MONSTERNEMING MATERIALEN VERHARDINGSCONSTRUCTIES TEN BEHOEVE VAN PARTIJKEURINGEN BOUWSTOFFEN



Vergelijkbare documenten
Wijzigingsblad Vastgesteld door het CCvD BODEMBEHEER

Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt --Adviesbureau en laboratorium--

Hoe houden we het werkbaar?

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 1000 versie 9.0

Vernieuwing CROW publicatie 210

HET NEMEN, VERPAKKEN EN CONSERVEREN VAN GRONDMONSTERS

13 december 2018 (betreft concept voor validatie, openbare reactieronde, RvA-evaluatie, HUF-toets)

BODEMINSPECTIE OP ASBEST aan de Harskamperweg 84 te Harskamp

INTERPRETATIEDOCUMENT vastgesteld door het CCvD Bodembeheer

INTERPRETATIEDOCUMENT vastgesteld door het Accreditatiecollege Bodembeheer

MILIEUKUNDIG ONDERZOEK ASFALT, HAMERVELDSEWEG TE LEUSDEN

INMETEN VAN BOORPUNTEN EN WATERPASSEN

Voorbeeld partijkeuring III

Notitie constructieonderzoek wegen Plassengebied. 1 Inleiding

Stenen en bodemvreemde materialen in uitgegraven bodem

milieuhygiënisch asfaltonderzoek zuidelijke randmeren veiligheid zuidelijke randmeren waterschap Vallei & Eem LEU36-8 LEU36-8/strg/006 C. Koot MSc.

Handleiding Kostentool Stille Wegdekken

Versie Definitief 1 Datum Adviseur milieu Ing. G. van den Berg Teamleider drs. J.J. Bleeker Projectcoördinator drs. J.J.

van Normec Certification B.V. handelend onder de namen Normec Certification en Eerland Certification

Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor

van Normec Certification B.V. handelend onder de namen Normec Certification en Eerland Certification

Eerst maar eens een overzicht

Stille wegdekken Handleiding Kostentool

PRESENTATIE PLATFORMDAG VOOR TOEZICHTHOUDERS BODEM EN GROND

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

MONSTERNEMING VOOR PARTIJKEURINGEN GROND EN BAGGERSPECIE PROTOCOL 1001

SIKB - protocol

SIKB - protocol

A N A L Y S E C E R T I F I C A A T

atkb ADVIESBUREAU VOOR BODEM, WATER EN ECOLOGIE

SIKB - protocol

Rapport Partijkeuring grond (in-situ) Strijpweg te Tull en 't Waal

Vertrouwelijk. Memo. Aan : Conny Bieze Van : ODRA Onderwerp : Nadere beoordeling partijkeuring Vink Datum : 16 april 2018

Inhoud presentatie. Immobilisaten. Taken BG s uit Bbk. Taken Bbk art 28

Globale kostenraming verwijdering wegen en verontreinigde wegbermen binnen het plangebied Bypass Kampen

PROTOCOL MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING BODEMSANERING MET INZET VAN HANDHELD RÖNTGEN FLUORESCENTIE SPECTROMETRIE

: Acceptatie, verwerking en toepassing (depot Almere, Poortdreef ong.)

MONSTERNEMING VOOR PARTIJKEURINGEN VORMGEGEVEN BOUWSTOFFEN PROTOCOL 1003

datum 22 oktober 2015 uw kenmerk ons kenmerk onderwerp Briefrapport historisch vooronderzoek Laan van Romen 25 te Berkel en Rodenrijs

WIJZIGINGSBLAD BRL 9320:

BRL SIKB 1000 versie 8, vastgesteld en van kracht 17 juni 2009, versie 7 vervalt per 1 juli 2010

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 2000 versie 6.0

Partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit

WIJZIGINGSBLAD vastgesteld door het AC Bodembeheer

VKB-protocol 6004 Plaats Tekst versie 2.1 Type: wijziging (W) of toevoeging (T) Tekst versie 2.2

Het doel van het aanvullend onderzoek is het verkrijgen van aanvullende informatie over de verontreiniging.

Monsterneming van gerecycleerde granulaten m.b.t. milieu-analyses en asbest en het CMA

Belangrijkste wijzigingen BRL 9335 (versie 2.1 naar versie 3.2)

BEPALING VAN DE ZUURGRAAD IN GROND EN/OF OPPER- VLAKTEWATER M.B.V. EEN PH-METER

Nedcool Beheer T.a.v. de heer G. Piels Provinciale weg JH Velddriel. Doetinchem, 7 oktober 2016

VKB-protocol 6001 Plaats Tekst versie 2.1 Type: wijziging (W) of toevoeging (T) H 1, 3 e alinea, 1 e zin. Tekst versie 2.2

DOORLATENDHEIDSONDERZOEK WOUTERIJ 55 TE KOEWACHT

Samenwerking tussen toezichthouders in de bodemketen

5, verklaring onafhankelijkheid uitvoering veldwerk, fotobijlage, profielen en legenda, analysecertificaten en tekening

Algemeen overzicht bewijsvoering Prestatie-termijnen Hoofdcode (Std. 2010)

Product besteksteksten

baggerspecie van 60% en meer wordt als reinigbare

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught.

Milieuhygiënisch verhardingsonderzoek Oude Willem

Algemene informatie monsternemingsplan 1

Asbest in puin. Gedegen inventarisatie, maar nu verder. Edwin de Baat 4 oktober 2018 Open

Essentiële eisen ILT-toezicht Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport

Verkennend bodemonderzoek Weideveld te Bodegraven

Nader asbestonderzoek in bodem Wolbertsdijk 13 te Wapenveld

Waterbodem. Ministerieel besluit van 10 maart Belgisch Staatsblad van 3 april 2014

Er gaat iets veranderen...wanneer u afval aanbiedt aan een stortplaats

Waterbodem. Ministerieel besluit van 06 februari Belgisch Staatsblad van 08 maart 2018

Granulaten/as en slakken

WATERBODEM. Indien er een VOC bepaling dient te gebeuren, moet er een afzonderlijk monster voorzien worden.

Inhoudsopgave. 4.1 Niet samenvoegen Samenwerken met certificaathouder, onder de vlag van erkend intermediair 3

Introductie Buro Aardevol

Verkennend bodemonderzoek asbest Wissinkbrink & Veldmaat te Haaksbergen

Aanvullend onderzoek demping Zahnstraat 19 te Angeren

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op fijnkorrelig granulaire materialen

Opdrachtnummer:

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART

Meer informatie over asfalt, voor- en nadelen kan u raadplegen op onze partnersite:

waterschap roer en overmaas

Niet-steenachtige en organische verontreinigingen en asbestverdachte materialen

KOMO productcertificaat

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op sorteer- en brekerzeefzand

Wijzigingsblad BRL 2506 Recyclinggranulaten voor toepassing in GWW-werken en beton

Wijzigingsblad vastgesteld door het CCvD Bodembeheer

A-PDF Merger DEMO : Purchase from to remove the watermark

Zijn stille wegdekken duur?

