Z@@gdier [5&1 *.(..) * HANDLEIDING. m*.., *", ~ -~-..t!.. ~ * -... ~ * t:, \995 * * * ~~ <1tuurbesC;



Vergelijkbare documenten
Vademecum voor het tellen van uitvliegers

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN...

Vleermuizen DEN HAAG EN OMGEVING KAARTBIJLAGE. Kees Mostert, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland

NATUURONDERZOEK A9 BADHOEVEDORP

Vleermuizen & vogels Pr. Steynstraat e.o. te Velsen

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008

Meetnet Vleermuis Transect Tellingen. Handleiding bij Het uitzetten en rijden van een NEM VTT route

Rapportage onderzoeken vleermuizen, huismus en gierzwaluw

Nader onderzoek naar vleermuizen Nieuw Graswijk te Assen

Notitie flora en fauna

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

NADER ONDERZOEK VLEERMUIZEN IN HET VOORMALIGE DORPSHUIS VAN YDE

(O, Omgevingsdienst regio Utrecht

Word ook actief voor onze zoogdieren!

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern

B i j l a g e : I n v e n t a r i s a t i e H u i s m u s e n v l e e r m u i z e n i n h e t k a d e r v a n d e F l o r a - e n fau n a w e t

INHOUDSOPGAVE. Het voorkomen van vleermuizen, amfibieën en vissen in het gebied van de stedelijke uitbreidingslocatie te Elst. 1 INLEIDING...

Informatieles Vleermuizen

Huismus- en vleermuisinventarisatie op planlocatie de Marke III te Hengevelde

Vleermuizenonderzoek Het Bosje te Elst

Concept HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN EN ROND DE CONTREIE TE OOSTERHOUT

ASSCHATTERWEG LEUSDEN. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en de functie van de omgeving voor vleermuizen

Natuuronderzoek Pauwhof in Zwaanshoek

Wijchense Méérvleer 5

Inleiding en doel. Methodiek. 3 augustus 2010 B De heer Klasberg

Vleermuisonderzoek Schuttersbosch Eindhoven

Notitie n.a.v. onderzoek vleermuizen

ACTUALISATIE 2009 VAN HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN, GROTE BONTE SPECHT EN STEENUIL IN EN ROND KORTENOORD TE WAGENINGEN

Vleermuisonderzoek locatie Merenhoef te Maarssen

Opname van een Laatvlieger met een min frequentie van 27 khz ( ).

Eindrapportage HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN AAN DE MAATWEG 1 TE AMERSFOORT

INHOUDSOPGAVE. Gierzwaluwbescherming Nederland 1

Vleermuizenonderzoek De Hond/Bloemenwijk. Gemeente Culemborg

HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DE BIEZENKAMP TE LEUSDEN

Geachte heer van Gerven,

SCHOLEN LEUSDEN. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en naar de functie van de omgeving voor vleermuizen

Notitie aanvullend onderzoek BIC te Eindhoven

Onderzoek vleermuizen en steenmarters Dommelsvoort Oktober 2011

Een netwerk voor vleermuizen

Resultaten veldbezoek vleermuizen en vogels Hotels van Oranje te Noordwijk

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

Aanvullend vleermuizenonderzoek bedrijventerrein Rijssen- Enter

Resultaten onderzoek vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen Portiekwoningen Soendalaan-Billitonstraat e.o. te Vlaardingen. Kader

Rapport vleermuisonderzoek Voormalige boomkwekerij Kuijer BAARN

Vleermuizen en de grote bonte specht in en rond het plangebied van drie bebouwingslocaties te Rozenburg (ZH)

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen

Notitie aanvullend onderzoek bosrand Oisterwijk

VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDING VAN BASISSCHOLEN DE AKKER EN DE DR. SCHAEPMANSCHOOL TE BARENDRECHT

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Vleermuisonderzoek Vlietsingel, Medemblik

Nader onderzoek Vleermuizen en Steenmarter Ellertshaar 6 (gemeente Borger Odoorn)

TELINSTRUCTIE REEËN IN UTRECHT. Wie? Wat? Waar? Projectteam Faunatellingen i.s.m. de Utrechtse Wildbeheereenheden

Vleermuis onderzoek Vervangende nieuwbouw Bredius Amsterdam

Vleermuisinventarisatie aan de Hofstraat te s- Heerenberg

Vleermuisonderzoek. Heideweg 52 Soest. In het kader van de Wet natuurbescherming

Onderzoek vleermuizen

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND DE LOOCH TE VIANEN

Inventarisatie van Gierzwaluwen

Concept rapportage ACTUALISEREND ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET GEBIED EN OMGEVING VAN GOLFCLUB HOOGE VORSSEL TE NISTELRODE

