De fiscus op bezoek. Wat nu...?



Vergelijkbare documenten
De fiscus op bezoek. Uw rechten en plichten bij fiscale controles.

De vestiging en de invordering van de inkomstenbelastingen

Fiscale controle. Termijn

Deel I - Wat gebeurt er na de controle?

Fiscale procedure. Frank Vanbiervliet. 22 februari Laga

WETSARTIKELEN DIE VERWIJZEN NAAR DE SANCTIES DIE WORDEN OPGELEGD BIJ NIET- OF LAATTIJDIGE INDIENING VAN STUKKEN

HOOFDSTUK 1 Aangifte inzake PB, VenB, RPB en BNI 3

INHOUDSTAFEL. Bibliografie 1

Inhoudstafel. Deel I. DIRECTE BELASTINGEN 11

Hof van Cassatie van België

1. Wie komt er controleren bij een gewone controle?... 3

Hof van Cassatie van België

DE VERJARINGS- EN ONDERZOEKSTERMIJNEN INZAKE BTW

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

DE CIJFERBEROEPEN & HET BEROEPSGEHEIM

1. Wanneer mag uw controleur onverwachts langskomen?

De draagwijdte van het fiscaal visitatierecht

Voorafgaande opmerking bij de circulaire nr. Ci.RH.421/

Bewaartermijn van boeken en documenten

Hoelang moet een onderneming haar documenten bewaren?

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Aanslagtermijnen in de inkomstenbelastingen

Hof van Cassatie van België

Politiek compromis over getrapt systeem fiscaal bankgeheim

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

Auteur. Onderwerp. Datum

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017

FISCALE PROCEDURE DEEL I: INLEIDING. a) Polyvalentie van de ambtenaren van de fiscale besturen.

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Hof van Cassatie van België

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Fiscale controle. Termijn

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

INHOUD. Voorwoord... v DEEL 1. DE AANGIFTE. Inleiding Hoofdstuk 1. De aangifteplichtigen Hoofdstuk 2. De aangiftetermijn...

Algemeen reglement betreffende de vestiging en de invordering van gemeentebelastingen. Datum van de beraadslaging van de gemeenteraad: 26 juni 2014

HANDBOEK FISCALE PROCEDURE BTW

Hof van Cassatie van België

Inhoud. Voorwoord...v DEEL 1. AANGIFTE EN CONTROLE. Inleiding...3. Hoofdstuk 2. De aangifte als grondslag voor de btw-heffing...5

Inlichtingenformulier

De directeur-generaal Belastingdienst in Nederland en de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen in België,

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Aangifte aanslagjaar 2016 (toestand van t/m )

ONDERWERP: Algemeen reglement inzake al de gemeentelijke belastingen. Aanpassing vanaf DE GEMEENTERAAD,

Worden EBA-attesten ook door de AOIF geverifiëerd?

Hof van Cassatie van België

I. DE AANVRAGER. Voornaam :. . Nationaal nummer :.. Tel :... Bankrekening : nr...

CIRCULAIRE. AOIF nr. 24/2009. Brussel, 9 mei 2009

Hof van Cassatie van België

BELASTINGREGLEMENT OP FILM- EN EROTISCHE VOORSTELLINGEN

AFDELING III DE AANLEIDING VOOR EEN SOCIALE CONTROLE 13 DE VOORBEREIDING VAN EEN AANGEKONDIGDE SOCIALE CONTROLE 15

Jachtseizoen op zwartspaarders geopend

Hof van Cassatie van België

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

BELASTINGKREDIET van toepassing in de PERSONENBELASTING (art. 289bis, 290, 2 en 291, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992)

Valse facturen: voldoende aanwijzing van fraude of niet?

De Directeur-generaal Belastingdienst in Nederland en de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen in België,

De bevoegde autoriteiten van België en Nederland verklaren, na overleg,

Privacybeleid JDSF Accountancy & Tax bvba

FOD FINANCIEN - AABBI

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

Privacy en bescherming van de persoonsgegevens.

BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van. Financiën, wiens kabinet gevestigd is te Brussel, Wetstraat 12,

Hof van Cassatie van België

OPDRACHTBRIEF. in deze overeenkomst de beroepsbeoefenaar genoemd,

Beginselen van behoorlijk bestuur. Prof. dr. Ingrid Opdebeek Gewoon hoogleraar bestuursrecht Advocaat

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

Directoraat-generaal Belastingdienst, team Internationaal. Besluit van 14 april 2008, nr. DGB2008/2076M, Stcrt. nr. 79

Hof van Cassatie van België

Onderzoeks-, aanslag- en invorderingstermijnen

Hof van Cassatie van België

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Circulaire 2017/C/30 betreffende de artikelen 45 t.e.m. 50 van de programmawet van

Voor de aanslagjaren 2015 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de vestigingen.

SAMENWERKINGSAKKOORD tussen de Federale Overheid en het Vlaamse Gewest met betrekking tot de regularisatie van niet uitsplitsbare bedragen.

Inhoudstafel. Deel 1 - Wie komt er controleren? Inhoudstafel. 1. Klassieke diensten 2. AOIF. 3. Lokale en nationale opsporingsdiensten 4.

Het bankgeheim in het fiscaal recht

Hof van Cassatie van België

Persoonlijke kopie van () HANDBOEK FISCALE PROCEDURE INKOMSTENBELASTINGEN

Instantie. Onderwerp. Datum

REGELING TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN RWANDA EN BELGIE INZAKE DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN MET BETREKKING TOT

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

Hof van Cassatie van België

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Reglement: algemene gemeentelijke heffing voor bedrijven

De zetel van de verantwoordelijke is gelegen te Torhout, Ieperleestraat 1 met als ondernemingsnummer

AANVRAAGFORMULIER VOOR HET ATTEST VRIJSTELLING SCHENKINGSRECHTEN ARTIKEL 140/6, 1, WETBOEK DER REGISTRATIE-, HYPOTHEEK- EN GRIFFIERECHTEN

FIDUCIA ACCOUNTANTS-BELASTINGCONSULENTEN BVBA - PRIVACYBELEID

Hof van Cassatie van België

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

BELASTINGREGLEMENT AANGAANDE DE INNAME VAN OPENBAAR DOMEIN

Transcriptie:

P R A K T I J K G I D S De fiscus op bezoek. Wat nu...? oktober 2005

De fiscus op bezoek. Wat nu...? I. WIE IS DE FISCUS ANNO 2005? 1. Structuur van de fiscale administraties p. 2 A. De AOIF p. 2 B. Andere administraties p. 3 2. Hoe werkt de AOIF? p. 3 A. Controleperiode p. 3 B. Indeling belastingplichtigen : classificatiecode p. 3 C. Soorten controle p. 4 D. Taakverdeling p. 4 E. Controlefrequentie p. 5 F. Interne normen p. 6 II. WELKE BEPERKINGEN ZIJN ER AAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID VAN DE ADMINISTRATIE? 1. Bevoegdheid p. 7 A. Wie is bevoegd voor welke belasting? p. 7 B. Wie is bevoegd voor welk belastingplichtigen? p. 8 2. Onderzoekstermijnen directe belastingen p. 9 A. Verschil directe belastingen en B.T.W. p. 9 B. Aanslagjaar p. 9 C. Gewone onderzoekstermijn p. 9 D. Buitengewone onderzoekstermijn p. 9 E. Bijkomend onderzoeksrecht in geval van bezwaar p. 10 3. Bescherming van het privé-leven p. 10 4. Beginselen van behoorlijk bestuur p. 10 5. Openbaarheid bestuur p. 11 6. Motiveringsplicht p. 11 7. Beroepsgeheim p. 11 A. Beroepsgeheim van de belastingplichtige of derden p. 11 B. Beroepsgeheim van de fiscus p. 11 8. Bankgeheim p. 12 9. Zwijgrecht in strafzaken p. 12 III. WAT ZIJN DE CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS? 1. Vragen om inlichtingen p. 13 A. Directe belastingen : vraag om inlichtingen aan de belastingplichtige p. 13 B. Directe belastingen : vraag om inlichtingen aan derden p. 15 C. Vragen om inlichtingen inzake B.T.W. p. 16 2. Controle in kantoor administratie p. 16 3. Controle ter plaatse p. 17 A. Bezoekrecht p. 17 B. Bewaren en voorleggen van boeken en bescheiden p. 18 IV. WAT ZIJN DE BEWIJSMIDDELEN VAN DE FISCUS? 1. Wie heeft bewijslast? p. 22 2. Aangifte en akkoord p. 22 3. Schriftelijk bewijs p. 22 4. Bewijs door getuigen p. 24 5. Bewijs door vermoedens p. 24 A. Wat zijn vermoedens? p. 24 B. Wettelijke vermoedens inzake directe belastingen p. 24 C. Wettelijke vermoedens inzake B.T.W. p. 26 D. Feitelijk vermoeden p. 27 6. Bekentenis belastingplichtige p. 28 7. Voorafgaand fiscaal akkoord p. 28 8. Proces-verbaal B.T.W. p. 28 V. WELKE SANCTIES KAN DE ADMINISTRATIE U NAAR AANLEIDING VAN EEN CONTROLE OPLEGGEN? 1. Directe belastingen p. 29 A. Belastingverhogingen p. 29 B. Administratieve boetes p. 31 C. Combinatie belastingverhoging en boetes p. 31 2. B.T.W. p. 31 A. Niet-proportionele of vaste geldboetes p. 31 B. Proportionele geldboetes p. 32 C. Combinatie proportionele en niet-proportionele geldboetes p. 32

