7,7. Samenvatting door een scholier 8267 woorden 29 april keer beoordeeld. Filosofie

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Filosofie Deugdelijk leven

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Eindtermen centraal examen filosofie havo en vwo 2004 en 2005

Eindexamen Filosofie vwo I

Eindexamen Filosofie vwo I

Eindexamen filosofie vwo 2006-I

Samenvatting Filosofie CE-stof 2006: Deugelijk leven: een inleiding in de deugdethiek - Paul van Tongeren

2 De plaats van deugdethiek binnen de ethiek/welke vraag stelt de deugdethiek?

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Eindexamen vwo filosofie II

Aristoteles: Oh ja? Maar ik heb ook wel eens gehoord van utilitarisme, wat is dat dan?

Vraag Antwoord Scores

Het normatieve, het subjectieve en het objectieve.

Wijziging pagina 5: het centraal examen duurt 180 minuten FILOSOFIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Samenvatting Filosofie Wijsgerige ethiek

Correctievoorschrift VWO. filosofie (nieuwe stijl en oude stijl)

Aristoteles, Ethica Nicomachea (350 v. Chr.)

Levenskunst en ethiek 13 Bouwstenen voor iedereen 14 Zestien filosofen 14 De hoofdstukken 15

VWO 4 FILOSOFIE Wat is ethiek en het utilisme

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Opgave 2 Doen wat je denkt

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Eindexamen filosofie vwo I

Aantekening Levensbeschouwing Hoofdstuk 2: Waarden en normen

Samenvatting Filosofie Wegen naar wijsheid, hoofdstuk 4 en 5

Levensbeschouwing hoofdstuk 2.

2 keer beoordeeld 22 maart Sociale filosofie gaat over de maatschappij, het gaat over hoe je een goede samenleving kan hebben.

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL II HET GOEDE 60

Duurzaam Deugdzaam. Krijn Pansters Tilburg University Franciscaans Studiecentrum.

6.1. Samenvatting door E woorden 2 april keer beoordeeld. Filosofie. Filosofie: Wijsgerige ethiek. Paragraaf 1: Het morele goede

Eindexamen vwo filosofie 2013-I

Sessie 1 De eudaimonistische ethiek van Aristoteles

Eindexamen havo filosofie II

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Religie, christendom en politiek vanuit filosofisch perspectief

filosofie havo 2018-II

Dag van de integriteit

Correctievoorschrift VWO

FILOSOFIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

filosofie havo 2015-II

Het Basisboek Filosofie H2 Goed en Kwaad / Ethiek / Moraalfilosofie

Eindexamen Filosofie havo I

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

Samenvatting Levensbeschouwing Mens en Maatschappij

Sociale kaders: Hoofdstuk 16 Cultuur

2.1 Exploreren, verkennen en integreren van waarden

Samenvatting Filosofie Wij denken over ethiek

Eindexamen filosofie vwo II

Eindexamen filosofie vwo I

filosofie havo 2018-II

Consequentialisme (Gevolgenethiek)

Opgave 2 Politiek en emoties

Ethiek en welzijn. Helicon Opleidingen MBO Nijmegen

Geloven en redeneren. Religie en filosofie

Van Waarde(n) HUB 28 november 2015, Miranda Meijerman

Examenprograma filosofie havo/vwo

Opgave 3 De troost van muziek

Preek de Wet van Mozes

Maarten Kruimelaar 14 Maart 2015

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

Inhoud. Wenken voor een evenwichtig leven 7. Over Epictetus 69. Nawoord De filosofie van de stoa 73. Bibliografische notitie 83 [5]

Eindexamen filosofie havo 2007-I

Eindexamen filosofie vwo I

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Ego, Schaduw, Zelf volgens Jung Bram Moerland

PROCESDOEL 4 VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE GENERATIES

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Introductie filosofie Hebben alle vragen een antwoord? 10. Les 2. Denken Kunnen dieren denken?

Woordenlijst Het oog in de storm. Hoofdstuk 5. animal rationale >>Inleiding aretè Een Oudgrieks woord, dat o.a. >>deugd kan betekenen.

Interviewvragen DRIJFVEREN

DEEL 1. BOUWSTEEN 5 Theorie Eigen Keuze Monique van Dam DEEL 1: YOU

Eindexamen filosofie havo I

Oefening baart ethiek Neurobiologie, boeddhisme en ethiek

Hume s Moraal Filosofie

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Hoofdstuk 3. Geloof, waarden, ervaringen

Zelftraining Waarden. Herman en Ernie Beuker

Dit is een digitale voorbeeldversie van de opdrachten voor de leerlingen. Mail naar voor de originele versie.

Vriendschap? Paul van Tongeren. Inleiding

Profielwerkstuk Filosofie Cosmetische chirurgie in de ethiek

Eindexamen filosofie havo I

1 Johannes. - Kringleiderhandeleiding -

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

Eindexamen filosofie vwo II

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Ontmoeting met (heftige) emoties een handreiking vanuit de levenskunst

Geluk & wijsheid. Zevende avond

Samenvatting Filosofie Emoties

Filosofie en actualiteit. Tweede bijeenkomst

Leren Filosoferen. Derde avond

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven!

Eindexamen havo filosofie 2013-I

SOEFISME IN HET DAGELIJKS LEVEN

Een voorlopige balans (Periode 1)

Don Kwast. Denklicht. Pleidooi voor filosofisch onderwijs ISVW UITGEVERS

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

Oefening: Innerlijke stemmen Tijd: 30 minuten

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Werkstuk Levensbeschouwing Relaties

Hoe eerlijker en nauwkeuriger u deze lijst invult, hoe meer waarde hij zal hebben.

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 8267 woorden 29 april 2007 7,7 28 keer beoordeeld Vak Filosofie Filosofie Centraal examen samenvatting Deugdelijk Leven. Samenvatting filosofie CS op basis van eindthermen Hfst. l 1. De ethiek neemt als plaats binnen de filosofie aan, het heet dan filosofische ethiek. Het gaat om wat gedacht wordt en niet om wat gedaan wordt. De argumenten tellen. Het gaat over hoe de werkelijkheid zou moeten zijn. Het stelt hiermee grenzen aan de werkelijkheid, hiermee is het een normatieve discipline. Het geeft hiermee ook een toekomstperspectief aan. Het verwijst naar de vraag over het geheel van de wekelijkheid. (metafysica). Ook het absolute onvoorwaardelijke karakter verwijst naar de metafysica. Het nadenken over het menselijk handelen verwijst naai' de antropologie en naar de sociale filosofie. Kant: wat kan ik weten (epistemologie) wat kan ik hopen (godsdienstfilosofie) wat moet ik doen (ethiek. Deze vragen waren onderdeel van l antropologische vraag, wat is de mens. 2. Verschillende soorten ethiek zijn ethieken op basis van deontologische ethiek: deze ethiek neemt als uitgangspunt een begrip van een oorspronkelijk moeten; teleologische ethiek: deze ethiek baseert haar antwoord op een begrip van het telos of doel van het handelen consequentialisme: dit kijkt naar de consequenties van het handelen. De verschillende manieren om aan ethiek te doen bestaan uit de vragen Wat moet ik doen? Hoe moet ik leven? o Op te vatten als: Sociaal Individueel Algemeen Specifiek Het gaat hierbij meer om het leven in het geheel. 3. De deugdethische benadering verwijst naar het aspect van het moraal. Het is de tussenweg tussen zo veel mogelijk goeds voor allen en het eigen verlangen. Ethiek is zeer normatief gericht, Praxis is een handeling waarvan het doel binnen de handeling zelf ligt. Zo ook de praxis van het leven, bijvoorbeeld geluk. o Het einde van het spel wordt bepaald door de regels die intern het praxis van het spel liggen. o Niet alleen wat maar ook hoe de handeling verricht wordt is belangrijk. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 1 van 19

o Deugd is de kwaliteit die nodig is om een bepaalde praktijk die nodig is om een bepaalde praktijk op een goede manier uit te oefenen. Poietisch is een menselijke handeling waarvan het doel buiten de handeling ligt. Het gaat meer om het te maken en het heeft geen ethische raakvlakken. Een activiteit is moreel wanneer en voor zover die deel uitmaakt van de omvattende praxis van het leven, zich voegt naar de daaraan inherente regelt en bijdraagt aan de \realisering van het daaraan inherente doel. Deugdethiek is tegen de moraal opvatten als sociaal: Goed ------------------ Kwaad Altruïstisch------- Egoïstisch Het is dus de middenweg tussen altruïstisch en egoïstisch Samenvatting filosofie CS op basis van eindthermen Hfst. 2 Deugdenethiek omdat: De huidige normen en waarden toegepast moeten worden. Er vele morele overtuigingen zijn en daarom allemaal relatief zij n. Er een behoefte is aan ethiek. 1. Normen en waarden zijn verschillend maar wel verbonden met elkaar: Normen: Objectief Negatief- ze verbieden veel. Minimaliseert - de ondergrens. Uitdaging tot overtreding. Waarden: Positief. Maximaal - bovengrens. Motiverend, Subjectief. De Deugd is de verbintenis tussen waarden en Normen. Deugd is te oefenen, hierin is het voorbeeld belangrijk in het oefenproces. Het is namelijk de praktische verbintenis tussen de twee. 2. Het pluralisme: De overtuiging dat er onreduceerbaar vele en verschillende morele opvattingen bestaan, want morele opvattingen zijn gebonden aan historische periode, culturele bepaaldheid en subculturen. Als de mens een handeling doet moet hij kiezen uit deze morele opvatting. Dat is dan ook gelijk de keerzijde, de mens moet kiezen. De Deugdethiek helpt bij dit kiezen. - Je dicht bij jezelf blijft. - Ze een grote rol toekent aan de inherente kwaliteitscriteria (we hoeven niet in elke situatie vanaf nul te beginnen). Gevaren van het pluralisme: - Door veelheid van mogelijkheden en vrijheid van keuze, denken dat het niet uitmaakt wat we doen (relativisme). De deugdethiek verleid ons dat een beslissing altijd gebonden is aan een bepaalde context, vandaar dat we niet met lege handen staan als we moeten kiezen. Relativisme is door de deugdethiek dus https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 2 van 19

de wereld uit, - Denken dat het goede door de keuze zelf wordt bepaald (decisionisme). Het opvatten van morele kwaliteiten als subjectieve voorkeuren (subjectivisme). Het zien van morele oordelen als expressies van iemands emoties die niets te maken hebben met datgene waarover geoordeeld wordt (emotivisme). 3. Volgens de deugdethiek kun je alleen moreel juist handelen als je het ook echt wilt. Als je moreel bent omdat dat het beste is voor iedereen (utilisme) of omdat het redelijk is en je geweten zegt dat je redelijk moet zijn (kantianisme), De motivatie om moreel te handelen moet dus zijn: omdat je het wilt. De deugdethiek ligt in het verlengde van het verlangen. De deugd is datgene waardoor we zijn wat we zijn. Samenvatting filosofie CS op basis van eindthermen Hfst, 3 1. Ons handelen is een geheel van doeleinden, die geordend zijn in lagere doelen die verwijzen naar hogere doelen en uiteindelijk naar een laatste doel. Dit laatste doel van de praxis, van het leven als geheel. In de teleologie is er veel aandacht voor gerichtheid en geschiktheid. De mens volgt in het maken van dingen een patroon van de natuur (natura artis magistra). In de natuur is alles op een doel gericht en geschikt om dat doel te bereiken. Geluk is een doel dat slechts in het voltrekken van de activiteit van het leven kan worden gerealiseerd. Volgens de teleologie is alles in de natuur op een doel gericht, en geschikt om dat doel te bereiken. Het zit in het 'wezen' van iets wat het doel is en dus waarvoor het geschikt is. Geluk is het doel van de mens en deugden kunnen mensen helpen dit doel optimaal te bereiken. 2. Plato vs. Niezsche: Plato: De rede is het voornaamste Doel = geheel redelijk worden Mens = dier Nietzsche: De rede is een ziekte, het geeft namelijk maar l patroon om uit te leven. Doel = het losmaken van de rede Mens = geen dier maar rationeel wezen. Aristoteles: De mens is animaal rationale, dus heeft zowel het animale als het rationele nodig voor het realiseren van het doel. De rationaliteit heeft de organiserende taak, maar niet de enige. Het animale vinden we in het lichaam en in de verlangens tussen lichaam en geest. Het lichaam moet worden geoefend en verzorgd zodat ze gezond blijft en functioneert. Ook de verlangens worden geoefend zodat ze optimaal kunnen doen wat ze moeten doen. De rede voert de regie en moet ook zo goed mogelijk worden verwerkelijkt. Als dit gebeurt en je hebt wat mazzel, dan zal je gelukkig zijn. Deze filosofie geeft recht aan de hele mens. - Grote rol aan verlangens en emoties. - Geen reductie tot wat de mens onderscheid van een dier. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 3 van 19

3. Deugdethiek is een ethiek van zelfverwerkelijking omdat we als doel hebben om waarop we gericht zijn (zelf) optimaal te realiseren. Van een goed mens kunnen we zeggen dat hij de kunst van zijn vak, het leven, verstaat, de levenskunst dus. En als de deugd datgene is wat menselijk leven goed maakt, zorgen deugden dus dat men de levenskunst verstaat. En aangezien deugdethiek een ethiek van zelfverwerkelijking is, kun je zelfverwerkelijking als levenskunst begrijpen 4. Essentialisme: geeft alles in de natuur objectief een doel dat eraan vast zit. Maar dit past niet bij onze ervaring; wij zouden subjectivistische denken dat een doel alleen bestaat bij de gratie van de bedoeler. In de natuur ligt dus helemaal geen doel. Maar onze ervaring corrigeert dit subjectivisme want een doel kan het product zijn van de bedoelingen van generaties mensen, maar daarmee is het op afstand gekomen van onze eigen bedoelingen. Nog meer kritiek op het essentialisme: als we erkennen dat het doel van het leven niet helemaal door onszelf wordt bepaald is het evenmin ergens objectief gegeven. Het kan slecht bestaan doordat het door mensen als doel herkend is. Mensen doen dit niet altijd op dezelfde manier, hierdoor ontstaat er een pluralisme van doelen. Stel je erkent dat een doel niet helemaal door ons zelf kan worden bepaald. Er bestaat een pluralisme van doelen of van opvattingen van het doel, want niet iedereen interpreteert het doel van het leven hetzelfde. Deze kritiek levert echter geen argument tegen teleologisch denken, omdat het doel waarover men spreekt wel hetzelfde is, alleen de interpretatie is anders. De ethiek van de zelfvenverkelijking zegt: je moet worden wie je bent. 5. De deugethiek is optimistisch in die zin, dat volgens de deugdethiek het goede dat we moeten doen precies datgene is wat we ook eigenlijk willen, en waarop we in feite dus eigenlijk al gericht zijn. In de tijd van Aristoteles dacht men, dat iedereen het goede ook wil. Als iemand iets doet wat niet goed is, is dit een 'misverstand', een onvolkomenheid. Bij het christendom moet er altijd een wil zijn naar het goede, maar er is ook een wil naar het kwaad. De deugdethiek is echter al voor deze tijd van het christendom ontstaan. Toen de deugdethiek ontstond was er veel meer vertrouwen in de mens, en de natuurlijke werkelijkheid was mooi en geordend. 6. Het beeld van de gemeenschap volgens Aristoteles: De gemeenschap die bepalend is voor een identificatie van wat deugdzaam is, is zelf een normatief ideaal van gemeenschap. Een deugdethiek is een ethiek van een gemeenschap of van een cultuur Aristoteles schrijft veel over de deugd rechtvaardigheid. Er zijn 2 soorten rechtvaardigheid: correctieve en distributieve, wat het principe van rechtvaardigheid is gelijkheid. Micro-niveau is het niveau van individuele handelingen, of beter: de wijze waarop het individu zich verhoudt tot zichzelf en het eigen leven, tot de anderen en het samenleven, en tot de wereld om zich heen. Macro-niveau is het niveau van structuren en instanties. Meso-niveau staat hier tussenin en betreft het institutioneel handelen, voorzover daarin het individuele handelen duidelijk kan worden herkend. Deugdethiek is primair gericht op handelingen van het individu, maar ook het bijbehorende macro-niveau is belangrijk: iemand die heel moedig meevecht in een https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 4 van 19

ongerechtvaardigde oorlog, zullen we nog niet deugdzaam noemen. 7. Verschillen uit Aristoteles' tijd en onze tijd: 1. Onderscheid tussen privaat en publiek heeft geen betekenis. Het ideaal van het gelukte leven is een sociaal ideaal, het is een ideaal van een leven in gemeenschap. Een het is het ideaal dat door een gemeenschap wordt gedeeld. 2. De meeste beschreven deugden leiden tot het sociale leven. Door het gemeenschappelijke ideaal staat de deugdzame ook in sociaal aanzien. Je bent verbonden met iedereen in je politieke gemeenschap (in Aristoteles' tijd was die gemeenschap nog veel kleiner). 3. Tot de kenmerken van geluk hoort ook een zekere autarkie: dat je niet al te zeer afhankelijk bent van een onbeheersbaar toeval maar je eigen boontjes kunt doppen. Door onze afhankelijkheid heb je minimaal het niveau van de politieke gemeenschap nodig om zelfgenoegzaamheid te kunnen realiseren. Wat betekent deze tegenstelling tussen Aristoteles' begrip van gemeenschap en onze ervaring daarvan voor de deugdethiek? 1. Deugdethiek zit niet zozeer vast aan een bepaald begrip van gemeenschap. Er zijn waarschijnlijk universele deugden. 2. Deugdethiek wijst erop dat we nog steeds lid zijn van gemeenschappen (de wereld is een dorp. global village). 3. Onze opvattingen over deugden zijn altijd een beetje gebonden aan tijd en plaats. Ze vorm een particularistische ethiek die een nuttige aanvulling kan vormen op een universalistische ethiek waar we evenmin buiten kunnen. Samenvatting filosofie CS op basis van eindthermen Hfst. 4 1. De deugd volgens Aristoteles: De deugd is een houding die ons in staat stelt ons handelingen voor te nemen, en die het midden houdt in relatie tot ons, een midden zoals dat bepaald is door een overleg [de rede] en wel zoals een verstandig mens het zou bepalen. Oftewel: de deugd is een houding die met keuze te maken heeft, dat wil zeggen: die voortkomt uit gemaakte keuzes en die disponeert tot het maken van de juiste keuze. De juistheid van die keuze betekent dat ze steeds het midden weet te vinden. Dat midden is weliswaar altijd relatief, maar wordt niettemin door een maat bepaald, een maat die we zien in het verstandige. Intellectuele deugd: De excellente verwerkelijking van de verschillende intellectuele vermogens van de mens. Karakterdeugd: Een handeling die voortkomt uit gemaakte keuzes en die disponeert tot het maken van de juiste keuze. De keuze is juist als ze steeds het midden weet te vinden. Dit midden is een maat die we zien in het verstandige. 2. Bij alles geldt dat het er niet teveel en niet te weinig van moet hebben. De uitdrukking 'het juiste midden' maakt echter duidelijk dat dit niet voor iedereen hetzeliüe midden is: de keuze hangt niet alleen af van 'wat' en 'waarom', maar ook van 'waar', "wanneer', "(voor) wie', etc. Probleem analyseren vanuit de deugdethiek. Wat voor soort handeling? Wat voor soort verlangens motiveren de handeling? Een te veel en een te weinig construeren. (Verder nog vragen als waar, wanneer, voor wie, waarmee?) De kanttekeningen hierbij zijn: 1. Als we vinden dat het moeilijk is om het midden te bepalen hebben we nog niet de goede houding. We moeten eerst de juiste houding vinden. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 5 van 19

2. Het midden is in de gegeven situatie, dat wat de verstandige als zodanig heeft aangewezen. De verstandig zegt iets over het belang van het voorbeeld. 3. In de deugdethiek gaat het er niet om of een handeling toelaatbaar is, maar om de voorbeeldigheid van een houding. Om tot de juiste houding te komen, die volgens Aristoteles in het midden ligt, moet men kijken naar een persoon die je in dat opzicht perfect vindt: door dit te imiteren zul je ook in je eigen stijl perfectie leren bereiken. 4. Phronèsis: proberen denkend ons eigen handelen en dat van andere te sturen. Het woord kan vertaald worden als (morele) verstandigheid. Dit is een intellectuele deugd op zichzelf, maar wordt ook verondersteld bij de karakterdeugden. Om een doel na te streven, moet je namelijk ook weten hoe je dit moet doen en daar heb je verstandigheid voor nodig. Extra: Socrates (was geen stoïcijnvstoïcijnen (geluk is zo min mogelijk ingaan tegen de natuurwetten): deugd is een kwestie van weten. Kritiek hierop is dat je ook moet doen wat er moet worden gedaan. Aristoteles: karakterdeugden zijn primair als houdingen waarin verlangens en emoties een gepaste vorm hebben verworven. Maar de karakterdeugden kunnen niet bestaan zonder de deugden van het weten (intellectuele deugden). Intellectuele deugden zijn perfecte verwerkelijkingen van ons vermogen om te denken. Maar denken doen we op 2 manieren: 1. Proberen denkend te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit, 2. Proberen denkend ons eigen handelen en dat van anderen te sturen. 1. Is gericht op contemplatie; genieten van het inzicht omwille van zichzelf. 2. Heet phronèsis (prudentia); morele verstandigheid. Deze deugd is zelf een intellectuele deugd, maar wordt bij elke karakterdeugd verondersteld. Verstandigheid gaat niet om theoretisch weten. De intellectuele deugd van de verstandigheid en de karakterdeugd hebben elkaar nodig. De verstandigheid waar het hier om gaat is dus een moreel gevormde verstandigheid. Daarom is ze onderscheiden van slimheid. Er is een onderscheid tussen moreel en prudentieel -> onzinnig. Samenvatting filosofie CS op basis van eindthermen Hfst. 5 1. De kandidaat kan uitleggen welke twee methoden er zijn om te komen tot een formulering van eigentijdse deugden en kan daarbij een verklaring geven voor het feit dat de deugden moed, matigheid en rechtvaardigheid al meer dan 2000 jaar als centrale deugden worden gezien. -Van abstract naar concreet: eerst bepaal je wat een deugd is en dan ga je kijken hoe dit in de praktijk wordt gebracht -Van concreet naar abstract: je kijkt naar voorbeelden uit de omgeving, en door voorbeelden van meerdere mensen te analyseren, kom je tot deugden. Bepaalde deugden zie je bij zo n analyse in alle periodes van de geschiedenis terugkomen, echter met een verschillende interpretatie van die deugd: Aristoteles dacht bij moed aan een soldaat in een oorlog, terwijl bijvoorbeeld Thomas van Aquino aan een martelaar dacht. 2. De kandidaat kan de categorisering van deugden bij Aristoteles weergeven aan de hand van het https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 6 van 19

onderscheid tussen intellectuele deugden en karakterdeugden. Aristoteles maakt onderscheid tussen intellectuele deugden (wijsheid en verstandigheid), en karakterdeugden (een heleboel, met als belangrijkste rechtvaardigheid). Deze karakterdeugden zijn altijd het midden tussen twee extremen. Intellectuele en praktische deugden: komen tot stand door onderricht en oefening. Karakterdeugden: worden deels bewerkt door intellectuele en praktische deugen en worden deel opnieuw door oefening en opvoeding voort gebracht. 3. De kandidaat kan de categorisering van deugden bij Plato weergeven en daarbij uitleggen waarom de deugd rechtvaardigheid de meest gecompliceerde is. Bij Plato zijn de vier kardinale deugden het belangrijkst: moed, matigheid, rechtvaardigheid en verstandigheid. Rechtvaardigheid is hierbij de meest gecompliceerde, omdat deze niet alleen betrekking heeft op de houding van een deugdzaam mens, maar ook op een bepaalde orde in de samenleving. Bovendien kan rechtvaardigheid overeenkomstig de wet betekenen, maar ook dat wat gelijkheid realiseert of respecteert. Ook kan dit worden onderverdeeld in: Distributieve (verdelende) rechtvaardigheid: draait om gelijkheid, anders dan de correctieve rechtvaardigheid verdeeld deze de goederen van de samenleving relatief of proportioneel naar verdiensten. Correctieve (herstellende) rechtvaardigheid:draait ook om gelijkheid, anders dan de distributieve rechtvaardigheid zorgt deze voor mathemarische gelijkheid: geleden schade moet precies vergoed worden. 4. De kandidaat kan uitleggen wat bij Plato het verband is tussen de vier hoofddeugden en het goede. Hij kan daarbij tevens uitleggen wat het verband is tussen de politieke structuur van de samenleving en de psychische structuur van de mens. De kardinale deugden vormen bij Plato een samenvatting van alle deugden, wat goed is, voldoet dus in ieder geval ook aan deze deugden. Zowel de psychische structuur van de mens als de politieke structuur van de samenleving kan worden onderverdeeld in drie delen, die corresponderen met één van de kardinale deugden, en die bijeen gehouden worden door de vierde kardinale deugd: rechtvaardigheid. In de politiek is deze onderverdeling: werkers (matigheid), soldaten (moed) en wijzen (verstandigheid). In de mens is deze verdeling: buik à begeerte (matigheid), hart à gemoed (moed) en hoofd à verstand (verstandigheid). Rechtvaardigheid wordt beschouwd als de hoogste deugd, deze krijgt deze positie omdat het de verschillende lagen op zijn plaats houdt. De vier kardinale deugden vormen het deugdelijk georded geheel van de drie aspecten van de mens: De lichamelijkheid. (Die we delen met ieder ander levend organisme) De psychische gesteldheid. (Die ons onderscheid van dieren) Het vermogen om te denken en om met dit denken het eigen handelen te beïnvloeden. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 7 van 19

5. De kandidaat kan het verschil tussen de door het christendom geïnspireerde ethiek van Augustinus enerzijds en het intellectualisme van Plato en Aristoteles anderzijds weergeven. Bij Aristoteles en andere Griekse denkers speelt willen geen hoofdrol. Het vormt geen apart domein naast voelen en denken. Hierdoor heeft deze klassieke ethiek een intellectualistisch karakter. Dit is bij Plato sterker dan bij Aristoteles, maar ze denken allebei, dat als je weet wat goed is, je ernaar zult streven goed te zijn. Dit is anders bij Augustinus: hij heeft de wil ontdekt. Hoewel hij inzag wat hij moest doen, deed hij het toch niet. Er moest dus een derde kracht zijn: de wil. Het christendom ziet dit als kwaad van de zonde. Hij stelde dat het goede doel niet alleen gekend moest worden (zoals bij Aristoteles en Plato) maar dat het ook gewild moet worden bij Augustinus ligt de kern van de deugd in de wil terwijl bij Aristoteles en bij Plato de kern van de deugd ligt in het weten van het goede doel, in het voelen en het denken. De kandidaat kan het verband aangeven tussen deugdzaam en van goede wil zijn. Deze wil heeft grote invloed op de ethiek: alles wat goed is aan een mens kan ook slecht worden gebruikt. Deugdzaam zijn op zich kan dus ook slecht zijn: een crimineel die zich niet laat afschrikken is ook moedig. Het begrip deugdzaam waar wij het over hebben is echter deugdzaam in de goede zin van het woord: van goede wil zijn. 6. De kandidaat kan de categorisering van deugden bij Thomas van Aquino op basis van de vier kardinale deugden in grote lijnen weergeven en daarbij uitleggen waarom ook bij Thomas de rechtvaardigheid een speciale plaats inneemt. Volgens van Aquino kun je op drie manieren iets onderverdelen: naar de noodzakelijke bestanddelen ervan naar de soorten die ervan bestaan naar de bijkomende onderdelen: uitwerkingen of toepassingen van iets op verschillende domeinen. Op deze manier kun je alle deugden die bestaan indelen bij de vier kardinale deugden Als je in de samenvatting van Lotte kijkt onder de verdelingen van de verschillende kardinale deugden zul je merken dat de deugd rechtvaardigheid de meeste onderverdelingen heeft. Zo blijkt weer dat de rechtvaardigheid de belangrijkste deugd is. De meeste deugdelijke dingen die er gedaan kunnen worden zijn namelijk terug te leiden tot de rechtvaardigheid. 7. De kandidaat kan weergeven wat Thomas van Aquino onder theologale deugden verstaat en daarbij het onderscheid maken tussen deze deugden enerzijds en karakterdeugden en intellectuele deugden anderzijds. Het ontstaan van de theologale deugden bij Thomas begint bij Augustinus die ons verteld dat God ons de deugden geeft, zijn definitie is: de deugd is een goede kwaliteit van de geest vaardoor een mens juist leeft die niemand ten kwade gebruikt en die God ons in ons zonder ons bewerkt. Hij zegt dus dat alle deugden ons door God gegeven zijn. Thomas is het hier niet helemaal mee eens. Er zijn vanaf nu drie soorten deugden: intellectuele, karakter en de deugden van de wil. Die laatste alleen zijn ons gegeven voor God, je kunt ze dus niet leren. De wil is namelijk uit zichzelf gericht op het goede maar heeft hulp van buitenaf (van God) nodig om van het eigenbelang naar rechtvaardigheid en het goede voor allen te gaan. God stuurt onze wil dus met de volgende theologale deugden: https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 8 van 19

Thomas vult de karakterdeugden en intellectuele deugden aan met deugden van de wil: geloof, hoop en liefde. Bij de theologale deugden van Thomas is feit dat je ze niet kunt verkrijgen door oefening (uit voorbelden of opvoeding). Je hebt ze gekregen van god. 8. De kandidaat kan uitleggen waarom volgens Descartes de kern van de deugd ligt in de vastbeslotenheid om niets anders na te streven dan wat werkelijk nastrevenswaardig is en daadwerkelijk in mijn macht ligt. Tevens kan hij daarbij een verband leggen met generositeit als centrale deugd. Passies zijn waarnemingen en gevoelens die in ons worden veroorzaakt zonder dat we ze beheersen. We kunnen ze: ontleden en het oordeel dat erin schuilt zo concreet mogelijk maken. Onderdrukken en ervoor zorgen dat we er ons niet door laten meeslepen. Onze wil zorgt ervoor dat we beslissen om deze passies na te streven of niet. Het is onnuttig iets na te streven wat slechts door toeval te verkrijgen is, deze dingen liggen niet in onze macht. Het enige wat ik wel zelf in mijn macht heb, is mijn wil, waarmee ik besluit iets wel of niet na te streven. Het is deugdelijk om wat je zelf kunt doen zo goed mogelijk te doen, je moet dus zo goed mogelijk willen. Dit betekent dat je alleen na moet willen streven wat ook nuttig is om na te streven. Descartes kerndeugd is dan ook générosité: de achting voor zichzelf als een wezen dat zelf zijn wil kan bepalen en dat vastbesloten is dat vermogen goed te gebruiken. Uit deze deugd kunnen andere deugden worden afgeleid. 9. De kandidaat kan de kritiek van Kant op de natuurlijke deugdethiek van Aristoteles weergeven en daarbij aangeven waarom volgens Kant de moraal begint bij het tegennatuurlijke geweten. De ethiek van Kant vormt het paradigma (voorbeeld) van een deontologische ethiek. Bij Augustinus en Thomas is de mens voor de deugdelijkheid afhankelijk van God, bij Descartes en bij Kant zien we dat de mens afhankelijk is van zijn menselijke autonomie en verantwoordelijkheid. De wil heeft hier dan ook een belangrijke rol binnen de deugdelijkheid. Kritiek van Kant op de deugdethiek van Aristoteles: Volgens Aristoteles is de deugd de manier om gelukkig te worden, deugdenethiek mag echter helemaal niet gaan om geluk. Dan zouden morele geboden niet gelden voor mensen die niet in geluk geïnteresseerd zijn. Ook wordt vaak ondeugd beloont in plaats van deugd die beloont zou moeten worden. Volgens Aristoteles is de deugd die kwaliteit waarom iemand wordt geprezen. Maar hoe zou je kunnen weten of je iemand terecht prijst, als dit zelf het kenmerk zou zijn waaraan de kwaliteit wordt herkent. Met andere woorden: wat iemand prijst en het goede vindt hoeft niet per se te betekenen dat, dat ook het goede is. Volgens Aristoteles kun je de deugd oefenen en hij is te vormen, maar Kant zegt dat dit in zeker opzicht mogelijk is, maar vooral in principiële zin onmogelijk. Je kunt namelijk niet een beetje je plicht doen. Dus je bent deugdelijk of niet, niet maar een beetje deugdelijk, de deugdelijk naar het goede vormen is dus onmogelijk. Volgens Aristoteles is de ethiek van de deugd een ethiek in het verlengde van het menselijk verlangen, maar de morele plicht gebiedt ons juist helemaal niet ons verlangen te volgen en verplicht ons niet om ons verlangen te volgen. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 9 van 19

Elk mens weet dat hij onder een morele verplichting staat, we weten dat we iets moeten doen. Met dit weten, het geweten, begint de moraal. Natuurlijke verlangens zeggen niks over deze morele verplichting. Het is juist het tegenovergestelde: wat men verwacht uit mijn omgeving (morele verplichting) gaat tegen mijn eigen natuur in. De moraal begint dus bij het tegennatuurlijke geweten, het weten dat er een morele verplichting bestaat die tegen mijn natuur ingaat. 10. De kandidaat kan de argumentatie reconstrueren met behulp waarvan Kant aantoont dat het in de moraal niet gaat om geluk, maar om plicht. Hij kan daarbij uitleggen welke rol de redelijkheid speelt bij het handelen van mensen onderling. De verplichting waar we weet van hebben geldt categorisch en stelt ons tot iets verplicht waartoe we in staat zijn. Het enige wat ik zelf in mijn macht heb is mijn eigen willen. De plicht kan dus alleen voorschrijven hoe ik moet willen (ethiek van Kant: gezindheids-ethiek). Je kunt geen inhoudelijke omschrijving van de plicht geven, omdat zo n invulling je afhankelijk zou maken van het slagen van die opzet. Daarom kan de plicht alleen voorschrijven hoe te kiezen, niet wat je moet kiezen. Je moet zelf kiezen, dus je moet zo kiezen dat je je niet laat bepalen door enige natuurlijke neiging. Het enige wat overblijft is dat je redelijk moet kiezen. Redelijkheid is voor iedereen gelijk (terwijl de natuurlijkheid voor iedereen anders is) dus keuzes vanuit deze redelijkheid zouden ook voor iedereen gelijk zijn. De deugd is de zodanig in een vaste gezindheid verwortelde gehoorzaamheid aan de plicht, dat je die plicht steeds zult volgen. Voor Aristoteles was de deugd juist het volgen van je natuur terwijl Kant zegt dat je afstand moet nemen van deze natuur en de menselijke (gezamenlijke) redelijkheid moet volgen om aan je morele plicht die deugdelijk is te voldoen. 11. Natuurlijke Deugd. Hume: karaktertrekken die geprezen worden zijn sympathieke trekken. Deugden zijn dus karaktertrekken die geprezen worden door mensen. De deugd is de psychische kwaliteit die aangenaam is voor of waarmee wordt ingestemd door iedereen die haar waarneemt of zich voorstelt. Hij onderscheidt natuurlijke (dankbaarheid) deugden en artificiële (rechtvaardigheid) deugden. Je kunt een deugd hebben of niet, verder speelt de opvoeding een grote rol bij het vormen van deugden. Vooral bij de artificiële deugden is dit het geval. Ondeugd is dus het gevolg van een slechte opvoeding. Nietzsche: plaatst de deugd buiten de moraal. De deugd is de naam van de houding van het individu die zich maximaal aanpast aan de samenleving. Kritiek op deze deugd: de deugd maakt de mens onvrij en ontvreemd haar van haar eigen natuur. Aristoteles: de natuur is een moreel goede orde. Nietzsche: de moraal is een vertekening van de natuur. Aristoteles zelfverwerkelijking is gevonden aan wat wezenlijk voor de mens is. Nietzsche: er is niks wezenlijk voor de mens. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 10 van 19

Machiavelli: plaatst de deugd buiten de moraal. Deugd betekend oorspronkelijk: perfectie, voortreffelijkheid, virtuositeit. Virtu is de amorele kwaliteit waarover je moet beschikken als je in deze wereld succesvol wilt zijn en als je aan die wereld je wilt opleggen. Maar enkele mensen beschikken over deze virtu, de leiders van de mensheid, de vorsten. De virtu stelt hun in staat gebruik te maken van de omstandigheden waarbinnen hij zijn zelfgestelde doeleinden moet realiseren. Dit doel is een goed geordend leven. Mensen die niet over de virtu beschikken moeten hiervoor geleidt worden door iemand die de virtu wel heeft. Het doel heiligt de middelen. De moraal is een zwakheid die men negeert met behulp van de virtu. De moraal en de natuurlijke kracht moeten bij elkaar gehouden worden. Samenvatting filosofie CS op basis van eindthermen Hfst. 6 1. De kandidaat kan de milieufilosofische benaderingen met elkaar vergelijken die respectievelijk uitgaan van de natuur als intrinsieke waarde, van de duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving en van het nut van de natuur. Tevens kan hij op deze benaderingen kritiek leveren. Er worden drie argumenten besproken waarom we zorgvuldig met de natuur moeten omgaan: We zouden in plaats van de natuur te benaderen met een louter utilitaire houding die eropuit is de natuur ten eigen nutte te gebruiken, haar moeten respecteren, om de waarde die ze in zichzelf vertegenwoordigt (intrinsieke waarde). Probleem: je zou kunnen afvragen waarom de natuur eigenlijk rechten heeft. Het recht van de natuur is namelijk niet een recht dat van de mens afhankelijk is maar dat de mens verplicht tot goed handelen tegenover de natuur. Het is dus een oorspronkelijk recht (het recht bestond al), de mens heeft het recht niet gemaakt, het is moeilijk om een dergelijk recht te funderen. De natuur is er voor de mens, maar wij hebben haar in bruikleen van God/onze kinderen. We zijn verantwoordelijk voor onze toekomstige generaties. Probleem: Ook bij dit argument is er een probleem: wij dragen zelf niet de gevolgen van onze slechte omgang, maar mensen die ons eigen geluk niet kunnen bevorderen, omdat ze nog niet bestaan. We handelen uit egoïstisch oogpunt en niet uit verantwoordelijk oogpunt. Mill: goed is niet wat nuttig is voor alleen mijzelf maar vaak wat het nuttigste is voor het grootst mogelijk aantal mensen. Maar nu verdwijnen alle voordelen van het utilisme. Een tussenweg tussen de twee uiterste egoïsme en verantwoordelijkheid zou dus de utopie zijn in dit geval. Het midden tussen deze argumenten is dat we de maat van de natuur moeten volgen. Hierbij moet elke tegenstelling tussen mens en natuur worden doorbroken. De natuur moet de leidraad zijn voor optimale menselijke zelfverwerkelijking. Vanwege die leidraad kan dit nooit ten koste gaan van de natuur. Dit is de deugdethische benadering. Probleem: dit suggereert een schijnbare subjectiviteit. De natuur heeft grenzen, maar dit hoeft ons nog geen maat op te leggen. De inzet van deze weg was echter juist de tegenstelling tussen natuur en mens https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 11 van 19

achterwege te laten. De maat moeten we in onszelf vinden. o Als de mens onderdeel zou zijn van de natuur dan zouden ook de menselijke verlangens onderdeel zijn van de natuur. En nu zien we dat we de natuur niet met respect behandelen door onze verlangens, menselijke verlangens gaan dus ook wel tegen de natuur in en dus kan het wél ten koste gaan van de natuur. 2. De kandidaat kan aangeven waarin een deugdethische benadering verschilt van de bij 1. genoemde benaderingen. Hij kan daarbij de volgende begrippen hanteren: menselijke natuur, zelfverwerkelijking, deugd van de maat en matigheid en de deugd van de tastzin en genot. De mens is een natuurwezen en dus moet hij de natuur bij zijn zelfverwerkelijking betrekken, dit wordt de menselijke natuur. De deugdethische benadering verschilt erin dat zij stelt dat zelfverwerkelijking ook een omgang met de natuur inhoud omdat: 1. de mens zal met zijn eigen zelfverwerkelijking bijdragen aan de optimalisering van de natuur als geheel. 2. de bepaling wat het beste is voor je eigen natuur (de menselijke natuur) ook rekening houdt met de natuur in het algemeen. De matigheid is een van de klassieke deugden. Een handeling is pas deugdzaam als deze graag gedaan wordt, hiervoor is een goed gevormd verlangen nodig en hiervoor is matigheid nodig. De deugd remt de kwade verlangens dus niet maar de deugd is het goede verlangen. Hierin verschilt de deugdenethiek van de andere genoemde benaderingen waarin de slechte verlangens afgeremd worden. De essentialistische antropologie geeft een antwoord op de vraag wanneer een verlangen goed is: Er zijn mensen die zich beter vormen dan andere mensen, voorbeeldige mensen. Zij laten zien wat een mens zou moeten zijn, aan de hand van deze voorbeelden zou volgens de deugdethiek morele opvoeding moeten plaatsvinden. voor verlangens te krijgen die goed zijn voor het milieu is morele vorming dus ook van belang. Ook bij Aristoteles speelt het voorbeeld een belangrijke rol. Maar Aristoteles zei niets over het milieu omdat dat in zijn tijd van minder belang was. Het vierde waarin de deugdethiek zich onderscheid van de andere benaderingen is de aparte deugd van de matigheid soophrosyne, de deugd van de tastzin en het genot dat hierin sterk verbonden ligt. Aristoteles ziet de maat als aparte deugd en perkt de maat in. Zij verruimt het begrip op twee manieren: 1. het deugdelijke midden is niet alleen van een teveel maar ook van een te weinig. 2. niet alleen plezier heeft een maat maar ook pijn heeft een maat (van een teveel of een te weinig). Het juiste midden van pijn en plezier wordt bepaald ten aanzien van het juiste midden, het juiste moment en de juiste mate. Toegepast in de milieuproblematiek: van de gevoelens pijn plezier die we aan het milieu beleven kun je een teveel en een te weinig hebben. Zodra je het juiste midden hiertussen hebt gevonden ga je op de goede manier om met het milieu. Tegelijkertijd weerhoudt deze deugethiek ons van fanatisme: als je bij jezelf begint met matigen ben je minder snel geneigd om de wereld te willen verbeteren, je moet eerst je eigen maat gevonden hebben. Met de metigheid wordt je dus eigen baas en raak je niet onderworpen aan je eigen verlangens. 3. De kandidaat kan voorbeelden geven van niet-westerse benaderingen die overeenkomen met de https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 12 van 19