Vleermuizen in de Hoge hof (Biesbosch)

Vliegen met je handen

Memo Aanleiding Werkwijze

Gevlederde Vrienden. Vleermuizen in en om het huis

Wat vliegroutes van meervleermuizen ons kunnen vertellen

Rapportage soortgericht onderzoek Cannerweg 8 & 10

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Nader onderzoek vleermuizen, huismus en gierzwaluw Warmenhuizen Centrum

Afdoend onderzoek ecologie Kanaaldijk 63 te Watergang

Bathopper project 2016

Vleermuizen rond verzorgingstehuis Ruijschenbergh, Gemert

VERENIGING VOOR ZOOGDIERKUNDE EN ZOOGDIERBESCHERMING Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, tel , fax ,

Eindrapport HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN EN VOGELS IN EN DIRECT ROND ACHTERVELD TE LEUSDEN

Rapportage onderzoeken vleermuizen, huismus en gierzwaluw Locatie Campagne, Medoclaan te Maastricht

Vleermuisonderzoek. Het Nardusboer 215 te Oldenzaal. In het kader van de Wet natuurbescherming

Concept rapportage VLEERMUIZEN IN EN DIRECT ROND EEN NIEUWBOUWLOCATIE TE OUDEWATER

Compensatie en mitigatie voor de vleermuis en de huismus in plangebied Jeruzalem

Eindrapport VLEERMUIZEN EN BROEDVOGELS IN EN DIRECT ROND DE VOERT 10 TE BERGEN

Faunaconsult. Tegelseweg GK Belfeld Tel: KvK Limburg BTW nr: NL B01

Een (t)huis voor vleermuizen. Waar kunnen ze zich verschuilen

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht

Vleermuizen inventariseren rond Baarn en Soest in 2011

Vleermuisonderzoek Gorinchem

BM-RAPPORT Vleermuisonderzoek. Veenendaal Industrielaan. M.W. van den Hoorn, 5 oktober 2011.

Eindrapport VLEERMUIZEN IN EN ROND STADSDEELHART ANKLAAR TE APELDOORN

Vleermuizen in het Maasheggengebied

Resultaten vleermuis- en huismussenonderzoek in een woonwijk in Zuidlaren

Notitie vleermuisonderzoek herinrichting centrum Best

Ordito t.a.v. dhr. F.A. Jiskoot Postbus ZH GILZE

Vleermuizen MOB Ulicoten Onderzoek naar het gebruik van MOB complex Ulicoten door vleermuizen

Handleiding LiveAtlas

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND EEN GEBIED AAN DE J.P. GOUVERNEURLAAN 20 TE SASSENHEIM


Vleermuisonderzoek De Schoof te Wervershoof

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van de gemeente Wijchen. Vleermuisonderzoek Cultureel Centrum t Mozaïek, Wijchen

Het verloop van het aantal vleermuizen in een winterverblijf

Vleermuizen. in onze omgeving

Wijchense Méérvleer 3

Eindrapport BESCHERMDE SOORTEN TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND FIETSPAD BERNHARDSTRAAT TE RUCPHEN

Transcriptie:

[5&1 \995 * * * *.(..) * ~?... m*.., *", ~ -~-..t!.. ~ * -... ~ * t:, lil ~.,f:' ~.r ~ * * * ~e ~~ <1tuurbesC; Z@@gdier...,',"".,i'i"\\\.{.../"'--"~,,/"'_/ monltonng HANDLEIDING VOOR HET TELLEN flan KOLONIES VAN VLEERMUIZEN IN GEBOUWEN.. Uitgave 1995

