Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017D25309 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MKB ziet wel brood in ondernemerschapsonderwijs

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 22 november 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inzicht in samenwerking tussen Defensie en de Nederlandse industrie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MKB investeert in kennis, juist nu!

Vraag 2 Op welke wijze heeft u de afgelopen periode uitvoering gegeven aan de motie Hoogland? 3

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verduidelijking antwoord op vraag 4.8 uit de Nota van Inlichtingen ter zake het project Herhuisvesting brigades Koninklijke Marechaussee

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Belangenverstrengeling. Aankoop door medewerker van verkopend makelaar. Onvoldoende belangenbehartiging.

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Brunssum. Datum: 1 juni 2015 Rapportnummer: 2015/083

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2013, nr. 53. Gelet op artikel 158 van de Provinciewet en het bepaalde in afdeling van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 24 januari 2013 Onderwerp Antwoorden vragen van de leden Mei Li Vos en Hilkens over multi level marketing

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directiestatuut van de stichting Voortgezet Montessori Onderwijs Nijmegen en Groesbeek e.o. Herziene versie, 1 februari 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Provincie Overijssel Rapport van feitelijke bevindingen fractievergoedingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

Uitspraaknr Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs. De klacht. Visie van partijen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 16773 Aanschaffingsbeleid en Innovatie Nr. 15 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 17 januari 1989 De vaste Commissie voor Economische Zaken' heeft op 24 november 1988 mondeling overleg gevoerd met de minister en staatssecretaris Evenhuis van Economische Zaken over de rapportage betreffende het in 1986 en 1987 gevoerde overheidsaanschaffingenbeleid (16 773, nrs. 13 en 14). De bewindslieden waren vergezeld van de heren ir. J.A.P.M. Smeekens, hoofd eenheid Overheidsopdrachten, en C.P. Imans, secretaris van de Interdepartementale coördinatiecommissie overheidsaanschaffingenbeleld. Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Kombrink (PvdA), Van Amelsvoort (CDA), Braams (VVD), Spieker (PvdA), Lansink (CDA), Gerritse (CDA), Van Erp (VVD), Zijlstra (PvdA), Van der Linden (CDA), Van lersel (CDA), ondervoorzitter, Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Groenman (D66), Pronk (PvdA), voorzitter, Schartman (CDA), Tommei (D66), Nijhuis (VVD), Vos (PvdA), Huys (PvdA), G. Terpstra (CDA), Van Gelder (PvdA), Boers- Wijnberg (CDA) en Van Rijn-Vellekoop (PvdA). Plv. leden: Leerling (RPF), Rienks (PvdA), Vreugdenhil (CDA) Scherpenhuizen (VVD), Vermeend (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Lankhorst (PPR), Van Es (PSP), Doelman-Pel (CDA), Van Rey (VVD), Wolffensperger (D66), Schaefer (PvdA), Moret-de Jong (CDA), Engwirda (D66), Schutte (GPV), Wöltgens (PvdA), Verspaget (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), J. H. van den Berg (PvdA), Wolters (CDA) en Feenstra (PvdA). Volgens de heer Van Erp (V.V.D.) gaf de rapportage een duidelijk overzicht van het totale overheidsaanschaffingenbeleid, maar, omdat de overheidsmarkt buitengewoon belangrijk is voor het bedrijfsleven, vond hij het jammer dat in de rapportage uitsluitend vanuit de overheid is geredeneerd. Het is daarnaast van belang een inzicht te krijgen in hoe de markt zélf denkt over het overheidsaanschaffingenbeleid. Omdat de rijksoverheid per jaar 14 miljard besteedt aan goederen en diensten, dient de markt doorzichtig en voor alle betrokken partijen toegankelijk te zijn. Het opzetten van eenduidige procedures en de reorganisatie van het directoraat-generaal Industrie en regionaal beleid hebben hieraan ongetwijfeld een bijdrage geleverd. De heer Van Erp vroeg of de minister overwoog, gelet op het multipliereffect van de regelingen IOA en SPIN-OV, deze financiële instrumenten uit te breiden. Waar in de rapportage staat dat met betere informatie vooraf nog meer kwalitatief hoogwaardige projecten ondersteund kunnen worden, vroeg hij hoe de minister deze verbetering in de informatiestructuur wil realiseren. Gelet op de marktomvang voor overheidsopdrachten in de EG, is het belangrijk het overheidsaanschaffingenbeleid te plaatsen in de context van de interne markt na 1992. Volgens de heer Van Erp blijkt uit een brochure van het EG-Adviescentrum voor ondernemingen dat reeds de gegevensbank van de EG-Commissie protectionistische elementen bevat, 911765F ISSN 0921 7371 SDU uitgeverij 's-gravenhage 1989 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16 773, nr. 1 5

omdat bij voorbeeld technische specificaties worden toegeschreven op een bepaald produkt. De informatie kan overgebracht worden op de Nederlandse computer, maar om daarvan gebruik te kunnen maken, is de ondernemer genoodzaakt een cursus te volgen. In de brochure staat met zoveel woorden dat weinig ondernemers vertrouwd zijn met de Europese markt, die bovendien gekenmerkt wordt door protectionisme. Wat doet de minister aan het uitbannen van het protectionisme? Zijn de bewindslieden bereid, speciaal voor ondernemers in het MKB, cursussen te (doen) organiseren ter vergroting van het inzicht in de Europese markt? Naar aanleiding van wat de rapportage zegt over de makelaarsfunctie van het ministerie, vond de heer Van Erp het bijzonder belangrijk dat de interdepartementale coördinatiecommissie meer dan tot nu toe goede contacten onderhoudt met de kamers van koophandel en met de innovatiecentra. Voorkomen moet worden dat Nederlandse bedrijven een achterstand oplopen, wanneer de interne markt tot stand komt. De hoogste prioriteit moet worden gegeven aan het doorzichtig maken van buitenlandse overheidsmarkten voor het Nederlandse bedrijfsleven, speciaal het MKB. Daarnaast zal de kwaliteitszorg in dit kader veel aandacht dienen te krijgen. Mevrouw Moret-de Jong (C.D.A.) vroeg in de eerste plaats nadere informatie over de samenstelling van het totaal met overheidsaanschaffen gemoeide bedrag. Wat is hiervan b.v. het aandeel van innovatieve produkten? Kan een vergelijking worden gegeven van de Nederlandse overheidsmarkt met die in andere EG-landen? Volgens mevrouw Moret staat de op blz. 3 genoemde internationale doelstelling op gespannen voet met de coördinerende doelstelling en de industriepolitieke doelstellingen van EZ. Kan de minister mededelen waar de prioriteiten liggen bij het vergroten van de internationale concurrentie? Hoe ziet hij dit in het kader van het Europa na 1992? Mevrouw Moret vroeg wat precies wordt bedoeld met de stelling dat het doorzichtig maken van de overheidsmarkt van belang is, omdat bij gebrek aan inzicht in deze markt voor een aantal belangrijke zaken de beleidsvoornemens op een te hoog abstractieniveau blijven steken. Zij kon zich b.v. niet voorstellen dat het de ministeries ontbreekt aan inzicht in de eigen behoefte aan nieuwe produkten. Jarenlang is gediscussieerd over de informatievoorziening met betrekking tot overheidsaankopen, zonder dat dit tot een werkbare oplossing heeft geleid. In 1987 is een extern bureau gestart met een proefproject registratie overheidsaankopen. Kan al iets worden gezegd over de tot nu toe opgedane ervaringen? Zijn in het proefproject ook de doelstellingen van de produktinnovatie verwerkt? Nu de inkoopfunctie voortaan geprivatiseerd zal zijn in het Nederlands inkoopcentrum (NIC), vroeg mevrouw Moret in hoeverre het NIC de industriepolitieke doelstelling inzake stimulering van innovatie zal kunnen overnemen. Het had haar verwonderd in de rapportage niets te hebben aangetroffen over het facet voorraadbeheersing en logistiek. Wat doet de overheid aan het logistiek management van de goederenstromen? Nederland heeft een grote achterstand op het vlak van de nationale vertaling van Europese richtlijnen. Geldt die achterstand ook waar het betreft de liberalisatie van de overheidsmarkten in Benelux- en GATTverband? Wordt bij voorbeeld toegezien op tijdige publikatie van internationale aanbestedingen in de vakbladen? Hoe staat de minister tegenover de uitspraak van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, gedaan in een interview in het Reformatorisch Dagblad van 12 november jl., namelijk: «Maar in de praktijk zie je wellicht dat, ook als er geen formele afscherming van markten meer is, overheden hun aankopen en aanbestedingen toch in eigen omgeving Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1 989, 16 773, nr. 1 5 2

