Genade en onvolmaakt geloof
Johannes 1: 14 En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid. 16 En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade. 17 Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen
Romeinen 4:1 1 Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze vader, wat het vlees betreft verkregen heeft? 2 Immers, als Abraham uit werken gerechtvaardigd is, heeft hij iets om zich op te beroemen, maar niet bij God. 3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend. 4 Aan hem nu die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar wat men hem verschuldigd is. 5 Bij hem echter die niet werkt, maar gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid.
Romeinen 4:1 1 Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze vader, wat het vlees betreft verkregen heeft? 2 Immers, als Abraham uit werken gerechtvaardigd is, heeft hij iets om zich op te beroemen, maar niet bij God. 3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend. 4 Aan hem nu die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar wat men hem verschuldigd is. 5 Bij hem echter die niet werkt, maar gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid.
19 En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, KONING VAN DE JODEN.
19 En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, KONING VAN DE JODEN. h w h y Jahwah
Genesis 17: 1 Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEERE (hwhy) aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht. 2 Ik zal Mijn verbond sluiten tussen Mij en u, en u uitermate talrijk maken. 3 Toen wierp Abram zich met het gezicht ter aarde en God sprak met hem: 4 Wat Mij betreft, zie, Mijn verbond is met u! U zult vader worden van een menigte volken. 5 U zult niet meer Abram heten, maar uw naam zal Abraham zijn, want Ik zal u vader van een menigte van volken maken. ~rba ~hrba
15 Verder zei God tegen Abraham: U moet uw vrouw Sarai niet meer Sarai noemen, maar haar naam zal Sara zijn. 16 En Ik zal haar zegenen yrf hrf 16 Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit háár een zoon geven; ja, Ik zal haar zo zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen. 17 Toen wierp Abraham zich met zijn gezicht ter aarde en lachte. Hij zei in zijn hart: Zal bij een honderdjarige een kind geboren worden en zal Sara, die negentig jaar is, baren? 18 En Abraham zei tegen God: Och, zou Ismaël voor Uw aangezicht mogen leven!
Romeinen 4: 17 gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld. Voor het aangezicht van die God, in wie hij geloofde, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept. 18 En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden, volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn. 19 En zonder te verflauwen in het geloof heeft hij opgemerkt, dat zijn eigen lichaam verstorven was, daar hij ongeveer honderd jaar oud was, en dat Sara s moederschoot was gestorven; 20 maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, 21 in de volle zekerheid, dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. 22 Daarom ook werd het hem gerekend tot gerechtigheid.
Hebreeen 11: 11 Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen om zwanger te worden en een kind te baren, ondanks haar hoge ouderdom, omdat zij Hem getrouw heeft geacht Die het beloofd had. Genesis 18: 10 En Hij zei: Ik zal over een jaar zeker bij u terugkomen; en zie, dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben! Sara hoorde dat bij de ingang van de tent, die achter Hem was. 11 Nu waren Abraham en Sara oud en op dagen gekomen; het ging Sara niet meer naar de wijze van de vrouwen. 12 Daarom lachte Sara in zichzelf: Zal ik nog liefdesgenot hebben, nu ik oud geworden ben en ook mijn heer oud is?
Romeinen 4: 6 Zoals ook David de mens zalig spreekt aan wie God gerechtigheid toerekent, zonder werken: 7 Welzalig zijn zij van wie de ongerechtigheden vergeven, en van wie de zonden bedekt zijn, 8 welzalig is de man aan wie de Heere de zonde niet toerekent. Johannes 6: 35 En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.
Lukas 4: 18 De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn, 19 om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken. De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft: Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen om te genezen die gebroken van hart zijn om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen om verslagenen weg te zenden in vrijheid om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken
Johannes 1: 14 En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid. 16 En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade. 17 Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen