Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Groningen. Datum: 24 maart 2014. Rapportnummer: 2014/023



Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Rapport over een deskundigenoordeel van het UWV. Datum: 11 december Rapportnummer: 2014/205

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Rapport over een klacht over UWV te Nijmegen. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2013/108

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen uit Hengelo. Datum: 29 juli Rapportnummer: 2011/218

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 23 november 2007 Rapportnummer: 2007/271

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Een onderzoek naar de uitvoering van een deskundigenoordeel door het. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Deskundigenoordeel Een onderzoek naar de manier waarop het UWV. (de klacht over) een deskundigenoordeel heeft afgehandeld.

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 11 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/238

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 10 september 2007 Rapportnummer: 2007/189

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam. Datum: 10 april Rapportnummer: 2013/0031

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Amsterdam. Datum: 24 oktober 2012

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 28 september 2006 Rapportnummer: 2006/337

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 1 februari 2002 Rapportnummer: 2002/027

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Rotterdam. Publicatiedatum: 6 januari Rapportnummer: 2015/003

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Verzoeker, die optrad als gemachtigde in een ontslagzaak, klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), thans UWV WERKbedrijf:

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 6 maart 2015 Rapportnummer: 2015/049

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Klacht over UWVWerkbedrijf uit Groningen. Datum: Rapportnummer:

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK. Datum: 28 november Rapportnummer: 2012/190

De behandelingsduur van een nieuwe aanvraag om kinderopvangtoeslag 2014

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) uit Zoetermeer. Datum: Rapportnummer: 2011/097

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 10 september 2007 Rapportnummer: 2007/188

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 19 september Rapportnummer: 2013/0128

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

2. Verzoeker diende bij SenterNovem een subsidieaanvraag in voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen.

Rapport Datum: 2 juli 2012 Rapportnummer: 2012/112

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over het UWV te Groningen. Datum: 24 maart 2014 Rapportnummer: 2014/023

2 Klacht Verzoeker, bedrijfsarts, klaagt erover dat de verzekeringsarts van het UWV: 1. hem heeft verzocht om binnen vijf werkdagen informatie te verstrekken terwijl deze verzekeringsarts op de hoogte was van zijn afwezigheid wegens vakantie; 2. hem geen hersteltermijn heeft gegund toen de door hem verstrekte informatie niet voldoende bleek te zijn. Bevindingen en beoordeling Algemeen I Bevindingen De heer K., die als bedrijfsarts werkzaam is, begeleidde een werknemer die als gevolg van een hersenbloeding was uitgevallen. Deze werknemer had bij het UWV op 5 juli 2013 een WIA-uitkering aangevraagd en daarom wilde de verzekeringsarts van het UWV, de heer G., nadere informatie van bedrijfsarts K. ontvangen. De heer G. belde de bedrijfsarts hierover toen deze wegens vakantie afwezig was. De heer K. had op zijn voicemail ingesproken dat hij er tot 5 augustus niet was; daarom stuurde de heer G. hem, op 22 juli 2013, een brief overigens naar een oud adres van de heer K.. Hij schreef de heer K. dat bij de WIA-aanvraag ook het door de heer K. geleverde medische deel van het re-integratieverslag was ontvangen. De geleverde gegevens waren echter onvoldoende om een oordeel te kunnen geven over de re-integratie inspanningen. Omdat de heer K. tot 5 augustus afwezig was, was telefonisch contact niet mogelijk geweest. Daarom werd hij nu verzocht schriftelijk te reageren op een aantal vragen van medische aard. Ook werd de heer K. verzocht ontbrekende informatie op te sturen. Het ging om het verslag van het neuropsychologisch onderzoek, waaraan de bedrijfsarts refereerde in zijn onderbouwing van de beperkingen. De gevraagde informatie moest binnen vijf werkdagen in bezit van het UWV zijn, zo werd nog aangegeven. Het gevolg van niet reageren kon zijn dat een sanctie zou worden opgelegd aan de werkgever. Blijkbaar werd de brief op 23 juli opnieuw verzonden, nu naar het juiste adres; de datum dagtekening was handmatig aangepast. Nadat hij door zijn waarnemer was geïnformeerd over deze brief stuurde de heer K. op 26 juli, vanaf zijn vakantieadres, per mail een reactie naar het UWV. Hij gaf aan dat hij niet beschikte over zijn dossiers en dat hij vanaf 5 augustus graag wilde overleggen met de verzekeringsarts. Hij kon nu slechts een summiere reactie op de vragen geven.

