Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie. Datum: Rapportnummer: 2013/053

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 28 juli 2014

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over beslag en het geen gevolg geven aan een last tot teruggave door het arrondissementsparket Limburg

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

Een onderzoek naar de wijze van taxeren door Domeinen Roerende Zaken

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel

Rapport. Datum: 16 juli 1998 Rapportnummer: 1998/285

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Datum: 31 maart Rapportnummer: 2014/029

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 24 augustus Rapportnummer: 2012/131

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EH DEN HAAG. Geachte XXXXX,

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Functioneel Parket. Publicatiedatum: 26 november Rapportnummer: 2014 /175

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman mevrouw XXX Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Rapport. Datum: 21 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/291

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Een onderzoek naar een klacht over de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag en de regionale politie-eenheid Den Haag

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport over een klachtover het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Datum: 6 november Rapportnummer: 2013/162

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Een onderzoek naar een onduidelijk instemmingsformulier bij een taakstrafaanbod van het Openbaar Ministerie.

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 juli 2006 Rapportnummer: 2006/260

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand.

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Datum: 15 april 1999 Rapportnummer: 1999/180

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport Een onderzoek naar een afwijzende beslissing op een verzoek om een hogere financiële vergoeding.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Datum: Rapportnummer:

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Verzoeker klaagt over de gang van zaken rond zijn digitale verhuisaangifte bij de gemeente Berkelland.

Rapport. Datum: 6 juni Rapportnummer: 2013/064

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Oisterwijk. Datum: 2 februari Rapportnummer: 2012/011

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken te Apeldoorn. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2013/088

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. "Gevecht tegen windmolens" Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

Rapport. Datum: 05 september Rapportnummer: 2013/111

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 4 november Rapportnummer: 2013/161

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012

Beoordeling. h2>klacht

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie. en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Transcriptie:

Rapport Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant en het parket Oost-Brabant gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer: 2016/088

2 AANLEIDING Verzoeker had van de politie verlof gekregen om thuis vuurwapens en bijbehorende munitie voor handen te mogen hebben. Op een gegeven moment overleed een in België woonachtige oom van verzoeker. Daarna nam verzoeker een aantal (vuur)wapens en bijbehorende munitie van deze oom mee naar zijn woning in Nederland. Naar aanleiding van een melding bij de politie dat verzoeker zonder verlof andere wapens zou hebben, voerde de politie op 12 februari 2012 bij verzoeker thuis een controle uit. Nadat de politie de (vuur)wapens en munitie van de oom had aangetroffen, werd verzoeker aangehouden. Alle (vuur)wapens en munitie inclusief de wapens en munitie die verzoeker tot dan toe op grond van het wapenverlof mocht hebben werden in het kader van het opsporingsonderzoek in beslag genomen. Verzoekers advocaat heeft geprobeerd om te bewerkstelligen dat verzoeker de in beslag genomen voorwerpen waarvan hij geen afstand had gedaan en waarover hij (in ieder geval) tot 12 februari 2012 mocht beschikken, terug te krijgen. Verzoeker wil deze voorwerpen verkopen aan personen die over de vereiste papieren beschikken. KLACHT Verzoeker klaagt erover dat een officier van justitie van het parket Oost-Brabant en ambtenaren van de politie eenheid Oost-Brabant onzorgvuldig te werk zijn gegaan bij de afwikkeling van het beslag als gevolg waarvan goederen die aan hem terug mochten worden gegeven, op onverklaarbare manier verdwenen zijn. BEVINDINGEN Voorwerpen Verzoeker heeft een deel van de voorwerpen die onder hem in beslag zijn genomen teruggekregen. Verder is een deel van de voorwerpen in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM) vernietigd. Verzoeker heeft afstand gedaan van alle wapens voor zover deze verboden zijn. Verzoeker stelt dat hij bij de afwikkeling van het beslag niet alles heeft teruggekregen van de politie. Volgens verzoeker zijn alle voorwerpen die hij terug wil hebben legaal. In overleg met verzoeker heeft een lijst van voorwerpen opgesteld. Volgens verzoeker mocht hij de voorwerpen die op de lijst staan (in ieder geval) tot 12 februari 2012 voor handen hebben. Verzoeker wil de voorwerpen die op de lijst staan terug hebben; hij stelt geen afstand te hebben gedaan van deze voorwerpen. Op de lijst zijn de voorwerpen genummerd van 1 tot en met 11. Het onderzoek van ziet slechts op de voorwerpen op deze lijst. De Nationale ombudsman heeft aan de politiechef en de minister van Veiligheid en Justitie gevraagd welke beslissing is genomen ten aanzien van de voorwerpen op deze lijst. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt zoveel mogelijk de nummering van deze lijst gehanteerd.