deugdethische benadering. Niet- Westerse ethiek Westerse deugdethiek: - Om het geluk te bereiken moeten de mensen om je heen ook gelukkig zijn. Dit sluit aan op het feit dat bij de deugdethiek men ervan uitgaat dat geluk voor iedereen het best te bereiken is door goed met het milieu om te gaan. - Het onderscheiden van 4 verschillende beginselen/ uitgangspunten (menselijkheid, plichtsbesef, gedragscodes en inzicht). Dit sluit aan op deugdethische beginselen. - De ethiek gaat er ook vanuit dat de mens temidden van de natuur staat - Overeenkomstig met de 4 kardinale deugden/ de uitgangspunten (moed, matigheid, verstandigheid en rechtvaardigheid) 4. De kandidaat kan deugden als schaamte, eervolheid en onthouding zoals Thomas van Aquino die formuleerde betrekken op een milieufilosofische benadering. Thomas verdeelt de deugd matigheid in verschillende ondersteunende deugden: Schroom, schaamte: deugdzaam is degene die niet slechts weet wat goed en slecht is maar die ook vrees voelt voor verkeerd handelen en zich hierdoor op een natuurlijke wijze afwendt. Eervolheid: wie de juiste maat weet te houden heeft een soort voornaamheid die aanstekelijk werkt. De verlangens moeten goed vorgegeven worden maar mogen niet verlogen raken. Het gaat erom dat je de eer aan jezelf houdt. Onthouding: volledige onthouding is natuurlijk niet goed, ook hierbij moet de juiste maat gevonden worden. Er zijn hierbij twee noodzakelijke bepalingen: 1. onthouding is alleen een deugd als het omwille van het goede leven is. Omwille van het rijk God. 2. onthouding is alleen een deugd alt het met opgewekt gemoed gebeurt. Je moet er blij mee zijn dat je het doet. Er zijn nog een aantal deeldeugden hierbij te noemen: nuchterheid, kuisheid, mildheid, zachtmoedigheid en bescheidenheid. Deze hebben minder betrekking tot het milieu. De ondersteunende deugden zijn van belang voor de milieuproblematiek omdat we alleen maatvol om kunnen gaan met de natuur als we ons hele leven naar de juiste maat weten te vormen. De temperantia (gematigdheid) is een ordenende deugd het betekend letterlijk in de juiste verhouding brengen. Ook de maatvolle omgang met het natuurlijke milieu is geen kwestie van alles of niets, maar van de juiste verhoudingen. Deugdethiek vertelt ons dat we matigen moeten leven omdat we dan gelukkiger zijn. Op deze manier vertelt het ons ook dat een matigere levensstijl beter is voor het milieu. Daarom is de deugdethische benadering van de matigheid nuttig voor het milieuethische debat. Nietzsche: de moraal en de levenskunst draaien voor een groot deel om stijl en maat. Ook hier is de maat een ordening en beperkt zij ons niet maar maakt ons juist beter, gelukter en gelukkiger. 5. De kandidaat kan impliciete en expliciete kritiek op de milieubeweging evalueren. Argumetnen die zei geven gaan vaak over de gevaren van onze huidige omgang met het milieu. Problemen zijn hierbij: 1. Zodra deze gevaren dus afnemen zal de motivatie om milieubewust om te gaan met het milieu ook https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 13 van 19

afnemen. 2. Angst voor het milieu gaat gepaard met angst voor onze eigen levenskwaliteit. 6. De kandidaat kan een eigen standpunt formuleren ten aanzien van de verhouding tussen mens en natuur. Tevens kan de kandidaat hierbij de argumenten van andere filosofische benaderingen betrekken. Dit is een samenvattende vaardigheid waarbij de vorige 5 punten goed bestudeerd moeten worden. Aan de hand van deze informatie zou je een goede eigen mening moeten kunnen formuleren. 7. De kandidaat kan uitleggen in hoeverre Christendom, Islam en Jodendom theologale deugden in hun natuurbenadering opnemen. 8. De kandidaat kan uitgaande van deugden een analyse maken van de oorzaken van het vraagstuk van afvalproductie, grondstoffenuitputting en waterverspilling. Al deze kwesties hebben te maken met het verlangen hebzucht. De mens wil steeds maar meer; hierdoor hebben wij ontzettend veel afvalproductie, putten wij de grondstoffen uit en verspillen wij water. Als wij een innerlijke maat in ons zouden vinden (de deugd van de matigheid) zouden deze problemen en stuk minder worden. Wij zouden dan met minder genoegen kunnen nemen omdat we onszelf een deugdzame houding aanmeten. 9. De kandidaat kan aangeven hoe een deugdethische benadering van het autogebruik mogelijk is. Men kan het juiste midden proberen te vinden in het gebruik van een auto. Heeft ook weer te maken met de deugd van de matigheid. Men kan een afweging maken tussen momenten waar een auto een overdosis van gemak, geluk over moeite, afzien geniet en wanneer het gebruik van een auto eigenlijk overbodig is. Men staat dan precies tussen gemakzucht en afzien in en dat is volgens Aristoteles deugdelijk. Als wij het autogebruik deugdelijk toepassen, zal het milieu verbeteren en de mens dus ook, aangezien men temidden van de natuur staat. 10. De kandidaat kan een normatief standpunt innemen ten aanzien van de vraag in hoeverre reclame uitgaande van de deugden maat, matigheid en tastzin richting kan geven aan de zelfverwerkelijking van het individu. Kan alleen negatief helpen bij de zelfverwerkelijking van het individu. Doordat reclame dikwijls de tastzin overvloedig aftast kan het individu de juiste maat niet meer vinden. Reclame zorgt voor een overvloed en dat is zeker niet deugdelijk. Het individu zal zichzelf verwerkelijken aan de hand van reclame en is op die manier niet in staat de juiste maat te vinden. De hebzucht zal de deugd matigheid dan overwinnen. 11. De kandidaat kan aangeven welke elementen aan de orde zijn bij morele vorming van jongeren. Tevens kan de kandidaat een standpunt innemen over de wenselijkheid hiervan. Elementen: Jongeren moeten bijgebracht worden maat te houden bij alles wat ze doen. Ze moeten leren dat het midden de gulden middenweg is. Als zij maat weten te houden, zal dit een positief effect hebben op hun zelfverwerkelijking en zullen ze deugdzaam worden. Dit heeft niet alleen positief effect op henzelf, maar ook op hun omgeving. Wenselijkheid: Dit is heel erg wenselijk. Een goed begin, begint bij jezelf zal bijdragen aan een betere https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 14 van 19

wereld waarin veel mensen gelukkig zijn en waarin de natuur in stand wordt gehouden. Lees en leer de samenvatting van tolerantie. 12. De kandidaat kan een begripsanalyse maken van het begrip tolerantie. Hij kan daarbij: 1. verschillende betekenissen van het begrip aangeven 2. uitleggen welke betekenis het begrip vervult in het huidige discours, aangeven hoe het begrip elementen van huichelarij kan bevatten en aangeven hoe het begrip uiteindelijk kan leiden tot cynisme 3. historische verwante en relevante begrippen aangeven 4. een vergelijking maken tussen premoderne en moderne opvattingen van het begrip 5. een evaluatie geven van de analyse. 1. tolerantie is verdraagzaamheid. Van tolerantie kan pas sprake zijn als er meerdere groepen zijn binnen een samenleving (pluralisme). De dominante groep of de dominante groepen kunnen de andere groepen (minderheden) tolereren. Er zijn twee verschillende manieren van tolereren: - Tolerantie als draagkracht. De kracht (om het onaangename en gevaarlijke te gedragen) en moed (omdat degene die tolerant is een last opgelegd heeft gekregen en die kan verdragen) die nodig zijn een last op je te nemen en te verdragen. - Tolerantie als het verdragen van verschillende groepen mensen (qua geloofsovertuiging of seksuele geaardheid). Er is niet zoiets als een universele leefwijze en omdat we toch samen leven met andere groepen worden we gedwongen deze mensen te verdragen en te tolereren. 2. In het huidige concours: Tolerantie jegens datgene wat ons last bezorgd. Huidige tolerantie uit onvermogen om te verhinderen wat men dan maar tolereert. Huichelarij (de verkeerde indruk proberen te verwekken): -Wordt het spreken over onze tolerantie niet een subtiele manier om mijn eigen overtuiging toch boven die van een ander te plaatsen, zij het zonder die laatste daarmee te elimineren? Door aan te nemen dat er andere groepen zijn maak je onderscheid, tolerantie is dus een manier om te discrimineren? Antwoord: à je kunt echter tolereren zonder te discrimineren d.m.v. rechtvaardige onderscheidingscriteria. Deze criteria zijn afhankelijk van de moraal als je je daaraan houdt is tolerantie deugdzaam. - Zijn we er niet heimelijk van overtuigt dat precies de verdraagzaamheid die onze levenswijze en overtuiging kenmerkt de grotere waarheid of superioriteit daarmee aanwijst? Cynisme: Cynisme is de houding van degene die erkent hoe oneerlijk hij onvermijdelijk is. De cynicus beschouwt de tolerantie als een soort masker, omdat hij toch wel weet dat het eigenlijk oneerlijke tolerantie is. Hij werpt het masker af en erkent gewoon hoe oneerlijk hij is. Tolerantie is dus een dekmantel voor de discriminatie en oneerlijkheid. Tolerantie zou superioriteitsgevoelens maskeren. 3. Vroeger: draagkracht (tolerare): degene die tolerant is heeft een last opgelegd gekregen en weet die te dragen. In alle gevallen is kracht en moed vereist om dat wat men niet wenst toch toe te laten. Aanvankelijk is tolerantie vooral een polemisch begrip waarmee religieuze minderheden hun rechten opeisten. In het heden is tolerantie dan ook het tolereren van verdragen die niet lastig hoeven te zijn. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 15 van 19

4. Premoderne opvatting: - Maximale interesse in andere personen - Moed + Kracht (Draagkracht van lasten) - Onvermogen te verhinderen (Niet verhinderen, dan maar tolereren) Moderne opvatting: - Onverschilligheid (Wat maakt het ook allemaal uit?) 5. Het begrip tolerantie is in de loop der jaren flink verandert. Hoewel het eerst vooral ging om het dragen van de lasten van anderen (waarvoor moed en kracht nodig is) is het nu meer een vorm van onverschilligheid. Weer is het verschil van de samenleving en het individu herkenbaar. 13. De kandidaat kan met behulp van de begripsanalyse aangeven welk verband er kan bestaan tussen deugdethiek en een praktijk van tolerantie. Tolerantie als deugd is ook het midden! Het is het midden van onverschilligheid enerzijds en superioriteit anderzijds. Onverschilligheid houdt in dat wij ervan uitgaan dat alle verschillende overtuigingen eenzelfde behandeling verdienen. Superioriteit houdt in dat je eigen overtuiging door jou gezien wordt als de beste en die je dus superieur stelt aan andere overtuigingen. De deugdethiek probeert vaak het midden te zoeken tussen twee uitersten om zo de juiste handelingen te volbrengen. De gulden middenweg speelt ook bij tolerantie een grote rol. 14. De kandidaat kan demonstreren hoe ten aanzien van een vraagstuk uit de multiculturele samenleving tolerantie in de gangbare zin en tolerantie in de deugdethische zin tot een fundamenteel ander resultaat leiden. Kwestie moslimcultuur: In de gangbare zin: In de gangbare zin tolereren wij de moslimcultuur meer in de vorm van onverschilligheid. Wij hebben een minimale interesse in de cultuur en we hebben een houding van: Je doet maar wat je wilt. In de opvatting van de deugdethiek: Er is juist een maximale interesse in de cultuur, omdat wij mee willen denken met de opvattingen en de problemen van die cultuur. Wij krijgen stof om na te denken en zullen ons daarom meer interesseren in de moslimcultuur. Dit leidt absoluut tot een fundamenteel ander resultaat, omdat er in de gangbare zin meer een vorm van geslotenheid optreedt omtrent de moslimcultuur en in de opvatting van de deugdethiek juist een hele openheid. Lees en leer de samenvatting vriendschap. 15. De kandidaat kan een begripsanalyse maken van het begrip vriendschap. Hij kan daarbij de analyse onderbouwen met argumenten en illustraties. Tevens kan hij deze analyse evalueren. Vriendschap is niet waardevrij, als we het over vriendschap hebben, hebben we het altijd over iets goeds. Vriendschap is dus moreel waarderend. Er zijn een aantal voorwaarde waaraan vriendschap moet voldoen: Betrouwbaarheid/ Vertrouwen Wederzijds (je moet allebei vrienden met elkaar willen zijn) https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 16 van 19

Vriendschap is houden van op een manier die persé wederkerig is. Je wilt het beste voor elkaar Vriendschap is elkaar het goede toewensen en dat van elkaar weten. 16. De kandidaat kan de deugdethische benadering van vriendschap van Aristoteles weergeven en vergelijken met de eerder genoemde analyses. Aristoteles vertelt ons dat er drie vereisten zijn waar vriendschap aan moet voldoen. Vriendschap vereisten: Wederkerigheid: vriendschap is houden van op een manier die per se wederkerig is. Welgezindheid: je moet het goede toewensen aan je vriend. Bewustzijn: je moet weten dat je vriend van je houdt en dat hij je het goede toewenst. Een definitie die Aristoteles geeft: elkaar het goede toewensen en dat van elkaar weten. Er zijn verschillende vormen van vriendschap, namelijk, op hiërarchische volgorde, omwille van: Het goede. De morele kwaliteit van iemand je houdt van iemand die deugd. Het belangrijkst omdat: o Deze vorm het sterkst beantwoord aan de wezenlijke kenmerken van de definitie welgezindheid en wederkerigheid. Welgezindheid: in sommige relaties is men voornamelijk gericht op genot, of op nuttigheid; het gebruik maken van iemand anders. De welgezindheid is dan voornamelijk uit eigenbelang. Bij een relatie op basis van het goede is dit niet zo en richt je je op het belang van de andere persoon. Wederkerigheid: relaties die gebaseerd zijn op nut of op genot zijn alleen wederkerig als de ander om diezelfde rede van jou houdt. De relaties zijn vaak in mindere mate wederkerig omdat het moeilijk is om iemand als nuttig te beschouwen als je zelf ook nuttig bent voor die persoon. Bij een relatie op basis van het goede is wederkerigheid vanzelfsprekend; van iemand houden omwille van het goede betekend namelijk van het goede houden en goed zijn. Als je goed bent ben je dus elkaars vriend omdat het beide personen goed zijn. o De duurzaamheid hoger ligt dan andere uitgangspunten. De kwaliteit bij het nut of bij het genot heeft minder duurzaamheid dat de morele kwaliteit. Morele kwaliteit zit in je karakter. De relatie die op het duurzame is gebaseerd zal zelf ook duurzamer zijn. o De deugd: volgens Aristoteles is de hoogste vorm van vriendschap de hoogste deugd die er is. Vriendschap zou het midden kunnen zijn tussen egoïsme en altruïsme. Perfecte vriendschap is die verhouding tot de ander, waarin je via de ander van jezelf, en via jezelf van de ander houdt. Precies dit is het beste mogelijk in de vriendschap tussen mensen die elkaar om hun morele kwaliteit beminnen. Nuttigheid. Genot. Er kunnen verschillende motieven samen gaan in vriendschap maar het leidende perspectief is altijd verschillen. Vriendschap om morele kwaliteit is de hoogste vorm (hoger dan om nut en genot). En de hoogste deugd. https://www.scholieren.com/verslag/26430 Pagina 17 van 19