Naam Datum Kennistoets Module Een Beantwoord de volgende vragen en neem de antwoorden mee naar de volgende theorieles. 1. Waar of niet waar. Een voorwerp heeft een neutraal drijfvermogen wanneer het een hoeveelheid water verplaatst die minder weegt dan het eigen gewicht. 2. Leg uit waarom het uittrimmen, zowel aan de oppervlakte als onder water, één van de belangrijkste vaardigheden van een duiker is. Aan de oppervlakte: Onder water: 3. Vul de lege plaatsen in de zin in met de woorden: zoet water of zout water. Eenzelfde voorwerp zal meer drijfvermogen hebben in. dan in.. 4. Waar of niet waar. Doordat water dichter is dan lucht treden drukverschillen onder water eerder op. 5. Maak het volgende schema af voor een plastic zak. die aan de oppervlakte geheel met lucht gevuld is. Diepte Druk Volume Dichtheid 0 meter 1 bar 1 x1 10 meter 1/2 30 meter 1/4 x4 40 meter 5 bar x5 6. Omcirkel de letter van de zin die het beste een squeeze omschrijft. a. Een toestand die een onaangenaam gevoel of pijn veroorzaakt wanneer de druk buiten een luchthoudende holte kleiner is dan de druk binnen die luchthoudende holte. b Een toestand die een onaangenaam gevoel of pijn veroorzaakt wanneer de druk binnen een luchthoudende holte kleiner is dan de druk buiten die luchthoudende holte. 7. Kruis elke zin aan die beschrijft hoe luchthoudende lichaamsholtes geklaard kunnen worden tijdens de afdaling. a. Sluit de neus en probeer er zachtjes door te blazen. b. Slik en beweeg de kaak heen en weer. c. Sluit de neus en probeer er zachtjes door te blazen terwijl je slikt en de kaak heen en weer beweegt. 8. Beschrijf hoe vaak je moet klaren tijdens de afdaling.
9. Waar of niet waar. Als je een onaangenaam gevoel in je oren krijgt tijdens de afdaling. moet je verder afdalen totdat dit gevoel verdwenen is. 10. Wat is de belangrijkste regel van het persluchtduiken? 11. Omcirkel de letter van de zin die het beste een reverse-block beschrijft. a Een toestand die tijdens de opstijging ontstaat wanneer uitzettende lucht niet kan ontsnappen uit een luchthoudende lichaamsholte en zo een onprettig gevoel of pijn veroorzaakt. b. Een toestand die tijdens de opstijging ontstaat wanneer uitzettende lucht ontsnapt uit een luchthoudende lichaamsholte en zo een onprettig gevoel of pijn veroorzaakt. 12. Beschrijf wat je moet doen wanneer je een onprettig gevoel ervaart door uitzettende lucht in oren. sinussen. maag. ingewanden of tanden tijdens de opstijging. 13. Waarom moet tijdens het persluchtduiken de neus door het masker omsloten worden? 14. Leg uit wat de beste manier is om te voorkomen dat er water in de persluchtfles komt. 15. Omcirkel het juiste antwoord. Het belangrijkste kenmerk om op te letten bij de aanschaf van een ademautomaat is: a. de kleur. b. het aantal slangen c. de ademweerstand d. het formaat
Naam Datum Kennistoets Module Twee Beantwoord de volgende vragen en neem de antwoorden mee naar de volgende theorieles. 1. Kruis het juiste antwoord aan. Onder water lijken voorwerpen 33% en a. kleiner, verder weg b. groter, dichterbij 2. Kruis het juiste antwoord aan. Doordat zich vier maal sneller voortbeweegt door water dan door lucht, is het moeilijk om de herkomst ervan vast te stellen. a. licht b. geluid 3. Vul het ontbrekende woord in. Kies uit sneller of langzamer. Water geleidt warmte. weg van het lichaam dan lucht. 4. Beschrijf wat je zou doen wanneer je onder water ononderbroken begint te rillen. 5. Kruis aan wat je kunt doen om de hogere weerstand van water zoveel mogelijk te compenseren. a. Stroomlijn jezelf en je apparatuur zoveel mogelijk. b. Vermijd snelle, plotselinge bewegingen. c. Beweeg langzaam en rustig. d. Doe het rustig aan. 6. Kruis de beschrijving aan die het beste aangeeft hoe je onder water moet ademen. a. Snel en oppervlakkig. b. Langzaam en diep. 7. Oververmoeidheid tijdens het duiken is eenvoudig te voorkomen. Kruis de juiste preventieve maatregelen aan. a. Beweeg langzaam en vermijd langdurige inspanning. b. Maak meer gebruik van je armen dan van je benen om jezelf voort te stuwen. c. Ken je lichamelijke grenzen. 8. Beschrijf wat je moet doen wanneer je oververmoeid raakt tijdens het duiken. a. Onder water b. Aan de oppervlakte