3 Op de lijst staan de volgende voorwerpen: 1. geweermagazijn; 2. geweermagazijn; 3. geweermagazijn; 4. bus met kruit; 5. slaghoedjes; 6. kogelpunten; 7. complete kogels; 8. complete kogels; 9. hulzen; 10. complete kogels; 11. hulzen. Standpunt politiechef Naar aanleiding van het onderzoek van heeft de politiechef het volgende laten weten. De politie had een plan van aanpak gemaakt voor een onderzoek naar het wapenbezit van verzoeker. Wanneer bij verzoeker tijdens een controle wapens zouden worden aangetroffen die hij op dat moment illegaal voorhanden had, zou het verlof van verzoeker onmiddellijk worden ingetrokken waardoor hij de eerder vergunde wapens niet meer mocht hebben. Verder heeft de politiechef laten weten dat het niet mogelijk is om van alle voorwerpen op de door in samenspraak met verzoeker opgestelde lijst te achterhalen welke beslissing hierover is genomen. Voorwerpen nrs. 2 en 3 op de lijst (de geweermagazijnen) zijn in opdracht van de officier van justitie onttrokken aan het verkeer en daarna vernietigd. Ter onderbouwing verwijst de politiechef naar de kennisgeving van inbeslagneming. Een aantal kogels (nrs. 7 en 8) is met de vuurwapens verkocht. Ten aanzien van deze voorwerpen is uitleg per e-mail beschikbaar, maar zijn er geen administratieve stukken voorhanden. Wat betreft andere kogels en hulzen (nrs. 9, 10 en 11) kan een medewerker van de politie zich herinneren dat deze zijn meegegaan met de illegale wapens, munitie en onderdelen hiervan toen deze ter vernietiging zijn afgevoerd. Documentatie om dit te bevestigen ontbreekt. Wat de overige voorwerpen betreft (nrs. 1, 4, 5 en 6) kan niet worden aangegeven welke beslissingen zijn genomen. Deze voorwerpen zijn niet meer bij de politie aanwezig en een beslissing over de verdere behandeling van deze voorwerpen ontbreekt. Standpunt minister van Veiligheid en Justitie Naar aanleiding van het onderzoek van heeft de minister laten weten dat de rechter in het vonnis over de strafzaak tegen verzoeker niets heeft opgenomen over de in beslag genomen voorwerpen. Na rappel van de advocaat van verzoeker is het beslag afgewikkeld. Een groot deel van de in beslag genomen wapens bleek echter reeds (abusievelijk) vernietigd. Hoewel ten aanzien van de afwikkeling van het beslag niets in het vonnis van de rechter was opgenomen, kon de betrokken officier

4 van justitie zich herinneren dat de rechter ter zitting mondeling had beslist dat de wapens die niet verboden waren of waarvoor verzoeker een vergunning had aan hem zouden worden teruggegeven. Ten aanzien van de door opgestelde lijst heeft het OM slechts over voorwerpen nrs. 2 en 3 (geweermagazijnen) een beslissing genomen. Deze voorwerpen waren door de politie als illegaal aangemerkt, omdat hiervoor geen vergunning was afgegeven. Nu verzoeker afstand had gedaan van de wapens die hij illegaal in zijn bezit had, heeft het OM opdracht gegeven tot vernietiging van deze geweermagazijnen. Ten aanzien van de overige voorwerpen (nrs. 1 en 4 t/m 11) waarvan verzoeker geen afstand heeft gedaan, is niet gebleken van bemoeienis van het OM. Verder heeft de minister gesteld dat alle vuurwapens van verzoeker (legaal en illegaal), onderdelen van wapens, munitie en onderdelen van munitie in beslag zijn genomen. Dit is gebeurd op grond van de afspraak met de afdeling Korpschef Wetten. Volgens de minister werd een groot deel van deze voorwerpen door de politie zonder tussenkomst van het OM afgevoerd dan wel teruggegeven. Op het moment van inbeslagname was het Beslagportaal (het centrale registratiesysteem voor in beslag genomen voorwerpen) nog niet in werking. Slechts een klein deel van de voorwerpen is op een later tijdstip in het Beslagportaal ingevoerd. De minister stelt dat het in dit geval in de rede had gelegen dat de officier van justitie direct na het besprokene ter zitting contact zou hebben opgenomen met een beslagmedewerker, zodat het beslag zou kunnen worden afgewikkeld. Dit is abusievelijk niet gebeurd. Pas na rappel van de advocaat van verzoeker is er actie ondernomen en is het beslag afgewikkeld. Op dat moment bleek dat de wapens reeds (abusievelijk) vernietigd waren. De minister constateert dat de afwikkeling van het beslag in verzoekers geval onvoldoende voortvarend en niet volgens de hiervoor geldende regels is gebeurd en dat verzoeker hierdoor schade heeft geleden. Het OM was volgens de minister geen beheerder van de in beslag genomen voorwerpen. Die rol werd vervuld door de politie. De minister is dan ook van oordeel dat het OM niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor mogelijke schade die is ontstaan als gevolg van de afwikkeling van het beslag. De afhandeling van dit schadegeval dient volgens de minister door de politie te gebeuren. Standpunt verzoeker Verzoeker stelt dat hij en zijn advocaat veel brieven hebben geschreven en vaak hebben gebeld naar de politie en het OM. Hierdoor heeft verzoeker inmiddels een flinke rekening van zijn advocaat gekregen. Volgens verzoeker heeft de politie veel voorwerpen in beslag genomen die hij gewoon mocht hebben. Hij stelt dat hij een deel van de voorwerpen heeft teruggekregen, maar de meeste voorwerpen zijn verdwenen. Verder is verzoeker van mening dat de voorwerpen nrs. 2 en 3 ten onrechte zijn vernietigd. Verzoeker wil een vergoeding van zijn verloren spullen en een vergoeding voor de kosten die hij heeft moeten maken voor het inschakelen van een advocaat. Volgens verzoeker

5 heeft hij deze kosten gemaakt om de spullen waar hij recht op heeft terug te krijgen. Verzoeker stelt dat de rechter tijdens de zitting in zijn strafzaak nadrukkelijk de opdracht aan het OM heeft gegeven om ervoor te zorgen dat alles wat niet illegaal was aan hem terug te geven. Verzoeker vindt het schandalig dat hij een advocaat heeft moeten inschakelen om zijn spullen terug te krijgen. Stukken Op basis van de verkregen informatie gaat ervan uit dat de voorwerpen nrs. 7 en 8 zijn verkocht en hieruit opbrengst is verkregen, maar de politie niet over een verkoopbewijs beschikt en tevens geen stukken heeft waaruit blijkt wat er met het geld is gebeurd dat is verkregen uit de verkoop. BEOORDELING Uit het onderzoek van is naar voren gekomen dat het OM slechts een beslissing heeft genomen ten aanzien van voorwerpen nrs. 2 en 3 en het OM voor het overige geen bemoeienis heeft gehad met de voorwerpen die op de lijst van de Nationale ombudsman staan vermeld. Daarnaast heeft de minister reeds erkend dat de afwikkeling van het beslag in verzoekers geval onvoldoende voortvarend en niet volgens de hiervoor geldende regels is gebeurd en verzoeker hierdoor schade heeft geleden. Gezien het voorgaande zal in de beoordeling verder slechts ingaan op hoe de politie is omgegaan met de in beslag genomen voorwerpen. Het vereiste van goede organisatie houdt in dat de overheid ervoor zorgt dat haar organisatie en haar administratie de dienstverlening aan de burger ten goede komt. Zij werkt secuur en vermijdt slordigheden. Eventuele fouten worden zo snel mogelijk hersteld. Als de politie een voorwerp in beslag neemt, dan heeft een burger dat voorwerp niet (meer) tot zijn beschikking. Zoals in het rapport "Waar is mijn auto?" (rapportnummer 2016/075) is overwogen, vindt het gelet op deze inbreuk van groot belang dat betrokken instanties de burger goed en uit zichzelf informeren. Daarnaast dienen de betrokken overheidsinstanties zorgvuldig om te gaan met de in beslag genomen voorwerpen. In verzoekers geval ging het om (vuur)wapens en munitie die in beslag werden genomen. Gelet op de aard van deze voorwerpen, is de Nationale ombudsman van oordeel dat extra zorgvuldigheid betracht had moeten worden. Onder verzoeker zijn verschillende (vuur)wapens en munitie in beslag genomen. Voor een deel van de in beslag genomen voorwerpen had verzoeker tot dat moment een vergunning. Vuurwapens en munitie die een burger op grond van verlof voor handen mocht hebben, worden volgens het protocol afhandelen aangetroffen vuurwapens en munitie in bewaring genomen wanneer het verlof is ingetrokken of verlopen. De Nationale ombudsman acht het begrijpelijk dat de politie er in dit geval mede gelet op de hoeveelheid voorwerpen voor heeft gekozen om alle voorwerpen mee te nemen. Hierbij

6 wijst er wel op dat het van belang is om vervolgens onderscheid te maken tussen voorwerpen die in beslag zijn genomen en voorwerpen die in bewaring zijn genomen en dit onderscheid goed vast te leggen. Ten aanzien van de voorwerpen die op de samen met verzoeker vastgestelde lijst staan, is uit het onderzoek van naar voren gekomen dat nrs. 2 en 3 in opdracht van het OM zijn vernietigd. Ten aanzien van nrs. 7 en 8 stelt de politie dat deze voorwerpen zijn verkocht. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de politie slechts een uitleg per e-mail verstrekt. Administratieve documenten zoals een bewijs van verkoop ontbreken. Ook blijkt niet uit de informatie die de politie heeft verstrekt wat er met het geld is gebeurd dat is verkregen uit de verkoop. Wat de voorwerpen nrs. 9, 10 en 11 betreft stelt de politie dat deze zijn vernietigd, maar ook hier ontbreken documenten om deze stelling te onderbouwen. Ten aanzien van de voorwerpen nrs. 1, 4, 5 en 6 kon de politie niet aangeven welke beslissing zou zijn genomen. Deze voorwerpen zijn niet meer bij de politie aanwezig maar wat er met deze voorwerpen is gebeurd, kon de politie niet achterhalen. Behalve ten aanzien van de voorwerpen nrs. 2 en 3 kan de politie dus niet met stukken laten zien wat er met de onder verzoeker in beslag genomen voorwerpen is gebeurd. De Nationale ombudsman acht dit zeer onzorgvuldig. Het gebrek aan administratie bij de politie getuigt niet van besef dat de politie voorwerpen van een ander onder haar hoede had. Daar komt nog bij dat in dit geval sprake was van (potentieel) gevaarlijke voorwerpen. Gezien het voorgaande heeft de politie in dit geval het vereiste van goede organisatie geschonden. De onderzochte gedragingen zijn niet behoorlijk. In het hiervoor genoemde rapport "Waar is mijn auto?" heeft de uitvoeringspraktijk van inbeslagname van voorwerpen onderzocht en beoordeeld. In dit rapport heeft ook diverse algemene aanbevelingen gedaan en de betrokken instanties zijn bezig met het uitvoeren van deze aanbevelingen. De wijze waarop de politie en het OM in verzoekers geval met het beslag zijn omgegaan, geeft aanleiding tot het doen van een individuele aanbeveling. Hoewel het aandeel van de betrokken instanties in wat er is misgegaan in dit geval niet gelijk is, richt de aanbeveling wel tot beide instanties. Hierbij is van belang dat de minister heeft erkend dat de afwikkeling van het beslag in verzoekers geval onvoldoende voortvarend en niet volgens de hiervoor geldende regels is gebeurd en verzoeker hierdoor schade heeft geleden. Daarnaast wil voorkomen dat in het vervolgtraject door de betrokken instanties naar elkaar wordt verwezen.

7 CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedragingen van de regionale politie-eenheid Oost-Brabant en het parket Oost-Brabant is gegrond wegens schending van het vereiste van goede organisatie. AANBEVELING De Nationale ombudsman beveelt de politiechef van de regionale politie-eenheid Oost-Brabant en de hoofdofficier van justitie van het parket Oost-Brabant aan om met verzoeker in contact te treden over een passende tegemoetkoming. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen