Een bureau-onderzoek voor de faunapassage en een fietspad langs de N212 te Wilnis, gemeente De Ronde Venen (U) -Rapporten M. Verboom-Jansen ARC-Rapporten 2012-77 Geldermalsen 2012 ISSN 1574-6887
Colofon Een bureau-onderzoek voor de faunapassage en een fietspad langs de N212 te Wilnis, gemeente De Ronde Venen (U) ARC-Rapporten 2012-77 ARC-Projectcode 2012/055 Beheer en plaats van documentatie Archaeological Research & Consultancy Tekst M.Verboom-Jansen Afbeeldingen M.Verboom-Jansen Redactie H. Buitenhuis Versie 2.1 definitief, 19 juli 2012 Autorisatie A.J. Wullink Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2012 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2012-77 ARC bv Inhoud 1 Inleiding 4 1.1 Aanleiding tot het onderzoek.................... 4 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied......... 4 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden............ 4 1.4 Doel van het bureau-onderzoek................... 5 1.5 Werkwijze bureau-onderzoek.................... 5 2 Resultaten bureau-onderzoek 6 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden............. 6 2.2 Bekende archeologische waarden.................. 7 2.3 Historische situatie en bouwhistorische waarden.......... 7 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel......... 8 3 Conclusies en aanbevelingen 9 Bijlagen 23 1
Rapport 2012-77 ARC bv Projectgegevens Projectnaam N212 Projectcode 2012/055 Type onderzoek Bureau-onderzoek CIS-code 51.759 Projectleider M. Verboom Jansen MSc Contact 0345 620107, m.verboom@arcbv.nl Opdrachtgever BWZ Ingenieurs, dhr. M. de Haan Contact 06 23205536, m.dehaan@bwz-ingenieurs.nl Bevoegde overheid Gemeente De Ronde Venen, dhr. B. Willemsen Contact 0297 291616 Toetsing Omgevingsdienst regio Utrecht, dhr. P.C. de Boer Contact 030 7540562, p.deboer@odru.nl Locatiegegevens Toponiem N212 Plaats Wilnis Gemeente De Ronde Venen Provincie Utrecht Kaartblad 31E Centrum-coördinaten 121.912/464.995 Oppervlakte ca. 6,6 ha Beschrijving onderzoekslocatie Aardwetenschappelijke waarden Archeologische waarden Historische waarden Verwachting Resultaten Formatie van Nieuwkoop op Formatie van Echteld; Stroomgordel van Spengen; ontgonnen veenvlakte; weideveengronden op (meestal niet-gerijpte) zavel of klei, beginnend ondieper dan 120 cm (pvk-ii) en koopveengronden op bosveen of eutroof broekveen (ohvb-ii). Geen waarden op en in de omgeving van de locatie. In 1832 in gebruik als weiland. In 1900 bebouwing in het zuiden aanwezig. Lage verwachting voor het Neolithicum. Middelhoge verwachting voor periode Bronstijd Vroege Middeleeuwen door ligging op stroomgordel van Spengen. Rest van de locatie lage verwachting voor deze periode. De weg in het westen heeft een hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd. Diepteligging stroomgordel onbekend, bodem bij faunapassage reeds verstoord, geen vervolgonderzoek aanbevolen. 2
467 466 Wilnis 465 120 121 122 123 464 Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving, voorzien van RD-coördinaten. De kaart is noordelijk gericht. Bron: Topografische Dienst Nederland.