INHOUD EN HOOFDPUNTEN Inhoud LEESWIJZER SAMENVATTING Pag. Hoofdpunten 3 Opzet van deze handleiding. 3 Hele werkwijze in het kort. INLEIDING 6 Monitoring om vinger aan de pols te houden. Doel 7 Jaar na jaar vaststellen van veranderingen in aantallen, eventueel per landschapstype of in verspreidingspatroon. Opzet 7 Tellen van bekende kolonies en opsporen van nieuwe in juni in een vastomlijnd gebied (telgebied). Jaarlijks op dezelfde manier uitvoeren. Wie kunnen deelnemen? 8 Bekende kolonies door vrijwel iedereen (bijv. bewoners), opsporen Uitvoering en verslag legging Organisatie 2 VOORBEREIDING Keuze telgebied ", Invallen en overnemen 11 van telgebieden van nieuwe kolonies vereist een detector en enige ervaring. 8 Aanmelden Provinciale Coördinator, samen met deze een telgebied vaststellen. Invullen van gegevens op een formulier en een bijbehorende kaart. Jaarlijks worden de resultaten gepubliceerd in de Nieuwsbrief of elders. 9 Organisatie, coördinatie en verwerking meeste gegevens bij Zoogdiermonitoring en sommige provinciale organisaties. Gebruik gege vens in overeenstemming met de doelstelling van Zoogdiermonitoring en van de gekozen deelnemende organisatie. 1 0 In overleg met Provinciale Coördinator. Hou bij het volgen van een enkele kolonie ook oog voor de directe omgeving, bijv. in een cirkel met straal van 200 m rond de kolonie. Kies liever een wat grotertelgebied, niet te groot en niet te klein, zoek liefst samenwerking met anderen. Voor één persoon is in bebouwing ± 200 ha mogelijk. Kies liefst een landschappelijke eenheid, als een soort eiland in de omgeving, zoals een dorp of kleine stad. Probeer bij afwezigheid een vervanger te zoekent-probeer' het verloop in telgebieden te beperken. 3 VELDWERK 12 Het project heeft een voorkeur voor kraamkolonies, dus tellen in juni en tenminste eenmaal, maar liefst 2-3x. Opsporen van kolonies 12 Het volgen van vliegroutes en het opsporen van inzwermende vleermuizen. Andere manieren om 16 Geluiden van jongen overdag, oproepen in de media. kolonies te vinden Kraamkolonie of andere?16 Dekking vh. telgebied. 16 Na de laatste uitvlieger zijn geluiden van de jongen hoorbaar. Let erop dat elk jaar het gehele gebied even goed wordt onderzocht, Hou rekening met meerdere plaatsen waarover een kolonie verdeeld Handleiding tellen kolonies vleermuizen

4 kan zijn. Weersomstandigheden 17 Tel alleen bij goed weer, droog, wind minder dan 3 Beaufort en temperatuur van minstens 10 0 C. Tellen van uitvliegers Noteren van de resultaten SimultaantelJingen 17 Kies een goede telplek, tegen een lichte achtergrond. Let op eventuele meerdere uitvliegopeningen (meer tellers), hulp van detector is hierbij handig. Let op tijdstippen eerste en laatstej uitvlieger. Bij woonhuizen is het raadzaam de bewoners in te lichten, geef hierbij goede voorlichting. Let op de juiste soortherkenning. 20 Noteer tenminste datum, locatie, soort, totaal aantal uitvliegers, waarnemer(s) en liefst ook aard van de locatie en de omgeving, tijdstippen eerste en laatste uitvlieger, eventuele bijzonderheden. Teken de locatie in op een gedetailleerde kaart. 20 Bij een kolonie die op meerdere plekken tegelijk zit moet een gelijktijdige telling met meerdere tellers worden uitgevoerd (simultaantelling). Dat geldt ook voor verplaatsgrage soorten in een groter gebied. Dan eerst alle plekken opsporen en tegelijkertijd tellen met vele waarnemers. Goed organiserenl Tips voor het veldwerk 21 Begin tijdig met het controleren van de aanwezigheid van de kolonie of met het opsporen van nieuwe. Gebruik bij het tellen een dictafoon of een helper die schrijft. Zorg voor warme kleding en iets tegen de muggen. FORMULIER EN KAART Telformulier 22 Toelichting op de gevraagde informatie en de codering hiervan. Locatieformulier Kaart met kolonies 24 Idem 25 Teken de locaties nauwkeurig in op (kopie van) topografische kaart. Nummer zelf de locaties. Teken ook de begrenzing van het telgebied hierop duidelijk aan en hou die elk jaar hetzelfde. Kaarten zijn eventueel verkrijgbaar via de Provinciale Coördinator of Zoogdiermonitoring. 5 GEBRUIK GEGEVENS 28 De gegevens worden vooral gebruikt voor landelijke overzichten. Overig gebruik gebeurt in overeenstemming met de richtlijnen van de gemachtigde organisatie. 6 BESCHERMING 29 Houdt oog voor ontwikkelingen in het gebied die de vleermuizen kunnen beïnvloeden. Geef voorlichting, ook met betrekking tot de kans op rabies. Probeer zoveel mogelijk kolonies te behouden. Tabel 1 en 2 Lijst coördinatoren 30 Tijden van uit- en invliegende vleermuizen. 31 Adressen en telefoonnummers van alle coördinatoren. Adressen deelnemende zoogdier-organisaties. LEESWIJZER Deze handleiding beschrijft alle handelingen die nodig zijn voor het meedoen aan het kolonieproject. De tekst bestaat uit een samenvatting van de werkwijze en een meer uitgebreide beschrijving daarvan. De samenvatting geeft een beknopte maar volledige beschrijving van de handelingen die moeten worden uitgevoerd. Deze beschrijving is bij enige kennis van vleermuisonderzoek al voldoende, tezamen met hoofdstuk 4 over het invullen van de formulieren. De hoofdstukken 1-3 en 5-6 dienen als naslagwerk. Hierin wordt de hele werkwijze uitvoerig uitgelegd en wordt achtergrond-informatie gegeven. Als bepaalde handelingen (of het waarom daarvan) niet voldoende duidelijk blijken uit de samenvatting, kunt u ze hier nog eens nalezen. Hoofdstuk 4 gaat uitvoerig in op het invullen van de formulieren en de bijbehorende kaart(en). U hoeft dit waarschijnlijk maar eenmalig door te lezen om te begrijpen wat de bedoeling is. De formulieren zijn zo 09tworpen, dat het invullen daarvan zich vanzelf wijst. SAMENVATTING In Nederland hebben we inmiddels een aardig beeld van het voorkomen van onze wilde zoogdieren. Daarentegen bestaat nog maar weinig inzicht in de veranderingen in aantallen en verspreiding, die onze wilde zoogdieren in de loop van de tijd hebben ondergaan. Verschillende soorten zijn vermoedelijk in aantal afgenomen, maar we weten niets over de mate daarvan en o! dat overal in Nederland is gebeurd. Dat maakt het moeilijk om iets voor hun bescherming te ondernem..1ln. Om daarin verandering te brengen wordt nu door Zoogdiermonitoring een Meetnet Zoogdieren ingericht. Hiermee kunnen we die veranderingen in aantallen en verspreiding volgen (monitoring). Het Kolonieproject is een ondfrdeel hiervan. Opzet en deelname De bedoeling is dat iedere waarnemer of groep waarnemers de populatie vleermuizen volgt binnen een telgebied. Deze populatie kan in wezen bestaan uit een enkele kolonie op een bepaalde plaats, maar beter is het volgen van de aantallen in een wat groter telgebied. Zo'n telgebied kan bestaan uit een dorp ol kleine stad of een duidelijk begrensd gedeelte daarvan. Binnen zo'n teigebiedworden de uit de kolonie(s) vliegende vleermuizen 1-3 keer geteld in juni. Dit moet dan op dezelfde wijze ieder jaar worden herhaald. 2 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 3