Woord vooraf Als ondernemer bent u wellicht geen vragende partij voor een fiscale controle. Die kost u niet alleen tijd, maar gaat voor de meesten ook gepaard met de nodige stress. Ook de uitkomst ervan is niet altijd te voorspellen. De fiscale wetgeving laat nu eenmaal op een aantal punten ruimte voor interpretatie, die de aanleiding kan zijn voor discussie naar aanleiding van een controle. Toch heeft de fiscus het recht om uw belastingaangifte en de documenten die ermee samenhangen - uw boekhouding in de ruime zin van het woord - te controleren, en bent u verplicht om aan die controle mee te werken. Het resultaat van een bezoek van de fiscus kan sterk beïnvloed worden door de manier waarop de controle is verlopen. Al van bij de aanvang van een controle, waarbij uw adviseur misschien nog niet aanwezig is (een onverwacht bezoek van de controleur, een telefonische vraag om inlichtingen,...) is het belangrijk de juiste dingen te doen en de dingen juist te doen. Als accountants- en advieskantoor zien wij het dan ook als één van onze opdrachten u correct over deze materie te informeren. Deze beknopte gids geeft u een concreet zicht op de spelregels waaraan zowel de controleur als u zich bij een controle moeten houden. Mocht u na het lezen van deze gids nog vragen hebben, kom dan gerust eens langs in één van de SBB-kantoren. U vindt de lijst achteraan in deze gids. Onze medewerkers helpen u graag verder. Steeds tot uw dienst, Herman Vidts Algemeen directeur SBB De fiscus op bezoek. Wat nu...? 1

HOOFDSTUK I Wie is de fiscus anno 2005? 1. Structuur van de fiscale administraties A. DE AOIF De Administratie voor de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, afgekort AOIF, is de administratie waarmee u in de praktijk het meest te maken krijgt. De AOIF bestaat uit drie pijlers: - particulieren - kleine en middelgrote ondernemingen - grote ondernemingen Binnen de AOIF bestaan er gewone controles (personenbelasting, vennootschapsbelasting en BTW), controlecentra en opsporingsdiensten. A. CONTROLES In de AOIF wordt een onderscheid gemaakt tussen de controle van de dossiers en het beheer ervan. Het beheer van dossiers wordt verzorgd door de gewone controles B. CONTROLECENTRA De grondige controles worden uitgevoerd door controlecentra. Er zijn 51 controlecentra opgericht: 48 lokale en 3 nationale (bijzondere controlecentra voor specifieke sectoren: coördinatiecentra en andere vennootschappen die deel uitmaken van groepen met een internationaal karakter, banken en verzekeringsmaatschappijen,...grote vennootschappen uit de immobiliënsector en de bouwsector) Elk controlecentrum staat onder de leiding van 1 Gewestelijk directeur en 2 Directeurs (2/3 afkomstig van de directe belastingen, 1 afkomstig van de B.T.W.) en is onderverdeeld in 5 afdelingen : - afdeling I : materiële werkzaamheden; - afdeling II : controle zelfstandigen; - afdeling III : controle grote vennootschappen (volgens de criteria van de boekhoudwetgeving); - afdeling IV : controle andere vennootschappen; - afdeling V : geschillen. De controle-afdelingen (II, III en IV) omvatten één of meer polyvalente teams van zes personen. Zijn er meerdere teams, dan is elk team meestal gespecialiseerd in een bepaalde sector. De term polyvalent verwijst naar de samenstelling van het team, namelijk uit ambtenaren die afkomstig zijn van de directe belastingen (2/3) en van de B.T.W. (1/3). De ambtenaren zijn dus niet polyvalent, en ze hebben ook geen polyvalente bevoegdheden (zie verder Hoofdstuk II). Aan het hoofd van een team staat een eerstaanwezend inspecteur 10S3. De leden van de teams zijn meestal e.a. verificateurs (de jongere hebben meestal een graduaat boekhouden). C. NATIONALE OPSPORINGSDIRECTIE (N.O.D.) De Nationale Opsporingsdirectie (NOD) is een dienst binnen de AOIF, die de vroegere opsporingsdiensten van de directe belastingen en de B.T.W. groepeert. De NOD is opgesplitst in twee afdelingen : - lokale opsporingen; - nationale en internationale opsporingen. De afdeling lokale opsporing bestaat uit 16 inspecties, dus 1 per 3 controlecentra (zie lijst in bijlage). Hoewel ze hun activiteiten uitoefenen voor de controlecentra van de streek (bv. opsporingsinspectie Leuven zal werken voor controlecentra Leuven, Tienen en Halle) strekt hun territoriale bevoegdheid zich uit over het hele land. In principe zou een opsporingsambtenaar van Oostende bv. vaststellingen kunnen komen doen in Leuven. 2 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

De afdeling nationale en internationale opsporing moet de strijd tegen de internationale fraude (B.T.W.-carrousels e.d.) versterken : daarvoor wordt internationaal samengewerkt op het gebied van de opsporing. Deze opsporingsdienst is bevoegd voor het hele land, maar is opgedeeld in zes gewestelijke zetels. B. ANDERE ADMINISTRATIES A. ADMINISTRATIE VAN KADASTER, REGISTRATIE EN DOMEINEN Deze Administratie is bevoegd voor het kadaster, de registratierechten en de successierechten. B. BBI De Administratie van de BBI bestaat naast de AOIF en heeft als taak : - het uitoefenen van controles van een grotere omvang; - het opsporen van grote fraudestromen. 2. Hoe werkt de AOIF? A. CONTROLEPERIODE Bij de organisatie van de werkzaamheden deelt de fiscus de tijd in in werkjaren, die controleperiodes worden genoemd. Een controleperiode loopt van 1 juli van het jaar x tot 30 juni van het jaar x + 1. Zo bevinden we ons dus momenteel in de controleperiode 2005-2006. Aan het begin van een controleperiode wordt het aantal te controleren dossiers vastgesteld en aan de verschillende controleurs of controleteams toegewezen. Het begrip controleperiode is, in combinatie met de classificatiecode (zie B) essentieel om te weten wanneer en hoe de belastingplichtige zal gecontroleerd worden (zie E). B. INDELING BELASTINGPLICHTIGEN: CLASSIFICATIECODE Alle belastingplichtigen zijn ingedeeld in categoriën. Bedoeling van deze indeling is de controlefrequentie te organiseren. De indeling gebeurt aan de hand van een code die bestaat uit een letter, die verwijst naar de fiscale classificatie van de inkomsten van de belastingplichtigen, en meestal nog een cijfer, dat een verdere, louter arbitraire indeling van de verschillende klassen aanduidt. Natuurlijke personen A werknemers, bedrijfsleiders, gepensioneerden en genieters van een vervangingsinkomen die hun kosten niet bewijzen B1 tot B6 zelfstandigen D 1 en D2 werknemers en bedrijfsleiders die hun kosten bewijzen Vennootschappen C1 tot C6 TIP Aangezien het onder andere aan de hand van deze code is dat de belastingadministratie dossiers selecteert voor controle (zie verder), is het nuttig om ze te kennen. Weet dan dat ze op het aangifteformulier vermeld wordt (tenzij voor nieuwe belastingplichtigen), in het vak waar ook de naam en het adres voorkomen. Het is aangeraden om ze over te nemen op het afschrift van de aangifte. De fiscus op bezoek. Wat nu...? 3

> HOOFDSTUK I: WIE IS DE FISCUS ANNO 2005? C. SOORTEN CONTROLE De gewone controles en de controlecentra kunnen 5 soorten controles uitvoeren : - in-orde-stellingen; - beheerscontroles; - punctuele B.T.W.-controles; - gerichte opsporingen; - grondige controles. A. IN-ORDE-STELLINGEN Het in orde stellen van een dossier betekent : - het rangschikken en materieel in orde brengen van het administratief dossier; - het rechtzetten van manifeste onjuistheden in de aangifte; - het vestigen van de aanslag op grond van de aangegeven inkomsten of op de gewijzigde inkomsten na rechtzetting van manifeste onjuistheden. B. BEHEERSCONTROLES Een beheerscontrole betekent : - een summiere controle van één of meerdere punten van de aangifte, op basis van stukken, meestal op bureau (d.m.v. vragen om inlichtingen of uitnodiging van de belastingplichtige op het kantoor van de belastingen), eventueel (kort) bij de belastingplichtige. C. PUNCTUELE B.T.W.-CONTROLES Een punctuele B.T.W.-controle betekent : - een controle inzake B.T.W. van specifieke aandachtspunten of naar aanleiding van een bijzondere gelegenheid bv. verificatie van de intracommunautaire opgave, verificatie voor de teruggave van een belastingkrediet, verificatie bij aanvang, wijziging of stopzetting van de beroepswerkzaamheid,... D. GERICHTE OPSPORINGEN Een gerichte opsporing betekent : - de verificatie van de actuele belastingtoestand van de belastingplichtige (nazicht van voorraden, personeel, dagboek, bijzondere registers, rollend materieel,...) met het oog op een latere grondige controle. Dergelijke opsporingscontrole gebeurt (uiteraard) bijna altijd onaangekondigd. E. GRONDIGE CONTROLES Een grondige controle betekent : - een volledig en grondig nazicht op vlak van B.T.W. en directe belastingen van de boekhouding van vennootschappen en zelfstandigen (het begrip grondige controle bestaat dus niet voor werknemers, bedrijfsleiders, gepensioneerden en genieters van een vervangingsinkomen). D. TAAKVERDELING Welke controles worden door wie uitgevoerd? 1) In-orde-stellingen, beheerscontroles en punctuele B.T.W.-controles : de gewone controles 2) Gerichte opsporingen : de controlecentra en de NOD. 3) Grondige controles : de controlecentra. 4 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

E. CONTROLEFREQUENTIE De controlefrequentie hangt af van de volgende factoren. A. CODE Door combinatie van 3 gegevens - de aard van de controle, de classificatiecode van de belastingplichtigen en de controleperiode - komt volgend verificatieschema tot stand, dat er -althans in principe- voor zorgt dat na verloop van zes jaar alle dossiers B/C één keer grondig zullen gecontroleerd zijn. Controleperiode 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2009-2010 2010-2011 2011-2012 AJ 2004-2005 2006-2007 2007-2008 2009-2010 2010-2011 2011-2012 Aard controle Grondig B/C 3 B/C 4 B/C 5 B/C 6 B/C 1 B/C 2 Beheers B/C 6 B/C 1 B/C 2 B/C 3 B/C 4 B/C 5 A A A A A A D2 D1 D2 D1 D2 D1 In orde B/C 1 2 4 5 B/C 2 3 5 6 B/C 1 3 4 6 B/C 1 2 4 5 B/C 2 3 5 6 B/C 1 3 4 6 Gerichte opsporingen B/C 4 B/C 5 B/C 6 B/C 1 B/C 2 B/C 3 Bij dit schema passen nog de volgende opmerkingen : - aan de ene kant is het niet omdat een belastingplichtige voor een bepaalde controleperiode deel uitmaakt van een klasse die voor een grondige controle in aanmerking komt, dat hij ook werkelijk grondig gecontroleerd zal worden, terwijl het aan de andere kant mogelijk is dat een belastingplichtige die voor een bepaalde controleperiode geen deel uitmaakt van een categorie die voor een grondige controle in aanmerking komt, toch grondig gecontroleerd zal worden: op basis van andere criteria (zie hierna) wordt binnen de klasse die in principe voor grondige controle in aanmering komt nog een bijkomende selectie gemaakt en worden ook dossiers die niet tot die categorie behoren geselecteerd - hieruit vloeit voort dat de administratie niet verplicht is om met dit controleschema rekening te houden bij de selectie van dossiers. Concreet betekent dit dat u uw medewerking aan de controle niet kan weigeren, met als argument dat de administratie niet volgens schema werkt (bv. wanneer u elk jaar of om de 2, 3 jaar een grondige controle krijgt) - de B/C dossiers die voor grondige controle in aanmerking komen, maar niet geselecteerd werden, worden - ten minste in principe - onderworpen aan een beheerscontrole door de klassieke controlekantoren - inzake directe belastingen gelden onderzoekstermijnen : om te weten wat wanneer kan gecontroleerd worden, moeten die termijnen gecombineerd worden met het controleschema (zie verder : onderzoekstermijnen); De fiscus op bezoek. Wat nu...? 5

> HOOFDSTUK I: WIE IS DE FISCUS ANNO 2005? - kunnen de controlecentra aangiften die al nagezien zijn door de gewone controles nog eens controleren? In principe wel, maar : als het verificatieschema gevolgd wordt, zullen deze aangiften de vorige twee controleperiodes in orde gesteld zijn, wat niet echt een controle genoemd kan worden bv. vennootschap C3, aangifte aanslagjaar 2004 werd in orde gesteld door de controle directe belastingen in de controleperiode 2004-2005 => als de vennootschap in de controleperiode 2005-2006 grondig wordt gecontroleerd, zal de aangifte aanslagjaar 2004 samen met de aangifte aanslagjaar 2005 worden onderzocht; inzake directe belastingen moet rekening gehouden worden met de onderzoekstermijnen (zie Hoofdstuk II, 2); B. KNIPPERLICHTEN EN DATAMINING Slechts de helft van de grondige controles wordt geselecteerd volgens het schema hierboven. Voor de andere helft baseren de controlecentra zich op knipperlichten, zaken in dossiers die op de een of andere manier opvallen (ongewone evoluties in omzet en brutowinst, in algemene kosten, investeringen, personeelskosten, resultaten van vorige controles, resultaten van gerichte opsporingen, vraag van het antifraudecomité enz.). Tot voor kort gebeurde die knipperlichten -selectie volledig door de ambtenaren zelf. Sinds verleden jaar lopen er projecten van geautomatiseerde selectie, zgn. datamining. Dit is een systeem waarbij allerhande gegevens van belastingplichtigen in een wiskundig model worden gestopt. Deze gegevens worden dan door een zeef van algoritmes gehaald, en de output van het programma is een lijst van belastingplichtigen waarvoor een grondige controle aangewezen is. F. INTERNE NORMEN Het begrip grondige controle is geconcretiseerd in intern administratieve regels, richtlijnen waaraan de ambtenaren van de controlecentra zich moeten houden. Wat zijn de voornaamste aandachtspunten? - De bewijskracht van de boekhouding : controle (meestal door gerichte opsporingen) van aanwezigheid kasboek, dagontvangstenboek, inventaris; vergelijking comptabele en extracomptabele gegevens bv. bestelbons, offertes, vervoerdocumenten, afsprakenboek,... - Niet-geboekte omzet : tegenberekening op basis van de verwerkte grondstoffen en de productieve lonen; vragen om inlichtingen aan derden; vergelijking aangegeven omzet en gegevens gerichte opsporingen. - Striktere aanpak dan gewone controles: meer aandacht voor formele vereisten (formulieren, fiches); minder vlug akkoord, eerder formele procedure (bericht van wijziging); vlugger opleggen belastingverhoging. - Bij controle van een vennootschapsdossier ook nazicht van dossier(s) bedrijfsleider(s) en verwante vennootschappen. 6 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