WATERBODEM. Ministerieel besluit van 12 januari Belgisch Staatsblad van 25 januari DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Normblad: 1 / 5 mei 2016

Grond of baggerspecie bevat vraag ja/nee 1 alleen sporadisch ander bodemvreemd materiaal dan steenachtig materiaal of hout

Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie

Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

ASBEST-BODEMONDERZOEK SLINGELANDSEWEG 17 GIESSENBURG

Bouwcombinatie Kralingseweg De heer P.H. Wielaard p/a Ringvaartweg AC ROTTERDAM. Zoetermeer, 26 november Geachte heer Wielaard,

- A 0 t (. (J )() 13a:t.w54f1.-&,j

Notitie Tarragrond toepassen in Borsele Het beleidskader en regels waarbinnen tarragrond in Borsele mag worden toegepast

De veldwerkersregeling Jurgen Pijpker

Wijzigingsblad BRL

INDICATIEF BODEMONDERZOEK N857 NUISVEEN TE BORGER

Transcriptie:

MONSTERNEMING MATERIALEN VERHARDINGSCONSTRUCTIES TEN BEHOEVE VAN PARTIJKEURINGEN BOUWSTOFFEN VKB-PROTOCOL 1019 Versie 2.1 Versie 2 is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen Bodembeheer op 14 juni 2001 en redactioneel gewijzigd, resulterend in deze versie 2.1, op 26 september 2002

Voorwoord Voor u ligt een van de 7 protocollen die gebruikt kunnen worden bij het onderzoek aan grond en bouwstoffen in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Samen met BRL SIKB 1000, Monsterneming voor partijkeuringen Bouwstoffenbesluit, vormen zij een totaalpakket waarmee diegene die de monsterneming uitvoeren kunnen worden gecertificeerd. Op basis van deze certificatie kunnen deze instanties dan worden aangewezen door de ministers van VROM en V&W. In nauwe samenwerking tussen VROM, VKB en SIKB zijn deze documenten tot stand gekomen. In onze visie zijn dit zeer belangrijke documenten voor een juiste en kwalitatieve goede uitvoering van het Bouwstoffenbesluit. Bovendien is gestreefd naar maximale afstemming op de ontwikkelingen rond actief bodembeheer en de Vrijstellingsregeling grondverzet. De wijze waarop instellingen de aanwijzing van de minister kunnen verkrijgen om in het kader van het bouwstoffenbesluit de monsterneming te verrichten, is recent gewijzigd. De al langer bestaande route via accreditatie op basis van het Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit onderdeel monsterneming (AP04-M) is aangevuld met de certificeringsregeling conform BRL SIKB 1000 (voorheen VKB-protocol 22). Beide documenten zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd en worden thans beheerd door het Centraal College van Deskundigen Bodembeheer. Daar het op basis van de bestaande regelingen nog niet mogelijk was om tot formele certificatie te komen, is thans een interim-regeling van kracht, waarbij de gecertificeerde of geaccrediteerde instellingen een tijdelijke aanwijzing hebben verkregen tot 1 oktober 2002. Vanaf die datum dienen alle gecertificeerde instellingen die de monsterneming in het kader van het Bouwstoffenbesluit verrichten, te voldoen aan vereisten beschreven in de SIKB-BRL 1000. Aan de tot standkoming van deze eerste SIKB-BRL en de bijbehorende VKB-protocollen 1018 t/m 1021 en 1023 t/m 1025 is door een groot aantal betrokkenen hard gewerkt en namens het bestuur van de SIKB ben ik hen zeer erkentelijk. Voorzitter bestuur SIKB drs. A. Deelen 2001 (SIKB), augustus 2001, Gouda bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 2 van 36

Inhoudsopgave 1 Doel van het protocol...5 2 Principe van het protocol...5 3 Plaats protocol in het kwaliteitszorgsysteem...5 3.1 Verwijzing naar andere SIKB-protocollen...5 3.2 Plaats binnen het kwaliteitszorgsysteem...6 4 Verantwoordelijkheden...6 5 Beschrijven van de apparatuur / benodigde hulpmiddelen...6 6 Werkwijze...6 6.1 Opstellen monsternemingsplan...6 6.1.1 Vaststelling beoordelingskader...7 6.1.2 Partijdefinitie...8 6.1.3 Monsternemingspatroon...8 6.1.4 Greepgrootte...8 6.1.5 Samenstelling mengmonsters...8 6.1.6 Verkeersmaatregelen...9 6.2 Monsterneming...9 6.2.1 Voorbereiding...9 6.2.2 Uitvoering...9 6.2.3 Verificatie veldbeoordeling... 11 6.2.4 Gewichten individuele monsters... 12 6.2.5 Schoonmaken apparatuur... 12 6.2.6 Voorkómen van contaminatie... 12 6.2.7 Verpakkingsmateriaal... 12 6.2.8 Identificatie... 12 6.2.9 Opslagcondities... 14 7 Vastleggen gegevens... 14 bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 3 van 36

Bijlagen I Toelichting II Bepalen maximale korrelgrootte D 95 III Bepalen minimale mengmonster- en greepgrootte IV Aselecte bepaling van X, Y, Z-coördinaten en monsternemingseenheden V Monsternemingsplan VI Monsternemingsformulier bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 4 van 36

1 Doel van het protocol Dit protocol beschrijft de monsterneming van materialen uit verhardingsconstructies ten behoeve van partijkeuringen van bouwstoffen onder het Bouwstoffenbesluit. De monsterneming is erop gericht om representatieve monsters te nemen van een verhardings-, fundering en bodemlaag. Voor monsterneming van de bodem onder verhardingslagen wordt aangesloten bij VKB-protocol 1018 betreffende monsterneming grond. 2 Principe van het protocol In het veld worden op een gedefinieerd wegvak (partij) constructieboringen uitgevoerd op basis van een monsternemingsplan. Het monsternemingsplan wordt door de projectleider opgesteld op basis van de doelstelling van de monsterneming en gegevens over de partij. De motivatie van de gemaakte keuzes wordt in het monsternemingsplan beschreven. Het opstellen van het monsternemingsplan is beschreven in paragraaf 6.1. In het veld wordt / worden: geverifieerd of het juiste monsternemingsplan is gekozen; monsters genomen volgens het (zonodig aangepaste) monsternemingsplan; de relevante gegevens van de monsterneming gerapporteerd. De uitvoering van de monsterneming in het veld is beschreven in paragraaf 6.2. 3 Plaats protocol in het kwaliteitszorgsysteem 3.1 Verwijzing naar andere protocollen De onderstaande VKB -protocollen zijn van toepassing. VKB-protocol 1018: Monsterneming grond ten behoeve van partijkeuring VKB-protocol 2009: Het uitvoeren van handboringen VKB protocol 2010: Het nemen, verpakken en conserveren van grondmonsters VKB-protocol 2012: Het maken van boorbeschrijvingen VKB-protocol 2013: inmeten van boorpunten Daarnaast is van toepassing: Accreditatieprogramma AP04 voor voorbewerking van monsters en laboratoriumonderzoek in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Voor de monsterneming is AP04 niet van toepassing, wel is dit als basis voor het onderhavige protocol gehanteerd. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 5 van 36

3.2 Plaats binnen het kwaliteitszorgsysteem Verwijzing naar ISO-9001/2 kwaliteitssysteem. In te vullen door de individuele adviesbureaus. De kwaliteitscontrole van het onderhavige protocol is vastgelegd in BRL SIKB 1000, Monsterneming voor partijkeuringen Bouwstoffenbesluit. 4 Verantwoordelijkheden De eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de monsterneming ligt bij de projectleider. Het nemen van de grepen geschiedt door een erkende monsternemer vastgelegd in het ISOkwaliteitssysteem en werkend volgens de vereisten vastgelegd in Beoordelingsrichtlijn SIKB 1000, Monsterneming voor partijkeuringen Bouwstoffenbesluit. In het kader van opleiding kunnen de werkzaamheden ook door andere monsternemers worden uitgevoerd onder toezicht van een erkende monsternemer. 5 Beschrijven van de apparatuur / benodigde hulpmiddelen De benodigde apparatuur betreft: meetwiel of tripmaster; diamant kernboor voorzien van inwendige waterkoeling met een diameter van 10 en 15 centimeter; edelmanboor met een diameter > 5 cm; leidingwater; gietasfalt en koudasfalt; cement; verkeersafzettingen (veelal door wegbeheerder aan te brengen). 6 Werkwijze De monsterneming geschiedt op basis van een monsternemingsplan dat in het bureau wordt opgesteld op basis van a priori beschikbare gegevens omtrent de partij. Indien de monsternemingssituatie of omstandigheden onvoldoende duidelijk zijn wordt geadviseerd om voorafgaand aan het opstellen van het monsternemingsplan de locatie te bezoeken. In het veld wordt verslag gedaan van de verrichtingen in een monsternemingsformulier. 6.1 Opstellen monsternemingsplan In de navolgende paragrafen is per te onderscheiden onderdeel aangegeven hoe het monsternemingsplan wordt vastgesteld. Een voorbeeld-formaat van een monsternemingsplan is opgenomen in bijlage V. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 6 van 36

