ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Vergelijkbare documenten
ARBEIDSHOF ANTWERPEN

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST. Rep. Nr. A.R OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN DECEMBER TWEE- DUIZEND EN NEGEN

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST. Rep. Nr. A.R. 2008/AA/297 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ACHTENTWINTIG APRIL TWEEDUIZEND EN TIEN

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2011/AA/126. Rep. Nr. Vierde kamer

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2007/AA/582. Rep. Nr. Eindarrest op tegenspraak.

appellante, ter zitting vertegenwoordigd door , wonende te 2100 Deurne, Van Haverlei 18,

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

Instelling. Onderwerp. Datum

Rep. nr... Eindarrest op tegenspraak. Tweede kamer. Arbeidsovereenkomst voor bedienden ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST A.R.

Arbeidshof te Brussel

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2010/AA/356. Rep. Nr. Eindarrest op tegenspraak.

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

In zake: 2010/AR/3198

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 18 MAART DE KAMER Arbeidsongeval Op tegenspraak Definitief + verzending naar de Arbeidsrechtbank te Tongeren

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST VAN 25 JUNI 2008

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST. A.R. nr. 2009/AA/370. Rep. nr. Eindarrest op tegenspraak. Negende kamer

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. Rep.Nr. OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIJFTIEN JANUARI TWEEDUIZEND EN NEGEN. 7 de KAMER

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1037 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 NOVEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

Arbeidshof Antwerpen. Arrest. Afdeling Antwerpen. Kamer 10. Uitgifte 2014/ 7 mei /AA/709. Uitgereikt aan.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

2) Mevrouw M. K, - geïntimeerde sub 2 - in persoon aanwezig

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

KBC verzekeringen NV - burgerlijke partij/partij in gedwongen tussenkomst en vrijwaring - ter terechtzitting vertegenwoordigd door Mr

ARBEIDSHOF ANTWERPEN

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

* * ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/139 le blad. Arbeidsongeval Op tegenspraak Heropening der debatten

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Antwerpen AFDELING HASSELT

JURIDAT. Nummer : Rep. : 2010/

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 5 NOVEMBER DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief + Verzending naar de Arbeidsrechtbank te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 4 JANUARI Arbeidsovereenkomst Tegensprekelijk Definitief /3,

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. rep.nr OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIJFENTWINTIG JUNI TWEEDUIZEND EN NEGEN. 7e KAMER. not. 580, 8, Ger. W.

ARBEIDSHOF ANTWERPEN

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

- het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 21 januari 2013,

In zake: 2009/AR/3461

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 15/04/2013

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. 1e blad. A.R.Nr. 2010/AB/625 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 7 MAART DE KAMER

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN 14 JULI 2009

Hof van Cassatie van België

.. ARBEIDSHOFTEBRUSSEL

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 JUNI DE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak conform art G.W. Definitief. G., wonende te xxx.

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

EUROPABANK, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel. gevestigd te 9000 Gent, Burgstraat 170, ingeschreven in het

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. afdeling Antwerpen. AR nr Rep. nr. OPENBARE TERECHTZITTING VAN DRIEËNTWINTIG APRIL TWEEDUIZEND EN NEGEN

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/232 OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER APRIL TWEEDUIZEND EN ELF

In de zaak : 1. De Heer R. F, 2. Mevrouw H. P.,, 61,

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. 1e blad. A.R.Nr. 2012/AB/492 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 21 MEI 2013.

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/172. Rep. Nr. Eindarrest op tegenspraak.

Transcriptie:

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST Rep. Nr. A.R. 2009/AA/408 Vierde kamer Eindarrest op tegenspraak Gezinsbijslag OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN In de zaak van: RIJKSDIENST VOOR KINDERBIJSLAG VOOR WERK- NEMERS, gevestigd te 1040 Brussel, Trierstraat 70, appellant, vertegenwoordigd door mr. M. D. L. loco mr. D. G., advocaat te Antwerpen, tegen : V. B.,, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A. V., advocaat te Willebroek. Na over de zaak beraadslaagd te hebben, heeft de vierde kamer van het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, het volgende arrest uitgesproken. Gelet op de zittingsbladen van 2 september 2009 en 3 mei 2010.