zullen blijven doen. Bij dat gedrag spelen gewoonten en relatiepatronen nu eenmaal een grote rol. Hoe dat afloopt, is moeilijk in te schatten. Liberalisatie op het terrein van de overheidsopdrachten kan in theorie grote besparingen opleveren, maar het valt in de praktijk mogelijk zwaar tegen.»? Mevrouw Van Rijn-Vellekoop (P.v.d.A.) herinnerde eraan dat de stimulering van innovatie een belangrijke doelstelling is geweest van de nota Aanschaffingsbeleid en Innovatie. Zij betreurde het dan ook dat de rapportage zich concentreert op de aanschaffingen en slechts enkele incidentele innovatieprojecten noemt. Het aanstellen op elk ministerie van een coördinerend directeur voor de aanschaffingen zag zij slechts als een middel om de doelstelling «gecoördineerd aanschaffingsbeleid, gericht op innovatie» te realiseren. Overigens vroeg mevrouw Van Rijn in hoeverre Nederland nog specifiek op innovatie gerichte projecten via het aanbestedings- en aanschaffingenbeleid kan ondersteunen, wanneer na 1992 binnen de EG van een open markt, met volledige mededinging, sprake is. Ziet de minister nog mogelijkheden om de oorspronkelijke doelstelling op dit gebied overeind te houden? Hoe denkt de minister over de doorzichtigheid van de Europese markt na 1992, niet alleen voor de overheid, maar ook voor het Nederlandse bedrijfsleven? Is er niet veel meer nodig dan een informatietelefoon om voor het Nederlandse bedrijfsleven inzichtelijk te maken welke mogelijkheden het heeft om in te springen op de Europese markt? Is het niet mogelijk bij de overheidsaanschaffingen wat duidelijker het milieu als toetsingscriterium te hanteren? Naar de mening van mevrouw Van Rijn zou de overheid ook op dit gebied een voorbeeldfunctie kunnen vervullen. Helaas behoort de milieutechnologie niet tot de geformuleerde technologiespeerpunten. Op welke wijze denkt de minister, buiten waterzuivering en vervanging van riolering, innovatieve milieutechnologische projecten financieel te ondersteunen? Ten slotte zei mevrouw Van Rijn dat, hoewel in deze rapportage de verzelfstandiging van het RIB als feit wordt aangenomen, haar fractie daarop in de Kamer nog zal terugkomen. Het antwoord van de bewindslieden van Economische Zaken De Minister herinnerde eraan dat hij bij de behandeling van de vorige rapportage inzake het overheidsaanschaffingenbeleid een drietal toezeggingen had gedaan, welke hij ook had uitgevoerd. De eerste toezegging betreft de coördinatie per ministerie. Per ministerie is nu een coördinerend directeur aangesteld, waardoor ook de lnterdepartementale coördinatiecommissie overheidsaanschaffingenbeleid (ICO) beter werkt. De tweede toezegging heeft betrekking op de noodzaak dat bij de verschillende ministeries inzicht bestaat in de aanschaffingen. Op grond hiervan is het project registratie overheidsaanschaffingen gestart, waarbij alle aanschaffingen op basis van facturen worden vastgelegd. De voorlopige resultaten van dit project zijn gunstig en de minister overwoog dan ook tot verbreding van deze registratie over te gaan, voor zover mogelijk binnen de aanwezige (beperkte) menskracht. Hij hoopte het, na afronding van het project, als «model» aan andere ministeries te kunnen aanbieden. In de derde plaats is een toezegging omtrent de innovatiedoelstelling gedaan. Besloten is een netwerk te ontwikkelen, samen met de lagere overheden (VNG en IPO) en semi-overheidsorganisaties, zoals openbaarvervoersbedrijven. Zo is op het punt van de overheidsautomatisering een themadag georganiseerd, waarbij een platform is geboden voor 150 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16 773, nr. 15 3

overheidsaanschaffers en 150 vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Op deze gerichte manier zijn voorts bij de kop genomen de automatisering bij de politie, die van de gemeentelijke bevolkingsadministraties, medische technologie, openbaar vervoer, projecten in de bouw enz. De doelstelling van EZ bij dit alles is het stimuleren van de technologische vernieuwing van het Nederlandse bedrijfsleven. Met de gebruikte instrumenten, zoals IOA, SPIN-OV en CODEMA, worden vooral de innovatieve ontwikkelingen gestimuleerd. Terecht heeft de heer Van Erp gewezen op de multiplier-effecten hiervan. Omdat het vaak gaat om pilot-projecten, is het werkelijke multiplier-effect zelfs een veelvoud van de aanvankelijk bestede financiële middelen. De coördinerende taak van EZ bij het overheidsaanschaffingenbeleid was aan het eind van de jaren '70 gebaseerd op werkgelegenheidsdoelstellingen; daarna is het innovatieve aspect voorop komen te staan. Daarnaast is het aantrekkelijk nog andere doelstellingen, b.v. ontleend aan het milieubeleid, hierbij te betrekken. Dit gebeurt ook, in het bijzonder door bij vervangingsinvesteringen te denken aan milieuvriendelijke produkten. Een andere doelstelling wordt gevormd door de noodzaak de inkoopfuncties beter te beheren (het verhogen van de doelmatigheid bij de inkopen). De minister wees erop dat er in de EG ook nu al richtlijnen bestaan voor het gedrag van overheden bij het leveren van goederen en het aanbesteden van werken. Met het oog op 1992 moeten deze richtlijnen worden herzien. Daarnaast zal nog een nieuwe Europese richtlijn van kracht worden met betrekking tot water, energie, transport, telecommunicatie en dienstverlening in het algemeen. Mevrouw Van Rijn had naar het oordeel van de minister terecht de vraag opgeworpen of het stimuleren van Nederlandse bedrijven op grond van de innovatiebevorderende doelstelling nog mogelijk zal zijn als in 1993 de interne markt is voltooid. Hierop is nadere bezinnig noodzakelijk, hoewel het stimuleren van innovatieve ontwikkelingen ook een Europese doelstelling kan worden genoemd. Wellicht bestaat daarvoor belangstelling bij de EG-Commissie, die hiervoor eventueel een kaderprogramma zou kunnen vaststellen. De minister achtte het belangrijk dat in Europees verband het principe van openbare aanbestedingen zou worden aanvaard en dat, als er Europese technische normen bestaan, deze bij voorkeur worden toegepast. Verder dienen voorschriften te worden uitgevaardigd voor het bekend maken van aanbestedingsprocedures; waar deze al bestaan, dienen ze vereenvoudigd te worden. Het is van belang dat de termijnen van inschrijving worden verlengd en dat een goede controle op de naleving van de hierop betrekking hebbende richtlijnen plaatsvindt. In dit kader is het voor bedrijven mogelijk rechtstreeks bij de Commissie klachten in te dienen. Als uitvloeisel hiervan kunnen wellicht de Commissie het interventierecht en de mogelijkheid tot schorsing van aanbestedingsprocedures worden toegekend. Overigens zal het aanpassen van de reeds bestaande richtlijnen voor aanbesteding van werken en levering van goederen aan de situatie zoals die na 1992 zal gelden, nog uitgebreide onderhandelingen vergen. De minister zegde toe dat onderzocht zal worden hoe de markt over het in Nederland gevoerde overheidsaanschaffingenbeleid denkt. Terecht heeft de heer Van Erp het belang van de technische specificaties genoemd; om die reden is het van wezensbelang dat, als eenmaal overeenstemming over technische normen bestaat, deze bij Europese leveringen en aanbestedingsprocedures ook metterdaad worden toegepast. De mogelijkheid om op eenvoudige wijze via een databank kennis te nemen van dergelijke specificaties en normen, leek de minister voor ondernemers belangrijker dan het aanbieden van cursussen. In dit verband kondigde hij een Europese databank (in de Nederlandse taal!) Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16 773, nr. 15 4

aan ten behoeve van Nederlandse ondernemers in het midden-en kleinbedrijf. Op de vraag naar de precieze samenstelling van het totale met overheidsaanschaffingen gemoeide bedrag zal schriftelijk worden geantwoord. Innovatieve produkten vormen hierin een aandeel van 1 a 1,5 miljard. De methode van werken die nu nationaal bij de pilot-projecten wordt toegepast, is volgens de minister ook na 1992 mogelijk, omdat de Europese regels het toelaten nationale bedrijven te helpen bij het verkrijgen van een redelijke uitgangspositie. In de onderhandelingen wordt getracht die ruimte te laten voortbestaan. In het proefproject registratie overheidsaankopen zijn geen andere doelstellingen geïncorporeerd; het gaat hier zuiver om het doorzichtig maken van het aankoopproces als zodanig. Het realiseren van de doelstelling van produktinnovatie wordt hiermee natuurlijk wèl indirect vergemakkelijkt. Het Nederlands inkoopcentrum zal de industriepolitieke doelstelling inzake stimulering van innovatie slechts zeer beperkt kunnen overnemen; bij het NIC gaat het in het bijzonder om vergroting van de doelmatigheid van de aanschaffingen. Het door mevrouw Moret gegeven citaat duidt erop, zo meende de minister, dat de verwachtingen omtrent liberalisering op het terrein van overheidsopdrachten na 1992 volgens de heer Van Voorst tot Voorst ook niet té hoog gespannen moeten zijn. In dit verband merkte de minister op dat in het bijzonder de Exportbevorderings en voorlichtingsdienst (EVD) doende is met het in kaart brengen van de Europese markt op het gebied van de overheidsaanschaffingen. Ook in kringen van het bedrijfsleven zélf worden hiertoe overigens initiatieven ontplooid. Ten slotte verklaarde hij dat in overleg met het bedrijfsleven wordt gezocht naar betere technologische oplossingen voor de vervanging van verouderde rioleringen. Dit is echter een kwestie van zeer lange adem. De Staatssecretaris wees erop dat het midden- en kleinbedrijf verantwoordelijk is voor ongeveer 40% van het gebruik dat van de innovatieve instrumenten SPIN-OV en I0A gemaakt wordt. Het streven is erop gericht dit aandeel nog te versterken. Daarbij is de registratie van groot belang, niet alleen uitgesplitst naar sectoren van produkten, maar ook naar aard van de bedrijven (MKB of niet-mkb), alsmede naar regio. Over de deelname van het MKB in militaire leveranties is onlangs advies uitgebracht door de Adviescommissie militaire produktie. Binnenkort hoopte de staatssecretaris een standpunt over de hierin gedane voorstellen bekend te kunnen maken. Wat betreft het mededingingsaspect voor de situatie na 1992 kan volgens de staatssecretaris niet voldoende worden onderstreept hoe belangrijk het is dat de EG-Commissie straks beschikt over eigen bevoegdheden op het gebied van controle en interventie naar aanleiding van klachten uit het bedrijfsleven. Nadere discussie De heer Van Erp toonde zich erg gelukkig met de toezegging dat onderzocht zal worden hoe de markt denkt over het overheidsaanschaffingenbeleid. Hij drong erop aan dat bij zo'n onderzoek behalve de werkgeversorganisaties ook de kamers van koophandel worden betrokken. Anderzijds betreurde hij dat de minister afstand had genomen van zijn in 1986 gedane uitspraken over het stimuleren van cursussen, althans voor ondernemers. Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16 773, nr. 15 5

De Minister wees er bij interruptie op dat slechts is toegezegd dat de coördinerende directeuren goed zouden worden opgeleid. De heer Van Erp onderstreepte daarnaast het belang van opleiding van ondernemers, zoals ook wordt gedaan in een brochure van het EG-Adviescentrum voor ondernemingen. Het beschikbaar komen van een databank in de Nederlandse taal, achtte hij echter een goede stap voorwaarts. De gevaren voor blijvend protectionisme, speciaal door het stellen van bijkomende nationale eisen, achtte de heer Van Erp veel groter dan de minister het deed voorkomen. Het is te waarderen dat wordt getracht voor nationale pilot-projecten nog ruimte te behouden; anderzijds moet gewaakt worden tegen een versluierde vorm van protectionisme, door projecten al te snel van het etiket «innovatief» te voorzien. Vervolgens pleitte de heer Van Erp voor het laten bestaan van de mogelijkheid klachten behalve bij de EG-Commissie ook bij het ministerie van Economische Zaken in te dienen. Per slot van rekening dient het ministerie het aanspreekpunt voor het bedrijfsleven te blijven. Ten slotte wees hij nog eens op de mogelijkheid om het project «lnformatievoorziening videotex midden- en kleinbedrijf» te gebruiken ten behoeve van de informatie aan het MKB. Mevrouw Moret-de Jong vroeg de minister aan de hand van een enkel voorbeeld te verduidelijken dat de doelstelling van het overheidsaanschaffingenbeleid van werkgelegenheidbevordering is verschoven naar bevordering van innovatie. Met betrekking tot het gevaar van protectionisme binnen Europa was mevrouw Moret verre van gerustgesteld. Zij vreesde dat via de achterdeur nieuwe protectionistische tendensen hun intrede zouden doen. Daarom had zij ook commentaar gevraagd op de uitspraak van de heer Van Voorst tot Voorst. Mevrouw Van Rijn-Vellekoop vroeg waar de eindverantwoordelijkheid ligt voor de overheidsaanschaffingen, bij elk ministerie afzonderlijk of bij het ministerie van Economische Zaken. Over de Europese dimensie was zij niet gerust. Zij had de indruk dat per 1 januari a.s. al Europese richtlijnen gaan gelden, maar dat nog veel discussie wordt gevoerd over de praktische uitvoering daarvan. Hoe moet men in dit kader de proefprojecten zien? Als deze specifieke technische eisen opleveren, die uitsluitend voor één produkt gelden, komt men dan niet in strijd met de richtlijnen? De afhoudende houding van de minister tegenover het door ondernemers volgen van cursussen had mevrouw Van Rijn verbaasd. Wil hij zijn standpunt verduidelijken? De Minister zegde toe de kamers van koophandel te zullen betrekken bij het onderzoek naar het oordeel van de markt over het overheidsaanschaffingenbeleid. Vanzelfsprekend had de minister niet tot uitdrukking willen brengen dat het volgens hem niet nodig is dat ondernemers cursussen volgen. Primair zag hij het echter als de taak van het ministerie om de doorzichtigheid van de (Europese) markt zodanig te vergroten dat niet op voorhand al cursussen nodig zijn. Door de kamers van koophandel en de innovatiecentra kunnen, zo nodig, aanvullende seminars, voorlichtingsbijeenkomsten e.d. worden georganiseerd, maar bedacht moet worden dat in het bijzonder kleine ondernemers wat dit betreft over onvoldoende staf beschikken. De minister deelde mede dat in Benelux-verband overleg wordt gevoerd over het elimineren van bijkomende nationale eisen bij aanbestedingen. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid voor Neder- Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16 773, nr. 15 6