Rapport 2012-77 ARC bv 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek In opdracht van BWZ Ingenieurs heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een bureau-onderzoek uitgevoerd langs de N212 te Wilnis, in de buurt van de Kievitsweg. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de realisering van een faunapassage. Dit vindt plaats in het kader van het project Bovenlanden ; onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg 1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het bureau-onderzoek is uitgevoerd door M. Verboom-Jansen MSc. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2). 2 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied van Wilnis, langs de N212 (afb. 1). De locatie wordt van west naar oost doorsneden door de Kievitsweg. In het westen van de locatie ligt de Wilnisse Zuwe. De locatie is grotendeels in gebruik als weiland. Verder zijn er een wetering met wat sloten, een paar gebouwen, wegen en bomen aanwezig (afb. 2). Onder de N212 is reeds een duiker aanwezig die de Veld Wetering westelijk en oostelijk van de N212 met elkaar verbindt. De onderzoekslocatie beslaat ongeveer 6,6 ha. De maaiveldhoogte varieert van ca. 1,5 tot 1,8 m NAP (afb. 3). De N212 in het oosten van de locatie ligt rond de 1 m +NAP. 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden Er zal een aantal maatregelen worden genomen op de onderzoekslocatie (persoonlijke communicatie dhr. M. de Haan, BWZ Ingenieurs): Ten eerste zal een faunapassage worden aangelegd (afb. 4). De bestaande huidige duiker wordt vervangen door een nieuwe duiker. De huidige duiker is 3,5 m breed en de nieuwe duiker zal ca. 7 m breed worden. De duiker is ca. 30 m lang. De nieuwe duiker fungeert als waterafvoer en als faunapassage. Voor de nieuwe duiker worden ook extra heipalen geslagen. De diepte hiervan is nog niet bekend. De duiker krijgt gedeeltelijk een nat en gedeeltelijk een droog profiel. Voor de duiker wordt de bodem, ten opzichte van het wegdek, ca. 3,8 m mv ontgraven (afb. 5). Ten opzichte van het maaiveld van de ernaast gelegen polder zal dit ca. 2,2 m mv zijn. Voor de bouw van de duiker zal de Veldwetering aan beiden zijden 1 In werking getreden op 1 september 2007. 2 De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl. 4
Rapport 2012-77 ARC bv van de duiker gebaggerd worden. De exacte diepte van het baggeren is nog niet bekend, waarschijnlijk zal dit 1,5 tot 2 m beneden het waterpeil zijn. Ten tweede zal een nieuw fietspad worden aangelegd en het bestaande fietspad (de Kievitsweg) zal worden verwijderd. Bij het verwijderen van de Kievitsweg wordt ook de opgebrachte grond onder de Kievitsweg verwijderd. Voor het nieuwe fietspad wordt de bodem waarschijnlijk tot 20 à 30 cm mv ontgraven, mogelijk tot 50 cm mv. Dit is nog niet precies bekend. Een gedeelte van het nieuwe fietspad komt parallel aan de N212 te liggen. De bestaande gebouwen in het zuiden van de onderzoekslocatie blijven gehandhaafd. 1.4 Doel van het bureau-onderzoek Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potentiële aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden. 1.5 Werkwijze bureau-onderzoek Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en geïntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potentiële gebruiksmogelijkheden van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruik gemaakt van Archis2, de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Naast deze informatie wordt, als deze voorhanden zijn, ook gebruik gemaakt van provinciale en gemeentelijke beleids- en verwachtingskaarten. Voor onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van de archeologische waarden- en beleidskaart van de gemeente De Ronde Venen (Kloosterman et al. 2010, Kloosterman 2011) De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand historisch-topografisch kaartmateriaal en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting beïnvloeden. 5
Rapport 2012-77 ARC bv 2 Resultaten bureau-onderzoek 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden De onderzoekslocatie ligt in het westelijk veengebied. De ontwikkeling van het westelijke veengebied hangt nauw samen met de Holocene zeespiegelstijging. In de eerste helft van het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden) ontstaat een kustmoeras, waarin veengroei plaatsvindt. Dit veen vormt de Basisveenlaag binnen de Formatie van Nieuwkoop. Door de steeds verder stijgende zeespiegel wordt een waddengebied gevormd dat rond 3850 v. Chr. haar grootste uitbreiding kent. Deze wadafzettingen worden binnen de Formatie van Naaldwijk tot het Laagpakket van Wormer gerekend. Na 3850 v. Chr. verzoet het waddenmilieu en vindt op grote schaal veengroei plaats. Dit veen wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop. Op de onderzoekslocatie was al vanaf 5500 v. Chr. veen aanwezig (Vos et al. 2011). Het veengebied wordt doorsneden door enkele veenriviertjes zoals de Amstel en Kromme Mijdrecht. Doordat deze veenrivieren alleen het veengebied ontwateren, wordt er weinig sediment getransporteerd. Hierdoor vindt er weinig tot geen sedimentatie plaats langs deze veenrivieren en worden er geen duidelijke oeverwallen gevormd (De Mulder et al. 2003, Berendsen 2004). In het centrale gedeelte van de onderzoekslocatie is de stroomgordel van Spengen aanwezig. Deze was actief van 2650 tot 2300 14 C jaar BP 3 (Berendsen & Stouthamer 2001). Ter plaatse van de stroomgordel is een verhoging in het maaiveld zichtbaar (afb. 3). Vanaf ca. 1100 n. Chr. is het veengebied ontgonnen en vanaf de 16e eeuw zijn grote delen van het veen afgegraven en gebaggerd ten bate van de turfwinning. Hierdoor zijn plassen ontstaan, die al dan niet zijn ingepolderd (Kloosterman et al. 2010). Volgens de geomorfologische kaart ligt de onderzoekslocatie in een ontgonnen veenvlakte, met of zonder klei/zand (1M46; afb. 6). Noordwestelijk van de onderzoekslocatie is een getij-inversierug (3K33) en een veenrestglooiing (3H14) aanwezig. Deze laatste twee eenheden liggen in een droogmakerij. Volgens de bodemkaart zijn in het zuiden van de onderzoekslocatie weideveengronden op (meestal niet-gerijpte) zavel of klei, beginnend ondieper dan 120 cm (pvk-ii ;afb. 7) aanwezig. Weideveengronden zijn veengronden met een kleidek van minimaal 15 cm dik, waarin zich een minerale eerdlaag heeft ontwikkeld. Het moerige materiaal begint binnen 40 cm mv (De Bakker & Schelling 1989). De zavel of klei, die binnen 120 cm mv begint, is de Stroomgordel van Spengen. Volgens een boring van TNO 4 binnen het plangebied, begint de klei echter pas op 2,7 m mv. In het noorden van de onderzoekslocatie zijn koopveengronden op bosveen of eutroof broekveen (ohvb-ii) aanwezig. Koopveengronden zijn veengronden met een 15 tot 50 cm dikke kleiige, moerige eerdlaag. Een grondwatertrap van II betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand ondieper dan 40 cm mv ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 50 en 80 cm mv ligt (STIBOKA 1970). 3 BP: before present, 14 C jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen. 4 Bron: boring B31E0541; www.dinoloket.nl. 6
Rapport 2012-77 ARC bv 2.2 Bekende archeologische waarden Binnen een straal van 500 m van de onderzoekslocatie zijn geen archeologische monumenten en waarnemingen aanwezig (afb. 8). Direct ten westen van de onderzoekslocatie heeft een bureau-booronderzoek plaatsgevonden (onderzoeksmeldingsnr. 31.030). Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat de oeverwal van de stroomgordel van Spengen beperkt in omvang en slecht ontwikkeld is. De top van de stroomgordel ligt grotendeels dieper dan de geplande ingreep, daarom is geen vervolgonderzoek geadviseerd. 2.3 Historische situatie en bouwhistorische waarden Het onderzoeksgebied ligt in het Utrechts-Hollandse veengebied. Dit veengebied is vanaf de 10e eeuw ontgonnen. Deze ontginning is door de landsheren (de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht) geïnitieerd door land uit te geven volgens vaste kavels, de zogenaamde cope; percelen van 100 m breed en 1250 m lang. Het plangebied betreft een restontginning (zogenaamd blokland ). Het veengebied is in eerste instantie ontgonnen vanuit bestaande afwateringskanalen, rivieren en veenstromen. Dit zijn de zogenaamde primaire ontginningsassen. Het plangebied zal onderdeel hebben uitgemaakt van een secundaire ontginningsas. Door het graven van sloten is het veen ontwaterd, zodat akkerbouw kan plaatsvinden. Door de ontwatering en oxidatie van het veen daalt langzaam maar zeker het landoppervlak, waardoor akkerbouw niet meer mogelijk is en overgeschakeld is op weidegrond. Rond 1200 is het gebied geheel verkaveld, alhoewel toen nog niet alle land in cultuur gebracht was. Vanaf de 16e eeuw wordt het veen op grote schaal afgegraven voor de winning van turf (Kloosterman et al. 2010). Het veen op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie is niet afgegraven. Hierdoor is hier het verkavelingspatroon van lange, smalle kavels nog steeds te herkennen. Op de kadastrale minuut van 1811 1832 is te zien dat de onderzoekslocatie toen onbebouwd en in gebruik als weiland was. 5 In 1900 is de locatie nog steeds grotendeels weiland, maar in het zuiden is nu enige bebouwing aanwezig (afb. 13). Volgens de KennisInfrastructuur Cultuurhistorie 6 is deze boerderij, aan de Wilnisse Zuwe 35, een MIP-object 7 van cultuurhistorische waarde. Volgens de cultuurhistorische kenmerkenkaart van de gemeente is het gedeelte van de onderzoekslocatie dat zuidelijk van de wetering ligt een vervening. Het deel noordelijk van de wetering heeft een strookverkaveling. Volgens dhr. M. de Haan van BWZ Ingenieurs is de huidige duiker onder de N212 aangelegd ter plaatse van de oorspronkelijke watergang, zoals die op de kaart uit 1900 te zien is. Voor de aanleg van de duiker en de N212 is de watergang daar dus gedeeltelijk gedempt. De weg is over de duiker heen aangelegd. 5 www.watwaswaar.nl. 6 www.kich.nl 7 Een MIP-object is waardevol cultuurhistorisch object uit de periode 1850-1940, dat verzameld is tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). 7
Rapport 2012-77 ARC bv 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel De onderzoekslocatie heeft op de gemeentelijke beleidsadvieskaart drie verschillende verwachtingswaarden; archeologisch waardevol verwachtingsgebied 1, 4 en 6 (afb. 9). Deze zonering houdt in hoge mate verband met de geologische opbouw van het gebied. De archeologische verwachting wordt hieronder per tijdsperiode besproken, waarbij ook de geologische opbouw ter sprake komt: Voor de periode Midden- en Laat-Neolithicum heeft de onderzoekslocatie een zeer lage archeologische verwachting (afb. 10). Dit omdat resten uit deze periode vooral op getijde-kreken in droogmakerijen worden verwacht, en deze kreekruggen niet op de onderzoekslocatie worden verwacht. Voor de periode Bronstijd Vroege Middeleeuwen heeft de onderzoekslocatie grotendeels een lage archeologische verwachting, door de ligging in een veengebied dat onaantrekkelijk voor bewoning was. Het midden van de onderzoekslocatie heeft door de ligging op de stroomgordel van Spengen echter een middelhoge archeologische verwachting (afb. 11). De archeologische resten en/of sporen worden verwacht in de top van de oeverafzettingen, die binnen 120 cm mv verwacht worden. Hoewel de oeverwallen waarschijnlijk niet erg groot zijn, kan niet worden uitgesloten dat ze bewoond zijn geweest. Daarom is op de gemeentelijke verwachtingskaart voor een middelhoge archeologische verwachting gekozen. Omdat de exacte hoogteligging van de stroomgordel niet bekend is, kan niet worden gereconstrueerd wanneer de stroomgordel is afgedekt door veen. Voor de periode Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd heeft de onderzoekslocatie grotendeels een lage archeologische verwachting. De Wilnisse Zuwe in het westen van het plangebied heeft echter een hoge archeologische verwachting (afb. 12). Dit omdat deze weg een dijk of kade uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe Tijd is. Gezien de hoge grondwaterstand kunnen zowel organische resten zoals hout en bot als anorganische resten zoals (vuur)steen, aardewerk en mogelijk metaal bewaard zijn gebleven. Of nog archeologische resten en/of sporen op de locatie aanwezig zijn hangt af van de intactheid van het bodemprofiel op de onderzoekslocatie. Het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie is niet bebouwd geweest, en zal waarschijnlijk nog intact zijn. Ter plaatse van de N212 is het potentiële archeologische niveau van de Stroomgordel van Spengen mogelijk al deels verstoord. 8
Rapport 2012-77 ARC bv 3 Conclusies en aanbevelingen Het centrale gedeelte van de onderzoekslocatie heeft door de ligging op de stroomgordel van Spengen een middelhoge archeologische verwachting op resten en/of sporen uit de periode Bronstijd Vroege Middeleeuwen. De weg in het westen van de onderzoekslocatie heeft een hoge archeologische verwachting op resten uit de Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd. De rest van het onderzoeksgebied heeft door de ligging in een veengebied een lage archeologische verwachting. Omdat de faunapassage wordt aangelegd ter plaatse van een gedempte watergang, vormt deze geen bedreiging voor het archeologisch archief. Voor de aanleg van de faunapassage wordt dan ook geen vervolgonderzoek geadviseerd. Wanneer de bodem voor de aanleg van het nieuwe fietspad niet dieper dan 30 cm mv ontgraven wordt, is hiervoor conform de gemeentelijke beleidsadvieskaart geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Mocht er voor het nieuwe fietspad dieper dan 30 cm mv gegraven worden, wordt ter plaatse van het fietspad een verkennend booronderzoek geadviseerd. Mochten in de toekomst nog andere graafwerkzaamheden plaatsvinden, zoals het graven van poelen dieper dan 30 cm mv, dan wordt hiervoor een vervolgonderzoek aanbevolen. Dit omdat de diepteligging van de stroomgordel van Spengen niet precies bekend is en deze dan mogelijk wordt verstoord. Dit vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd als een verkennend booronderzoek, dat als doel heeft om de bodemopbouw en de mogelijke bodemverstoringen in kaart te brengen. Op basis van het veldonderzoek kan dan worden bepaald welke eventuele verdere vervolgstappen noodzakelijk zijn. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente De Ronde Venen, om te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek noodzakelijk is. De archeologische meldingsplicht blijft hoe dan ook van kracht. Wanneer tijdens de graafwerkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, dan dient dit, conform art. 53 van de Wamz, onverwijld te worden gemeld bij de bevoegde overheid. 9
Rapport 2012-77 ARC bv Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Assen. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Kloosterman, P., 2011. Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Weesp (RAAP-adviesdocument 495). Kloosterman, P., S. Molenaar & M. Rietkerk, 2010. Boeren op kreken en venen; een Archeologische vindplaatsen- en verwachtingenkaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart voor de gemeente De Ronde Venen. Weesp (RAAP-rapport 1633). Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I.L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. STIBOKA, 1970. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, Blad 31 Oost Utrecht. Wageningen (Bodemkaart van Nederland Schaal 1 : 50 000 31 Oost). Stichting voor Bodemkartering. Vos, P.C., J. Bazelmans, H.J.T. Weerts & M.J. van der Meulen, 2011. Atlas van Nederland in het Holoceen. Amsterdam. 10
Afbeelding 2. Luchtfoto van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd). Bron: www.maps.google.nl.
Afbeelding 3. Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Rood is hoog en blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.
Afbeelding 4. Geplande werkzaamheden op de onderzoeksloctie. Bron: BWZ-Ingenieurs.
Afbeelding 5. Dwarsdoorsnede van de nieuwe duiker. Bron: BWZ-Ingenieurs.
Afbeelding 6. Geomorfologische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 7. Bodemkaart van de onderzoekslocatie (magenta omcirkeld) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 8. Archeologische waarden op de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en in de omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 9. Uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente De Ronde Venen in de omgeving van het onderzoeksgebied (blauw omcirkeld). Bron: Kloosterman (2011).
Afbeelding 10. Uitsnede van de archeologische waardenkaart voor het Midden- en Laat-Neolithicum van de gemeente De Ronde Venen in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld). Bron: Kloosterman et al. (2010).
Afbeelding 11. Uitsnede van de archeologische waardenkaart voor de periode Bronstijd Vroege Middeleeuwen van de gemeente De Ronde Venen in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld). Bron: Kloosterman et al. (2010).
Afbeelding 12. Uitsnede van de archeologische waardenkaart voor de periode Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd van de gemeente De Ronde Venen in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld). Bron: Kloosterman et al. (2010).
Afbeelding 13. www.kich.nl. De onderzoekslocatie (omcirkeld) op de topografische kaart uit 1900. Bron:
Chronostratigrafische eenheden Holoceen Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal) 0 Jaren geleden 10.000 Chronostratigrafische eenheden Subatlanticum Subboreaal 14 C-jaren geleden 0 3000 Archeologische periode Nieuwe Tijd Late Middeleeuwen Eemien Saalien-complex 13.000 73.000 115.000 130.000 370.000 410.000 5000 8000 9000 10.000 11.000 11.800 12.000 13.000 26.000 48.000 475.000 1500 n. Chr. 1050 n. Chr. 450 n. Chr. 12 v. Chr. 800 v. Chr. 1900 v. Chr. 4900 v. Chr. 5325 v. Chr. 9000 v. Chr. Ca. 40.000 jaar geleden Pleistoceen Midden-Pleistoceen Laat-Pleistoceen Weichselien (Glaciaal) Laat- Holoceen Vroege Middeleeuwen Holsteinien Elsterien Midden-Weichselien (Pleniglaciaal) Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal) Atlanticum Midden- Holoceen Boreaal Preboreaal Vroeg- Holoceen Holoceen Late Dryas Allerød-interstadiaal Vroege Dryas Bølling-interstadiaal Laat-Pleniglaciaal Midden-Pleniglaciaal Vroeg-Pleniglaciaal Romeinse Tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum Mesolithicum Laat-Paleolithicum Tijd Pleniglaciaal Glaciaal Laat-Glaciaal Bijlage 1. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.