PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Openbare kennisgevingen 2. BEDRIJFSLICHAMEN 5 Productschap Vee en Vlees 5

Vergelijkbare documenten
PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang 55 1 april 2005 nummer 16. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees (PVV 17) 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Bestuurssamenstellingen 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Verordeningen en besluiten 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) HUISHOUDELIJK REGLEMENT. 1. In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder:

GF/ ABVAKABO FNV - VOB. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Vereniging van Openbare Bibliotheken, statutair gevestigd te Den Haag,

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 75

You created this PDF from an application that is not licensed to print to novapdf printer (

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels;

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave

fusiegedragsregels_2015.book Page 5 Wednesday, September 16, :34 PM 1. Artikelen

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

ONTWERP. Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende vaststelling bestemmingsheffing

BIJLAGE 3 - GESCHILLENREGLEMENT IKB EI

Reglement. Stichting Naleving CAO Tentoonstellingsbedrijven (SNTB)

Verordening behandeling bezwaarschriften Schieland en de Krimpenerwaard

Productschap Diervoeder

Lid van de vereniging, waarover een klacht is ingediend. Een natuurlijk persoon waarover een lid tot curator, bewindvoerder of mentor is benoemd.

Reglement Geschillencommissie stichting Deurwaarders Collectief Nederland.

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Hoofdstuk 6 Reglement Geschillenprocedure

Komt u er samen niet uit dan kunt u zich wenden tot de branchevereniging. Meer informatie vindt u op de website

ONTWERP. Gehoord het dagelijks bestuur van het Productschap Akkerbouw, van het Productschap Diervoeder en van het Productschap Wijn;

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

BESLUIT OPGAVE BEDRIJFSGEGEVENS OP ELEKTRONISCHE WIJZE (PPE) 2005

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Totstandkomingsgeschiedenis Fusiegedragsregels

Klachtenregeling Stichting Katholieke Onderwijs Centrale

Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek

Bestuurskamer. Wij Beatrix, enzovoorts

REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING BETER LEVEN KEURMERK

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordening wijziging van de Verordening begroting baten en lasten voor 2008 (RE 6) 2

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

REGLEMENT TUCHTCOMMISSIE MAKELAARDIJ

Overlegverordening commissie voor Georganiseerd Overleg gemeente Haren

REGLEMENT GESCHILLENREGELING

Inwerking getreden 22 juni Geschillenreglement van de Stadsbank Oost Nederland 2006

Klachtenregeling ENMS. 2 Begripsbepalingen. 3 Behandeling van de klachten. Het bevoegd gezag,

GESCHILLENREGLEMENT PCR 2005

Reglement Klacht en Tuchtzaken

REGLEMENT VAN BEROEP TER UITVOERING VAN HET BEPAALDE IN HET REGLEMENT UITKERINGEN. Pagina 1 van 5

TUCHTREGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE

Reglement Bezwarencommissie functiewaardering voor het katholiek onderwijs (gewijzigd per )

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit

Artikel 4. De samenstelling van de commissie Artikel 5. Vereisten voor het lidmaatschap van de commissie

Regeling Beroepscommissie Gedragscode Onderzoek & Statistiek

Skal-Reglement bezwaar

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van Beroep tegen de uitslag van een examen of toets van de SNEVT

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen behandeling bezwaarschriften

GEMEENTEBLAD 2003 nr.126

Geschillenreglement AgroVision

Verordening commissie bezwaarschriften Utrechtse Heuvelrug 2017

Reglement Klachtenloket ouders/oudercommissie Kinderopvang

Gemeente Albrandswaard

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in de sector Glastuinbouw 2015

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd - artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Optometristen Vereniging Nederland. Regeling voor de behandeling van klachten van cliënten tegen optometristen

Klachtenregeling Staring College

Klachtenregeling Voor het primair en voortgezet onderwijs van de Stichting Het Rijnlands Lyceum

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Externe klachtenprocedure Stichting JONG Rotterdam

nr Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

GESCHILLENREGLEMENT PCR 2005

Reglement Geschillenadviescommissie Saxion

Landelijk model klachtenregeling

: de Stichting Geschillen in de landbouw c.a.;

het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland en het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen;

REGELING KLACHTENCOMMISSIE ONGEWENST GEDRAG OMGEVINGSDIENST GRONINGEN

Klachtenregeling Modus Vivendi

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN. Artikel 1 HOOFDSTUK 2: BEHANDELING VAN DE KLACHTEN. Paragraaf 1: De contactpersoon

BIJLAGE 3: GESCHILLENREGLEMENT IKB KIP

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor het Brood- en Banketbakkersbedrijf

Reglement van de Geschillencommissie. Vervallen per 1 januari 2018

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht; ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

12 Overleg met organisaties van overheidspersoneel. Algemene bepalingen

Klachtenreglement voor klanten Super Sociaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Klachtenregeling VeWeVe

Transcriptie:

PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 19 maart 2004 num mer 16 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Openbare kennisgevingen 2 BEDRIJFSLICHAMEN 5 Productschap Vee en Vlees 5 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 7 Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO (RE 2) 7 Tijdelijk besluit vaststelling aantal tuchtzaken PBO (RE 3) 11 BEDRIJFSLICHAMEN 12 Productschap Vee en Vlees (PVV 20 en PVV 21) 12 RECTIFICATIE 14 Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA 4) 14

Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Openbare kennisgevingen Beslissing van de Geschillencommissie Fusiegedragsregels ('GF') ter zake van een verzoekschrift als bedoeld in artikel 19 van het SER-besluit Fusiegedragsregels 2000 ter bescherming van de belangen van werknemers ('F2000', 'de gedragsregels') van Hagemeyer N.V. te Naarden ('verzoekende partij', 'Hagemeyer'), houdende bezwaren tegen de nietnaleving door zes verenigingen van werknemers, waaronder FNV Bondgenoten ('FNV B.') ( tesamen: de verwerende partijen') van artikel 7 lid 1 van F2000 bij de voorgenomen overneming van Hagemeyer door Clayton Dubilier & Rice hc. (VS). l. Procedure - het verzoekschrift Het verzoekschrift als bedoeld in artikel 19 werd ingediend bij brief van 12 december 2003. Door vier verwerende partijen waar onder FNV B. werden verweerschriften ingediend bij brieven van 6, 9, 13, en 19 januari 2004. Op de voet van artikel 22 lid 4 ontving de verzoekende partij daarvan een afschrift. Bij brief van 26 januari 2004 riep de GF alle partijen op tot het bijwonen van de mondelinge behandeling. Deze vond plaats op 12 februari 2004. FNV B. en twee andere verwerende partijen gaven aan deze oproep gehoor. Een pleitnota is door de verzoekende partij bij die gelegenheid aan de GF en aan de verwerende partijen overgelegd. Als omstandigheden bedoeld in artikel 20 lid 1 sub c. van F2000, welke tot het geschil aanleiding hebben gegeven, vermeldt het verzoekschrift, zakelijk weergegeven: schending van artikel 7 lid I van F2000, doordat een of meer verwerende partijen, in strijd met dit voorschrift, de vertrouwelijke brief van kennisgeving ex artikel 4 lid 1 hebben verspreid. De verzoekende partij concludeert dat deze gedragingen een ernstige overtreding van F2000 inhouden en dat deze overtreding de verwerende partijen die zich daaraan hebben schuldig gemaakt in ernstige mate moet worden verweten. Zij verzoekt de GF in die zin, dat wil zeggen conform artikel 32 lid 3, te beslissen. 2. Toepasselijkheid en toepasbaarheid De ter beschikking gekomen gegevens doen de GF concluderen: a. de onderhavige transactie is een fusie in de zin van artikel l lid 1, onder d. van F2000; b. op deze transactie is F2000 van toepassing, aangezien deze binnen de werkingssfeer van artikel 2 van F2000 ligt; c. bij de fusie zijn FNV B. alsmede drie andere verwerende partijen betrokken als vereniging van werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder e., te weten CNV Bedrijvenbond, Dienstenbond CNV en De Unie. Zij dienen de op hen rustende verplichtingen van F2000 na te leven. d. twee verwerende partijen, te weten CNV Vakcentrale en VHF Metalektro, hebben verklaard geen vereniging van werknemers te zijn in de onder c. bedoelde zin, zodat Hagemeyer te hunnen aanzien niet ontvankelijk is in haar verzoek. Met het oog daarop heeft Hagemeyer tijdens de openbare behandeling verzocht haar verzoek voor zover betrekking hebbend op de even genoemde organisaties in te trekken.