9. Kruis iedere bewering aan die beschrijft hoe je een goede controle over de luchtwegen kunt houden. a. Plaats je tong als een spatscherm tegen je gehemelte om water op te vangen wanneer dat je mond binnenkomt. b. Adem langzaam in. c. Vermijd snelle, plotselinge bewegingen. d. Adem voorzichtig in. 10. Leg uit waarom je geen strakke kap mag dragen. 11. Kruis het juiste antwoord aan. Het belangrijkste kenmerk van elk loodsysteem is: a. het formaat en de vorm van de blokken. b. het verstelgemak. c. de snelsluiting. 12. Kruis het juiste antwoord aan. Een alternatieve luchtbron moet. zodat deze eenvoudig en snel herkend kan worden door een duiker die deze luchtvoorziening nodig heeft. a. onder de loodgordel zitten b. opvallend gemerkt zijn 13. Beschrijf op welke plekje een alternatieve luchtbron zou vastzetten. 14. Waar of niet waar. Een duikmes is een stuk gereedschap (om te meten, te prikken, te graven, te snijden en te tikken) en is niet bedoeld en behoort niet gebruikt te worden als wapen. 15. Wat is de betekenis van dit handsignaal? a. OK?OK. b. Nood, help. c. Geen lucht meer. 16. Leg uit hoe je controleert of je de juiste hoeveelheid lood hebt. 17. Noem en beschrijf de stappen van de veiligheidscontrole voor de duik en leg uit wanneer je van deze controle gebruik maakt.
Naam Datum Kennistoets Module Drie Beantwoord de volgende vragen en neem de ingevulde kennistoets mee naar de volgende theorieles. 1. Er zijn verschillende factoren van invloed op het zicht onder water. Kies uit de onderstaande mogelijkheden. a. Weer. b. Waterbeweging. c. Luchtdruk. d. Zwevende deeltjes. 2. Waar of niet waar. Om problemen bij het duiken in helder water te voorkomen moet je een goede dieptemeter gebruiken en daar regelmatig op kijken. Het is bovendien aan te bevelen een lijn te gebruiken voor de opstijging en de afdaling. 3. Beschrijf wat je moet doen wanneer je in een oppervlaktestroming terecht komt. 4. Waar of niet waar. Het is makkelijker om tegen een zwakke stroom langs de bodem te zwemmen, omdat daar de stroming over het algemeen zwakker is dan aan de oppervlakte. 5. Kruis aan. Wanneer er sprake van stroming is. moet je je duik over het algemeen beginnen door: a. met de stroom mee te zwemmen. b. haaks op de stroom te zwemmen. c. tegen de stroom in te zwemmen. 6. Kruis aan. Vrijwel alle verwondingen door onderwaterleven worden veroorzaakt door een actie van het dier. a. onvoorspelbare b. niet-uitgelokte c. verdedigende 7. Beschrijf wat je moet doen wanneer er onder water een potentieel agressief dier aanwezig is. 8. Waar of niet waar. Ten behoeve van de veiligheid en om meer plezier te beleven aan een duik in een nieuw gebied of bij een nieuwe activiteit moet je eerst een goede oriëntatie van de duikplaats verkrijgen. 9. Een muistroom kan herkend worden aan een strook turbulent, schuimend water die zich beweegt. a. naar de kust toe b. zeewaarts c. parallel aan de kust
10. Noem drie manieren om de meest voorkomende duikproblemen aan de oppervlakte te voorkomen en eventueel onder controle te krijgen. 11. Waar of niet waar. De eerste stap bij het helpen van een duiker in problemen aan de oppervlakte is hem toe te spreken, te bemoedigen en proberen hem te kalmeren. 12. Plaats de vijf noodprocedures bij,,geen lucht /,,bijna geen lucht in volgorde van prioriteit en voorkeur, door ze te nummeren van 1 tot 5. noodopstijging met positief drijfvermogen gecontroleerde, zwemmende noodopstijging normale opstijging opstijging waarbij een enkele luchtbron gedeeld wordt ( buddy-breathing) opstijging met alternatieve luchtvoorziening 13. Kruis aan. Wanneer je onder water verstrikt raakt moet je: a. draaien en bewegen tot je weer vrij bent. b. stoppen, denken en dan langzaam en kalm jezelf bevrijden. 14. Waar of niet waar. Bij een bewusteloze duiker is de eerste zorg deze uit het water te krijgen. 15. Waar of niet waar. Als de bewusteloze duiker uit het water is gehaald en nog ademt, moet deze zuurstof krijgen indien dit beschikbaar is.
Naam Datum Kennistoets Module Vier Beantwoord de volgende vragen en breng de ingevulde kennistoets mee naar de volgende training. 1. Een gedetailleerd logboek legt je duikervaring vast en is in veel verschillende duiksituaties nodig. Kruis aan. a. Voor deelname aan vervolgopleidingen. b. Voor duikwinkels als je duikapparatuur aanschaft. c. Als je duikt bij een duikbasis of vanaf een boot. 2. Leg uit hoe je problemen met vervuilde lucht kunt voorkomen. 3. Geef twee manieren aan hoe duikers problemen met zuurstof kunnen voorkomen. 4. Kruis de symptomen van stikstofnarcose aan: a. verminderde coördinatie. b. vreemd gedrag. c. pijn in gewrichten en ledematen. 5. Kruis aan. Om stikstofnarcose te voorkomen moet je: a. tussen ademteugen telkens een langere pauze houden. b. luchthoudende ruimtes vroegtijdig en vaak klaren. c. diepe duiken vermijden. 6. Kruis de symptomen aan die te maken kunnen hebben met decompressieziekte: a. vreemd gedrag. b. lichte tintelingen. c. kersrode lippen. d. zwakte en aanhoudende vermoeidheid. 7. Beschrijf de eerste-hulp bij iemand met een decompressieziekte aandoening. 8. Waar of niet waar. Wanneer je één van de versies van de Recreational Dive Planner gebruikt, moet je opstijgen met een snelheid welke niet groter is dan 18 meter per minuut.
9. Vul de juiste getallen in op de open plaatsen. Dieptelimiet voor Open Water Divers Dieptelimiet voor duikers die meer training en ervaring hebben dan een Open Water Diver. Maximale diepte voor duikers met een diepduik opleiding. a. 18 meter b. 40 meter c. 30 meter 10. Volgens de Recreational Dive Planner is de nultijd voor 18 meter: 11. Wat is je drukgroep na een duik van 24 minuten naar 12 meter? 12. Na een duik zit je in drukgroep K. Wat zal je nieuwe drukgroep zijn na een oppervlakte-interval van 34 minuten? 13. Een duiker in drukgroep G plant een duik naar 17 meter. Wat is de maximaal toegestane duiktijd volgens de Recreational Dive Planner? 14. Geef de uiteindelijke drukgroep als je aan de oppervlakte komt na de volgende serie duiken. Eerste duik 16 meter/23 min; oppervlakte-interval 1:30; tweede duik 10 meter/46 min. De uiteindelijke drukgroep is: 15. Geef de uiteindelijke drukgroep als je aan de oppervlakte komt na de volgende serie duiken. Eerste duik 18 meter/15 min; oppervlakte-interval 1:00; tweede duik 12 meter/30 min. De uiteindelijke drukgroep is:
Naam Datum Kennistoets Module Vijf Beantwoord de volgende vragen en breng de complete kennistoets mee naar de volgende training. Beantwoord alle vragen ongeacht de Recreatie Duik Planner die je gebruikt (Het Wiel of de tabel-versie). 1. Beschrijf de drie situaties waarin een veiligheidsstop gemaakt moet worden. a. b. c. 2. Kruis aan. Als je onverhoopt de nultijd of de aangepaste nultijd met 5 minuten of minder overschrijdt, moet je langzaam opstijgen met een snelheid niet groter is dan 18 meter per minuut naar 5 meter en daar minuten verblijven alvorens verder op te stijgen. Nadat je de oppervlakte hebt bereikt, moet je minstens uur afzien van verdere duiken. a. 8 minuten, 6 uur b. 15 minuten, 24 uur 3. Geef de hoogte in meters aan waarboven de Recreational Dive Planner niet meer mag worden gebruikt zonder speciale procedures te volgen. 4. Waar of niet waar. Om er redelijk zeker van te zijn dat je geen decompressieziekte oploopt, moet je minimaal 12 uur wachten na het duiken alvorens te gaan vliegen. 5. Leg uit welke procedure je moet volgen wanneer je een duik in koud water of onder zware omstandigheden plant, als je gebruik maakt van de Recreational Dive Planner. 6. Wat is het minimaal benodigde oppervlakte-interval tussen een duik van 40 minuten naar 18 meter, gevolgd door een duik van 60 minuten naar 14 meter? 7. Wat is het minimaal benodigde oppervlakte-interval tussen een duik van 29 minuten naar 20 meter, gevolgd door een duik van 39 minuten naar 14 meter?
8. Met de kompasrichting van figuur 1 in gedachten, kies je het figuur uit dat de omgekeerde richting aangeeft. Omgekeerde richting staat bij letter: 9. Wat is het doel van het PADI systeem voor vervolgopleidingen? 10. Wat zijn de voordelen van PADI Adventure dives en het Advanced Open Water Diver programma? 11. Geef het doel aan van het PADI Discover Local Diving-programma. 12. Wanneer moet je een PADI Scuba Review overwegen? 13. Wat is de relatie tussen Adventure Dives, de duiken van de Advanced Open Water Diver cursus en specialty cursussen?