1. Vaststelling van het beoordelingskader; 2. Partijdefinitie; 3. Monsternemingspatroon en greepgrootte. 6.1.1 Vaststelling beoordelingskader Met de opdrachtgever wordt afgesproken volgens welk principe wordt bemonsterd. Drie mogelijkheden zijn hierbij beschikbaar: onderzoek in het kader van het Bouwstoffenbesluit; indicatief onderzoek verhardingsconstructies (niet volledig geschikt als bewijsmiddel in het kader van het Bouwstoffenbesluit); gecombineerd onderzoek. In de laatste situatie wordt het onderzoek uitgevoerd conform de eisen aan het onderzoek in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Vervolgens wordt het aantal boorpunten per wegvak wordt vastgesteld volgens tabel 1. In bijlage I zijn een aantal voorbeelden opgenomen. Tabel 1 Oppervlakte wegvak Aantal boorpunten per partij (te onderscheiden wegvak) Aantal boringen voor asfalt en funderingsonderzoek minimum vereist conform Bouwstoffenbesluit Aantal boringen indien tevens onderliggend zand/bodem wordt bemonsterd handhavingsprotocol: partij van 2000 ton 1 ) gebruikersprotocol: partijgrootte per onderzoek vast te stellen 12 boringen 12 boringen 2 ) 2 ) indicatief onderzoek verhardingsconstructies 3) < 500 m 2 2 boringen 12 boringen > 500 m 2 1 boring per 500m 2 (met een minimum van 2) Rijks- en 1 boring per 1000 m 2 (met provinciewegen een minimum van 2) 12 boringen/1250 m³ 12 boringen/1250 m³ Toelichting: 1) de partijomvang wordt geschat door het oppervlak van de belangrijkste te onderzoeken laag (asfalt- fundering of grond) te vermenigvuldigen met de aangenomen laagdikte en dichtheid van het materiaal. 2) het aantal wordt bepaald op basis van het VKB-protocol 1018, Monsterneming Grond ten behoeve van Partijkeuringen. 3) dit onderzoek kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor indicatieve indeling en afvoer van kleinere partijen, waarna partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit in grotere samengevoegde hoeveelheden kan plaatsvinden. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 7 van 36

6.1.2 Partijdefinitie Historische gegevens en kaartmateriaal De wegbeheerder/opdrachtgever stelt indien mogelijk de volgende informatie beschikbaar: welke lagen worden onderzocht (verharding, fundering, zand, grond); kaartmateriaal waarop alle te onderzoeken verhardingsgedeelten zijn aangegeven; jaar van aanbrengen, onderhoud en reconstructie van de verhardingsconstructie; gegevens over aanwezige materialen met vermoedelijke vakgrenzen; verkeersintensiteit. Locatiebezoek Bezoek de locatie en controleer de aangeleverde gegevens m.b.t. vakindeling, verkeersintensiteit en bijzonderheden. Partijdefinitie De partijindeling wordt horizontaal (vakindeling) en verticaal (de verschillende te onderzoeken lagen) weergegeven. 6.1.3 Monsternemingspatroon Het vaststellen van de bemonsteringslocaties gebeurt per partij op gestratificeerd aselecte wijze. Daarbij vormt elke weghelft een stratum en worden in beide strata evenveel boringen uitgevoerd. De keuze van de boorpunten binnen elk stratum vindt aselect plaats. De boorpunten worden op de kaart weergegeven. Houdt hierbij rekening met de waarnemingen van het locatiebezoek. Uit veiligheidsoverwegingen dient rekening te worden gehouden met de volgende risicovolle boorlocaties: inritten of verkeersgeleiders; rechterrijspoor. 6.1.4 Greepgrootte De greepgrootte van de verhardingslagen wordt bepaald door de boordiameter x laagdikte. alleen asfaltonderzoek boordiameter minimaal 10 cm; asfalt- fundering- en grondonderzoek boordiameter 15 cm waarbij de fundering met een ramguts met een diameter van 10 cm wordt bemonsterd; om per monsternemingspunt voldoende materiaal te bemonsteren moet, bij diameter 15 cm de te onderzoeken funderingslaag minimaal 20 cm dik zijn. voor grondonderzoek: zie VKB-protocol 1018, Monsterneming Grond ten behoeve van Partijkeuringen. 6.1.5 Samenstelling mengmonsters Nadat is vastgesteld dat de grepen van de bemonsterde partij visueel overeenkomen worden per te beoordelen wegvak/partij twee monsters samengesteld door het gestratificeerd aselect samenvoegen van de grepen. Indien uit de beoordeling van de grepen blijkt dat er verschillende materialen of verschillende kwaliteiten van materialen aanwezig zijn wordt een nieuwe vakindeling bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 8 van 36

gemaakt. Mogelijk kan daarbij gebruik worden gemaakt van naastliggende vakken die wel overeenkomstig materiaal bevatten. Is dit niet het geval dan is het noodzakelijk extra boringen te plaatsen en grepen te nemen. Uitgangspunt is dat het aantal grepen per partij in overeenstemming is met tabel 1. 6.1.6 Verkeersmaatregelen Bij werkzaamheden op niet autosnelwegen wordt uitgegaan van de CROW publicatie 96b Maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom. Bij werkzaamheden op autosnelwegen zal Rijkswaterstaat bepalen welke verkeersmaatregelen moeten worden genomen. De wegbeheerder blijft voor alle werkzaamheden op de weg verantwoordelijk voor de veiligheid. De uitvoerder van de werkzaamheden is natuurlijk zelf verantwoordelijk voor de eigen veiligheid en mag geen gevaarlijke situaties veroorzaken. Het is mogelijk dat de verkeersintensiteit een voorgenomen boorstrategie (aantal en plaats) bemoeilijkt of verhindert. Indien dit het geval is dient het monsternemingsplan zodanig te worden aangepast dat de veiligheid gewaarborgd blijft. Tijdens of na het onderzoek moet dan wel worden aangetoond dat aan de minimale eisen van onderzoek is voldaan (aantal boorpunten en gestratificeerd aselecte keuze van de monsternemingslocaties). Indien dit niet het geval is dan voldoet het onderzoek niet aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit. Het onderzoek mag niet als een onder VKB-protocol uitgevoerd onderzoek worden gerapporteerd. 6.2 Monsterneming 6.2.1 Voorbereiding Verifieer de gegevens van het monsternemingsplan. Controleer of de verkeersmaatregelen in werking zijn. 6.2.2 Uitvoering Boor volgens het monsternemingsplan op de aangegeven plaatsen door de verharding. Voer de boring uit met een diamant kernboor die voorzien is van inwendige waterkoeling. Als koelmiddel wordt leidingwater gebruikt. De boor wordt loodrecht op de verharding geplaatst en de boring wordt doorgezet tot minimaal 15 mm onder de te onderzoeken laag (conform proef 151 Standaard RAW-bepalingen 1995). Nadat de asfalt- beton- of funderingskern uit de verharding is verwijderd wordt het aanwezige boorwater direct uit het boorgat gezogen met behulp van een pomp (is alleen noodzakelijk als de onderliggende ongebonden laag, fundering dan wel grond, wordt bemonsterd). Meet de dikte van de verhardingslagen op, benoem de asfalttypen per laag volgens tabel 2 en noteer de waarnemingen op het monsternemingsformulier (zie bijlage VI). bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 9 van 36

