Colijn op Lombok Docent: Jelle de Bont H. Oosterhuis 444049 Postvak 54 Onderwijsgroep 16 26 maart 2008 Practicum CW 1D, opdracht 3 Aantal woorden 1999
De latere minister-president van Nederland, Hendrik Colijn, heeft meegevochten in de oorlogen in Nederlands-Indië. Ook bij de militaire acties op Lombok in 1894 was hij betrokken. In deze periode heeft hij brieven geschreven en hieronder worden er een aantal behandeld. Het betreft twee brieven aan zijn vrouw en één brief aan zijn ouders. Die aan zijn vrouw zijn geschreven op 23 en 24 november 1894 en de brief aan zijn ouders is geschreven op 17 december van datzelfde jaar. Colijn beschrijft in deze drie brieven de slag om Tjakra Negara op 18 november 1894. Allereerst is het nuttig op te merken dat de brief aan zijn ouders veel uitgebreider is dan de andere twee brieven. Ook de data waarop de brieven zijn geschreven verschillen nogal. De brief aan zijn ouders is bijna een maand later geschreven. Ten slotte zijn er een aantal tegenstellingen te vinden in de brieven. Aan zijn ouders beschrijft Colijn een aantal gebeurtenissen anders dan aan zijn vrouw. Hieronder staan een aantal opmerkelijke verschillen vermeld. Aan zijn ouders schrijft Colijn dat hij als luitenant het commando moest overnemen van kapitein Van den Ende, die te ziek was om mee te gaan in de strijd. Als je dit gedeelte vergelijkt met hetgeen dat hij hierover aan zijn vrouw schrijft, valt op dat het niet helemaal overeenkomt. Aan zijn vrouw schrijft hij namelijk dat hijzelf als eerste de poeri bestormde, maar dat het niet direct lukte er in te komen. Daarna viel kapitein Van den Ende aan, waarbij de tweede luitenant d Ancona meteen werd gedood. Volgens deze beschrijving was de kapitein dus wel gewoon aanwezig in het gevecht. Ook de dood van d Ancona wordt in deze brief iets anders voorgesteld. Aan zijn ouders schrijft hij namelijk dat deze man neergeschoten werd terwijl Colijn zelf met hem stond te praten. Een ander verschil zit in de beschrijving van het meevechten van Balinese vrouwen aan vijandelijke kant. Aan zijn vrouw schrijft Colijn dat er vrouwen meevochten, sommigen zelfs met een kind aan de borst. Hij zegt dat op een gegeven moment de Nederlandse soldaten geen genade meer mochten geven en vervolgens heeft hij negen vrouwen en drie kinderen, die om genade vroegen, dood laten schieten. Als je kijkt naar wat hij hierover bericht aan zijn ouders, vallen er weer wat verschillen op. Hier heeft hij het over dertien vrouwen die om genade vroegen en over kinderen heeft hij het verder niet. In deze versie heeft Colijn zich even omgedraaid om een sigaar op te steken en toen hij daarmee klaar was waren alle dertien vrouwen gedood door zijn soldaten. In dit geval is het alsof hij geen officieel commando heeft gegeven om die vrouwen te doden, terwijl hij tegenover zijn vrouw iets anders beweert. Door deze verschillen worden de brieven in mijn ogen minder betrouwbaar. Colijn spreekt zichzelf namelijk op bepaalde punten tegen. Die tegenstellingen kunnen echter op een aantal manieren goedgepraat worden. De brief aan zijn ouders is namelijk bijna een maand later 1
geschreven en de gebeurtenissen lagen dus niet meer zo vers in het geheugen. Je kunt je dan in een aantal zaken vergissen, dat is niet meer dan menselijk. In dit geval zouden dus de brieven aan zijn vrouw meer betrouwbaar zijn dan die andere brief. Een andere verklaring voor de verschillen is dat Colijn zich misschien anders wilde voordoen tegenover zijn ouders dan ten opzichte van zijn vrouw, om welke redenen dan ook. Misschien heeft hij een beetje overdreven om sommige passages interessanter te maken. Maar uiteindelijk hebben zijn brieven dus wel aan geloofwaardigheid verloren, omdat ze elkaar op cruciale punten tegenspreken. Vooral het feit dat die Balinese vrouwen (die om genade vroegen!) zijn gedood door Nederlandse soldaten, roept natuurlijk vraagtekens op. Was het rechtvaardig wat hier gebeurde? Was dit de normale gang van zaken in die tijd? En de belangrijkste vraag: is hier sprake van een oorlogsmisdaad? Deze vragen zijn te beantwoorden aan de hand van Het oorlogsrecht of het recht en de gebruiken in den oorlog te land en ter zee van J.C.C. den Beer Portugael uit 1883. Hierin staan de regels waar militairen zich in een oorlog aan dienen te houden. De rechten en plichten van verschillende partijen worden in dit werk besproken. Na bestudering van deze tekst kun je niet anders dan concluderen dat Colijn zich niet altijd aan de oorlogswetten heeft gehouden. Uit verschillende punten blijkt dat die vrouwen nooit zomaar gedood hadden mogen worden. In 37 bijvoorbeeld staat dat, wanneer de vijand de strijd opgeeft, het recht op leven behouden wordt. Uit 47 blijkt dat tegenstanders die de wapens neerleggen krijgsgevangenen gemaakt moeten worden. Alleen in een uiterst geval van nood mogen ze gedood worden. Maar dit geldt alleen als anders de eigen veiligheid in gevaar komt. In de situatie waarin Colijn zich bevond, lijkt me dat zeker niet het geval. Ook in 60 staat dat het doden van de vijand noodzakelijk moet zijn. De mogelijkheid de vijand gevangen te nemen, moet niet bestaan. Als die mogelijkheid er dus wel is, is het onacceptabel iemand te executeren. Als de bovenstaande regels overtreden worden, is er sprake van een misdaad. Het aanzetten tot zo n misdaad of het toelaten ervan is overigens ook verboden, zo blijkt uit 62. Colijn maakt zich hier schuldig aan, aangezien hij aan zijn vrouw schrijft dat hij de vrouwen en kinderen dood heeft laten schieten. Dit valt onder het kopje tot een misdaad aanzetten. In de brief aan zijn ouders is te lezen dat hij zijn soldaten er niet van weerhield die mensen te executeren. Dit valt dan onder het kopje een misdaad toelaten. Welke van deze twee beschrijvingen ook waar is, het is duidelijk dat Colijn de regels overtreden heeft. Colijn heeft (zo blijkt uit zijn brieven) Balinese vrouwen, die de strijd hebben opgegeven en om genade smeekten, zonder pardon 2
neer laten schieten en hij heeft daarmee dus niet in overeenstemming met het oorlogsrecht gehandeld. Daarom ben ik van mening dat hij een oorlogsmisdaad heeft begaan. De discussie over de kwestie Colijn op Lombok laaide op toen in 1998 het eerste deel van een biografie van Colijn verscheen, geschreven door de historicus Herman Langeveld. Eerdere werken over Colijn, vooral die van Jan de Bruijn en George Puchinger, kwamen in dit debat ook ter sprake. Waarom ontstond er nu zo n heftige discussie? Wat beweerde Langeveld, waardoor er zoveel kritiek op zijn werk kwam? Langeveld heeft inderdaad dingen geschreven die Rudolf van Reest en George Puchinger, de eerdere biografieschrijvers van Colijn, niet vermeld hebben. Langeveld haalde zijn gegevens onder andere uit de brieven van Colijn aan zijn ouders en aan zijn vrouw. Vooral de onthulling dat Colijn verantwoordelijk zou zijn voor de executie van Balinese vrouwen en kinderen werd schokkend ontvangen. Langeveld geeft aan dat hij het vreemd vind dat Puchinger en Van Reest, die ook gebruik hebben gemaakt van deze brieven, de executies hebben verzwegen. Volgens Langeveld hebben zij dat gedaan om de reputatie van Colijn niet te beschadigen. Van Reest (overleden) en Puchinger (te ziek) konden hier echter niet meer op reageren. Van allerlei andere kanten kwam wel kritiek op het werk van Langeveld. Vooral Jan de Bruijn had veel commentaar. Hij vond dat Langeveld te weinig vanuit de historische context naar de gebeurtenissen keek. De Bruijn geeft aan dat men toentertijd anders oordeelde over de manier van handelen van de Nederlandse soldaten. Daarom mag je Colijn niet zomaar veroordelen voor zijn beslissingen. Ook omdat Langeveld de betrouwbaarheid van de brieven ter discussie stelt, vindt De Bruijn dat hij niet meer kan aantonen dat Colijn zich schuldig heeft gemaakt aan wreedheden. Dat gegeven zou dan namelijk ook niet meer betrouwbaar zijn. Ook Ewald Vanvugt schreef in zijn artikel Indische rillingen uit De Groene Amsterdammer dat men in die tijd anders oordeelde over de wijze van handelen. Hij geeft aan dat het koloniale doden heel normaal was en soms zelfs aangemoedigd werd. Colijns optreden maakt volgens hem daarom deel uit van een sterke traditie. Wim Berkelaar geeft in zijn artikel Historikerstreit rond Colijn uit het Historisch Nieuwsblad een overzicht van reacties op het werk van Langeveld. Onder andere de meningen van Jan Bank, Jan de Bruijn, Jan Blokker, Chris Lorenz en George Harinck worden in dit artikel behandeld. Bank had in 1987 samen met Chris Vos het boek Hendrikus Colijn. Antirevolutionair geschreven en hierin had hij geen melding gemaakt van de brieven. Bank gaf toe dat de brieven hem waren ontgaan, maar hij had er ook niet naar gezocht, zo luidde zijn verweer. 3
