard zonder problemen kan eten, drinken, rusten, mesten, sociaal gedrag vertonen en worden verzorgd. Onder het vertonen van sociaal contact wordt in ieder geval verstaan dat paarden elkaar moeten kunnen zien - en indien mogelijk - elkaar ook via tralies of een zogeheten snuffelgat kunnen aanraken. Als het om hengsten gaat, is de aanwezigheid van een snuffelgat niet aan te bevelen. Dit om verwondingen te verkomen. Kennis over de optimale huisvestingsomstandigheden, de bestaande systemen en de toepassing ervan, zijn belangrijke vereisten voor alle paardenhouders. Zo dient bijvoorbeeld de afmeting van de stal in verhouding te zijn met de grootte van het paard. In Nederland zijn er geen wettelijke afmetingen voor een paardenstal. Meestal wordt uitgegaan van een vloeroppervlak van tenminste tweemaal de schofthoogte van het paard in het kwadraat. De stal dient in ieder geval zo groot te zijn dat een pony of paard zich rondom ruim kan bewegen, op een normale manier in de stal kan liggen zonder bekneld te raken en gemakkelijk weer kan opstaan. Deze norm is opgesteld met de gedachte dat het paard voldoende ruimte moet hebben om te bewegen. Het voorgaande betekent dan ook niet dat voor elk paard een stal met een verschillende staloppervlakte dient te worden gerealiseerd, mits het paard voldoende ruimte heeft om zich te bewegen. Dit betekent ook dat de lengte en de breedte van de stal in redelijke 13

verhouding tot elkaar dienen te staan. De afmeting van de stal is ook mede afhankelijk van het aantal uren dat een paard zich op stal bevindt. De KNHS wijst bijvoorbeeld stalling in stands dan ook niet af, mits paarden daarnaast ook voldoende vrije beweging krijgen. 3.2.2 Bodembedekking Er zijn verschillende soorten bodembedekking voor boxen die allemaal hun voor- en nadelen hebben. Naast het feit, dat een stal(bodem) zo min mogelijk stof, ammoniak en vocht dient te bevatten, is (afhankelijk van het individuele paard) ook de eetbaarheid van het strooisel van belang. Daarnaast is er natuurlijk nog het kostenaspect en de manier van afvoeren. De afgelopen jaren is er dan ook veel onderzoek gedaan naar de verschillende soorten bodembedekking. Het is derhalve de verantwoordelijkheid van de houder van het paard om een keuze te maken uit de verschillende mogelijkheden. De KNHS is van oordeel dat een paard in de gelegenheid dient te zijn om altijd vrij te kunnen beschikken over een droge ligplaats, zowel in de stal als in de wei. 3.2.3 Voorzieningen die het voor de dieren mogelijk maken om soorteigen gedrag te ontplooien Een paard dient per dag voldoende (vrij) te kunnen bewegen. Dit bij voorkeur in een wei. Echter, er kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat het in de wei zetten van paarden ook een kans op blessures met zich meebrengt. Derhalve dient eventueel op een andere wijze aan deze behoefte te worden voldaan, bijvoorbeeld door het paard vrij te laten lopen in een (binnen)bak. Indien het voorgaande niet mogelijk is, dan is een (goed) alternatief om een paard gedurende een bepaalde periode aan de hand te laten weiden. Het hebben van sociaal contact is noodzakelijk. Daarbij dient te worden opgemerkt dat groepshuisvesting niet de enige methode is om dit te bereiken. Ook binnen de andere huisvestingsvormen, bijvoorbeeld individuele stalling, kan aan deze behoefte worden voldaan, bijvoorbeeld indien paarden elkaar kunnen zien en/of aanraken. Er is wetenschappelijk onderzocht en aangetoond dat groepshuisvesting een positieve bijdrage kan leveren aan de mogelijkheid om natuurlijk gedrag te vertonen. Deze vorm van huisvesting is met name geschikt voor jonge paarden en - zeker vanwege het risico op verwondingen - minder geschikt voor sportpaarden, mede omdat deze vaak op hoefijzers staan en elkaar kunnen verwonden. 3.2.4 De verlichting en luchtverversing Het is van groot belang om - in het kader van het welzijn van het paard - zorg te dragen voor een goede ventilatie. Slechte ventilatie kan gezondheidsproblemen veroorzaken. Door middel van natuurlijke of mechanische ventilatie is een goed stalklimaat relatief eenvoudig te bereiken. Voor de gezondheid van het paard is het aan te raden om het stalklimaat fris - ongeveer tussen de vijf en zeventien graden Celsius - te houden. Het voorgaande betekent overigens niet dat de KNHS van oordeel is dat in elke stal van additionele koeling dient te worden voorzien. Daarnaast 14