3. Feiten a. Bij brief van 17 november 2003 verricht Hagemeyer de kennisgevingen ex artikel 4 lid 1 en artikel 8 lid l aan FNV B. en aan de verwerende partijen, onderscheidenlijk aan het secretariaat van de raad. Ter zake van de daarin opgenomen gegevens in verband met de voorgenomen fusie verzoekt Hagemeyer om strikte geheimhouding. Hagemeyer nodigt de door haar in kennis gestelde organisaties uit gebruik te maken van hun recht op nadere gegevens en op een uiteenzetting als omschreven in artikel 4 van F2000. b. Op 25 november 2003 verschijnt in een landelijk dagblad een artikel over de voorgenomen fusie, waarbij de onder a. genoemde brief als bron wordt vermeld. 4. Rechtsoverwegingen a. Inzake de reikwi-jdte van het regime van geheimhouding in F2000 en de betekenis daarvan voor het onderhavige geschil merkt de GF het volgende op. In artikel 7 lid 1 is bepaald dat over de kennisgeving als bedoeld in artikel 4 lid 1 door de verenigingen van werknemers geheimhouding moet worden betracht, tenzij het tegendeel schriftelijk aan hen is meegedeeld. Gegevens die, anders dan in de kennisgeving ex artikel 4 lid 1, in het kader van artikel 4 worden verstrekt vallen onder de geheimhoudingsplicht, indien daarom vóór het verstrekken van die gegevens schriftelijk is verzocht. In de onderhavige zaak is ten aanzien van de kennisgeving als zodanig door de verzoekende partij nadrukkelijk gesteld dat daaromtrent strikte geheimhouding diende te worden betracht. Met betrekking tot de gegevens bedoeld in lid 2 t/m lid 6 van artikel 4, is schriftelijk, uitdrukkelijk en op voorhand wél om geheimhouding verzocht. Geen van de in kennis gestelde verenigingen van werknemers heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid dit onderdeel van de geheimhouding af te wijzen (artikel 7 lid 3). Uit een en ander volgt dat in deze zaak op de in kennis gestelde verenigingen van werknemers een geheimhoudingsplicht rustte ten aanzien van alle hun over de fusie verstrekte gegevens. b. Geheimhouding inzake de kennisgeving behelst het zich tegenover derden onthouden van elke mededeling waardoor dezen op de hoogte kunnen geraken of bevestiging kunnen verkrijgen van het al dan niet verricht zijn van die kennisgeving, dan wel de inhoud daarvan. Hieruit volgt dat schending van de geheimhouding kan voortvloeien uit meer gedragingen dan alleen hel verspreiden van een vertrouwelijke brief, welke handeling in casu door Hagemeyer in haar verzoekschrift als enige grondslag voor haar klacht was genoemd. Hagemeyer heeft tijdens de openbare behandeling van het verzoek de GF verzocht, haar verzoek aldus te verstaan dat daarin mede wordt geklaagd over andere gedragingen die schending van de geheimhoudingsplicht opleveren. c. De drie andere verwerende partijen, bedoeld in punt 2.c., hebben na ingesteld onderzoek schriftelijk verklaard dat binnen hun organisatie generlei handeling is verricht die in strijd is met artikel 7. Met name is door deze partijen geen mededeling gedaan aan de pers inzake het bestaan dan wel de inhoud van de aan hen gerichte kennisgeving ex artikel 4 lid l. De GF is met betrekking daartoe niet gebleken van feiten of omstandigheden die haar aanleiding geven aan de juistheid daarvan te twijfelen. d. FNV B. heeft in haar verweerschrift een afwijkende verklaring afgelegd met de volgende, tijdens de openbare behandeling door een van haar bestuurders bevestigde, zakelijke inhoud. > Ik ben door een journaiist geconfronteerd met bepaalde informatie (verband houdende met de onderhavige fusie) die ik niet kon ontkennen. Ik heb gedurende dat onderhoud met de journalist eigener beweging meegedeeld dat FNV B. van Hagemeyer een brief heeft ontvangen.

Ik ben bekend met de geheimhoudingsplicht en acht bovenstaande handelwijze geen schending daarvan, ten eerste omdat ik het bestaan en de inhoud van de kennisgeving niet zelf naar buiten heb gebracht, en ten tweede omdat ik tegenover die journalist slechts heb bevestigd wat deze al wist. < e. Inzake de klacht merkt de GF op dat deze bij uitsluiting is gebaseerd op de beide feiten, hiervoor omschreven onder 3.a. en b. De GF stek vast dat deze feiten de conclusie dat een of meer verenigingen van werknemers de geheimhoudingsplicht hebben geschonden in zoverre niet kan dragen, dat de informatie ook uit andere kring dan die van de verenigingen van werknemers afkomstig kan zijn. Het artikel bevatte meer gegevens dan in de kennisgeving ex artikel 4 aan de verenigingen van werknemers was opgenomen, zodat daarvoor meer bronnen moeten zijn geweest. Doch ook al zouden meer van dergelijke bronnen zijn aan te wijzen, dan nog laat zulks onverlet dat de geheimhoudingsplicht van artikel 7 moet worden nageleefd. f. De GF stelt vast dat de verklaringen van de betrokken bestuurder schending van de geheimhoudingsplicht naar de norm van F2000 bevestigen. Geen van de door hem in vcrweer aangevoerde feiten, hoewel op zichzelf wellicht niet onjuist, kunnen als excuus gelden voor het verwaarlozen van de in geval van geheimhoudingsplicht steeds geldende eis, dat onder alle omstandigheden van het doen van enige mededeling inzake de kennisgeving dan wel de onder geheimhoudingsplicht verstrekte informatie wordt afgezien. In de praktijk kan derhalve schending alleen worden vermeden door het ten overstaan van niet bevoegden pertinent weigeren van commentaar ten aanzien van de kennisgeving als zodanig en de inhoud daarvan. g. De geconstateerde schending van de geheimhoudingsplicht wordt ingevolge het systeem van de gedragsregels aan FNV B. toegerekend. De desbetreffende verklaringen van de bestuurder, in het verweerschrift en tijdens de openbare behandeling gedaan, geven blijk van een onjuiste opvatting inzake de inhoud en de reikwijdte van de geheimhoudingsregels volgens F2000. Deze onjuiste opvatting vloeit klaarblijkelijk voort uit een ernstig onbegrip van de mogelijke consequenties van zijn onder 4.d. omschreven handelwijze. De GF acht zulks verontrustend, aangezien met name schending van de geheimhoudingsplicht een ernstige bedreiging vormt voor het functioneren van de gedragsregels. Daarom acht de GF het in overeenstemming met de verantwoordelijkheid op dit punt van een vereniging van werknemers, dat deze zorg draagt voor de correcte naleving van de geheimhouding (en in voorkomend geval evenzeer van andere onderdelen van de gedragsregels), bijvoorbeeld door middel van een instructie of protocol ten behoeve van haar bestuurders en medewerkers. Terzijde merkt de GF in dit verband op dat ook van de fusiepartijen grote zorgvuldigheid mag worden verlangd bij de naleving. Zo dienen vertrouwelijke kennisgevingen bij uitsluiting die bevoegde instanties en personen te bereiken waarvoor zij zijn bestemd. Het is derhalve in overeenstemming met het belang dat fusiepartijen hebben bij naleving van de geheimhoudingsplicht, dat zij zich ervan vergewissen dat slechts bevoegde verenigingen van werknemers die kennisgevingen ontvangen, en dat zij, die fusiepartijen, bevestiging vragen van die ontvangst. Naar deze maatstaven is het gedrag van Hagemeyer niet zorgvuldig geweest. 5. Beslissing Ter zake van de in de aanhef vermelde transactie beslist de GF hierbij op de voet van artikel 32 van F2000, dat FNV B. in haar hoedanigheid van vereniging van werknemers artikel 7 lid 1 van de gedragsregels niet heeft nageleefd. Voorts beslist de GF dat deze niet-naleving een ernstig karakter draagt en in ernstige mate verwijtbaar is. Met het oog daarop bevordert de GF de actieve openbaarmaking van deze uitspraak door middel van een openbare mededeling aan de pers.