A.R. 2009/AA/408 bladzijde 2 Rekening houdend met de akten van de rechtspleging, onder meer: het eensluidend verklaard afschrift van het vonnis, op 18 juni 2009 uitgesproken door de eerste kamer van de arbeidsrechtbank te Mechelen, overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid, Ger.W., aan de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers ter kennis gebracht bij gerechtsbrief op 24 juni 2009; het verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van dit arbeidshof op 13 juli 2009 en ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 1056 Ger.W. op 14 juli 2009; de conclusies voor B., neergelegd ter griffie van dit arbeidshof op 2 november 2009; de conclusies voor de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, ontvangen ter griffie van dit arbeidshof op 1 december 2009; de syntheseconclusies voor B., neergelegd ter griffie van dit arbeidshof op 26 februari 2010. Partijen werden gehoord op de openbare terechtzitting van 3 mei 2010. 1. Ontvankelijkheid Met een verzoekschrift, neergelegd ter griffie van dit hof op 13 juli 2009, tekende de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers hoger beroep aan tegen een vonnis van 18 juni 2009 (A.R. 08/970/A) van de arbeidsrechtbank te Mechelen. Het vonnis werd aan de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid, Ger.W., bij gerechtsbrief op 24 juni 2009. Het hoger beroep werd tijdig ingesteld, is regelmatig naar de vorm en ontvankelijk. 2. Feiten en voorafgaande procedure B. ontving tijdens zijn tewerkstelling, die een einde nam op 16 september 2003, kinderbijslag voor zijn zoon I., toen student aan de VUB, vanwege de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (hierna: de RSZPPO). Na een ongeval in 2003 ontving B. steun van het OCMW van Willebroek, doch geen kinderbijslag meer vanwege de RSZPPO. Hij deed een schriftelijke aanvraag om kinderbijslag voor werknemers, door de RSZPPO ontvangen op 16 januari 2006.

A.R. 2009/AA/408 bladzijde 3 Met brieven van 23 april 2007, 4 juni 2007 en 2 augustus 2007 van de raadsman van B. werd bij de RSZPPO naar de reden van de niet betaling geïnformeerd, en met een schrijven van 14 augustus 2007 deelde de RSZPPO mee dat de kinderbijslag van 1 september 2002 tot 31 december 2003 zou uitbetaald worden aan B. bij ontvangst van het schoolattest 2005-2006, doch dat hij voor de periode 1 januari 2004 tot 30 november 2005 een aanvraag bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers diende in te dienen aangezien hij tijdens die periode zonder beroep was en bestaansminimum had ontvangen. B. diende via zijn raadsman een aanvraag om gewaarborgde gezinsbijslag in bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers op 4 of 7 maart 2008, welke werd afgewezen bij aangetekend schrijven van 3 april 2008: Wij onderzochten naar aanleiding van een aanvraag ingediend op 07 maart 2008 door de heer A. V. advokaat het recht op gewaarborgde gezinsbijslag ten behoeve van uw zoon I. ( 08 september 1991) over de periode van 01 januari 2004 tot 30 november 2005. Art. 7 van de (wet van 20 juli 1971) stelt dat de gewaarborgde gezinsbijslag slechts ten vroegste kan worden toegekend vanaf de maand die één jaar voorafgaat aan de datum waarop de aanvraag werd ingediend. Vermits wij op 07 maart 2008 een aanvraag om gewaarborgde gezinsbijslag hebben ontvangen, kan het recht op gewaarborgde gezinsbijslag slechts worden onderzocht vanaf 01 maart 2007. Bijgevolg kan het recht op gewaarborgde gezinsbijslag over de periode 01 januari 2004 tot 30 november 2005 niet worden vastgesteld. B. tekende hiertegen verhaal aan bij de arbeidsrechtbank te Mechelen met een verzoekschrift, neergelegd ter griffie op 2 juli 2008. De eerste rechters verklaarden in hun vonnis van 18 juni 2009 de vordering ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond: rekening houdende met artikel 7, laatste lid, wet 20 juli 1971, werd als datum van aanvraag de datum van ontvangst van de aanvraag bij de RSZPPO, m.n. 16 januari 2006, weerhouden en werd de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers veroordeeld tot uitbetaling aan B. van de gewaarborgde gezinsbijslag voor zijn zoon I. voor de periode van 1 januari 2005 tot 30 november 2005; de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers werd veroordeeld tot de kosten van het geding. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers stelde hiertegen hoger beroep in met een verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het arbeidshof op 13 juli 2009. 3. Eisen in hoger beroep De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers (hierna RKW) vordert het hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren, het vonnis a quo teniet te doen en, opnieuw recht doende, de oorspronkelijke vordering ongegrond te verklaren, de administratieve beslissing van 3 april 2008 te bevestigen en te zeggen voor recht dat er voor de periode van 1 januari 2004 tot 30 november 2005 geen gewaarborgde gezinsbijslag kan worden toegekend; kosten als naar recht.

A.R. 2009/AA/408 bladzijde 4 B. vraagt het hoger beroep ontvankelijk, doch ongegrond te verklaren, het vonnis a quo integraal te bevestigen en de RKW te veroordelen hem de gewaarborgde gezinsbijslag voor zijn zoon I. uit te betalen voor de periode van 1 januari 2005 tot 30 november 2005; de kosten van beide instanties ten laste te leggen van de RKW, begroot op 109,32 euro rechtsplegingsvergoeding, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. 4. Ten gronde B. vordert gewaarborgde gezinsbijslag voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005. Hierdoor beperkt hij de periode, aangezien er in de oorspronkelijke vordering kinderbijslag vanaf 1 januari 2004 werd gevorderd. 4.1. Aanvraag bij de RKW Er wordt niet betwist dat de RKW in maart 2008 een aanvraag heeft ontvangen tot het bekomen van gewaarborgde gezinsbijslag voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 november 2005, aangezien RSZPPO in die periode de kinderbijslag niet kon uitbetalen daar B. op dat ogenblik een leefloon ontving. Artikel 7 wet gewaarborgde gezinsbijslag bepaalt dat de aanvraag om kinderbijslag en kraamgeld moet worden ingediend bij de RKW en dat de kinderbijslag ten vroegste wordt toegekend vanaf de maand die één jaar voorafgaat aan de datum waarop de aanvraag werd ingediend. Aangezien de aanvraag werd ingediend in maart 2008 en er kinderbijslag werd gevraagd voor de periode tot en met november 2005, nam de RKW een terechte beslissing door de gewaarborgde gezinsbijslag voor die periode te weigeren aangezien de termijn van één jaar voorafgaand aan de aanvraag overschreden was. 4.2. Aanvraag bij de RSZPPO B. stelt dat zijn aanvraag bij de RSZPPO op 9 november 2005 echter ook geldt als een aanvraag tot het bekomen van gewaarborgde gezinsbijslag. Hiervoor wordt verwezen naar een artikel uit de rechtsleer, maar dit artikel werd geschreven vóór de invoering van een nieuw lid bij artikel 7 wet gewaarborgde gezinsbijslag, waardoor deze conclusies niet zonder meer kunnen toegepast worden. In dit laatste lid van artikel 7 wet gewaarborgde gezinsbijslag, dat werd ingevoerd door de Programmawet van 30 december 2001 (artikel 28, 2 ), wordt gesteld dat, in afwijking van het eerste lid van dit artikel, de aanvraag die wordt toegezonden aan de RKW en die werd ingediend bij een onbevoegde Belgische instelling van sociale zekerheid, als datum van aanvraag deze van het aangetekend schrijven of de ontvangstdatum die de instelling meedeelt aan de RKW moet aanvaard worden. Hieruit kan afgeleid worden dat de aanvraag die ingediend werd aan een onbevoegde instelling van sociale zekerheid en vervolgens wordt verzonden naar de

A.R. 2009/AA/408 bladzijde 5 bevoegde instelling, als aanvraagdatum de datum krijgt van de aanvraag bij de onbevoegde instelling. De voorbereidende werken vermelden dat deze nieuwe bepaling tot doel heeft om, in uitvoering van het artikel 9 van de wet van 11 april 1995 tot instelling van het handvest van de sociaal verzekerde (hierna wet handvest sociaal verzekerde), het principe en de voorwaarden van validatie van de indieningsdatum van een aanvraag die door de sociaal verzekerde werd ingediend bij een onbevoegde instelling, in te schrijven in de kinderbijslagwetten. (Verslag bij het ontwerp van Programmawet, Parl. St. Kamer, DOC 50 nr.1503/018, 8). Voormeld artikel 9 wet handvest sociaal verzekerde bepaalt dat de niet-bevoegde instelling van sociale zekerheid het verzoek onverwijld doorstuurt naar de bevoegde instelling en dat de verzoeker hiervan verwittigd wordt. Er dient vastgesteld dat de RSZPPO de aanvraag nooit heeft doorgestuurd, laat staan deze onverwijld heeft doorgestuurd, en dus artikel 9 wet handvest sociaal verzekerde heeft geschonden en hierbij mogelijkerwijze een fout heeft begaan. Dit betekent evenwel niet dat de aanvraagdatum bij de RSZPPO ook als datum kan gelden voor de RKW, aangezien de RKW nooit op de hoogte werd gebracht van deze aanvraag hoewel artikel 7, laatste lid, wet gewaarborgde gezinsbijslag, dit uitdrukkelijk vereist: (.de aanvraag die werd toegezonden aan de Rijksdienst en die werd ingediend bij een onbevoegde instelling). Uit de lezing van artikel 7 wet gewaarborgde gezinsbijslag kan derhalve enkel afgeleid worden dat de datum van aanvraag die ingediend werd bij een onbevoegde instelling ook geldt als datum van aanvraag voor de bevoegde instelling, voor zover de bevoegde instelling hiervan op de hoogte werd gebracht, en dat er derhalve twee voorwaarden cumulatief moeten vervuld zijn alvorens de datum van aanvraag bij de onbevoegde instelling ook geldt als datum van aanvraag bij de bevoegde instelling. Dat het argument van de cumulatieve voorwaarden slechts voor het eerst in hoger beroep wordt ingeroepen is hierbij niet van belang, aangezien het de interpretatie van een wetsbepaling betreft. De stelling van B., als zou de stelling dat er sprake is van cumulatieve voorwaarden geen steun vinden in de wettekst, kan niet aanvaard worden gelet op de duidelijke tekst van artikel 7, laatste lid, wet gewaarborgde gezinsbijslag. Ook de verwijzing naar de voorbereidende werken bij de invoering van het laatste lid van artikel 7 wet gewaarborgde gezinsbijslag, steunt zijn stelling niet. Weliswaar wordt in deze voorbereidende werken verwezen naar het feit dat het hier een uitwerking betreft van artikel 9 wet handvest sociaal verzekerde, maar hieruit kan juist afgeleid worden dat de vereiste van het onverwijld doorsturen van belang blijft aangezien dit in voormeld artikel 9 uitdrukkelijk vermeld wordt. Uit de door B. geciteerde voorbereidende werken kan trouwens niet afgeleid worden dat de aanvraag niet zou moeten doorgestuurd worden naar de bevoegde instelling. De interpretatie als zou de aanvraag moeten doorgestuurd worden naar de bevoegde instelling vooraleer de datum van ontvangst door de onbevoegde instelling als datum van aanvraag kan gelden, is trouwens redelijk en logisch.