De Bruijn heeft in 1986 Puchinger opgevolgd als directeur van het Historisch Documentatiecentrum en zijn kritiek is hierboven al uiteengezet. Met de stelling van De Bruijn dat de publieke opinie honderd jaar geleden anders dacht over Colijns optreden, is Blokker het niet eens. Er was destijds een criticus van Colijn, namelijk kapitein Famoy, en dus het argument van de publieke opinie was niet meer geldig. Ook Lorenz verdedigde Langeveld en was het met Blokker eens. Bovendien was Lorenz het niet eens met het feit dat Bank de biografie van Langeveld beschreef als een ethische biografie. Aangezien Puchinger zelf geen kritiek kon geven, kwam er een reactie van zijn leerling Harinck. Harinck was voorzitter van de Vereniging voor Christen-Historici en hij was verbonden aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme. Zijn kritiek kwam veelal overeen met die van zijn baas Jan de Bruijn. Beiden vonden Langeveld negatief en moralistisch. Samengevat gaat het debat over de manier waarop Hendrik Colijn wordt voorgesteld. Puchinger geeft een zeer positief beeld van Colijn in zijn biografie. Dat is ook niet verwonderlijk, aangezien hij net als Colijn afkomstig is uit antirevolutionaire kring. Colijn was eigenlijk zijn grote held. Langeveld werpt daarentegen een meer kritische blik op de handelswijze van Colijn in Tjakra Negara. Volgens hem heeft Colijn niet juist gehandeld en daardoor een misdaad begaan. Daarnaast is er nog de kritiek die is ontstaan naar aanleiding van het boek van Langeveld en vooral De Bruijn speelt hier een grote rol. Hij kan niet ontkennen wat Colijn in zijn brieven heeft geschreven, maar hij geeft wel aan dat je hem daarop niet zo snel mag afrekenen, omdat je de situatie vanuit de historische context moet bekijken. De brieven worden door iedereen op een andere manier geïnterpreteerd en daarom is ook niet te zeggen wie gelijk heeft. Zelf vind ik de handelingen en beslissingen van Colijn in Tjakra Negara nogal schokkend. Natuurlijk gebeuren er in een oorlog altijd verschrikkelijke dingen en kost het altijd mensenlevens. Maar het feit dat weerloze vrouwen en kinderen door de soldaten met genot (want zo beschrijft Colijn het) van het leven beroofd worden, vind ik werkelijk weerzinwekkend. Uiteraard zal men er destijds andere normen en waarden op na hebben gehouden en misschien waren dit soort gebeurtenissen toen niet meer dan normaal, maar in het oorlogsrecht uit die tijd is te zien dat Colijn weldegelijk de regels heeft overtreden. Het ergste vind ik nog dat hij er niet zo mee lijkt te zitten. Hij schrijft in zijn brieven wel dat het onaangenaam werk was, maar uit de rest van die brieven komt een nogal onverschillige houding naar voren. Een voorbeeld hiervan is zoals hij rustig een sigaar opsteekt, terwijl zijn manschappen koelbloedig dertien vrouwen afmaken. Of in deze brief, of juist in de andere 4
brieven, de waarheid staat, is niet echt belangrijk. Het is duidelijk dat Colijn sowieso schuldig was aan deze executies. Wat dat betreft ben ik het eens met Langeveld. Het is misschien begrijpelijk dat Puchinger deze gebeurtenis verzwegen heeft, gezien zijn achtergrond en zijn bewondering voor Colijn. Maar het is natuurlijk niet acceptabel zulke cruciale gebeurtenissen te verzwijgen. Voor de kritiek van De Bruijn is ook wel wat te zeggen, maar ik ben het toch eens met Langeveld. Op de vraag of Colijn een oorlogsmisdaad heeft begaan, kan ik alleen maar antwoorden dat dat zeker het geval zou zijn als het zich in deze tijd had afgespeeld. Nu kun je hem daar misschien niet van beschuldigen, maar het is zeker dat hij zich niet aan de regels van het oorlogsrecht van toen heeft gehouden. 5