Tabel 2 Beoordeling asfaltkernen Benoem de lagen met de volgende benaming en dikte (mm) Zeer open asfaltbeton (ZOAB) Open asfaltbeton (OAB) Dicht asfaltbeton (DAB) Steenslag asfaltbeton (STAB) Grind asfaltbeton (GAB) Steenslagmastiekasfaltbeton (SMA) koud asfalt penetratie asfalt uitvullaag anders. Bijzonderheden slijtlaag kleeflaag teerbitumen wapeningsnet anders Codeer de verhardingskern en verpak hem in een kunststof zak. Beoordeel per wegvak de asfaltkernen en stel vast of deze volgens tabel 2 tot hetzelfde type verhardingsmateriaal kunnen worden gerekend. Is dit niet het geval dan moet voor het verhardingsmateriaal een nieuwe vakindeling worden aangebracht. Stel op basis van tabel 1vast of voor de nieuwe vakindeling wordt voldaan aan het minimum aantal boringen / grepen per wegvak. Is dit niet het geval dan moeten aanvullende boringen worden gepland en uitgevoerd. Boor bij een gebonden fundering door de funderingslaag met een diamant kernboor. Bij een ongebonden fundering wordt de funderingslaag doorboord met een ramguts. De ramguts heeft een diameter van circa 10 centimeter. Indien een ramguts wordt gebruik mag geen werkwater worden gebruikt. Zorg er voor dat er geen materiaal van de bovenliggende laag in het funderingsmateriaal komt. Vang het funderingsmateriaal op in een beoordelingsbak. Beoordeel het materiaal volgens tabel 3 en noteer de waarnemingen op het formulier. Bij de beoordeling wordt het hoofdbestanddeel, de gradering en eventuele verontreinigingen en andere materialen aangegeven. Gegeven de wijze van bemonsteren heeft de vastgestelde gradering een indicatieve waarde. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 10 van 36

Tabel 3 Beoordeling funderingsm ateriaal Funderingsbestandeel Verontreinigingen Gradering / korrelverdeling (mm) Betonpuin Asfalt 0/ > 40 Metselpuin Penetratieasfalt 0/40 Mengpuin (50 /50 %) Asbesthoudend materiaal 0/20 Hoogovenslakkenmengse Asbest verdacht materiaal 0/10 l Fosforslakkenmengsel Kunststof 0/2 (b.v. bodemas EC) AVI-bodemas Glas gebonden Zink-slakken Metaal Zandcement Kalkzandsteen Beton Hout Natuursteen Klei Grind Koolas Mergel / kalksteen Natuursteen Asfaltgranulaatcement (materiaal uit kolom 1) Lava Silex Flugsand Bodemas EC Breng het totale monster over in een kunststofzak en codeer deze. Beoordeel per wegvak het funderingsmateriaal en stel op basis van tabel 3 vast of dit tot hetzelfde type kan worden gerekend. Is dit niet het geval dan moet voor het funderingsmateriaal een nieuwe vakindeling worden aangebracht. Stel op basis van tabel 1 vast of voor de nieuwe vakindeling wordt voldaan aan het minimum aantal boringen / grepen per wegvak. Is dit niet het geval dan moeten aanvullende boringen worden gepland en uitgevoerd.maak het boormaterieel met water schoon voor de volgende boring volgens paragraaf 6.6. Boor met een edelmanboor door de onderliggende zand- en bodemlagen indien ook de onderliggende bodem moet worden beoordeeld. Voer deze werkzaamheden uit zoals beschreven in het VKB-protocol 1018. Monsterneming Grond ten behoeve van Partijkeuringen, paragraaf 6.2.5 (niet-doordringbare verhardingslagen). Herstel het boorgat door het boorgat te vullen met schoon zand of puin. Ter hoogte van gebonden fundering en asfalt wordt het boorgat met asfalt en/of cementbeton gevuld en goed verdicht. De bovenste 4 cm wordt met gietasfalt opgevuld. In wegvakken met een ZOAB deklaag kan ZOAB-reparatieasfalt worden toegepast. Na goedkeuring door de opdrachtgever en de beheerder van de weg kan gekozen worden voor herstel van mindere kwaliteit (onderzoek vindt vrijwel altijd plaats in het kader van reconstructie). 6.2.3 Verificatie veldbeoordeling Verifieer in het laboratorium de veldbeschrijving van de asfaltkernen en het funderingsmateriaal. Hierbij wordt het materiaal gedroogd bij 40 C. Het drogen is niet toegestaan indien er mogelijk vluchtige stoffen in de grepen aanwezig zijn (nabijheid tot een brandstoftankstation, of anderszins verdachte locatie). Na beoordeling van de materialen wordt vastgesteld of de vakindeling met eventuele bijstelling in het veld juist is geweest. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 11 van 36

Het laboratorium wordt opdracht gegeven de grepen gestratificeerd aselect bij elkaar te voegen. Dit kan op basis van een gestratificeerd aselect mengschema dat door de projectleider of de monsternemer is opgesteld. Ook kan het samenstellen van de mengmonsters door de monsternemer worden verricht conform de bepalingen in VKB-protocol 1025. 6.2.4 Gewichten individuele monsters Het te bereiken gewicht van de individuele mengmonsters, samengesteld uit meerdere grepen, is opgenomen in het monsternemingsplan. Het gewicht wordt bereikt door het samenvoegen van de grepen. Dit gewicht kan vanwege de dikte van de asfalt- of funderingslaag afwijken van het gewenste gewicht. Om dit te voorkomen moet tijdens de monsterneming voor zowel de verhardingslaag als de funderingslaag worden vastgesteld of de greepgrootte voldoet aan de effectieve greepgrootte. Is dit niet het geval dan moet direct naast elke boring een tweede boring worden uitgevoerd of moet met een grotere boordiameter worden gewerkt. 6.2.5 Schoonmaken apparatuur De boorapparatuur wordt per boring en per laag (asfalt / fundering) met leidingwater schoongemaakt. Voor het schoonmaken van de grondboorapparatuur wordt verwezen naar het VKB-protocol 1018, Monsterneming Grond ten behoeve van Partijkeuringen. 6.2.6 Voorkómen van contaminatie Contaminatie wordt voorkomen door gebruikmaking van schoon materieel en zorgvuldig werken. 6.2.7 Verpakkingsmateriaal De asfaltkernen en het funderingsmateriaal worden verpakt in kunststof zakken. Grondmonsters worden verpakt zoals aangegeven in VKB-protocol 1018, Monsterneming Grond ten behoeve van Partijkeuringen. Indien het vermoeden bestaat dat vluchtige stoffen aanwezig zijn moet het bemonsterde materiaal, volledig afgevuld in goed afsluitbare metalen vaten binnen 24 uur naar het laboratorium worden vervoerd. 6.2.8 Identificatie Voor de identificatie van de monsters wordt op het etiket op eenduidige wijze vermeld: projectnummer; (deel)partij, monsternummer; wegvak; boor- en laagnummer; datum monsterneming. De eenduidige identificatie van de (deel)partijen in het veld op basis van de monsternummers moet mogelijk zijn, zodat een afwijkende kwaliteit aan een bepaalde locatie kan worden toegewezen. Hiertoe wordt op kaartmateriaal aangegeven op welke partij een monsternummer betrekking heeft. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 12 van 36

bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 13 van 36

6.2.9 Opslagcondities De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het protocol monsterneming grond en het verrichten van boringen in grond. Als vluchtige of matig vluchtige verbindingen worden onderzocht, dient te worden voldaan aan de NVN 7311. Monsters moeten binnen 24 uur bij het laboratorium aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk blijkt dient elders opslag conform NVN 7311 plaats te vinden. Ook reeds tijdens transport moet worden voldaan aan de opslagcondities van NVN 7311. 7 Vastleggen gegevens Het verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1. verwijzing naar dit protocol door vermelding van: "volgens VKB-protocol 1019 (versie 2)"; 2. de gegevens uit het Monsternemingsplan, zie bijlage V; 3. de gegevens uit het Monsternemingsformulier, zie bijlage VI. Noteer eventuele verplaatste boringen op de veldkaart evenals extra boringen als gevolg van vakwijzigingen. Geeft aan waar de vakgrens is verlegd of waar het vak in delen is opgesplitst voor bemonstering van een betreffende laag. Indien bijzonderheden zijn waargenomen zoals ruimtelijke verschillen in de bijmengingen, dient dit op het monsternemingsformulier te worden aangegeven en is een aanvullende beschrijving nodig, conform de notitie van zintuiglijke waarnemingen VKBprotocol 2012, Het maken van boorbeschrijvingen en dient dit op een situatieschets te worden gelokaliseerd ten opzichte van herkenbare punten in het veld conform het VKB-protocol 2013, Inmeten van boorpunten en waterpassen. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 14 van 36