A.R. 2009/AA/408 bladzijde 6 Het is immers pas door de ontvangst van de aanvraag dat de bevoegde instelling, hier de RKW, een onderzoek kan voeren naar het feit of aan alle voorwaarden voldaan werd om uitkeringen te ontvangen. Wanneer de bevoegde instelling nooit een aanvraag heeft ontvangen, kan dit onderzoek niet gevoerd worden en kan ook niet verwacht worden dat de RKW een onderzoek met een terugwerkende kracht van drie jaar gaat voeren. Te meer daar ook de wetgever heeft geoordeeld dat de RKW bij een aanvraag slechts een onderzoek moet voeren naar de vervulling van de voorwaarden voor een periode die de aanvraag met één jaar voorafgaat (artikel 7, tweede lid, wet gewaarborgde gezinsbijslag). Aangezien de aanvraag pas in maart 2008 heeft plaats gevonden, kan van de RKW niet verwacht worden dat ze nog een onderzoek gaan voeren voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005, dit is hem trouwens wettelijk ook niet toegelaten. Zelfs indien er derhalve van uit wordt gegaan dat de aanvraag bij de RSZPPO een aanvraag was bij een onbevoegde instelling - voor een bepaalde periode heeft de RSZPPO immers vastgesteld dat er geen recht was op gezinsbijslag, maar mogelijk wel op gewaarborgde gezinsbijslag - dan nog kan de RKW niet veroordeeld worden tot betaling van gewaarborgde gezinsbijslag voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005, aangezien hij nooit op de hoogte werd gesteld van deze aanvraag. Zoals vermeld maakt de RSZPPO door het niet onverwijld doorsturen van de aanvraag aan de RKW mogelijk een fout, maar dit betekent niet dat er bij de RKW een geldige aanvraag werd ingediend en dat er hierdoor recht is op gewaarborgde gezinsbijslag. De bestreden beslissing werd terecht genomen. Op die gronden, het hof, Heeft kennis genomen van het eensluidend mondeling advies, uitgebracht door de heer J. Dekeersmaeker, substituut-generaal, op de openbare terechtzitting van 3 mei 2010, waarover partijen verklaren geen opmerkingen te hebben. Houdt rekening met de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken. Doet uitspraak op tegenspraak. Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond. Vernietigt het vonnis van de arbeidsrechtbank te Antwerpen van 18 juni 2009, maar enkel in zoverre de RKW veroordeeld wordt tot betaling van de gewaarborgde gezinsbijslag voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005.

A.R. 2009/AA/408 bladzijde 7 Opnieuw recht doende, zegt voor recht dat er geen recht is op gewaarborgde gezinsbijslag voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 november 2005. Bevestigt het vonnis, voor zover er hoger beroep tegen werd aangetekend, voor het overige. Legt de kosten van het hoger beroep, overeenkomstig artikel 1017, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ten laste van de RKW. Vereffent deze kosten aan de zijde van B. op 145,78 euro rechtsplegingsvergoeding. Aldus gewezen door: de heer D. TORFS, raadsheer, voorzitter van de kamer, de heer R. VAN TRIEST, raadsheer in sociale zaken als werkgever, mevrouw V. APS, raadsheer in sociale zaken als werknemer, bijgestaan door de heer R. SMETS, griffier, R. SMETS V. APS R. VAN TRIEST D. TORFS en uitgesproken door voormelde voorzitter van de vierde kamer van het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, zitting houdend te Antwerpen in openbare terechtzitting van zeven juni tweeduizend en tien. R. SMETS D. TORFS