is de aanwezigheid van voldoende (dag)licht minstens even belangrijk. De gewenste hoeveelheid en sterkte van licht is van invloed op de fertiliteit, de verharing, de gemoedstoestand en de algehele gesteldheid van het paard. 3.2.5 De aanwezigheid en de aard van afrasteringen De omheining, waarbinnen paarden worden gehouden, dient vooral veilig en passend bij het paard te zijn. Dit betekent in de praktijk dat de omheining van materiaal dient te zijn gemaakt waaraan paarden zich niet - of zo min mogelijk - kunnen beschadigen. Het voorgaande betekent bijvoorbeeld dat een afrastering in beginsel niet mag zijn gemaakt van prikkeldraad. Ook gaas met grote mazen is niet geschikt als afrastering, omdat het gevaar bestaat dat het paard erin vast komt te zitten. Tenslotte dient de omheining voldoende hoog en stevig te zijn zodat de mogelijkheid van ontsnapping zoveel mogelijk wordt beperkt. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat het voorgaande niet betekent dat - indien de omheining gemaakt is van minder geschikt materiaal - het dan maar helemaal niet buitenzetten van het paard de voorkeur verdient. Het is aan de eigenaar of houder om - indien dit het geval is - een goede en verantwoorde afweging te maken. Overigens is de KNHS van oordeel dat deze normen niet alleen voor omheining van een wei moeten gelden, maar ook voor de afzetting van ruiterroutes. Dit ligt echter op het terrein van de overheid. 3.2.6 Schuilstal Er bestaat nog steeds discussie over de vraag of een schuilstal al dan niet noodzakelijk is. De ervaring leert dat een paard van nature uitstekend gewapend is tegen slecht weer. Slechts omwille van een (droge) ligplaats of vanwege bescherming tegen de zon zoeken paarden kortstondig beschutting. Uit onderzoek 2 is bovendien gebleken dat paarden, zelfs bij nat, koud en winderig weer het liefst buiten blijven en niet binnen op stal. Deze drang wordt nog versterkt als er buiten andere paarden aanwezig zijn. In de zomerperiode kan een schuilstal worden gebruikt om - met name indien weinig of geen bomen of struikgewas aanwezig zijn - bescherming te bieden tegen de zon. 3.2.7 Insecten en parasieten Paarden kunnen hinder ondervinden van insecten. Dit kan de gezondheid en daarmede ook het welzijn van een paard nadelig beïnvloeden. De KNHS is dan ook van oordeel dat een eigenaar de verantwoordelijkheid draagt om zijn of haar paard(en) zoveel mogelijk te beschermen tegen insecten. Daarbij kan worden gedacht aan het gebruik van vliegwerende middelen, het op een andere tijd in de wei zetten van het paard of het gebruik van een vliegendeken. Wellicht ten overvloede dient te worden opgemerkt dat het ene paard meer last van insecten ondervindt dan 2 Houden van dieren, Beleidsvoornemen dierenwelzijn van het Ministerie van LNV van oktober 2001. 15

het andere. Daarnaast dienen paarden regelmatig worden ontwormd. Elk paard heeft wormen. Bij een geringe besmetting leidt dit bijna nooit tot problemen. Bij een zware besmetting wordt de conditie en de gezondheid van het paard aangetast. De houder van paarden moet in overleg met zijn dierenarts een passende keuze voor de bestrijding van worminfecties maken. 3.2.8 Voeding Voor het welzijn van een paard is een goede voeding van grote betekenis. Onder de Nederlandse omstandigheden is overmatige voeding een groter gevaar dan ondervoeding. Veel paarden zijn (veel) te dik. Onder goede voeding voor een paard moet in ieder geval worden verstaan een rantsoen met voldoende goede kwaliteit ruwvoer. Het paard heeft een grote ruwvoerbehoefte en is onder natuurlijke omstandigheden 16-18 uur per dag bezig zijn rantsoen bij elkaar te scharrelen. Dit knabbelen is essentieel voor zijn welbevinden en heeft een positief effect op het voorkomen van stalondeugden. Het toepassen van stro als bodembedekking verdient dan ook altijd de voorkeur, tenzij dit om andere redenen, zoals stofallergie of gevoeligheid voor verstoppingen, niet mogelijk is. Daarnaast dient een goede kwaliteit hooi of kuilvoer verstrekt te worden (tenminste 4-6 kg droge stof voor een paard, dat 500 kg weegt). Onder goede kwaliteit wordt onder meer verstaan vrij van overmatig stof en schimmels en vrij van giftige planten (bijvoorbeeld Jacobskruiskruid). De overheid kan geen verantwoordelijkheid dragen voor de verspreiding van het Jacobskruiskruid en de daardoor veroorzaakte ziekte bij dieren. De Minister van LNV heeft daarbij gewezen op de verantwoordelijkheid van grond- en diereneigenaren. De KNHS is echter enerzijds van oordeel dat het wel degelijk een taak is van de overheid om de verspreiding van het Jacobskruiskruid beheersbaar te houden en ter zake te handhaven. Dit bijvoorbeeld door ervoor zorg te dragen deze plant niet meer (structureel) in de bij de in de overheid in beheer zijnde gronden, waaronder bermen wordt ingezaaid. Anderzijds is de KNHS van oordeel dat zij een taak heeft om zorg te dragen voor een goede voorlichting aan haar leden. Bij een wat mindere kwaliteit of wat ouder ruwvoer, is het bijvoeren met een beperkte hoeveelheid goede kwaliteit krachtvoer (1-2 kg voor een 500 kg-paard) noodzakelijk om te zorgen dat de vitamine- en mineralenvoorziening voldoende is. Een paard in training zal een grotere energiebehoefte hebben en dus meer krachtvoer nodig hebben, maar dit mag niet ten koste gaan van een voldoende aanbod van ruwvoer, omdat dit laatste van essentieel belang is voor het welzijn van het paard. Daarbij dient de hoeveelheid en het soort voer in verhouding te staan tot de behoefte die het paard nodig heeft voor het leveren van de gevraagde arbeid of prestatie. 3.2.9 Cosmetische verzorging Voor het gebruik in de sport is het gebruikelijk het paard te toiletteren. In beginsel komt deze extra verzorging en aandacht het paard ten goede. Echter, sommige handelingen kunnen - al dan niet veroorzaakt door een gebrek aan kennis en ervaring - van invloed zijn op het welzijn van het paard. De KNHS is van oordeel dat (de afwezigheid van) cosmetische verzorging niet ten 16

koste mag gaan van het welzijn van het paard. Het afscheren van tastharen op de neus of rond de ogen, het uitscheren van de oren en het scheren van de vetlok zijn voorbeelden van cosmetische verzorging. Er bestaat binnen de paardensport discussie over de vraag of deze vormen van verzorging mogelijk positieve of negatieve effecten hebben op het welzijn. Zo vormen de tastharen ( tactile hairs, whiskers ) rond de mond en de ogen enerzijds voor het paard een hulpmiddel om stoten en verwonden te voorkomen. Anderzijds wordt ook gesteld dat een paard hinder van de tastharen kan ondervinden, bijvoorbeeld wanneer deze (verstrengeld) zitten onder het hoofdstel. Aangezien hier relatief weinig onderzoek naar is gedaan, dient - alvorens de KNHS hier een standpunt over kan innemen - de effecten van het verwijderen van tastharen eerst te worden onderzocht. De KNHS is van oordeel dat de haren aan de binnenzijde van de oorschelp niet moeten worden afgeschoren, omdat deze de uitwendige gehoorgang beschermen. Het is echter geen probleem als overmatig uitstekende haren worden afgeknipt. Scheren is voor veel paarden, die ook het in winterseizoen actief bewegen, noodzakelijk omdat zij anders veel te lang bezweet blijven. Het is echter van belang het scheerpatroon zorgvuldig te kiezen. Zo zullen sportpaarden vaak helemaal geschoren worden, maar is het verstandig bij paarden die veel in het terrein lopen de (onder)benen en eventueel het hoofd niet te scheren. Ook moet tevoren goed overdacht worden of de haren onder het zadel wel of niet geschoren moeten worden. Sommige paarden zijn na scheren veel gevoeliger voor het ontstaan van drukkingen. Bij zulke dieren is het verstandiger de zadelplaats niet mee te scheren. Het puntje van de vetlok dient, met name bij paarden die ook veelvuldig buiten lopen, niet te worden afgeschoren om ervoor zorg te dragen dat het regenwater goed kan aflopen en de kootholte voldoende wordt beschermd. Verondersteld wordt dat niet alle sportbeoefenaars beschikken over voldoende kennis en ervaring. Instructeurs zijn van essentieel belang om hun kennis en kunde over een goede en verantwoorde cosmetische verzorging over te dragen. Derhalve is dit onderwerp sinds drie jaren opgenomen in de lesstof van de instructeursopleidingen. 17

4 Het gebruik van paarden - algemeen 4.1 Inleiding Een van de kernpunten van de paardensport is, dat prestaties worden gevraagd van het paard. Hiermee is zoals ook de minister van LNV aangeeft niets mis. Het paard is immers een bewegingsdier. Bovendien kan verantwoorde beweging de mentale en fysieke gesteldheid van het paard optimaliseren. In het algemeen kan worden gesteld dat verantwoorde kracht en conditionele training van belang zijn om prestaties te verbeteren en blessures te voorkomen. Daarbij is het van groot belang dat de paardensporter voldoende kennis op een verantwoorde manier met het dier en de sport kan omgaan. In dit hoofdstuk zullen derhalve de volgende onderwerpen worden besproken: - Bevordering van kennis binnen de paardensport; - Adviezen bij de aankoop van een paard; - Couperen van staarten; - Fysieke gesteldheid van de ruiter; - Het gebruik van ongeoorloofde middelen; - Paarden in het verkeer; - Transport; - Voorlichting, bewustwording en kennisoverdracht. 4.2 Bevordering van kennis binnen de paardensport In het algemeen kan worden vastgesteld dat personen die, op welke wijze dan ook, de paardensport beoefenen dienen te beschikken over basiskennis betreffende het paard. Als een paard moet worden gereden, is kennis van trainingsleer bijvoorbeeld een vereiste. Middelen die absoluut paardonvriendelijk zijn, beginnen doorgaans waar de kennis en kunde ophouden. In een aantal gevallen worden problemen bijvoorbeeld niet door de onvolkomenheden en tekortkomingen van het paard maar door die van de paardensporter veroorzaakt. Gewerkt moet worden aan de verantwoordelijkheid van de individuele beoefenaar. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het voorgaande niet alleen geldt voor de paardensporter in wedstrijdverband maar ook voor diegene die de paardensport op een recreatieve wijze beoefent. Ook voor het maken van een buitenrit is het noodzakelijk om over basiskennis te beschikken, bijvoorbeeld op het gebied van kreupelheid, belasting van het paard, harnachement en (verantwoorde) opbouw van een rit. Wel moet een onderscheid worden gemaakt tussen het kennisniveau in de recreatiesport en de breedtesport en in de topsport. Topsporters zijn professioneel met hun sport bezig. Hun kennisniveau is in veel gevallen, mede door alle begeleiding, hoger dan het kennisniveau van de gemiddelde breedtesporter. Topsporters staan open voor verbeteringen in training en voeding, die het prestatieniveau kunnen verbeteren. Echter, de belangen in de topsport zijn ook veel groter. Door middel van humane en veterinaire controles op het gebruik van ongeoorloofde middelen en de inzet van dierenartsen en officials worden excessen voorkomen en bestreden. 18

De kennis van zaken rond trainingsmethoden groeit, maar dient meer aandacht te krijgen. De begeleiding tijdens topevenementen (zoals Europese en Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen) wordt steeds verder geperfectioneerd en de controles geïntensiveerd omdat juist hier heel veel van het paard en de paardensporter wordt gevergd. De KNHS stelt vast dat niet iedere (actieve) paardensporter in Nederland beschikt over de benodigde fundamentele kennis op het gebied van paarden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het onwenselijk is dat het paard wordt gehumaniseerd. Een paard heeft nu eenmaal andere behoeften dan mensen en moet niet worden behandeld als een knuffeldier of mens. De KNHS is van oordeel dat een ieder die actief de paardensport beoefent over voldoende basiskennis dient te beschikken. De KNHS onderzoekt op welke wijze een systeem in de sport kan worden geïmplementeerd, waardoor de minimale kennis ten aanzien van de wijze van gebruik van het paard gewaarborgd wordt en waardoor de veiligheid van de paardensport en het welzijn van de paarden kunnen worden verbeterd. 4.3 Adviezen bij de aankoop van een paard Geconstateerd dient te worden dat niet alleen de paardensporter is veranderd maar het paard zelf ook een verandering heeft ondergaan in vergelijking tot enkele decennia geleden. Het is van groot belang om alvorens tot de aankoop van een pony of paard over te gaan eerst te bedenken voor welk doel het dier (voor recreatieve doeleinden of ten behoeve van de wedstrijdsport) wordt aangeschaft. De KNHS heeft een lijst met adviezen ontwikkeld, die als hulpmiddel bij de aanschaf van een paard kan worden gebruikt. On- en minder ervaren eigenaren doen er verstandig aan om zich bij de aankoop van een nieuw paard te laten bijstaan door een gediplomeerd instructeur en/of hun dierenarts. De KNHS zal een lijst met door haar opgeleide instructeurs toegankelijk maken voor de leden zodat een onafhankelijk advies eenvoudiger kan worden verkregen. De Groep Geneeskunde van het Paard heeft een lijst van Keuringsdierenartsen. 4.4 Couperen van staarten De Minister van LNV heeft in de Nota Dierenwelzijn de sector gevraagd haar verantwoordelijkheid te nemen en het couperen van paardenstaarten te beëindigen. De KNHS zal ervoor zorgdragen dat paarden, welke na 2004 zijn geboren en waarvan de staart is gecoupeerd, niet meer worden toegelaten in de wedstrijdsport tenzij er voor deze ingreep een diergeneeskundige noodzaak bestond. 4.5 Fysieke gesteldheid van de ruiter Overgewicht is een wereldwijd probleem. Ook in Nederland groeit het aantal mensen met overgewicht onrustbarend snel. Bijna de helft van de Nederlanders (twee keer zo veel als 25 jaar geleden) is te zwaar volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en dat aantal groeit nog steeds. Ook de KNHS erkent dat er sprake is van een maatschappelijk probleem, wat ook zijn uitwerking kan hebben in de paardensport. Er is echter nog niet wetenschappelijk aangetoond dat overgewicht (sec) invloed heeft op het welzijn van het paard. Wel is 19

in zijn algemeenheid aanvaard dat de grootte van het paard in verhouding moet staat tot de grootte en het gewicht van de berijder. De KNHS is wel van oordeel dat een beoefenaar van de paardensport in beginsel dient te beschikken over een basisconditie. Het begrip lichamelijke fitheid is een algemeen begrip en kan worden onderverdeeld in de volgende 5 onderdelen, te weten: uithoudingsvermogen, kracht, (reactie)snelheid, coördinatie en lenigheid. Met name in de hogere wedstrijdklassen, maar ook in diverse uithoudingsproeven wordt veel van de fysieke gesteldheid van de paarden geëist. In strijd hiermee is het accepteren van een remmende en dus welzijnsonvriendelijke factor voor het paard, in casu een slechte lichamelijke conditie van de ruiter/menner. Er bestaat een relatie tussen het welzijn van het paard en de conditie van de sportbeoefenaar. Gebrek aan coördinatie, flexibiliteit en meegaandheid van de ruiter (of een te groot gewicht ten opzichte van het paard) tijdens het gebruik van het paard kan tot ongewenste situaties leiden. Wanneer een ruiter bijvoorbeeld niet in staat is behoorlijk mee te gaan in een sprong, kan dat een klap in de rug van het paard tot gevolg hebben. Een oplossing dient te worden gezocht in het geven van waarschuwingen, en bij herhaling in het opleggen van een startverbod totdat is aangetoond dat het probleem is verholpen. De KNHS neemt dit op in haar opleidingen van instructeurs en officials. 4.6 Het gebruik van ongeoorloofde middelen De controle op ongeoorloofde middelen is een onderdeel van het welzijnsbeleid van de KNHS, met als doel de paardensport zuiver te houden, het welzijn van de paarden die worden uitgebracht op KNHS-wedstrijden te waarborgen en eerlijke concurrentie te bevorderen. Tijdens alle wedstrijden van de KNHS kunnen paarden op ongeoorloofde middelen worden gecontroleerd. Dit betekent dat iedere deelnemer aan een wedstrijd, ongeacht discipline of niveau, hiermee te maken kan krijgen. Natuurlijk moet wel een onderscheid worden gemaakt tussen humane doping en veterinaire doping. Humane doping wordt in het kader van deze nota echter niet behandeld. De lijst met ongeoorloofde middelen is in de paardensport vastgelegd in het Reglement Ongeoorloofde Middelen voor het Paard. De controle op ongeoorloofde middelen is een onderdeel van het welzijnsbeleid van de KNHS. De KNHS conformeert zich wat dit betreft aan de FEI, die een lijst met ongeoorloofde middelen heeft samengesteld en bijhoudt. De ongeoorloofde middelen zijn verdeeld in drie groepen, te weten: 1. Doping Hieronder vallen alle stoffen die het prestatievermogen van een paard kunnen beïnvloeden; maskerende stoffen; stoffen zonder algemeen erkende medicinale werking; stoffen die gewoon- 20

lijk worden voorgeschreven voor gebruik bij mensen, dan wel bij andere diersoorten dan het paard, en stoffen die het lichaam of delen daarvan over- of ongevoelig kunnen maken. 2. Medicatie Klasse A Hieronder van alle stoffen die het prestatievermogen van een paard mogelijk kunnen beïnvloeden (zoals pijnstillers, sedativa en stoffen die fysiologische of gedragsmatige effecten hebben). 3. Medicatie Klasse B Hieronder vallen alle stoffen die een beperkt prestatieverhogend effect kunnen hebben en/of stoffen waaraan het paard ongewild is blootgesteld, inclusief verontreinigingen afkomstig uit het rantsoen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de stoffen in de categorieën 2 en 3 doorgaans door het Bureau Diergeneesmiddelen van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen zijn goedgekeurd. Paarden, die een dergelijk middel toegediend hebben gekregen, mogen alleen tijdelijk niet worden uitgebracht op KNHS-wedstrijden. Voor de KNHS is het evident dat een goede veterinaire verzorging in het kader van het welzijn van het paard voorop staat. Wanneer sprake is van een definitieve positieve uitslag van een controle op ongeoorloofde middelen wordt door de KNHS opgave gedaan bij de Aanklager van de KNHS, die aangifte doet bij het KNHS Tuchtcollege. De controle op ongeoorloofde middelen is een significant onderdeel van het actieve welzijnsbeleid van de KNHS. Bij overtreding van het reglement wordt daarom niet voor een schikking of administratieve afhandeling gekozen, maar volgt altijd een tuchtrechtelijke procedure met in de meeste gevallen een mondelinge behandeling door een tuchtrechtelijk college. Op dit moment is het echter alleen mogelijk om aan de deelnemer een straf op te leggen. De KNHS neemt maatregelen om - in het kader van het welzijn van het paard en om de sport zuiver te houden - ook het paard gedurende een nader te noemen periode uit te sluiten van wedstrijden. Doelstelling is om het paard, nadat een positieve uitslag is verkregen, het paard evenals de deelnemer per direct voor een periode uit te sluiten van het deelnemen aan KNHSwedstrijden. Niet precies is vast te stellen op welke schaal er in Nederland ongeoorloofde middelen bij paarden worden gebruikt. Er wordt gemiddeld tweehonderd keer per jaar op het gebruik van ongeoorloofde middelen gecontroleerd, waarvan een klein percentage positief wordt bevonden. Daarbij is er met name sprake van een overtreding van categorie 2 of 3. Geconstateerd moet worden dat het Reglement Ongeoorloofde Middelen voor het Paard in de praktijk goed functioneert. De KNHS is echter van oordeel dat - ten behoeve van een adequate uitvoering van het beleid - het aantal controles dient te worden geïntensiveerd. Uit de wetsgeschiedenis van de Gwwd blijkt dat het de bedoeling van de wetgever was om de wedstrijden zo eerlijk mogelijk te laten verlopen. Gelet op deze doelstelling en gegeven het feit dat de overheid ook dopingcontroles in andere sectoren subsidieert, zou het wenselijk zijn als de overheid ook in de paardensport 21

bijdraagt in de kosten die deze verhoging van het aantal controles met zich meebrengt. Wellicht ten overvloede dient te worden opgemerkt dat de KNHS alleen bevoegd is om controles uit te voeren op officiële KNHS-wedstrijden. Dit geldt ook voor de controle op de naleving van het wedstrijdreglement. Door de KNHS kan geen toezicht worden gehouden op en dus ook geen verantwoordelijkheid worden aanvaard voor de zogenaamde wilde wedstrijden. Dit geldt overigens evenzo voor de veiligheidsaspecten op deze wedstrijden. De gemeenten dienen door de overheid erop te worden geattendeerd dit aspect bij een eventuele vergunningsaanvraag in de beoordeling te betrekken en zo mogelijk wilde wedstrijden te verbieden. 4.7 Paarden in het verkeer Ruiters en koetsiers, die zich op de openbare weg begeven, dienen zich te houden aan de geldende (verkeers)regels. Volgens artikel 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) zijn ruiters en koetsiers bestuurders, net als bijvoorbeeld automobilisten, fietsers en vrachtwagenchauffeurs. Dit betekent dat zij gebruik moeten maken van de openbare weg en dezelfde rechten en plichten hebben als alle andere bestuurders. Ingevolge artikel 8 van het RVV 1990 behoren ruiters gebruik te maken van het ruiterpad. Zij gebruiken de berm of de rijbaan indien een ruiterpad ontbreekt. Veel ruiterpaden zijn niet gelegen langs de openbare weg. Dit houdt automatisch in dat wanneer de berm ontbreekt, de ruiter zich op de rijbaan moet begeven. In de praktijk kan dit gevaarlijke situaties opleveren. De afgelopen jaren is echter door de KNHS erin geïnvesteerd de overige weggebruikers te informeren over de wijze waarop zij met paarden in het verkeer om dienen te gaan. Zo is de KNHS in 2005 gestart met de verkeerscampagne Weet wat je doet als je een paard ontmoet. Met deze campagne heeft de KNHS alle weggebruikers bewust willen maken van het gedrag van paarden in het verkeer en heeft tips gegeven hoe te reageren als ze een paard tegenkomen op de openbare weg. Daarnaast heeft de KNHS in samenwerking met Veilig Verkeer Nederland een brochure ontwikkeld over paarden in het verkeer. In de brochure staat kort uitgelegd waarom andere weggebruikers rekening moeten houden met paarden en hoe ze dat kunnen doen. Echter, de KNHS is van oordeel dat het - om de veiligheid van de verkeersdeelnemers te vergroten - wenselijk zou zijn dat de ruiter en zijn paard en mogelijkerwijs ook de koetsier en zijn aanspanning waar mogelijk gebruik mogen maken van de fietspaden en/of voetpaden 3. Het bovenstaande houdt niet persé in dat de ruiter een status aparte in het verkeer moet krijgen. De veiligheid wordt voldoende gegarandeerd wanneer de ruiter zich mag begeven op paden waarvan het weggebruik nu exclusief is voorbehouden aan voetgangers en fietsers. 3 Hier kan een vergelijking worden gemaakt met het verkeersrecht in België. Daar mogen voetgangers, fietsers en ruiters op bepaalde wegen de ganse breedte van de weg gebruiken zolang ze het overige verkeer niet nodeloos belemmeren. Tevens zijn bepaalde wegen voorbehouden aan voetgangers, fietsers en ruiters. 22