BIJLAGE I, Toelichting monsterneming wegverharding 1 Inleiding Het VKB-protocol Monsterneming materialen verhardingsconstructies ten behoeve van partijkeuringen beschrijft de methode van bemonsteren indien men de aanwezige materialen in een weg- of verhardingsconstructie wil onderzoeken volgens de regels en richtlijnen van het Bouwstoffenbesluit. In feite is het protocol een praktische vertaling van een aantal bemonsteringsvoorschriften uit het APO4 programma waaraan een aantal wegenbouwkundige aspecten is toegevoegd. Het resultaat van de bemonstering en de hierop volgende toetsing is de vaststelling van de milieukundige hergebruiksmogelijkheid van de onderzochte bouwstof. Omdat de hergebruik mogelijkheid van een bouwstof, naast de milieukundige hergebruiksmogelijkheid, ook wordt bepaald door de civieltechnische kwaliteiten, kan het raadzaam zijn een gecombineerd onderzoek uit te voeren (milieu- en civieltechnisch). Verhardingsconstructies zijn opgebouwd uit vormgegeven en niet vormgegeven bouwstoffen. In onderstaande tabel is dit aangegeven. Opbouw wegconstructies Wegonderdee l Materialen Bindingtype Vorm- of niet vormgegeven Wegdek asfalt beton bitumen cementbinding vormgegeven vormgegeven Fundering puingranulaten slakken zandcement ongebonden lichtgebonden cementgebonden niet vormgegeven veelal vormgegeven vormgegeven Zandbed Aardebaan zand zandvervangers lichte ophoogmaterialen zand zandvervangers avi-bodemas ongebonden ongebonden ongebonden ongebonden ongebonden ongebonden niet vormgegeven niet vormgegeven niet vormgegeven niet vormgegeven niet vormgegeven niet vormgegeven Zoals uit bovenstaande tabel blijkt zijn in een wegconstructie zowel vormgegeven als nietvormgegeven bouwstoffen aanwezig. Het onderzoeksprotocol voorziet in een gezamenlijk onderzoek van meerdere lagen. Een probleem is dat veelal geen kennis aanwezig is welke bouwstoffen in de constructie aanwezig zijn of dat bij de bemonstering blijkt dat de informatie niet volledig is. 2. Keuze protocol Welk protocol wordt gehanteerd dient voorafgaande aan het onderzoek vast te liggen. Deze keuze is vooral van belang ten aanzien van het aantal boringen per partij. Naast het handhavingsprotocol en het gebruikersprotocol uit het Bouwstoffenbesluit is een indicatief onderzoek verhardingsconstructies toegevoegd. Dit laatste onderzoek kan niet worden gebruikt als een keuring in het kader van het Bouwstoffenbesluit. 3 Partijdefinitie Een probleem bij het opstellen van de monsternemingsstrategie vormt de partijdefinitie. Verticaal is de partij afgebakend door de overgang naar een andere bouwstof of de onderliggende bodem. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 15 van 36

Horizontaal is veelal niet bekend waar de partijgrens (wegvak) ligt. Bij het opstellen van het monsternemingsplan zal men hier rekening mee moeten houden. Indien de wegbeheerder weet waar de partijgrens ligt wordt van deze informatie gebruik gemaakt. Veel wegbeheerders beschikken echter niet over deze informatie. In het monsternemingsplan wordt de partij verticaal en horizontaal afgebakend doordat de weglengte vastligt. Bij de bijbehorende wegbreedte dient aandacht te worden geschonken aan de mogelijkheid dat in rijstroken andere bouwstoffen / partijen aanwezig kunnen zijn. De monsternemer dient de kennis te bezitten om de projectleider een advies te geven omtrent wijziging van de wegvakindeling (partijafbakening) op grond van de beoordeling van de opgeboorde materialen. 4. Asfaltonderzoek Asfalt wordt officieel als een vormgegeven bouwstof beschouwd. Voor hergebruik wordt het materiaal echter altijd gefreesd of gebroken tot materiaal < 4 centimeter. Bij hergebruik, zowel teervrij als teerhoudend, wordt asfalt weer als een vormgegeven bouwstof toegepast. Monsternemingstechnisch kan het aantrekkelijk zijn niet de wegconstructie te bemonsteren maar het gefreesde materiaal. In dat geval wordt gebruik gemaakt van het VKB-protocol 1020, Monsterneming niet-vormgegeven bouwstoffen uit statische partijen ten behoeve van partijkeuringen. Onderzoek aan asfalt dient zich milieutechnisch gezien met name te richten op de aanwezigheid van teer (PAK) in de asfaltconstructie. Civieltechnisch is het uit het oogpunt van (hoogwaardig) hergebruik interessant welke asfalttypen (DAB, OAB, GAB, STAB, ZOAB) met bijbehorende steengradering in de constructie aanwezig zijn. De asfalttypen kunnen worden gebruikt om het wegvak (partij) af te bakenen met betrekking tot de visueel waarneembare deklaag. In de CROW publicatie 124 Leidraad omgaan met teerhoudend asfalt is een onderzoekstraject beschreven waarbij men op voorhand tracht te achterhalen of er mogelijk teer (PAK) in het asfalt aanwezig is. Hierbij is het tijdstip van aanleg van de (totale) asfaltverharding van belang omdat na 1991 er in principe geen teerhoudend producten meer worden verwerkt. Indien productnamen van asfaltproducten bekend zijn kan ook hieruit een conclusie worden getrokken. Een lijst met teerhoudende asfaltproducten is opgenomen in de betreffende publicatie. Zekerheid of het asfalt teervrij dan wel teerhoudend is krijgt men pas door gericht onderzoek. Indien informatie voorhanden is kan dit worden gebruikt voor het opstellen van het monsternemingsplan door de vakgrenzen te leggen op de grenzen van de toegepaste producten / bouwstoffen. Het gebruikersprotocol schone grond en bouwstoffen gaat uit van minimaal 2 te onderzoeken monsters per partij. Voor vormgegeven materialen, bijvoorbeeld asfaltboorkernen, betekent dat onderzoek aan twee groepen van elk 6 boorkernen (bij 12 grepen en 2 monsters). Indien de grenzen van de partij moeten worden bepaald (waar is wel teer aanwezig en waar niet) is het raadzaam aan te sluiten bij enerzijds het voorstel betreffende intensiteit in publicatie 124 (1 boorkern per 100 meter weglengte) en anderzijds de gevraagde bemonsteringsintensiteit van het onderliggende materiaal. In tabel 1 van het bemonsteringsprotocol is de minimale boorintensiteit per wegvak vermeld. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 16 van 36

Indien er wegen worden onderzocht waarvan het waarschijnlijk is dat er meerdere vakken (en dus partijen) aanwezig zijn wordt de monsternemingsintensiteit verhoogd. Dit betreft kruispunten en veelvuldig gerepareerde wegen. Dit geldt alleen voor het indicatief onderzoek verhardingsconstructies voor het gebruikers- en het handhavingsprotocol worden nieuwe vakken geformuleerd, zodat de monsternemingsinspanning vanzelf omhoog gaat. Voor het opstellen van het monsternemingsplan moet de te onderzoeken wegverharding visueel worden beoordeeld. Aan de hand van deze beoordeling zijn wegvakken (partijen) vast te stellen. Het komt overigens voor dat de vakgrenzen van de onderliggende materialen niet gelijk zijn aan de vakgrenzen van de bovenliggende materialen. Dit moet in het veld worden bepaald en hier moet bij het samenvoegen van de grepen tot mengmonsters rekening mee worden gehouden. Het kan er toe leiden dat aanvullende boringen moeten worden uitgevoerd om in een voor verhardings- of funderingsmateriaal geldend wegvak het vereiste aantal grepen te verkrijgen. Indien alleen asfaltonderzoek wordt uitgevoerd volstaat een boordiameter van 10 cm. Indien ook de onderliggende lagen worden bemonsterd wordt een boordiameter van 15 centimeter gebruikt. De boringen worden uitgevoerd zoals aangegeven in het monsternemingsplan. Om vast te stellen of de vakindeling (partij) juist is moet de dikte van de verschillende asfaltlagen per asfaltsoort worden bepaald. Tevens worden de asfaltlagen per asfalttype benoemd (OAB, GAB, DAB, STAB, koudasfalt, uitvullaag, penetratieasfalt, etc). De vakindeling is juist indien in alle kernen dezelfde asfaltopbouw (typen) voorkomen. Indien de indeling onjuist is wordt deze tijdens het veldonderzoek aangepast en worden meer boringen uitgevoerd. 5. Funderingsonderzoek Zoals in 2.1 aangegeven kan funderingsmateriaal uit vormgegeven of niet-vormgegeven materiaal bestaan. Net als asfalt wordt het vormgegeven materiaal bij of na opbreken gebroken tot materiaal < 4 centimeter. Om tijdens en na het opbreken op een juiste wijze met de materialen om te gaan is het goed de kwaliteit en de partijgrenzen voor het opbreken te bepalen. Wegfunderingen hebben, afhankelijk van het wegontwerp, een dikte van 20 tot 30 centimeter. Onder fietspaden is een dikte van 15 centimeter gebruikelijk en onder rijkswegen is een funderingsdikte van 35 centimeter niet ongebruikelijk. Veelvuldig toegepaste granulaten bezitten een maximale korrelgrootte van 4 centimeter. Indien de formule van het gebruikersprotocol wordt gehanteerd moet van dit materiaal een greep worden genomen van circa 15 kg. Bij gebruik van de ramguts van 10 centimeter en de bemonstering van de totale funderingslaag levert dit een greep op van 1,6 tot 2,7 liter afhankelijk van de dikte van de laag van de fundering (20 tot 35 cm). Uitgaande van een gemiddelde dichtheid van 1800 kg/m 3 komt dit neer op een monstergewicht van 2,9 tot 4,9 kg. Het toepassen van een nog grotere boordiameter dan 15 centimeter wordt, om praktische-, financiële-, acceptatieredenen afgeraden (10 centimeter is gebruikelijk in de wegenbouw). Een ramgust met een grotere diameter is momenteel niet in de markt aanwezig. Dit heeft als consequentie dat niet wordt voldaan aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit. Gegeven de monsternemingsomstandigheden is het praktisch niet mogelijk hier wel aan te voldoen. Het nemen van kleinere grepen en monsters leidt mogelijk (afhankelijk van de heterogeniteit van de partij) echter tot een verhoging van de variatie die uit de monsterneming voortkomt. Dit kan er dus toe leiden dat de kans op het onterecht afkeuren van de partij toeneemt. Dit dient in de rapportage te worden vermeld. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 17 van 36

Tijdens en na het boren is het van belang het opgeboorde materiaal te beoordelen. In het veld wordt het materiaal in eerste instantie beoordeeld om vast te stellen of aan het monsternemingsplan wordt voldaan (het materiaal in het wegvak (de partij) moet visueel overeenkomen). Tevens worden de laagdikten per materiaal bepaald. Het is mogelijk dat er meerdere funderingslagen, met een verschillende kwaliteit, zijn toegepast. Vooral in het westen van Nederland is dit geen uitzondering. Indien er waarnemingen worden gedaan die duiden op een andere wegvak- partij-indeling moeten deze als afzonderlijke partijen worden bemonsterd. Het doorboren van de funderingslaag kan plaatsvinden met dezelfde boor die gebruikt is bij het asfaltonderzoek (na reinigen) indien het een (cement)gebonden fundering betreft. Indien het funderingsmateriaal ongebonden is wordt een ramguts geadviseerd. Het boormaterieel dient voor elke boring te worden gereinigd en er dient te worden voorkomen dat verontreinigingen uit bovenliggende lagen in onderliggende lagen of monstermateriaal terecht komt. 6. Zandcunet en grondonderzoek Indien ook het onderliggende bodemmateriaal moet worden onderzocht wordt aangesloten bij het VKB-protocol 1018, Monsterneming grond ten behoeve van partijkeuringen. In dit geval is het aan te bevelen het gebruikersprotocol te hanteren, waarin de partijgrootte is vrijgesteld. 7. Definities Wegvak Een wegvak is een gedeelte van een weg dat in de lengterichting wordt begrensd. Voor het onderzoek zoals in dit protocol beschreven kan het tevens betrekking hebben op vloeren, parkeerof bedrijfsterreinen. Ook kan het noodzakelijk zijn het wegvak in de breedterichting af te bakenen indien bijvoorbeeld verschillende rijstroken worden onderzocht. Partij in relatie met een wegvak In een wegvak kunnen meerdere partijen bouwstof laagsgewijs onder elkaar aanwezig zijn. Alleen in uitzonderingsgevallen mag er sprake zijn van meerdere partijen bouwstof in hetzelfde wegvak. Dit kan het geval zijn indien de één van de te onderzoeken lagen binnen het gedefinieerde wegvak uit 2 partijen bestaat. Voor de monsterneming in het kader van het Bouwstoffenbesluit dient in dat geval te worden uitgegaan van de partijen. 8. Voorbeelden bepaling aantal boringen Bij de volgende voorbeelden geldt dat het aantal boringen naar boven wordt bijgesteld indien tijdens de bemonstering blijkt dat er sprake is van meer dan het aangenomen aantal partijen. In zo n geval wordt in het veld het aantal boringen, aan de hand van tabel 1, opnieuw berekend. Voorbeeld 1 Een weg met een lengte van 1800 meter en een breedte van 6 meter waarvan verondersteld wordt dat de constructie eenduidig is. Handhavingsprotocol (per 2000 ton 12 boringen) Naast asfaltonderzoek en grondonderzoek is het funderingsmateriaal de belangrijkste te onderzoeken laag. Aangenomen wordt dat deze laag een dikte van 0,2 meter heeft en dat het funderingsmateriaal menggranulaat 0/40 betreft. De partijomvang komt neer op 1800 * bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 18 van 36

6 * 0,2 = 2160 m 3. Na vermenigvuldiging met de dichtheid van het materiaal (1800 kg/m 3 ) blijkt de partijgrootte 3888 ton. Het gaat om twee separate deelpartijen van elk maximaal 2000 ton waarin elk ten minste 12 grepen moeten worden genomen: dus 24 boringen. Gebruikersprotocol (per partij 12 boringen) Men kan volstaan met bemonstering van 1 partij: 12 boringen Verhardingsprotocol (zie tabel 1) Het wegvak heeft een oppervlakte van 1800 x 6 = 10.800 m2 en is dus > dan 500 m2. Dit resulteert in 10.800 / 500 = 21 boringen Het protocol voldoet niet aan de minimale eisen van het Bouwstoffenbesluit. Voorbeeld 2 Een wegkruising met een te onderzoeken oppervlakte van 1200 m 2, en een hiernaast gelegen busbaan met een oppervlakte van 500 m 2 moet worden onderzocht. De busbaan heeft een andere constructie dan het kruispunt. Handhavingsprotocol (per 2000 ton 12 boringen) Naast asfaltonderzoek wordt het funderingsmateriaal onderzocht. Het asfaltonderzoek is het meest van belang. De kruising heeft een (aangenomen) gemiddelde asfaltdikte van 0,15 meter. De partijomvang komt neer op 1200 x 0,15 = 180 m 3. Na vermenigvuldiging met de dichtheid van asfalt (2400 kg/m 3 ) heeft de partij een grootte van 423 ton. Dit resulteert in 12 constructieboringen omdat de partij < is dan 2000 ton. De busbaan heeft een asfaltdikte van 0,2 meter. Dit resulteert in een partijomvang van 240 ton en 12 boringen omdat de partij < is dan 2000 ton. Gebruikersprotocol (per partij 12 boringen) Omdat het 2 partijen zijn worden 12 boringen in de kruising, en 12 boringen in de busbaan gepand. De monsternemingsinspanning is in dit geval gelijk aan die van het Handhavingsprotocol. Verhardingsprotocol (zie tabel 1) De kruising heeft een oppervlakte van 1200m 2 en is dus > dan 500 m 2. Dit resulteert in 1200 / 500 = 3 + 1 = 4 boringen (een boring extra omdat het een kruising betreft). In de busbaan worden 2 boringen gepland. Het protocol voldoet niet aan de minimale eisen van het Bouwstoffenbesluit. Voorbeeld 3 Voor het aanleggen van een verkeersdrempel moet 6 meter van de asfaltconstructie worden verwijderd. De weg heeft een breedte van 5 meter. Handhavingsprotocol (per 2000 ton 12 boringen) Het te verwijderen asfalt heeft een omvang minder dan 2000 ton. Volgens dit protocol worden 12 boringen gepland. Gebruikersprotocol (per partij 12 boringen) Volgens dit protocol worden 12 boringen in gepand. De monsternemingsinspanning is in dit geval gelijk aan die van het Handhavingsprotocol. Verhardingsprotocol (zie tabel 1) bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 19 van 36