HOOFDSTUK II Welke beperkingen zijn er aan de controlebevoegdheid van de administratie? In hoofdstuk 3 nemen we de verschillende controlemiddelen van de administratie onder de loep. Aan die controlemiddelen zijn telkens specifieke beperkingen en formaliteiten verbonden. Maar eerst bekijken wij in dit hoofdstuk de algemene beperkingen aan de controlebevoegdheid van de administratie. 1. Bevoegdheid De bevoegdheden van de belastingadministraties zijn zowel materieel (volgens de soort belasting) als territoriaal (volgens het gedeelte van het grondgebied) afgebakend. Onderzoeksverrichtingen verricht in overtreding van deze bevoegdheidsverdelende regels zijn ongeldig en de belastingen gevestigd op grond ervan nietig. A. WIE IS BEVOEGD VOOR WELKE BELASTING? 1. KLASSIEKE CONTROLES Een ambtenaar van de directe belastingen is bevoegd voor onderzoek en controle inzake de toepassing van de directe belastingen. Een ambtenaar van de B.T.W. is bevoegd voor onderzoek en controle inzake de toepassing van de B.T.W. Beiden zijn ook van rechtswege gemachtigd om alle inlichtingen te nemen, op te zoeken of in te zamelen die de juiste heffing van alle door deze persoon verschuldigde andere belastingen kunnen verzekeren. Op grond van deze laatste bepaling kunnen de ambtenaren van beide administraties onderling inlichtingen uitwisselen. Voorbeelden : - omzetverhoging door B.T.W.-controleur wordt doorgegeven aan de directe belastingen - verwerping van bepaalde kosten door controleur vennootschapsbelasting wordt doorgegeven aan de B.T.W. Belangrijk is wel dat enkel een ambtenaar die regelmatig belast is met een onderzoek of controle in verband met een belasting waarvoor zijn Administratie bevoegd is, deze inlichtingen kan nemen, opzoeken of inzamelen. Dit betekent : - dat de ambtenaren van een bepaalde administratie geen onderzoek mogen beginnen inzake de toepassing van een andere belasting dan deze waarvoor ze bevoegd zijn bv. een controleur vennootschapsbelasting mag tijdens een controle van de aangifte in de vennootschapsbelasting ook vragen om de B.T.W.-aangiften te zien, maar hij mag geen controle uitvoeren enkel en alleen om de B.T.W.-aangiften te verifiëren; - dat de ambtenaren van een bepaalde administratie geen onderzoeksdaden mogen stellen die niet voorzien zijn in de fiscale wetgeving waarvoor ze bevoegd zijn bv. een B.T.W.-controleur mag boekhoudstukken meenemen, een controleur van de directe belastingen mag dat niet, ook al stuit hij tijdens een controle op zaken die betrekking hebben op de toepassing van de B.T.W.-wetgeving. 2. BBI De ambtenaren van de BBI zijn afkomstig van de Administratie van de directe belastingen, de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen en de Administratie van douane en accijnzen. Ongeacht de administratie van oorsprong zijn BBI-ambtenaren bevoegd voor alle belastingen (zgn. polyvalente bevoegdheden). Ze kunnen dus optreden als ambtenaren van om het even welke fiscale administratie, maar : - bij een onderzoek met betrekking tot een welbepaalde belasting moeten zij de onderzoeksmaatregelen, voorzien door het wetboek met betrekking tot deze belasting, respecteren (specificiteit van de onderzoeksbevoegdheden); - BBI-controleurs hebben noch meer, noch andere bevoegdheden dan andere controleurs : ze hebben, in tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, geen bijzondere (politionele) bevoegdheden. De fiscus op bezoek. Wat nu...? 7

> HOOFDSTUK II: BEPERKINGEN VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID? 3. AOIF De ambtenaren van de AOIF zijn afkomstig van de Administratie van de directe belastingen en de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen (sector B.T.W.). In tegenstelling tot hun BBI-collega s hebben deze geen polyvalente bevoegdheden. Dit betekent dus dat voor hen de onder 1) vermelde regels gelden. Of nog : een controleur van de directe belastingen blijft een controleur van de directe belastingen en een controleur van de B.T.W. blijft een B.T.W.-controleur, ook al maken zij deel uit van één controleteam. Gebruik van de bevoegdheden van de ene ambtenaar louter voor de toepassing van de wetgeving waarvoor de ander bevoegd is, is machtsafwending, al moet de belastingplichtige dit natuurlijk wel nog kunnen bewijzen. B. WIE IS BEVOEGD VOOR WELK BELASTINGPLICHTIGEN? 1. KLASSIEKE CONTROLEDIENSTEN Voor natuurlijke personen is de bevoegde controle die van de fiscale woonplaats van de belastingplichtige. De fiscale woonplaats wordt beoordeeld op 1 januari van het aanslagjaar. Bv. belastingplichtige is op 28 december 2004 van Brussel naar Gent verhuisd. Bevoegde controle voor onderzoek aangifte inkomsten 2004 : controle Gent. Voor vennootschappen is de bevoegde controle die van de gemeente waar zich de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de vennootschap zich bevindt. Dit wordt beoordeeld op de eerste dag na de afsluiting van de balans. Bv. vennootschap heeft de balans afgesloten op 30 september 2004 en is op 15 september verhuisd van Brussel naar Gent. Bevoegde controle voor onderzoek aangifte boekjaar 01.10.2003-30.09.2004 : controle Gent. Indien de belastingplichtige meerdere vestigingen heeft, zal het bevoegde controlekantoor een beroep doen op de medewerking van het controlekantoor van de onderscheiden vestigingen zo die zich in een ander taalgebied of in te veraf gelegen gebieden bevinden. 2. B.T.W. Voor natuurlijke personen is de bevoegde controle normaal die van de woonplaats op het ogenblik dat de B.T.W.-aangifte ingediend moet worden. Wanneer de B.T.W.-activiteit evenwel niet wordt verricht in de woonplaats van de natuurlijke persoon, is de bevoegde controle die van de plaats waar hij zijn enige of voornaamste administratieve zetel heeft. Voor vennootschappen is de bevoegde controle die van de plaats waar de maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd op het ogenblik dat de B.T.W.-aangifte ingediend moet worden. Bevindt de administratieve zetel van waaruit de vennootschap effectief wordt bestuurd zich evenwel op een andere plaats, dan is de controle bevoegd van de plaats van de voornaamste administratieve zetel. Indien de belastingplichtige meerdere vestigingen heeft, zal het bevoegde controlekantoor een beroep doen op de medewerking van het controlekantoor van de onderscheiden vestigingen zo die zich in een ander taalgebied of in te veraf gelegen gebieden bevinden. 3. BBI De BBI is opgedeeld in verscheidene gewestelijke directies, maar haar territoriale bevoegdheid strekt zich uit over het hele land. Een BBI-controleur van Hasselt kan dus perfect een controle uitvoeren bij een onderneming in Brugge. 4. AOIF De criteria om uit te maken welk lokaal controlecentrum bevoegd is, zijn dezelfde als degene die gelden om te beslissen welk controlekantoor directe belastingen respectievelijk B.T.W. bevoegd is. De drie nationale controlecentra zijn bevoegd voor het hele land. 8 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