3 Toen de heer K. weer aan het werk ging bleek dat het UWV op 31 juli een sanctie aan de werkgever had opgelegd met als reden dat niet gereageerd was op het verzoek om aanvullende informatie en dat hiervoor ook geen geldige reden was gegeven. De werkgever deed vervolgens zelf navraag bij het UWV en kreeg toen te horen dat wél was gereageerd, maar dat er onvoldoende informatie was om de re-integratie inspanningen te kunnen beoordelen. De werkgever tekende hierna bezwaar aan tegen de beslissing van het UWV; de in de beslissing genoemde reden voor het opleggen van een sanctie was immers niet juist. Een klacht bij het UWV Omdat de heer K. het niet eens was met de gang van zaken diende hij een klacht in bij het UWV. Hij wees het UWV er nog op dat het voor de hand had gelegen contact met hem op te nemen, als de door hem verstrekte informatie nog vragen openliet. Bovendien was hem inmiddels gebleken dat één van de gevraagde stukken nog niet eens beschikbaar was toen de arts van het UWV hiernaar vroeg. De werknemer had dat stuk, een verslag van een tweede neuropsychologisch onderzoek, nu zelf pas ontvangen. Dat aan de werkgever nu een loonsanctie van een jaar was opgelegd vond de heer K. absurd. Verder was hij van mening dat verzekeringsarts G. zich onprofessioneel en oncollegiaal had opgesteld. Op 27 augustus 2013 gaf het UWV een reactie op de klacht van de heer K. Het UWV gaf aan niet te kunnen ingaan op de klacht; er was immers sprake van een lopende bezwaarprocedure. Een klacht bij de Nationale ombudsman De heer K. was het er niet mee eens dat het UWV zijn klacht niet wilde behandelen; het ging hem niet om de beslissing, maar om de oncollegiale houding van de heer G. Bovendien berokkende het UWV hem schade door het opleggen van de sanctie; hiermee was hij in diskrediet gebracht bij de werkgever, zijn opdrachtgever. Daarom legde hij zijn klacht voor aan de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman besloot onderzoek te doen en legde de klacht op 7 november 2013 voor aan het UWV en aan verzekeringsarts G. Op 20 december gaf het UWV een reactie, ook namens de heer G. Op de vraag waarom het UWV de heer K. maar vijf werkdagen had gegeven om te reageren, dit terwijl bekend was dat hij op vakantie was, reageerde het UWV als volgt. Het feit dat de heer G. wist van de vakantie van de bedrijfsarts deed niet af aan het feit dat de werkgever, in het kader van een WIA-aanvraag, verplicht is om de gevraagde aanvullende

