Zondag 11 november 2018 Ontmoetingskerkgemeente Zevenhuizen-Moerkapelle Voorbereiding. Inleidend orgelspel. Stilte in de kerk tijdens het gebed in de consistorie. Welkom Intochts-psalm lied 98: 1 (Zing een nieuw lied voor God de Here) Stilte, moment van persoonlijke bezinning. Groet, bemoediging en drempelgebed. Lied 686: 1 (De Geest des Heren heeft) Bezinning op dankstond Dankdag voor gewas en arbeid zit in een agrarisch dorp de mensen dichter op de huid dan in de randstad. Maar zowel in een agrarische omgeving als in de stad roept dankdag de nodige vragen op. We zien in het westen alle machines, de strakke akkers, de efficiëntie van het boerenbedrijf, de harde markt. We herkennen het als een boer in het westland zijn dominee zegt: Bid maar niet om een rijke oogst, want dan draaien we de boel erdoor heen. We herkennen de onmacht als we daar tegenover de dood en de armoe zien in landen waar de akker tot stof is geworden. Of waar de boer na alle intensieve arbeid toch nog met een nauwelijks gevulde maag naar bed gaat. We roepen tot God, ook op dankdag, om ontferming, wijsheid en ommekeer. [...] Dankdag voor gewas en arbeid. Zonder zicht op korenaar, druivensap, brood en fruit ontgaat ons de beeldtaal van Jezus, van het evangelie. Zonder zicht op Jezus ontgaat ons het geheim van het leven in onze tijd, waarin alles vloeibaar wordt en verzakelijkt, en we alle geheimen willen ontsleutelen. Zonder de taal die verder reikt dan wat wij zien, verarmt onze ziel, raakt ze dakloos. Zonder het lied en het gebed, zonder het stukje brood dat we elkaar aanreiken, en de slok wijn die we drinken staan we verloren en leeg, wordt arbeid doel in zichzelf zonder uitzicht. Blijven we, ook als moderne consumenten, vatbaar voor het geheim van de seizoenen? Zonder adem van de Geest raken we het kwijt, de taal van geloof, hoop en liefde. Daarom, daarom alleen al, is het zo belangrijk dat we vandaag vieren, samen zijn, ons oefenen in de taal waarin Jezus ons aanspreekt 1
Lied 686 verbindt de Geest met al wat groeit en leeft. En het is denk ik het meest passend om dankdag en de viering van de maaltijd met elkaar te verbinden. Inderdáád leven we van een geheim. In dubbel opzicht. Bij alle techniek en kennis blijft het ontkiemen een geheim zelfs in het laboratorium. En anderzijds: bij alle veranderingen door de eeuwen heen, blijven mensen iets ervaren van Gods Geest, die bezielt / wie koud zijn en versteend / herbouwt wat is vernield / maakt één wat is verdeeld. Ook in ons, moderne, geseculariseerde mensen. Bij alle roepen om de nood in de wereld, alle oneerlijkheid als het gaat om verdeling van voorspoed en welvaart vieren we deze dienst, dankbaar voor die adem, voor elkaar, voor de taal van beeld en schrift. Onze naaste tot heil tot eer van God. Lied 686: 2, 3 (Wij zijn in hem gedoopt) Dienst van het woord. Gebed voor de opening van het Woord. Lied 146c: 1, 2 (Alles wat adem heeft love de Here) Schriftlezing Psalm 146: 5-10 (lector Nelly van der Knaap) Lied 146c: 7 (Roem dan gij mensen) Evangelielezing Marcus 11: 28-34 (lector) Lied 316: 1, 4 (Het woord dat u ten leven riep) Prediking Gemeente van de Heer, zusters en broeders, Je naaste aan jou gelijk In die woorden ontwaar je iets van koninkrijk, hoor ik Jezus zeggen. In de daad daarnaar gevoegd vind je iets van koninkrijk. Naast de ander staan voor Gods aangezicht. Het één kan niet zonder het ander. Het is al heel wat als mensen naast de ander willen staan. En de wereld wordt er ook beter van. Maar is het ook koninkrijk? Anderzijds: het is heel wat als mensen voor Gods aangezicht willen staan. Maar is het ook koninkrijk als je daar zeg maar alleen staat? Wordt de wereld er in dat geval ook beter van? Jezus verbindt beide met elkaar. Voor Gods aangezicht treden. 2
Met de ander aan jou gelijk. En de schriftgeleerde verheugt zich over zijn woord. Dat betekent: er samen met de ander staan, ook als die mijn tegenstander, mijn vijand is. Het betekent: voor Gods aangezicht verschijnen ook met mijn weerstand, mijn venijn, weerzin tegen de ander. En toch daar staan. Leven met de liefde, dat grote gebod, is kwetsbaar en raakbaar leven. Kan dat dan een gebod zijn? Ja, want in de bijbel heeft liefde vooral te maken met een levenshouding. Met een bepaalde gezindheid. Met keuze. De naaste liefhebben is ervoor kiezen om met die ander voor Gods aangezicht te treden. En we kunnen dat omdat we daarmee antwoorden op Gods keuze voor de mensen. We gaan in op Gods nodiging. Naastenliefde is antwoord geven op de keuze van God. En dat antwoord werkt door in onze menselijke relaties in ál onze relaties. Liefde en liefde zijn nogal verschillend. Twee geliefden spreken anders over liefde dan wanneer kerkmensen spreken over naastenliefde. Vrienden spreken weer anders over liefde, en voor alleengaanden heeft liefde weer een andere betekenis. Daardoorheen weeft zich het spreken van de bijbel over de liefde als keuze, als gezindheid. Het is daarmee minder gekleurd door emotie, zoals onze cultuur graag doet. Dit bijbelse spreken over liefde is misschien wel meer bestand tegen stormen, somberte, vervreemding en jaloezie dan onze moderne liefde. Het gesprek van Jezus met de schriftgeleerde over het grote gebod lijkt een wegwijzer van Marcus na een paar scherpe debatten met andere bijbelgeleerden. Lees ze thuis maar eens terug. Ik zou er bar moe van worden, zoals Jezus steeds tegemoet wordt getreden met ingewikkelde vragen. Maar wat ik belangrijk vind om er voor nu uit te halen is het volgende. Nog maar net heeft Jezus tegen een groep bijbelgeleerden, de Sadduceeën, gezegd: Jullie dwalen, jullie zijn helemaal van het padje af, de weg kwijt. En daar had hij kennelijk alle reden voor. 3
Die bijbelgeleerden waren letterlijk recht in de leer. Ze redeneerden langs de lijn van 1+1=2 en redeneren daarmee mensen klem. In dit geval ging het om een weduwe die daardoor niet de zorg ontvangt die haar toekomt. Ze wordt klem gezet, zelfs over de grens van de dood heen. Daarop reageert Jezus fel: Jullie dwalen zeer! Jezus loopt niet weg van ze, maar staat naast ze, mét deze woede in zich. Samen met ze voor Gods aangezicht al gaat het er bijna goddeloos aan toe. En dan volgt dit gesprek alsof Marcus wil zeggen tegen zijn lezers: niet zoals hiervoor, maar wel zó dus Je naaste aan jou gelijk Niet elkaar klem redeneren, maar naast elkaar staan voor Gods aangezicht. Want je leeft samen van dezelfde lucht, dezelfde aarde, hetzelfde graan, de druivensap, de regen en de zon. Je leeft allebei van de adem van God. Je leeft beide van zijn onvoorwaardelijke liefde. Naastenliefde is ook de relatie naasten rechtmaken. Dat sluit woede niet uit, maar juist in. Naastenliefde kan niet zonder gerechtigheid. Zó dus, hoor ik Marcus zeggen aan zijn lezers. Zó zal het bij jullie moeten zijn. Zó verschijnen we voor Gods aangezicht, delen we brood en beker, zingen en bidden we, zijn we stil. [...] Zo staan daar Jezus en die farizeeër naar elkaar te kijken. En ze herkennen dat de ander antwoordt, reageert op Gods keuze en antwoordt op de aanwezigheid van de ander. Ze zien in elkaar Gods mensen. U bent niet ver van het koninkrijk Zo staan wij naar elkaar te kijken, lopen we straks samen op. Dankbaar voor je brood en je drinken, voor je huis en haard. Dankbaar voor de mensen om je heen, voor wie ik zelf ben. Dankbaar voor de gemeenschap hier samen, voor brood en beker die we straks delen. Boos, woedend, als het nodig is, om op te komen voor wie klem wordt gezet of geredeneerd. God blijft ons zien als zijn mensen. Wat er ook gebeurt. Opdat wij elkaar blijven zien als zijn mensen wat er ook gebeurt. U bent niet ver van het koninkrijk van God. 4
Omdat God het zegt in Jezus en wij gelovig antwoorden. Amen. Meditatief orgelspel Lied 320: 1, 2, 3, 4, 5 (Wie oren om te horen heeft) Dienst van het antwoord. Dankzegging, voorbeden Inzameling van de gaven MAALTIJD VAN DE HEER Lied 365: 1 (Wij dragen onze gaven) Nodiging, tafelgebed, vredegroet, viering Lied 791: 1, 5 (Liefde eenmaal uitgesproken) Zegen en gezongen amen (lied 431 c) 5