De kruising heeft een oppervlakte < dan 500 m 2. Dit resulteert in 2 boringen Het protocol voldoet niet aan de minimale eisen van het Bouwstoffenbesluit. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 20 van 36

BIJLAGE II, Bepalen maximale korrelgrootte D 95 1 Inleiding Dit voorschrift beschrijft de bepaling van de maximale korrelgrootte, D 95, voor niet-vormgegeven bouwstoffen en grond. De maximale korrelgrootte is nodig voor de berekening van de minimale greep- en monstergrootte bij de monsterneming. In bepaalde situaties is de bepaling van D 95 niet noodzakelijk. Dit is het geval wanneer wordt voldaan aan één of meer van de volgende eisen: de te bemonsteren bouwstof is eenduidig te definiëren (het type bouwstof is bekend); visueel aan de buitenkant van de partij kan worden vastgesteld dat geen deeltjes aanwezig zijn met korrelgrootte groter dan de aangehouden waarde voor D 95 (voor grond 16 mm); ten behoeve van het berekenen van de minimale greep- en monstergrootte wordt een veilige D95 gehanteerd (worst case-benadering). Opmerking: Indien tijdens de monsterneming aanwijzingen lijken te bestaan dat de maximale deeltjesgrootte de veilige D 95 -waarde van de partij voor meer dan 5% (m/m) van het materiaal overschrijdt, dient de D95 alsnog te worden bepaald. 2 Werkwijze bepaling D 95 Let op bij de onderstaande bepalingen: het doel van de vaststelling van D 95 is uitsluitend het controleren of de greepgrootte voldoende is. Bepaal allereerst op basis van de onderstaande formule de grootte van het monster dat moet worden genomen ten behoeve van het bepalen van de D 95. De grootte van het monster moet tenminste 1 kg zijn. massa (g) = 150 *? b * D 95 3 waarin: massa is de massa van het monster ten behoeve van de bepaling van D 95, in g? b is de bulkdichtheid van de bouwstof, in g/cm 3 D 95 is de vooraf geschatte maximale korrelgrootte, in cm Neem het monster uit de partij. Het monster kan naar inzicht van de monsternemer door middel van 12 grepen uit de partij worden genomen met het oog op het verkrijgen van een zo representatief monster. Weeg het monster (m0). Breng het monster volledig over op een zeef met een maaswijdte die overeenkomt met de geschatte D 95. Indien de geschatte D 95 niet overeenkomt met een bestaande zeefmaat conform NEN 2560, worden twee zeven gebruikt. De bovenste zeef is de zeef met de voor de geschatte D 95 naast hoger gelegen maaswijdte, terwijl de onderste zeef een maaswijdte heeft die als eerste onder de geschatte D 95 ligt. Zeef het monster door handmatig dan wel mechanisch krachtig te schudden. Controleer of het materiaal dat op de zeef (zeven) ligt uit individuele korrels bestaat 1. 1 Zijn er op de zeef korrels aanwezig, dan worden deze met de hand over de zeef gewreven. Indien de samenhang van het materiaal zodanig is dat het in samenhang met de monsterneming als één korrel moeten worden beschouwd, dan moeten ze bij zeving eveneens als één korrel worden beschouwd. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 21 van 36

Weeg de fractie op de zeef (m1) of weeg de fracties op de beide zeven (m1 en m2). Weegnauwkeurigheid De vereiste nauwkeurigheid van de weegapparatuur dient de waarde te hebben van 25% (m/m) van de kleinste fractie die moet worden gewogen, in dit geval 5% (m/m) van het gehele monster voor het vaststellen van de D 95. Deze vereiste nauwkeurigheid moet dan naar beneden worden afgerond op de dichtstbijzijnde nauwkeurigheidsgraad van het weeginstrument. Dus bijvoorbeeld op 1 gram, 10 gram, 50 gram, 100 gram, 1 kilogram etc. Voorbeeld: De geschatte benodigde monstergrootte voor het vaststellen van de D 95 is 4,5 kg. De minimale meetnauwkeurigheid van het weeginstrument voor de bepaling van D 95 moet dus 25% (m/m) van 5% (m/m) van de geschatte 4,5 kg bedragen. De vereiste weegnauwkeurigheid is dan 4500 * 0,05 * 0,25 = 56 gram. Deze waarde wordt vervolgens naar beneden afgerond; de vereiste nauwkeurigheid voor de weegapparatuur bedraagt dan 50 gram. Indien in de praktijk een groter monster wordt gebruikt dan minimaal vereist, dan mag de meetnauwkeurigheid in overeenstemming met voorgaande worden aangepast. Bijvoorbeeld het genomen monster weegt 10 kg. De minimale meetnauwkeurigheid bedraagt in dit geval 0,1 kg (10.000*0,05*0,25 = 125 gram). 2.1 Berekening D 95 bij toepassing van één zeef Indien één zeef is toegepast wordt de maximale korrelgrootte, D 95, als volgt berekend: fractie (%) = ( m1/ m0 ) * 100 waarin: fractie is het percentage van het monster dat op de zeef blijft liggen, in % m1 is de massa van het deel van het monster dat op de zeef blijft liggen, in g m0 is de massa van het totale monster, in g Indien wordt vastgesteld: fractie < 5% De gebruikte zeefmaat is te groot geweest. Stel D 95 gelijk aan de zeefmaat of zeef het door de zeef gevallen deel opnieuw met zeef met een kleinere maaswijdte. fractie = 5% De gebruikte zeefmaat is precies goed. Deze maat wordt gebruikt als schatting voor D 95. fractie > 5% De gebruikte zeefmaat is te klein. Zeef opnieuw, maar nu met twee zeven. 2.2 Berekening bij de toepassing van twee zeven Indien twee zeven zijn gebruikt wordt de maximale korrelgrootte berekend volgens: fractie 1 (%) = ( m1 / m0) * 100 fractie 2 (%) = (m2 / m0) / * 100 waarin: bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 22 van 36

fractie 1 fractie 2 m1 m2 m0 het percentage van het monster dat op de zeef met de grootste maaswijdte blijft liggen, in % het percentage van het monster dat op de zeef met de kleinste maaswijdte blijft liggen, in % de massa van het deel van het monster dat op de grootste zeef blijft liggen, in g de massa van het deel van het monster dat op de kleinste zeef blijft liggen, in g de massa van het totale monster, in g Indien wordt vastgesteld: fractie 1 = 5% De zeefmaat van zeef 1 is precies goed. Deze maat gebruiken voor de D95. fractie 1 > 5% De gebruikte zeefmaten zijn te klein. Zeef opnieuw, waarbij de zeeffractie m1 kan worden gebruikt voor de tweede zeving. fractie 1+2 < 5% Beide zeefmaten zijn te groot. Stel D 95 gelijk aan de zeefmaat van zeef 2 of zeef het gehele monster opnieuw met zeef 2 en de naast kleinere zeef. Overige situaties Bereken D 95 door interpolatie tussen de beide zeefmaten. Voor de interpolatie kan gebruik worden gemaakt van lineaire regressie. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 23 van 36