landse bedrijven om zich bij een kamer van koophandel in België of Luxemburg in te schrijven. Overigens kon de minister toezeggen dat bedrijven met klachten, behalve bij de EG-Commissie, ook altijd bij het ministerie van Economische Zaken terecht kunnen. De minister zei dat bepaalde vormen van protectionistisch handelen moeilijk uit te bannen zullen zijn. Het «ons kent ons» zal vaak opgeld doen, hetgeen overigens niet uitsluitend nadelen heeft. De door mevrouw Moret geciteerde woorden van de heer Van Voorst tot Voorst duiden erop dat het Europa van 1992 niet van de ene op de andere dag vorm zal hebben gekregen. Daartoe zijn immers naast juridische en economische veranderingen ook veranderingen in cultuur en mentaliteit vereist. Toch kan worden geconstateerd dat allerwegen in Europa het bedrijfsleven anticipeert op het voltooien van de interne markt, onder meer door het opzetten van eigen databanken e.d. De EVD spant zich in om deze informatie naar het Nederlandse bedrijfsleven door te spelen. Immers, het Nederlandse bedrijfsleven moet, op weg naar 1992, in een redelijke uitgangspositie worden gebracht. Dat is geen kwestie van concurrentievervalsing maar van concurrentieversterking. Hierop is het instrumentarium dan ook gericht. Na 1992 zal deze ontwikkeling grotendeels moeten worden voortgezet in EG-verband. Dat geldt in het bijzonder voor de innovatiebevorderende instrumenten. De minister gaf de volgende voorbeelden van innovatieve aanschaffingen: - onderstellen van treinen; - natte standaardcellen in woningbouw; - bijzondere funderingen; - gemeentelijk automatiseringsproject; - automatisering bij de politie. De eindverantwoordelijkheid voor overheidsaanschaffingen ligt bij de betrokken ministeries. Economische Zaken coördineert slechts en probeert de geformuleerde algemene beleidsdoelstellingen te realiseren. Vooralsnog zag de minister geen strijdigheid tussen de proefprojecten en de Europese richtlijnen voor de levering van goederen. De EG 1992-databank die de minister binnenkort zal aankondigen, is een algemene databank die informatie verschaft over de voortgang met betrekking tot de bekende 300 maatregelen die genomen moeten zijn vóór 1 januari 1993. De EVD houdt zich in het bijzonder bezig met gegevens omtrent specifieke aanbestedingen e.d., ook in Europees verband. Op den duur zal integratie van de diverse databanken gewenst zijn. Met het oog daarop heeft de EVD gebruik gemaakt van dezelfde infrastructuur als de EG bij het opzetten van haar databank. De Staatssecretaris deelde nog mede dat in het dagelijks verschijnende Europese publikatieblad alle aanbestedingen zijn vermeld. Voorts herinnerde hij ook aan de maatregelen op het gebied van scholing van de MKB-ondernemers welke in de nota «Ruim Baan» zijn aangekondigd. De voorzitter van de commissie, Pronk De griffier van de commissie, Koppen Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 16 773, nr. 15 7