4 informatie binnen vijf werkdagen te leveren. Dat geldt ook als die informatie bij de bedrijfsarts wordt opgevraagd. Dat deze op vakantie is en blijkbaar geen vervanging heeft geregeld is het UWV niet aan te rekenen. Overigens had de werkgever, die ook wist dat er informatie was opgevraagd, niet om verlenging gevraagd. Ook ging het UWV nader in op de vraag van de Nationale ombudsman, waarom geen hersteltermijn aan de heer K. was geboden. De heer K. had, op 26 juli, inderdaad per mail gereageerd. Hij had hierbij wel een voorbehoud gemaakt, daar hij geen toegang tot zijn dossiers had. Hij gaf aan zo volledig mogelijk te antwoorden, 'uit het blote hoofd zogezegd'. De vragen van de heer G. werden, zoals de heer K. al kon vermoeden, niet volledig beantwoord, temeer daar het gevraagde rapport van het neuropsychologisch onderzoek, waarnaar door de heer K. werd verwezen, nog steeds niet was bijgevoegd. Dit rapport had al bij de WIA-aanvraag moeten zitten. Het UWV is nu eenmaal gehouden om binnen zeer strakke termijnen een beslissing te geven, zo voegde het UWV toe. Er was ook geen zicht op wanneer het verzuim zou worden hersteld. Toen bleek dat het verzuim, met de reactie van de heer K. van 26 juli, niet was hersteld is aan de werkgever een administratieve loonsanctie opgelegd. Kort hierna, op 7 augustus 2013, is het ontbrekende rapport alsnog ontvangen. De loonsanctie is toen omgezet in een sanctie op inhoudelijke gronden, dit omdat het UWV van oordeel was dat de re-integratie inspanningen onvoldoende waren geweest. Het UWV voegde nog toe dat de bedrijfsarts en/of de werkgever in de praktijk meer tijd hadden gehad om het verzuim te herstellen. Immers, mocht op grond van de nagezonden informatie duidelijk zijn geworden dat er wel voldoende re-integratie inspanningen waren verricht, dan was de opgelegde sanctie alsnog achterwege gebleven. De reactie van de heer K. De reactie van het UWV werd voorgelegd aan de heer K. Hij gaf op 15 januari 2014 een reactie. Hij wees erop dat er wel degelijk vervanging was geweest tijdens zijn afwezigheid; daarom was hij op de hoogte gekomen van het verzoek van het UWV. Ook gaf hij aan dat het UWV zich nu beriep op de verplichting van de werkgever om tijdig informatie aan te leveren maar daarbij vergat dat op veel van die informatie medisch beroepsgeheim rust. De werkgever kon die informatie dus helemaal niet zelf aanleveren. Bovendien had de heer K. aangegeven dat de werknemer over de benodigde informatie beschikte en dat hij hem, bij het verzenden van de WIA-aanvraag, had verzocht die informatie mee te sturen. Dat leek hem ook een expliciete verantwoordelijkheid van de werknemer zelf. Op 5 augustus had hij nog overleg met de werknemer gehad; die had pas enkele dagen daarvoor het verslag van het tweede neuropsychologisch onderzoek ontvangen en had

5 dat, en het verslag van het eerste onderzoek, diezelfde dag in kopie naar het UWV gestuurd. Daarom beschikte het UWV op 7 augustus alsnog over deze informatie. Dat het verzoek om informatie ook naar de werkgever was gezonden werd door de heer K. bestreden; het was alleen naar hem gegaan. Hij vond dat het UWV wel eens wat meer de hand in eigen boezem mocht steken. Het leek nu vooral op het ten koste van alles schoonvegen van eigen paden, zonder daadwerkelijk in te gaan op de kritiek rondom de opstelling in professionele verhoudingen. Op 29 januari werd de reactie van de heer K. voorgelegd aan het UWV. De reactie die van het UWV werd ontvangen voegde echter niets meer toe aan wat al bekend was. Ook voelde de heer K. niet de behoefte om hierop zelf nog te reageren. De reactie van de verzekeringsarts van het UWV De heer G. werd gevraagd of hij ook zijn eigen visie wilde gegeven. Hij reageerde hierop telefonisch en gaf in het gesprek aan dat in deze situatie onder meer wordt beoordeeld of de visie van de bedrijfsarts aannemelijk is. Een belangrijk onderliggend stuk dat hiervoor nodig was, het verslag van het neuropsychologisch onderzoek, zat er niet bij. Daarom belde hij naar de bedrijfsarts en hoorde toen dat deze op vakantie was. Vervolgens is naar de bedrijfsarts een brief uitgegaan waarin een hersteltermijn van een week (vijf werkdagen) werd gesteld. Deze termijn is, voor zover de heer G. bekend is, afkomstig uit een werkinstructie. Als hierop niet tijdig een reactie komt gaat vervolgens een brief uit waarmee een administratieve sanctie wordt opgelegd. In dit geval is dat ook zo gebeurd. Toen vervolgens alsnog de juiste informatie beschikbaar kwam is een nieuwe beslissing genomen, nu op inhoudelijke gronden. Verder gaf de heer G. nog aan dat korte termijnen belangrijk zijn, omdat het UWV als het te laat is met beslissen uiteindelijk geen loonsanctie meer kan opleggen. Het UWV moet de termijnen daarom goed bewaken. Nadere reactie van verzoeker De heer K. werd nog om een reactie gevraagd op hetgeen verzekeringsarts G. had laten weten. Hij gaf nog aan dat hij anders dan in de rapportage van de heer G. was aangegeven zeker wel waarneming had geregeld. Hoe hij dat geregeld had was ook ingesproken geweest op zijn voicemail. De heer G. had contact kunnen opnemen met de afdeling personeelszaken van werkgever, maar dat had hij niet gedaan. Wel is toen de gewraakte brief door het UWV verzonden; de waarnemer heeft deze toen naar hem doorgemaild. Vervolgens had de heer K., op 26 juli 2013, per email vanaf zijn vakantieadres gereageerd; dat heeft het UWV in tweede instantie ook erkend. Hij had daarbij aangegeven niet over een dossier te beschikken vanwege zijn vakantie en hij had

6 de heer G. uitgenodigd om vanaf 5 augustus nader te overleggen. De heer K. stelt dan ook vast dat hij wel binnen de gestelde termijn heeft gereageerd; het UWV had daarom geen sanctie mogen opleggen. Nadere reactie van het UWV De Nationale ombudsman besloot vervolgens, het UWV om meer informatie te vragen over de gehanteerde termijn van een week/vijf werkdagen. Deze termijn is gebaseerd op artikel 25 lid 8 WIA, waarin wordt aangegeven: indien bij de behandeling van de aanvraag ( ) blijkt dat de werkgever zijn verplichting om een re-integratieverslag op te stellen niet of niet volledig is nagekomen, stelt het UWV aan de werkgever een termijn waarbinnen het ( ) wordt verstrekt of aangevuld. Het UWV gaf aan dat de in dit artikel genoemde termijn door het UWV op een week is gesteld; dat is ook zo vastgelegd in de handboeken voor Sociaal Medische Zaken. Deze termijn wordt gehanteerd als stukken ontbreken en ook als er nog nadere vragen zijn omdat iets niet duidelijk is. Het niet tijdig aanleveren van de gevraagde informatie leidt tot een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. Als een werknemer een aanvullingsverzoek wordt gestuurd geldt een opschorting van de beslistermijn; dat is niet het geval als een werkgever om aanvulling wordt gevraagd. De beslistermijn voor de werknemer kan met maximaal één week worden opgeschort. Laatste reactie verzoeker In zijn reactie op het verslag van bevindingen, dat de Nationale ombudsman aan betrokkenen had voorgelegd, gaf de heer K. nog aan dat het UWV de gewraakte termijn van vijf werkdagen heeft vastgelegd in werkinstructies die niet kenbaar zijn en daarop bovendien sancties baseert. Dit klemt temeer daar aan deze termijn blijkbaar onverkort wordt vastgehouden. Ook het handelen van de verzekeringsarts van het UWV bleef hem, mede gezien het voorgaande, verbazen. Hij moet geweten hebben dat het voor de heer K. onmogelijk was om binnen de termijn van vijf werkdagen een adequate reactie te geven. II Beoordeling De heer K., die als bedrijfsarts werkzaam is, klaagt erover dat de verzekeringsarts van het UWV hem heeft verzocht om binnen vijf werkdagen informatie te verstrekken, dit terwijl deze verzekeringsarts op de hoogte was van zijn afwezigheid wegens vakantie. Bovendien heeft hij hem geen hersteltermijn gegund toen de door hem verstrekte informatie toch niet voldoende bleek te zijn.

7 Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid actief naar de burger luistert, zodat deze zich gehoord en gezien voelt. Dat geldt evenzeer voor contacten die een meer professionele achtergrond hebben, zoals tussen artsen van het UWV en bedrijfsartsen. De werknemer vroeg op 5 juli 2013 een WIA-uitkering aan bij het UWV. Bij zo'n aanvraag moeten allerlei stukken worden aangeleverd. Blijkbaar was niet alle benodigde informatie aangeleverd aan het UWV en ook had de verzekeringsarts nog enkele vragen aan de betrokken bedrijfsarts, de heer K. Daarom zocht de verzekeringsarts van het UWV, op of rond 22 juli, telefonisch contact met de heer K.; hij hoorde toen dat deze tot 5 augustus afwezig zou zijn wegens vakantie. Daarop stuurde hij de heer K. een brief met vragen over diens bijdrage aan het re-integratieverslag en met het verzoek, het verslag van het neuropsychologisch onderzoek op te sturen. De heer K. kreeg een hersteltermijn van vijf werkdagen. Dat het UWV in dergelijke situaties een korte hersteltermijn hanteert is begrijpelijk. De heer K. heeft, zo stelt de Nationale ombudsman vast, echter alles gedaan wat in redelijkheid van hem kon worden verwacht: op zijn voicemail was aangegeven dat hij tot 5 augustus afwezig was, er was een vervanger die hem informeerde over de brief van het UWV en vervolgens beantwoordde hij vanaf zijn vakantieadres de vragen van het UWV, naar beste vermogen, binnen de gestelde termijn. Op 31 juli werd door het UWV vervolgens een administratieve sanctie opgelegd aan de werkgever, omdat de gevraagde aanvullende informatie niet was ontvangen. De heer K. reageerde in dit geval wel tijdig op het verzoek om informatie; in de brief waarmee aan zijn opdrachtgever een sanctie werd opgelegd werd echter aangegeven dat hij niet had gereageerd en dat hij hiervoor ook geen geldige reden had gegeven. Het is begrijpelijk dat de heer K. dit heel vervelend vond. De arts van het UWV had dan ook rekening moeten houden met de situatie van verzoeker en had, zeker in reactie op diens bericht van 26 juli, adequater moeten reageren. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het UWV daarmee het vereiste van actief luisteren heeft geschonden. De gedraging is niet behoorlijk. Uiteindelijk bleek overigens wel dat de administratieve sanctie, toen alsnog de gevraagde informatie werd aangeleverd, weer verviel; blijkbaar is in die fase wel maatwerk mogelijk, met aandacht voor de situatie waaronder de gegevens bij de heer K. werden opgevraagd. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het UWV te Groningen, is gegrond wegens strijd met het vereiste dat actief naar de burger wordt geluisterd. De Nationale ombudsman,

8 mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman Onderzoek Op 2 september 2013 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Groningen, met een klacht over een gedraging van een verzekeringsarts van het UWV te Groningen. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Raad van bestuur van het UWV te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de Raad van bestuur van het UWV te Amsterdam verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen het UWV en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Ook de betrokken UWV-medewerker werd in de gelegenheid gesteld een reactie te geven. Hij maakte van die mogelijkheid gebruik. Het verslag van bevindingen werd aan betrokkenen voorgelegd. De reactie van de heer K. gaf aanleiding het verslag van bevindingen aan te vullen. Het UWV gaf, mede namens de verzekeringsarts, aan geen opmerkingen te hebben.