Ten aanzien van de andere verenigingen van werknemers bedoeld onder 2.c. is de GF niet gebleken van enige gedraging die een overtreding inhoudt van de geheimhoudingsplicht van artikel 7, zodat de klacht voorzover gericht tegen deze verenigingen ongegrond is. De GF was als volgt samengesteld: mr. R.J. Paris, mr. A.M.A. Verscheure, mr. H. J. de Bijl1 Nachenius, mr. J.C.M.G. Bloemarts en mr. R. van der Vlist. Deze beslissing wordt gepubliceerd in het Mededelingenblad en verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Den Haag, 15 maart 2004 R.J. Paris J.B.A. Hoyinck secretaris BEDRWFSLICHAMEN Productschap Vee en Vlees Ontwerp-Verordening tot wijziging van de Verordening verzekering slachtdieren 2003 (2004-1) Verordening van het PVV van (datum) 2004 tot wijziging van de Verordening verzekering slachtdieren 2003 (2004-1) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95 en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 10 en 12 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees 1999-1, dan wel de artikelen 10 en 11 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees zodra dit in werking is getreden; Besluit: Artikel I De Verordening verzekering slachtdieren 2003 wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1, eerste lid, onderdeel E komt te luiden: slachtrisico : het risico van schade, dat na de slachting wordt geleden in verband met de gehele of gedeeltelijke afkeuring van het slachtdier, voor zover de afkeuring betrekking heeft op andere delen dan de lever van het slachtdier, dan wel in verband met de voorwaardelijke goedkeuring of de uitbening door of in opdracht van de in de Vieeskeuringswet bedoelde keuringsdienst;

Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, secretaris TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING VERZEKERING SLACHTDIEREN 2003 (2004-1) De Verordening verzekering slachtdieren 2003 regelt dat tegen betaling van een premie het aansprakelijkheidsrisico ter zake van verborgen gebreken bij slachtdieren (varkens) van de verkoper wordt overgenomen, terwijl de be- of verwerker een redelijke vergoeding kan declareren bij de slachtrisicoverzekeraar, in geval er sprake is van afkeuring of voorwaardelijke goedkeuring. Deze verplichte verzekering heeft ten doel om het risico van schade dat na de slachting wordt geleden in verband met gehele of gedeeltelijke afkeuring, dan wel de voorwaardelijke goedkeuring of uitbening, te dekken. Onder het hierboven beschreven slachtrisico vallen ook de levers. Met onderhavige verordening worden de levers van het slachtrisico uitgezonderd door middel van de aanpassing van de definitie van het slachtrisico. Aanleiding om de Verordening verzekering slachtdieren 2003 te wijzigen is dat de kosten voor deze verzekering door alle varkenshouders gezamenlijk, door middel van het betalen van premie, worden opgebracht, terwijl de kosten met betrekking tot afgekeurde varkenslevers grotendeels door een bepaalde groep varkenshouders worden veroorzaakt. Aan deze onwenselijke situatie wordt een einde gemaakt door de varkenslevers uit de verplichte verzekering te halen. Door middel van het aanpassen van de bedrijfsvoering is de varkenshouder in staat om het aantal afgekeurde varkenslevers te beperken. Hierbij kan worden gedacht aan het opstellen van een behandelingsplan in overleg met de dierenarts en aan hygiëne-, reinigings- en ontsmettingsmaatregelen. De verlaging van het aantal afgekeurde levers heeft tot gevolg dat de economische en technische resultaten van de varkenshouder verbeteren. De economische resultaten zien met name op de kosten voor de slachterijen die bij de vermindering van het aantal afgekeurde levers zullen dalen als gevolg van de vermindering van de premiekosten, de arbeidskosten, de destructiekosten en het waardeverlies. Deze kosten worden door de slachterijen verrekend met de varkenshouder. Met technische resultaten wordt gedoeld op het feit dat, mede gelet op de functie van de levers, een gezonde lever bijdraagt aan de kwaliteit van het vlees. Hoewel de verplichting tot verzekering van de levers hiermee is komen te vervallen, staat het de varkenshouder natuurlijk vrij de levers op vrijwillige basis te verzekeren. Zoetermeer. secretaris

Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-EC.ONOMISCHE RAAD RE2 Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 2 1 november 2003 houdende regelen terzake van de bezoldiging van de, de leden en de secretaris van een tuchtgerecht op grond van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002 (Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO) De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 36 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gelet op artikel 13, derde lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002; Gehoord de Bestuurskarner: Besluit: i Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. tuchtgerecht: een tuchtgerecht als bedoeld in artikel 7 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002; b. Raad: Sociaal-Economische Raad; c. Bestuurskamer: commissie van de Raad, ingesteld op grond van artikel 19 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; d. zitting: terechtzitting ter mondelinge behandeling van zaken. 5 2 Bezoldiging Artikel 2 1. De bezoldiging van de van een tuchtgerecht houdt in: a. per jaar een bedrag ter hoogte van twee-, drie-, dan wel viermaal de voor leden van de Raad vastgestelde forfaitaire vergoeding voor representatiekosten, afhankelijk van het aantal zaken dat door het tuchtgerecht is behandeld in het kalenderjaar dat aan het desbetreffende jaar is voorafgegaan, overeenkomstig de tabel die als bijlage bij deze verordening is gevoegd; b. per zitting een bedrag ter hoogte van driemaal de voor leden van de Raad vastgestelde vacatievergoeding; c. per zaak die zonder zitting wordt afgedaan een bedrag ter hoogte van de helft van de voor leden van de Raad vastgestelde vacatievergoeding; en d. een vergoeding voor reis- en verblijfkosten, overeenkomstig de voor leden van de Raad geldende regeling. 2. Het eerste lid is, met uitzondering van onderdeel a, van toepassing op de plaatsvervangend die als optreedt. 3. Het eerste lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend die tevens fungeert als van een kamer van het tuchtgerecht. 4. De Bestuurskamer kan bij besluit een bedrijfslichaam toestaan af te wijken van de grenswaarden in de tabel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 3 De bezoldiging van de leden van een tuchtgerecht en hun plaatsvervangers houdt in: a. per zitting een bedrag ter hoogte van tweemaal de voor leden van de Raad vastgestelde vacatievergoeding; en b. een vergoeding voor reis- en verblijfkosten, overeenkomstig de voor leden van de Raad geldende regeling. Artikel 4 Indien een zitting niet langer duurt dan vier uren, worden de in artikel 2, eerste lid, onder b, en artikel 3, onder a, bedoelde bedragen gehalveerd. Artikel 5 De bezoldiging van de secretaris van een tuchtgerecht en van zijn plaatsvervanger is gebaseerd op de beloningsparagraaf van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, met dien verstande dat de hoogte van de beloning ten minste overeenkomt met het minimum van salarisschaal l l en ten hoogste met het maximum van salarisschaal 14. 5 3 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6 Voor de periode die aanvangt met de inwerkingtreding van dit besluit en die eindigt op 3 1 december van het daaropvolgende jaar, stelt de Bestuurskamer het aantal zaken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, bij besluit vast. Artikel 7 Deze verordening wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 8 Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002 in werking treedt. Artikel 9 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO. Den Haag, 21 november 2003 H.H.F. Wijffels N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris Goedgekeurd door de Minister van Justitie bij besluit van 5 januari 2004, nr. 526350610416 en door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij besluit van 13 februari 2004, nr. AVlCAMi2003194343.

Bijlage bij de Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO Tabel, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a Grenswaarden minder dan 50 zaken 50-150 zaken meer dan 150 zaken hoogte van het bedrag. tweemaal I de voor leden van de Raad driemaal vastgestelde forfaitaire viermaal vergoeding Toelichting De Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2002 (Wet tbo) regelt onder meer de instelling van de tuchtgerechten voor de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO), Op grond van artikel 13, derde lid, dient de Sociaal-Economische Raad (SER) de bezoldiging van de, de leden en de secretaris van een tuchtgerecht vast te stellen. De onderhavige verordening voorziet daarin. Inhoudelijk is de verordening, met betrekking tot de en de leden, gebaseerd op de SER-Verordening vergoedingen van leden van de Raad, het dagelijks bestuur en de commissies. De hoogte van de vergoeding voor representatiekosten en de vacatievergoeding voor SER-leden wordt op grond daarvan tweejaarlijks vastgesteld in het Besluit van het dagelijks bestuur tot vaststelling van de hoogte van vergoedingen van de leden van de Raad, het dagelijks bestuur en de commissies. De vacatievergoeding wordt daarbij aangepast aan de ontwikkeling van de CBSloonkostenindex. Door aan te sluiten bij deze bestaande structuur krijgt de onderhavige verordening een relatief eenvoudige structuur. Bovendien hoeft de verordening dan niet steeds opnieuw te worden aangepast, waardoor de continuïteit is gewaarborgd en het risico op een regelmatig terugkerende discussie geminimaliseerd. Met betrekking tot de bezoldiging van de secretaris wordt aangesloten bij de cao voor de PBO. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Artikel 1 geeft een aantal definities. De definitie van het begrip zitting is nuttig, omdat hiermee duidelijk wordt gemaakt dat dit begrip voor de toepassing van deze verordening niet gekoppeld is aan een zaak, maar aan het houden van een terechtzitting. Op een zitting kunnen meerdere zaken worden behandeld. Zoals blijkt uit artikel 4 is het uitgangspunt voor de bezoldigingsregeling in deze verordening dat een zitting langer dan vier uren duurt. Artikel 2 Artikel 2 regelt de bezoldiging voor de van een tuchtgerecht. Zijn bezoldiging bestaat uit een vaste component en een flexibele component. De vaste component komt overeen met twee-, drie- of viermaal de forfaitaire vergoeding die leden van de SER jaarlijks voor representatiekosten ontvangen. Dit deel van de bezoldiging is gerelateerd aan de relatieve zwaarte van het tuchtgerecht, hetgeen wordt afgeleid uit het aantal zaken per jaar. De hoogte wordt vastgesteld aan de hand van het aantal zaken dat in het voorafgaande kalenderjaar door het tuchtgerecht is behandeld. Zoals blijkt uit de bij de verordening behorende tabel is beslissend of er toen minder dan vijftig zaken, tussen de vijftig en de honderdvijftig, dan wel meer dan honderdvijftig zaken zijn behandeld. Omdat toepassing van dit model onder omstandigheden tot onredelijke uitkomsten kan leiden, kunnen bedrijfslichamen op grond van het vierde lid daar eenmalig of structureel van afwijken, mits zij daarvoor de toestemming van de Bestuurskamer hebben verkregen. Gedacht moet worden aan

de situatie waarin, bijvoorbeeld als gevolg van een plant- of dierziekte, tijdens een bepaald jaar uitzonderlijk veel vrijwel identieke zaken zijn behandeld, maar dat dit in de ogen van het bedrijfslichaam geen eenmalige opwaardering rechtvaardigt. Maar ook kan het zijn dat een bedrijfslichaam een structurele opwaardering wenst omdat de zaken die het tuchtgerecht behandelt in omvang weliswaar niet veel omvatten, maar wel op het terrein van een bijzonder ingewikkelde materie liggen of een groot maatschappelijk belang vertegenwoordigen. De flexibele component bestaat uit de vacatievergoeding. De vacatievergoeding bedraagt per zitting driemaal het bedrag dat de leden van de Raad per dagdeel ontvangen. De tijd die gemoeid is met de voorbereiding en de uitwerking van een zitting is hierin verwerkt. Verder bestaat op grond van artikel 28 van de Wet tbo de mogelijkheid dat de een zaak zonder zitting afdoet, namelijk indien hij van mening is dat geen tuchtmaatregel behoeft te worden opgelegd, dan wel geen andere dan een berisping of een geldboete van ten hoogste 275. De leden komen hier (nog) niet aan te pas; wel kan de zaak alsnog ter zitting worden behandeld indien tegen de uitspraak van de verzet wordt aangetekend. Indien de een zaak op deze wijze afdoet ontvangt hij daarvoor op grond van onderdeel c van het eerste lid de helft van de vacatievergocding voor SER-leden. Plaatsvervangend s ontvangen niet de vaste, wel de flexibele component van de bezoldiging van de (tweede lid). Soms is een tuchtgerecht in kamers verdeeld, en worden de zittingen daarvan voorgezeten door plaatsvervangend s die fungeren als. Op grond van het derde lid ontvangen zij eveneens een vaste vergoeding. In dat geval is de hoogte daarvan gerelateerd aan het aantal zaken dat door de kamer is behandeld. Artikel 3 Om te bevorderen dat bij het aanwerven en vasthouden van leden van de tuchtgerechten kan worden geput uit goede en onafhankelijke kandidaten, is bepaald dat de leden eenzelfde vacatievergoeding ontvangen als SER-leden (namelijk per zitting tweemaal het bedrag dat dezen per dagdeel krijgen). Voor de plaatsvervangers geldt dezelfde regeling. Artikel 4 In veel gevallen zal een zitting in de praktijk niet meer dan vier uren beslaan. Bepaald is daarom dat indien een zitting korter dan vier uur duurt, de in de artikelen 2 en 3 voor een zitting vastgestelde bedragen worden gehalveerd. Artikel 5 Met betrekking tot de bezoldiging van de secretarissen wordt aangesloten bij de salarisschalen 11 tot en met 14, zoals opgenomen in de cao voor de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Daarbij wordt gcdacht aan de volgende functieomschrijvingen en bijbehorende salarisschalen. De gerechtssecretaris, die wordt geacht zelfstandig tuchtzaken te behandelen ten dienste van een tuchtgerecht, dan wel van een of meerdere kamers daarvan, wordt bezoldigd op basis van de salarisschalen 1 1 of 12. Een coördinerend secretaris, die daarnaast ook leiding geeft aan het secretariaat van één of meer tuchtgerechten, wordt bezoldigd op basis van de schalen 13 of 14. Artikel 6 Omdat de hoogte van de vaste component in de bezoldiging van de wordt gebaseerd op het aantal zaken dat in het voorafgaande kalenderjaar is behandeld (zie artikel 2, eerste lid, onder a, en de toelichting daarop), bepaalt dit artikel dat dat aantal ten behoeve van de eerste periode na de oprichting van een nieuw tuchtgerecht wordt vastgesteld door de Bestuurskamer. Dit zal geschieden op basis van een schatting. Den Haag, 21 november 2003 H.H.F. Wijffels N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris

RE 3 Tijdelijk beslcrit vaststelling aarztal tuchtz~rken PBO Besluit van de Bestuurskarner van de Sociaal-Economische Raad van 8 maart 2004 tot vaststelling van het aantal zaken als bedoeld in artikel 6 van de Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO (Tijdelijk besluit vaststelling aantal tuchtzaken PBO) De Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad: Gelet op artikel 6 van de Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO; Besluit: Artikel 1 Voor de periode die aanvangt met de inwerkingtreding van dit besluit en die eindigt op 3 1 december 2005 worden de aantallen vastgesteld als volgt: a. voor het tuchtgerecht van het Productschap Pluimvee en Eieren: 50-150 zaken; b. voor het tuchtgerecht van het Productschap Vee en Vlees: 50-150 zaken; c. voor de tuchtgerechten van de overige product- en bedrijfschappen: minder dan 50 zaken. Artikel 2 Dit besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO in werking treedt en vervalt met ingang van 1 januari 2006. Artikel 4 Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit vaststelling aantal tuchtzaken PBO. Den Haag, 8 maart 2004 H.H.F. Wijffels D.B. Modderman secretaris Toelichting De Verordening bezoldiging tuchtgerechten PBO (Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 november 2003) bepaalt in artikel 2, eerste lid, onder a, dat de bezoldiging van de van een tuchtgerecht een vaste component kent. De hoogte daarvan is afhankelijk van het aantal zaken dat door het tuchtgerecht is behandeld in het kalenderjaar dat aan het desbetreffende jaar is voorafgegaan. Een tabel bij de verordening geeft daarvoor drie categoriën: minder dan 50 zaken, 50-150 zaken en meer dan 150 zaken. Artikel 6 van de verordening bepaalt dat voor de periode die aanvangt met haar inwerkingtreding en die eindigt op 3 1 december van het daaropvolgende jaar, het hierbovenbedoelde aantal zaken per tuchtgerecht wordt vastgesteld door de Bestuurskamer. Gedurende die periode is er immers nog geen heel kalenderjaar - waarop het aantal zaken kan worden gebaseerd - aan het desbetreffende jaar voorafgegaan. De vaststelling van het aantal tuchtzaken geschiedt in dit besluit op basis van een schatting. Deze is zelf weer gebaseerd op bij sommige schappen beschikbare cijfers, alsmede op verwachtingen van direct betrokkenen.

Nu duidelijk is dat de inwerkingtreding van de nieuwe Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie zal plaatsvinden op l april 2004 en daarmee ook die van de Verordening bezoldiging tuchtgerechten en van onderhavig besluit, is de einddatum van bovenbedoelde periode 3 1 december 2005. Den Haag, 8 maart 2004 H.H.F. Wijffels D.B. Modderman Secretaris REDRIJFSLICHAMEN Productwhap Vee en Vlees PW 20 Besblit aanwijzing gerechtigde ~ndernemer~sorganisaties handel in vee Schilthuisaftrek (PVV) 2004 Besluit van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 10 december 2003 tot aanwijzing van'ondernemersorganisaties in de handel in vee die in aanmerking komen voor de Schilthuisaftrek (Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties handel in vee Schilthuisaftrek (PVV) 2004) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 4 van de Verordening heffing handel in vee (PVV) 2004; Besluit: Artikel 1 Als ondernemersorganisatie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening heffing handel in vee (PVV) 2004 worden aangewezen: Artikel 2 Afdelingen Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg van de Nederlandse Bond van Handeiaren in Vee; Centrale Bond van Paardenhandelaren in Nederland; Centrale Vereniging voor de coöperatieve Handel. 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004. 2. Dit besluit wordt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties handel in vee Schilthuisaftrek (PVV) 2004. Zoetermeer, 10 december 2003 J.J. Ramekers S.B.M. Jongerius secretaris

TOELICHTING BIJ HET BESLUIT AANWIJZING GERECHTIGDE ONDERNEMERSORGANISATIES HANDEL IN VEE SCHILTHUISAFTREK (PVV) 2004 Artikel 4 van Verordening heffing handel in vee (PVV) 2004 bepaalt dat het bestuur de ondernemersorganisaties aanwijst die in aanmerking komen voor de zogeheten Schilthuisaftrek. Met Schilthuisaftrek wordt de voorziening aangeduid die is opgenomen in artikel 126, zesde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. Aan leden dan wel indirecte leden van een ondernemersorganisatie kan een aftrek van 50% van het bedrag dat zij aan contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie hebben betaald worden toegestaan tot maximaal de helft van het totaal verschuldigde bedrag aan basisheffing. Het besluit strekt tot aanwijzing van de ondernemersorganisaties die aanspraak kunnen maken op de voorziene aftrek. Het betreft de afdelingen Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord- Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee, de Centrale Bond van Paardenhandelaren in Nederland en de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel. Zoetermeer, l O december 2003 J.J. Ramekers S.B.M. Jongerius secretaris. P W 21 Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties in de deeswarenindustrie Schilthuisaftrek (P W) 2004 BESLUIT AANWIJZING GERECHTIGDE ONDERNEMERSORGANISATIES IN DE VLEESWARENINDUSTRIE SCHILTHUISAFTREK (PVV) 2004 Besluit van het Bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 10 december 2003 tot aanwijzing van.-ondernemersorganisaties in de vleeswarenindustrie die in aanmerking komen voor de Schilthuisaftrek (Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties in de vleeswarenindustrie Schilthuisaftrek (PVV) 2004) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 4 van Verordening huishoudelijke heffingen vleeswarenindustrie (PVV) 2004, artikel 4 van Verordening heffingen O & O fonds vleeswarenindustrie (PVV) 2004 en artikel 4 van Verordening heffingen fonds sociale aangelegenheden vleeswarenindustrie (PVV) 2004; Besluit: Artikel 1 Als ondernemersorganisatie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening huishoudelijke heffingen vleeswarenindustrie (PVV) 2004, artikel 4 van de Verordening heffingen O & O fonds vleeswarenindustrie (PVV) 2004 alsmede artikel 4 van Verordening heffingen fonds sociale aangelegenheden vleeswarenindustrie (PVV) 2004 worden aangewezen: - Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie; - Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten.

Artikel 2 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004. 2. Dit besluit wordt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties in de vleeswarenindustrie Schilthuisaftrek (PVV) 2004. Zoetermeer, 10 december 2003 J.J. Ramekers S.R.M. Jongerius secretaris TOELICHTING BIJ HET BESLUIT AANWIJZING GERECHTIGDE ONDERNEMERS- ORGANISATIES IN DE VLEESWARENINDUSTRIE SCHILTHUISAFTREK (PVV1 2004 Artikel 4 van Verordening huishoudelijke heffingen vteeswarenindustrie (PVV) 2004, artikel 4 van Verordening heffingen O & O fonds vleeswarenindustrie (PVV) 2004 en artikel 4 van Verordening heffingen fonds sociale aangelegenheden vleeswarenindustrie (PVV) 2004 bepalen dat het bestuur de ondernemersorganisaties aanwijst die in aanmerking komen voor de zogeheten Schilthuisaftrek. Met Schilthuisaftrek wordt de voorziening aangeduid die is opgenomen in artikel 126, zesde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. Aan leden dan wel indirecte leden van ondernemersorganisaties kan een aftrek van 50% van het bedrag dat zij aan contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie hebben betaald worden toegestaan tot maximaal de helft van het totaal verschuldigde bedrag aan heffing(en) in de vleeswarenindustrie. Het besluit strekt tot aanwijzing de ondernemersorganisaties die aanspraak kunnen maken op de voorziene aftrek. Het betreft de Vereniging voor de Nederlandse Vteeswarenindustrie en de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten. Zoetermeer, 10 december 2003 J.J. Rainekers S.B.M. Jongerius secretaris RECTIFICATIE Hoofdproductschap Akkerbouw HPA 4 Hefingsverordening HPA fonds ~~ien jaar 2004 In het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van 12 maart 2004, nummer 14 is bij de ministeriële goedkeuring van bovengenoemde verordening abusievelijk vermeld dat deze op 23 februari 2004 is goedgekeurd in plaats van 26 februari 2004.

Wettelijk voorgeschreven uit ga ve van de Sociaal- Economische Raad met mededelingen, verordenin - gen en be slui ten van de pu bliek rech te lij ke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN 092 0-4865 Redactie: Bezuiden houtseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070-3 499 499 Tele fax: 070-3 832 53 5 E-mail: pboblad@ser.nl De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www.ser.nl Opgave abonnementen, op zeg gin gen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadmini stratie van de SER. Abonnementsprijs 136,13 per jaar, losse nummers 3,40.