2. Onderzoekstermijnen directe belastingen A. VERSCHIL DIRECTE BELASTINGEN EN B.T.W. Inzake directe belastingen gelden onderzoekstermijnen. Dit betekent dat de administratie de inkomsten van een bepaald (boek)jaar moet onderzoeken vóór een bepaalde datum. De onderzoeksverrichtingen van na die datum zijn onwettelijk en de aanslagen die erop gebaseerd zouden zijn nietig. Dergelijke termijnen gelden niet voor de B.T.W. Theoretisch betekent dit dat B.T.W.-ambtenaren onbeperkt in de tijd hun onderzoekingen mogen uitvoeren. In de praktijk wordt hun onderzoeksrecht echter beperkt door de verjaringstermijnen van de vordering inzake B.T.W. Die termijnen zijn - 3 jaar (gewone termijn - 5 jaar in geval van fraude - 7 jaar wanneer de naheffing gebaseerd is op informatie uit het buitenland, een rechtsvordering of bewijskrachtige gegevens. B. AANSLAGJAAR De onderzoekstermijnen zijn gekoppeld aan het begrip aanslagjaar. Hiervoor gelden de volgende regels : - voor natuurlijke personen is het aanslagjaar steeds het jaar dat volgt op het kalenderjaar (bv. inkomsten verkregen in 2004 > aanslagjaar is 2005); - voor vennootschappen die per kalenderjaar boekhouden is het aanslagjaar gelijk aan het jaar dat volgt op het boekjaar (bv. boekjaar vennootschap A afgesloten op 31/12/2004 > aanslagjaar is 2005); - voor vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden is het aanslagjaar gelijk aan het jaar waarin de balans afgesloten wordt (bv. boekjaar vennootschap A afgesloten op 30/06/2004 > aanslagjaar is 2004). C. GEWONE ONDERZOEKSTERMIJN De gewone onderzoekstermijn is drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Voor vennootschappen die niet op 31 december afsluiten, wordt deze termijn verlengd met een duur gelijk aan de periode tussen 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en de afsluitdatum. Voorbeeld 1 boekjaar vennootschap A afgesloten op 31.12.2004. Het aanslagjaar is 2005. De fiscus kan onderzoeken tot 31.12.2007. Op een vraag om inlichtingen van 01.01.2008 in verband met het boekjaar 2004 hoeft vennootschap A dus niet te antwoorden, tenzij de controleur de buitengewone onderzoekstermijn (zie verder D.) zou inroepen. Voorbeeld 2 boekjaar vennootschap A afgesloten op 30.06.2005. Het aanslagjaar is 2005. De fiscus kan onderzoeken tot 31.12.2007 + 6 maanden = 30.06.2008. Op een vraag om inlichtingen van 01.01.2008 in verband met het boekjaar 2004-2005 moet vennootschap A dus wel nog antwoorden, op een vraag van 01.07.2008 niet meer (tenzij de controleur de buitengewone onderzoekstermijn (zie verder D.) zou inroepen.) D. BUITENGEWONE ONDERZOEKSTERMIJN De gewone onderzoekstermijn wordt uitgebreid met twee jaar in geval van fraude ( overtreding van het W.I.B. of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden ). Indien de fiscus vindt dat er belastingontduiking is, kan hij dus onderzoekingen verrichten tot 5 jaar na 1 januari van het aanslagjaar. Maar voor hij van deze termijn gebruik maakt, moet hij de belastingplichtige schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis geven van de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoeld tijdperk. Die voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de aanslag. De fiscus op bezoek. Wat nu...? 9

> HOOFDSTUK II: BEPERKINGEN VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID? De aanwijzingen inzake belastingontduiking moeten : - vastgesteld zijn tijdens de gewone onderzoekstermijn; - bij andere openbare besturen, overheidsdiensten of derden ingewonnen zijn. Volgens een constante rechtspraak van het Hof van Beroep van Brussel en een recent arrest van het Hof van Cassatie is er geen voorafgaande kennisgeving nodig indien de bijkomende onderzoeksdaden niet bij de belastingplichtige, maar bij derden worden uitgevoerd (Cass. 1 maart 1996). De rest van de rechtspraak en de rechtsleer zijn het hier wel niet mee eens. E. BIJKOMEND ONDERZOEKSRECHT IN GEVAL VAN BEZWAAR In geval van bezwaar hebben de ambtenaren die het bezwaarschrift onderzoeken dezelfde onderzoeksbevoegdheden als de controleambtenaren, ongeacht of de oorspronkelijke onderzoekstermijn al dan niet al verstreken is. 3. Bescherming van het privé-leven De Belgische staat moet het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) respecteren. Artikel 8 van dat verdrag verwoordt het principe van de bescherming van het privé-leven. Op deze bescherming kan echter inbreuk gemaakt worden indien er een wettelijke basis voor bestaat, er een legitieme doelstelling is en de inbreuk in een democratische samenleving nodig is voor de naleving van deze doelstelling. Het economisch welzijn van het land is een legitieme doelstelling op grond waarvan de fiscus het recht heeft om zich in het privé-leven van de belastingplichtige te mengen. De belastingplichtige kan zich dus niet verschuilen achter zijn recht op eerbied van het privé-leven om bepaalde vragen niet te beantwoorden of onderzoeksdaden aan te vechten. Wel is de bevoegdheid van de fiscus beperkt door het proportionaliteitsbeginsel, wat betekent dat de inbreuk op het privé-leven in verhouding moet staan met het fiscaal nut van de inbreuk. Onderzoeksverrichtingen verricht met schending van het EVRM zijn onwettelijk en de aanslagen die erop gebaseerd zouden zijn nietig. 4. Beginselen van behoorlijk bestuur Beginselen van behoorlijk bestuur zijn niet-geschreven rechtsbeginselen met een algemene draagwijdte die wezenlijk zijn voor een bepaalde rechtsorde en waarvan de naleving zich aan iedereen opdringt met dezelfde kracht als een wet. Het is sinds enige tijd algemeen aanvaard dat ook de fiscus door deze beginselen gebonden is. Onderzoeksverrichtingen verricht met schending van deze beginselen zijn onwettelijk en de aanslagen die erop gebaseerd zouden zijn nietig. Hierbij enkele beginselen en voorbeelden van schending ervan : - het onpartijdigheidsbeginsel bv. dezelfde ambtenaar verricht controle en onderzoekt bezwaarschrift,...; -verbod van willekeur bv. de administratie heeft de stukken die ze ontvangen heeft niet ernstig onderzocht of zelfs niet in overweging genomen; de kosten van levensonderhoud bij een indiciaire taxatie worden bepaald zonder enig concreet gegeven,...; - verbod van machtsafwending bv. een B.T.W.-ambtenaar verricht een controle die enkel tot doel heeft om informatie in te winnen voor zijn collega van de directe belastingen; - zorgvuldigheids- of redelijkheidsbeginsel bv. buitensporige vragen om inlichtingen; - rechtszekerheids- of vertrouwensbeginsel bv. het wijzigen voor het verleden van een individueel akkoord in verband met beroepskosten. 10 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

5. Openbaarheid bestuur Het principe van de openbaarheid van bestuur is ingevoerd door de wet van 11 april 1994. De administratie vat de toepassing van deze wet nogal eng op, de Raad van State ziet het ruimer. Een uitvoerige bespreking hiervan valt buiten het bestek van deze uiteenzetting, maar het is belangrijk om te weten dat u op grond van deze wet in principe het recht om uw fiscaal dossier op om het even welk ogenblik in te zien. 6. Motiveringsplicht De administratie is verplicht om haar bestuurshandelingen formeel te motiveren. Het niet respecteren van deze motiveringsplicht kan leiden tot nietigverklaring van de betreffende bestuurshandelingen door de Raad van State. Enkele voorbeelden van handelingen die gemotiveerd moeten worden : - de beslissing tot niet-verlenging van de aangiftetermijn; - de beslissing tot niet-verlenging van de antwoordtermijn op een vraag om inlichtingen; - de weigering om een afwijking toe te staan op de verplichting om boeken en bescheiden te bewaren op de wettelijk voorgeschreven plaats; - het opleggen van een belastingverhoging; - het opleggen van een boete; -... 7. Beroepsgeheim A. BEROEPSGEHEIM VAN DE BELASTINGPLICHTIGE OF DERDEN De volgende personen zijn gebonden door een strafrechtelijk gesanctioneerd beroepsgeheim : - geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen; - advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en gerechtsdeskundigen. Boekhouders en belastingconsulenten zijn niet gebonden door een beroepsgeheim, maar hebben enkel discretieplicht. Indien iemand van mening is dat hij een bepaalde inlichting niet kan geven aan de administratie zonder zijn beroepsgeheim te schenden, moet de administratie de bevoegde tuchtoverheid verzoeken hierover te oordelen. Merk op dat het beroepsgeheim ingesteld is in het belang van de cliënten van de betreffende beroepsbeoefenaar, en dus niet kan ingeroepen worden in verband met diens eigen belastingsituatie. Vindt de tuchtoverheid dat het beroepsgeheim niet geschonden zal worden, dan moet de ondervraagde antwoorden, in het andere geval niet. Gegevens verkregen met schending van het beroepsgeheim zijn onwettig verkregen gegevens die niet rechtsgeldig kunnen worden aangewend. B. BEROEPSGEHEIM VAN DE FISCUS Ook de fiscus zelf is gebonden door een beroepsgeheim : de ambtenaren zijn, buiten de uitoefening van hun ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan ze wegens de uitvoering van hun opdracht kennis hebben. De niet-naleving van dit beroepsgeheim wordt bestraft met disciplinaire sancties. Dit beroepsgeheim moet echter genuanceerd worden. Zo hebben fiscale ambtenaren : - het recht om inlichtingen die verkregen werden in antwoord op een vraag om inlichtingen aan een belastingplichtige te gebruiken voor de taxatie van derden; De fiscus op bezoek. Wat nu...? 11

> HOOFDSTUK II: BEPERKINGEN VAN DE CONTROLEBEVOEGDHEID? - de verplichting om aan andere administratieve diensten van de Staat inlichtingen te verstrekken die voor die diensten nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen bv. : attesten nodig voor subsidies, schadevergoedingen,...; - de verplichting om bij het parket aangifte te doen van misdrijven waarvan ze kennis hebben en die aanleiding kunnen geven tot strafrechtelijke vervolgingen. 8. Bankgeheim Er bestaat in België geen strafrechtelijk gesanctioneerd bankgeheim. Er bestaat wel een fiscaal bankgeheim : de Administratie is niet gemachtigd om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten. Dit bankgeheim moet echter genuanceerd worden : 1) het geldt enkel inzake directe belastingen; 2) het geldt niet in het stadium van bezwaar; 3) het geldt niet in het stadium van controle indien een onderzoek concrete gegevens aan het licht heeft gebracht die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden. In dat geval heeft een ambtenaar met de graad van ten minste e.a. inspecteur (10S3) het recht om - na de gezamenlijke toestemming van de Directeur-generaal, de Administrateur-generaal en de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen verkregen te hebben - uit de rekeningen, boeken en documenten van de bank de inlichtingen te halen die nodig zijn voor het belasten van de cliënt. 9. Zwijgrecht in strafzaken In fiscale aangelegenheden heeft men spreekplicht (bank- en beroepsgeheim buiten beschouwing gelaten). Zwijgrecht ( the right to remain silent ) bestaat enkel in strafzaken. Het ontstaat op het ogenblik dat een strafvordering wordt ingesteld. In de praktijk is het niet altijd zo gemakkelijk om te weten wanneer een fiscaal onderzoek een strafrechtelijk onderzoek wordt. In elk geval is het algemeen aanvaard dat een antwoord op een vraag om inlichtingen dat een bekentenis van een strafbaar feit zou inhouden, in een latere strafprocedure niet meer als bewijsmateriaal kan gebruikt worden. 12 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

HOOFDSTUK III Wat zijn de controlemiddelen van de fiscus? 1. Vragen om inlichtingen A. DIRECTE BELASTINGEN : VRAAG OM INLICHTINGEN AAN DE BELASTINGPLICHTIGE Wat mag de administratie vragen en wat niet? De administratie mag aan de belastingplichtige alle inlichtingen vragen met het oog op het onderzoek van diens fiscale toestand. De wettelijke omschrijving van het vraagrecht is erg ruim. Zo is het vraagrecht bv. niet beperkt tot de beroepswerkzaamheid van de belastingplichtige. Anderzijds zijn aan het vraagrecht toch een aantal beperkingen. Ten eerste moeten de gevraagde inlichtingen op de één of andere wijze relevant zijn voor het onderzoek. Het is dus niet mogelijk inlichtingen te vragen met betrekking tot een niet-belastbaar feit of met betrekking tot uitgaven zonder fiscale consequenties. Ten tweede moeten de vragen slaan op verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen. Ten derde is het vraagrecht beperkt door de beginselen van behoorlijk bestuur en meer bepaald het redelijkheidsbeginsel. In dit verband heeft de Minister van Financiën herhaaldelijk laten weten : - dat de ambtenaren een goed overwogen en gematigd gebruik moeten maken van hun vraagrecht; - dat de gepastheid van het vragen van bepaalde inlichtingen moet worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden eigen aan elk geval; - dat de vragen precies moeten zijn; - dat overdreven vragen uit den boze zijn; - dat het versturen van algemene vragenlijsten moet worden vermeden. Rekening houdend met deze verklaringen van de Minister kunnen ernstige vragen gesteld worden bij de praktijk van sommige controlecentra om zeer uitgebreide, gestandaardiseerde vragenlijsten naar de belastingplichtige te sturen. Ten vierde kan het vraagrecht beperkt worden door het beroepsgeheim dat sommige belastingplichtigen kunnen inroepen (zie Hoofdstuk II). Tenslotte is er de bescherming van het privé-leven (zie Hoofdstuk II). Hoe stelt de administratie haar vragen? De controleur mag de belastingplichtige mondelinge vragen stellen : dit kan telefonisch gebeuren, hij kan de belastingplichtige uitnodigen op zijn kantoor of hij kan die vragen stellen bij een controle ter plaatse. De controleur mag ook schriftelijke vragen stellen. Hij zal daarvoor een zgn. formulier 332 gebruiken. Dit wordt opgesteld in drie exemplaren. Twee ervan worden naar de belastingplichtige gestuurd (1 exemplaar voor de belastingplichtige en 1 om terug te sturen), 1 ervan wordt in het aanslagdossier gerangschikt. Deze formaliteit is echter niet voorgeschreven op straffe van nietigheid : ook een vragenlijst in één exemplaar is een geldige vraag om inlichtingen. Het is ook niet vereist dat de vraag om inlichtingen aangetekend verzonden wordt. De fiscus op bezoek. Wat nu...? 13

> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS? Is de belastingplichtige altijd verplicht om op de vragen te antwoorden? In principe moet de belastingplichtige altijd antwoorden op een vraag om inlichtingen. Op een mondelinge vraag kan hij dit mondeling of schriftelijk doen, maar op een schriftelijke vraag moet hij ook schriftelijk antwoorden. Dit moet niet aangetekend, maar het is aangewezen dit te doen. Indien de belastingplichtige niet antwoordt, kan de administratie hem van ambtswege aanslaan (dit betekent een omkering van de bewijslast in het nadeel van de belastingplichtige). Bovendien kan hem een boete of belastingverhoging worden opgelegd. Merk op dat volgens een constante rechtspraak van het Hof van Cassatie onvolledig antwoorden, manifest laconiek antwoorden of manifest naast de kwestie antwoorden met niet antwoorden gelijk gesteld wordt. Er is echter ook dissidente rechtspraak (bv. Bergen, 16 oktober 1998). De principiële verplichting om te antwoorden moet genuanceerd worden in twee gevallen : - de belastingplichtige die meent dat de gevraagde inlichtingen een te omvangrijk werk vergen kan met de controledienst overleggen wat er gedaan moet worden om te voldoen aan de vereisten van de controle zonder de administratieve lasten van de onderneming buitenmate te bezwaren. De ambtenaren moeten dan in geweten en met ruim inzicht de gegrondheid beoordelen van de redenen, die worden aangevoerd door de belastingplichtige om ontslagen te worden van het verstrekken van (een gedeelte van) de gevraagde inlichtingen of van het overleggen van sommige verantwoordingsstukken; - op manifest onwettelijke vragen, bv. vragen over het privé-leven die zonder enige fiscale relevantie zijn of die duidelijk buiten proportie zijn met het fiscaal nut, moet de belastingplichtige niet antwoorden. Praktisch gezien is het echter aangewezen om het vragenformulier wel terug te zenden binnen de wettelijke termijn, maar met vermelding van de reden voor het niet antwoorden. Antwoordt de belastingplichtige, uit schrik voor de aanslag van ambtswege en de boete, toch op een onwettelijke vraag, dan zal dit antwoord normaal gezien een illegaal bewijsmiddel zijn en bij een latere rechtspleging uit de debatten moeten geweerd worden. Binnen welke termijn moet de belastingplichtige antwoorden? Voor het antwoord op een mondelinge vraag voorziet het W.I.B. geen termijn. Algemeen wordt aangenomen dat hiervoor een redelijke termijn geldt : de belastingplichtige is dus zeker niet verplicht om onmiddellijk te antwoorden. Op een schriftelijke vraag moet de belastingplichtige antwoorden binnen een maand, vanaf de datum van verzending van de vraag. De termijn begint te lopen vanaf de dag na die van de verzending, wordt gerekend van de zoveelste tot de dag voor de zoveelste en wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag indien de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is. Merk op dat : - de termijn begint te lopen vanaf de dag na die van de verzending, en dus niet na die van effectieve ontvangst door de belastingplichtige. De bewijslast van deze datum ligt bij de administratie; - het antwoord ter beschikking van de administratie moet zijn binnen die termijn : een antwoord dat verzonden wordt op de laatste dag van de termijn is dus te laat. Bv. vraag om inlichtingen verstuurd op 1 september 2005 Begin termijn : 2 september 2005 (dag na verzending). Wanneer moet antwoord bij administratie zijn? 3 oktober (2 september + 1 maand - 1 dag = 1 oktober. Verlenging tot 3 oktober omdat 1 oktober een zaterdag is). De administratie kan deze termijn niet inkorten, ook niet als de rechten van de schatkist in gevaar zijn. Deze termijn van één maand kan wel verlengd worden wegens wettige redenen. Deze verlenging moet aan de bevoegde ambtenaar gevraagd worden. Over het algemeen, mogen als wettige redenen aanzien worden : 14 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

- het feit dat er materieel een langere termijn nodig is dan de verleende termijn om de gevraagde inlichtingen te verstrekken; - de ernstige ziekte of de langdurige afwezigheid van de belastingplichtige; - elke omstandigheid van overmacht bv. brand in de bedrijfslokalen. Indien de aanslagambtenaar meent dat hij de verlenging niet kan toestaan, dan moet hij dat motiveren door aan te duiden waarom de door de belastingplichtige aangehaalde motieven niet kunnen beschouwd worden als wettige redenen. Wat mag de administratie doen met de verkregen inlichtingen? Met de verkregen inlichtingen mag de Administratie de belastbare inkomsten van de belastingplichtige wijzigen. Aangezien die laatste verplicht is om schriftelijk te antwoorden op een schriftelijke vraag, beschikt de Administratie bij een schriftelijke vraag om inlichtingen over een bewijskrachtig stuk dat van de belastingplichtige zelf uitgaat en dat eventueel tegen hem kan ingeroepen worden. De bewijsproblematiek bij een mondeling antwoord op een mondelinge vraag ligt uiteraard veel moeilijker... Bij een taxatie volgens tekenen en indiciën mag de fiscus het vraagrecht niet gebruiken om de bewijslast om te keren. De fiscus mag de inlichtingen ook aanwenden voor de taxatie van derden. Wel is de bewijskracht van deze inlichtingen veel minder, aangezien het stuk hier niet uitgaat van de belastingplichtige zelf. B. DIRECTE BELASTINGEN : VRAAG OM INLICHTINGEN AAN DERDEN. Welke soorten vragen aan derden bestaan er? De administratie mag aan derden alle vragen stellen die zij nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren (deze omschrijving is dus ruimer dan bij vragen aan de belastingplichtige zelf). Het W.I.B. onderscheidt twee soorten van vragen om inlichtingen aan derden : - vragen in verband met een men name aangeduide belastingplichtige; - vragen in verband met een niet met name aangeduide belastingplichtige. Vragen in verband met een met name aangeduide belastingplichtige mogen gesteld worden aan om het even wie. De administratie zelf nuanceert dit echter en zegt dat van deze mogelijkheid slechts gebruik mag worden gemaakt wanneer de belastingplichtige zelf niet of onvoldoende antwoordt op een vraag om inlichtingen of wanneer er ernstige twijfels zijn over zijn antwoord. Bovendien mogen ambtenaren zich enkel wenden tot de personen van wie zeker geweten is dat zij met de belastingplichtige verrichtingen hebben gedaan of van wie, op grond van nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens, terecht mag worden verondersteld dat zij daarbij betrokken waren. Deze verrichtingen hoeven wel geen beroepsmatige verrichtingen te zijn. Ook aan een particulier mogen dus vragen worden gesteld. Zoals voor vragen aan de belastingplichtige zelf moeten tenslotte algemene vragenlijsten vermeden worden. Vragen in verband met een zelfs niet met name aangeduide belastingplichtige(n) mogen enkel gesteld worden aan personen die rechtstreeks of onrechtstreeks in betrekking zijn geweest met de belastingplichtige(n) uit hoofde van beroepsmatige of winstgevende verrichtingen of activiteiten. VOORBEELDEN : WAT KAN EN WAT KAN NIET IN EEN VRAAG AAN DERDEN? Kan : - vraag aan N.V. X : gelieve mij kopies van uw aankoopfacturen bij de B.V.B.A. Y toe te sturen ; - vraag aan N.V. X : gelieve mij een overzicht van uw klanten voor de jaren 2004 en 2005 te sturen ; - vraag aan de heer A, die privé-aankopen gedaan heeft bij de B.V.B.A. Y: gelieve mij mee te delen welke aankopen u in 2004 bij de B.V.B.A. Y heeft gedaan. De fiscus op bezoek. Wat nu...? 15

> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS? Kan niet : - vraag aan de heer A, die op 12.11.2004 een privé-feest heeft georganiseerd : wie was er aanwezig op uw feest van 12.11.2004, wie heeft de maaltijden bereid, hoeveel heeft u betaald,.... Deze vraag is onwettelijk (geen met name genoemde belastingplichtige en geen beroepsmatige verrichting). Hoe stelt de administratie haar vragen? De inlichtingen mogen schriftelijk of mondeling worden gevraagd. Mondelinge vragen komen in de praktijk wel nauwelijks voor : om als bewijs te dienen, is nadien toch nog een schriftelijke bevestiging nodig. Is de derde verplicht om te antwoorden? Hierover bestaat discussie. Volgens de administratie en de meerderheid van de rechtsleer wel. Sommige rechtsgeleerden verdedigen echter de stelling dat de administratie het recht heeft om van derden inlichtingen te vragen, maar dat de derde niet verplicht is te antwoorden. In deze hypothese zou dus bv. ook geen boete opgelegd kunnen worden. In elk geval kan een niet-antwoord niet leiden tot een aanslag van ambtswege of een belastingverhoging. Binnen welke termijn moet de belastingplichtige antwoorden? Volgens de wet bepaalt de Administratie de termijn waarbinnen geantwoord moet worden. In de praktijk geeft de administratie ten minste 8 dagen. Deze termijn kan verlengd worden wegens wettige redenen. Wat mag de administratie doen met de verkregen inlichtingen? De administratie heeft het recht om de juistheid van de gevraagde inlichtingen na te gaan, bv. door kennis te nemen van de stukken op grond waarvan de inlichtingen werden verstrekt, maar van dit recht mogen de ambtenaren maar gebruik maken wanneer er ernstige vermoedens zijn dat de verstrekte inlichtingen onjuist zijn. Wat is het getuigenverhoor? De administratie heeft ook het recht om derden te horen. Hiermee bedoelt men het getuigenverhoor. Dit komt zelden voor. Ik beperkt me ertoe te vermelden dat enkel een ambtenaar met een hogere graad dan e.a. inspecteur (10S3) dit onderzoeksmiddel mag gebruiken en dat het verhoor volgens een bepaalde procedure moet verlopen. C. VRAGEN OM INLICHTINGEN INZAKE B.T.W. Het vraagrecht inzake B.T.W. lijkt sterk op dat inzake directe belastingen, zodat voor het grootste gedeelte naar de vorige twee nummers kan verwezen worden. Wel wens ik te wijzen op de volgende verschillen : - in tegenstelling tot wat inzake directe belastingen geldt, is er geen wettelijke minimumtermijn voorzien voor het antwoord op een vraag om inlichtingen. Er geldt dus een redelijke termijn. In de praktijk verleent de B.T.W.-administratie een termijn van 20 dagen; - de sanctie voor het niet antwoorden wanneer men daartoe verplicht is een boete van 2.500 EUR!! (KB nr. 44) en/of een ambtshalve aanslag. 2. Controle in kantoor administratie Regelmatig vraagt de fiscus - telefonisch of schriftelijk (inzake inkomstenbelastingen met een formulier 440 B) aan belastingplichtigen om zich op een bepaald tijdstip bij de controledienst aan te melden, met de nodige stukken. De fiscus mag dit vragen, maar de belastingplichtige is niet verplicht hier gevolg aan te geven : de wet schrijft uitdrukkelijk voor dat de belastingplichtige zijn boeken en bescheiden aan de administratie moet voorleggen zonder verplaatsing. De belastingplichtige kan dan ook nooit gesanctioneerd worden indien hij niet op het verzoek van de administratie ingaat. 16 De fiscus op bezoek. Wat nu...?

3. Controle ter plaatse Bij een controle ter plaatse maakt de fiscus gebruik van de volgende bevoegdheden : - het bezoekrecht; - het recht om de boeken en bescheiden van de belastingplichtige in te zien; - het vraagrecht. Het vraagrecht is hierboven besproken, in wat volgt bespreken wij beide andere bevoegdheden. A. BEZOEKRECHT Het principe is dat fiscale ambtenaren het recht op vrije toegang hebben tot de beroepslokalen van de belastingplichtige. Is de fiscus verplicht om zijn bezoek aan te kondigen? Neen. In het B.T.W.-wetboek wordt zelfs uitdrukkelijk gezegd dat het bezoek zonder voorafgaande verwittiging kan plaats vinden. In de praktijk worden de meeste controles die tot doel hebben de juistheid van de aangifte(s) te controleren aangekondigd : inzake directe belastingen gebeurt dit met een bericht 440 BI, voor B.T.W. met een drukwerk nr. 402. Vaak wordt bij het aankondigingsbericht ook nog een vragenlijst ter voorbereiding gevoegd. Controles die bedoeld zijn om informatie te verzamelen over het lopende inkomstenjaar en de organisatie van de onderneming (gerichte opsporingen) of controles met als bedoeling een betrapping op heterdaad van fraude gebeuren (uiteraard) onaangekondigd. Welke ambtenaren hebben het recht op vrije toegang? Het recht van toegang wordt alleen verleend aan de ambtenaren belast met het verrichten van een controle (bv. nazicht van de aangifte) of met een onderzoek (bv. van een bezwaarschrift) inzake de toepassing van de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de belasting van niet-inwoners of de B.T.W. Ambtenaren die belast zijn met de toepassing van de rechtspersonenbelasting hebben dus geen bezoekrecht. Het volstaat dat bedoelde controle en onderzoek tot de normale bevoegdheid van de ambtenaren behoren : een individuele lastgeving is niet vereist. Wel moeten deze ambtenaren hun aanstellingsbewijs kunnen tonen en is er een bijzondere formaliteit voorgeschreven bij bezoek aan privé-woningen of bewoonde lokalen. Wie moet toegang verlenen? De belastingplichtigen : - inzake directe belastingen : alle natuurlijke of rechtspersonen; - inzake B.T.W. : iedereen die een economische activiteit uitoefent. Dit betekent zowel de als zodanig geregistreerde belastingplichtigen als personen die niet voor B.T.W.-doeleinden geïdentificeerd zijn, maar die in feite, in de zin van art. 4 W.B.T.W., als belastingplichtigen moeten beschouwd worden. Andere personen die over bepaalde rechten beschikken in verband met de te bezoeken plaatsen : de ambtenaren hebben niet alleen een recht van vrije toegang tot de gebouwen, lokalen, enz. waarvan de belastingplichtige eigenaar of gebruiker is, maar ook tot alle andere plaatsen waar de belastingplichtige (tijdelijk) een werkzaamheid uitoefent. Bijgevolg moeten soms ook anderen dan de belastingplichtige zelf de fiscus vrije toegang verlenen. Men denke hier vooral aan bouwwerven. Tot welke plaatsen moet toegang verleend worden? Er moet toegang verleend worden tot alle plaatsen waar een beroepswerkzaamheid wordt uitgeoefend of vermoedelijk wordt uitgeoefend, ongeacht of de belastingplichtige al dan niet eigenaar of gebruiker is van deze plaatsen. De wet somt, louter bij wijze van voorbeeld, op : fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen, magazijnen, burelen, bergplaatsen, garages, terreinen die als fabriek, werkplaats, opslagplaats dienst doen,... De fiscus op bezoek. Wat nu...? 17

> HOOFDSTUK III: CONTROLEMIDDELEN VAN DE FISCUS? In sommige gevallen wordt er een beroepswerkzaamheid uitgeoefend in particuliere woningen of bewoonde lokalen, of vermoedt de Administratie dat dit het geval is. Ook tot deze plaatsen heeft de fiscus recht van toegang, zij het dat hier bepaalde formaliteiten en een beperking in de tijd gelden (zie verder). Wanneer moet er toegang verleend worden? Inzake directe belastingen is er recht van toegang tijdens de uren dat er een werkzaamheid uitgeoefend wordt, zelfs buiten de normale werkuren, terwijl het B.T.W.-wetboek stelt dat er recht van toegang is op elk tijdstip. Er is dus een verschil in bewoording tussen de wetgevingen, maar in de praktijk maakt dit niet zoveel uit. Immers : zoals eerder al gezegd is de administratie gebonden aan de algemene rechtsbeginselen. Welnu, het is duidelijk dat het redelijkheidsbeginsel geschonden zou worden, indien een B.T.W.-ambtenaar zonder enige reden (concreet : zonder vermoeden van zwartwerk) buiten de normale werkuren de boekhouding zou willen controleren. Anderzijds hebben ook de ambtenaren van de directe belastingen het recht om te controleren buiten de normale werkuren, indien ze weten of vermoeden dat er een (zwarte) werkzaamheid wordt uitgeoefend. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben de ambtenaren maar toegang tussen vijf uur s morgens en negen uur s avonds. Tot het kantoor van de titularissen van vrije beroepen, ambten of posten hebben de ambtenaren geen toegang gedurende de tijd dat de betrokken belastingplichtige er zijn beroep in aanwezigheid van zijn cliënten uitoefent. Welke formaliteiten moet de administratie vervullen? De controleambtenaar kan het bezoekrecht uitoefenen zonder enige formaliteit te moeten vervullen, behalve wanneer het gaat om particuliere woningen of bewoonde lokalen. In die gevallen is de voorafgaande toestemming van de rechter in de politierechtbank vereist. Bovendien mag slechts in uitzonderlijke gevallen (concreet : ernstige vermoedens van zwartwerk) gebruik gemaakt worden van dit recht en moet de hiërarchische overheid toestemming gegeven hebben. ALGEMENE BEMERKINGEN BIJ HET BEZOEKRECHT Het bezoekrecht is geen recht van huiszoeking. De ambtenaren hebben dus niet het recht om kasten te openen, op eigen houtje archieven in te kijken, computers te bedienen, verhoren af te nemen,... De uitoefening van het bezoekrecht mag niet tot gevolg hebben dat de belastingplichtige op enigerlei wijze belemmerd wordt in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid. B. BEWAREN EN VOORLEGGEN VAN BOEKEN EN BESCHEIDEN A. DIRECTE BELASTINGEN Wie moet boeken en bescheiden bewaren en voorleggen? Iedereen die onderworpen is aan personen-, vennootschaps-, rechtspersonenbelasting of belasting van niet-inwoners (er is dus geen beperking tot bv. zelfstandigen, actieven, personen die een aangifte moeten indienen,...). Merk op dat de voorlegging ook kan gevraagd worden aan de wettelijke vertegenwoordiger van de belastingplichtige (bv. gevolmachtigd accountant), maar niet aan andere personen zoals bv. personeelsleden, familieleden,... In dit laatste geval zou de belastingplichtige dus niet gesanctioneerd kunnen worden voor weigering voor te leggen, tenzij er sprake is van een procédé van de belastingplichtige om zich aan zijn wettelijke verplichtingen te onttrekken. Welke boeken en bescheiden moeten er voorgelegd worden? 1) Alle boeken en bescheiden die noodzakelijk zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van de belastingplichtige te bepalen, ongeacht de aard van de inkomsten (onroerend, roerend, beroeps, of divers) of de oorsprong ervan (Belgisch of buitenlands). 18 De fiscus op bezoek. Wat nu...?