BIJLAGE III, Bepalen minimale mengmonster- en greepgrootte 1 Inleiding Dit voorschrift beschrijft de bepaling van de minimale monster- en greepgrootte voor nietvormgegeven bouwstoffen. De minimale monster- en greepgrootte wordt berekend op basis van de bepaalde maximale korrelgrootte (D 95 ). 2 Bepalen van de minimale monstergrootte Bepaal op basis van schattingen van de relevante parameters de minimale monstergrootte volgens: 1 3 m = * π * D95 * ρ 6 d * g * ( 1 p) 2 ( VC) * p waarin: m is de massa van het mengmonster, afgerond op 2 significante cijfers, in g D 95 is de maximale korrelgrootte (95%), in cm ρ d is de specifieke massa (dichtheid) van de korrels van het materiaal, in g/cm 3 g is de correctiefactor voor de korrelgrootteverdeling van het te bemonsteren materiaal p is de fractie van de korrels met een bepaalde eigenschap (m/m), zie volgende paragraaf. VC is de variatiecoëfficiënt veroorzaakt door de fundamentele fout; 0,1 (10%) brede korrelverdeling d/d'> 4 g = 0,25 middelmatig brede korrelverdeling 2 < d/d' 4 g = 0,50 smalle korrelverdeling 1 < d/d' 2 g = 0,75 uniforme deeltjes d/d' = 1 g = 1,00 waarin: d = maximale korrelgrootte (circa 95% van de deeltjes is kleiner dan d) d' = minimale korrelgrootte (circa 5% van de deeltjes is kleiner dan d) Voor schone grond kan in (vrijwel) alle gevallen worden uitgegaan van een brede korrelverdeling en dus van g=0,25. 2.1.1 Schatting van p Voor schone grond hoeft de schatting niet te worden uitgevoerd aangezien in het Bouwstoffenbesluit hiervoor een vaste aanname voor p is gedaan: p=1/50. In andere gevallen moet p wel worden geschat, in ieder geval voor die gevallen die niet binnen de standaardsituatie vallen. De waarde voor de fractie p wordt op de volgende manier gekozen. 1 in die gevallen dat (reeds) voor een materiaal is vastgesteld welke p-waarde moet worden gehanteerd (b.v. in een BRL) wordt van die p-waarde gebruik gemaakt; 2 in die gevallen dat er nog geen p-waarde is vastgesteld moet in overleg met de opdrachtgever en/of een materiaaldeskundige worden vastgesteld welke p-waarde moet worden gehanteerd (in het licht van de te bepalen stoffen!); 3 indien onvoldoende over het materiaal bekend is kan worden uitgegaan van een p-waarde van 0,02 voor grond als bouwstof en mengsels van grond en puin en van 0,1 voor de overige bouwstoffen. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 24 van 36

De fractie p is een belangrijke factor in de bepaling van de minimale monstergrootte die rekening houdt met het feit dat de deeltjes met de te bepalen eigenschap of stof zich onderscheiden van de andere deeltjes in het (meng)monster. Hierbij is gekozen voor een p van 1/10. Bij deze waarde van p wordt ervan uit gegaan dat 10% van de deeltjes de te bepalen eigenschap bezit. 3 Bepalen minimale greepgrootte Voor de berekening wordt de volgende formule gebruikt: M m = 2,7 * 10-8 D 3 95 * ρ b waarin: M m is de massa van de minimale greepgrootte, in kg D 95 is de maximale korrelgrootte (D 95 ), in mm ρ b is de bulkdichtheid van het materiaal, in kg/m 3 bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 25 van 36

BIJLAGE IV, Gestratificeerd aselecte bepaling X, Y, Z coördinaten en de monsternemingseenheden 1. Bepalen van de een aselecte waarde van de X-coördinaat Bij aselecte bemonstering worden de coördinaten van bemonsteringspunten met behulp van toevalsgetallen bepaald. Indien we één dimensie hebben, bijvoorbeeld in de vorm van een rij, kunnen we volstaan met x-coördinaten van te bemonsteren eenheden op de volgende wijze te bepalen: X = r * (X max + X 0 ) -X 0 waarin: X de X-coördinaat van het monsternemingspunt, in m; r toevalsgetal (zie lijst met toevalsgetallen); X max de maximale waarde van X; de partij houdt hier (in de X-richting) op, in m; X 0 de minimale waarde van X; de partij begint hier (in de X-richting), in m (vaak wordt voor de minimale waarde het nulpunt gekozen; kies voor rekengemak en veiligheid zo mogelijk de waarde 0). Indien met behulp van een aselecte steekproef 12 grepen uit een rij moeten worden genomen, dan worden 12 toevalsgetallen gegenereerd (kan eenvoudig met behulp van een toevalsgetallentabel, waarvan een voorbeeld in deze bijlage is opgenomen). De bijbehorende x-waarden met behulp van bovenstaande formule berekend. 2. Bepalen van de Y- en Z-coördinaten In plaats van X (ook in X max en X 0 ) in de bovenstaande formule, kan ingevuld worden: Y coördinaat loodrecht op X Z verticale coördinaat Indien bij het betreffende punt X, Y niet bestaat wordt deze overgeslagen en wordt een nieuw toevalsgetal Y gekozen bij bestaande X. Dit zelfde geldt voor Z. 3. Bepalen van de nummers van de te bemonsteren monsternemingseenheden uit een partij In plaats van X (ook in X max en X 0 ) in de bovenstaande formule, kan ingevuld worden: N Nummer van de monsternemingseenheid. Het resultaat van deze bewerking dient op een geheel getal te worden afgerond om een realistisch getal te verkrijgen. N 0 is in het algemeen gelijk aan nul. Deze methode kan bijvoorbeeld worden toegepast bij de in situ grondkeuring van grootschalige onverdachte locaties volgens de NEN 5740. Hierbij mag het aantal te bemonsteren eenheden steeksproefsgewijs worden teruggebracht, waarbij de keuze van eenheden aselect dient plaats te vinden. Alle eenheden worden dan met een geheel getal genummerd. 4. Gestratificeerde aselecte bemonstering bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 26 van 36

Bij de partijkeuring met behulp van 2 x 6 grepen, dient een gestratificeerd aselect patroon te worden gehanteerd. Dat betekent in dit geval, dat de partij in 12 gelijksoortige bemonsteringsvakken worden onderverdeeld (bij voorkeur vierkante of rechthoekige bemonsteringsvakken) en dat per vak de ruimtelijke coördinaten van het bemonsteringpunt op aselecte wijze worden bepaald. Hiermee wordt een betere ruimtelijke spreiding van de bemonsteringspunten verkregen, die bij een volledige aselecte bemonstering toevallig wel eens te sterk geclusterd kunnen zijn. 5. Bepalen van toevalsgetallen r In de tabel op de volgende bladzijde is een lotingstabel gegeven met toevalsgetallen tussen 0 en 1. In alle gevallen dient aselect een startpunt in de tabel te worden gekozen. Daarna gaat men in de tabel vanuit het gekozen vakje in de kolom een plaats naar beneden voor elk volgend lotingsgetal. Indien men onderaan de kolom is beland, dient de volgende kolom te worden geselecteerd en vervolgens het bovenste vakje te worden gekozen. Deze procedure wordt net zo vervolgd tot voldoende getallen zijn geselecteerd. Er dient aselect een startpunt in de tabel te worden gekozen. Na de tabel is een voorbeeld gegeven van een loting t.b.v. een plaatsbepaling. bouwstoffen Versie 2.1, 26-09-2002 Pagina 27 van 36