Aan dit project kan feitelijk bijna iedereen meedoen. Voor het tellen van uitvliegende vleermuizen is in het geheel geen specialistische kennis nodig. Voor het zelf opsporen van nieuwe nog onbekende kolonies is een ultrasoonontvanger of batdetector nodig. Deze zijn te koop of (een beperkt aantal) voor een klein bedrag te huur bij de VLEN of Zoogdiermonitoring. Het herkennen van de verschillende in bebouwing voorkomende soorten, zal na enige o~fening voor de meeste mensen geen groot probleem zijn. Mensen die willen meedoen moeten zich van te voren aanmelden bij Zoogdiermonitoring of bij de Provinciale Coördinator van hun provincie. Voor mensen die alleen een enkele kolonie willen tellen (bijvoorbeeld in de eigen woning) is een aparte instructiefolder met invulkaart beschikbaar. Deze handleiding is vooral bedoeld voor mensen, die zich in groepsverband willen bezighouden met het in kaart brengen en tellen van een telgebied. Het van te voren aanmelden voorkomt dat er dubbel werk wordt gedaan. Werkzaamheden Ook al is deze handleiding vrij uitgebreid, de benodigde werkzaamheden zijn toch niet erg ingewikkeld. We wilden echter wel zoveel mogelijk informatie over de methode beschikbaar stellen, zodat men meer informatie tot zich kan nemen als daar behoefte aan bestaat. Allereerst moet het telgebied worden gekozen. Dat gebeurt in overleg met de Provinciale Coördinator. Hierbij wordt een telgebied gekozen dat een min of meer duidelijke eenheid vormt, als een soort eiland in de omgeving. Dat zal vaak een dorp of kleine stad zijn. Op een kaart met topografische ondergrond wordt de begrenzing ingetekend. Hierop kunnen later ook de locaties van de gevonden kolonies worden ingetekend. Bij het verkrijgen van dergelijke kaarten kan de Provinciale Coördinator of Zoogdiermonitoring u ook behulpzaam zijn. Bij de begrenzing hoeft men niet te letten op de ligging ten opzichte van de zgn. kilometerhokken en atlasblokken, maar alleen op de ligging in het landschap en de telbaarheid van het oppervlak. Het veldwerk bestaat vooral uit het opsporen van kolonies en het tellen daarvan. Het tellen vindt plaats in juni, het opsporen kan soms al kort van te voren in eind mei plaatsvinden. Het opsporen van nog niet bekende kolonies gaat het beste door af te gaan op zgn. inzwermende vleermuizen. Voordat vleermuizen aan het eind van de nacht hun verblijfplaats weer binnengaan, vliegen ze een tijdlang kriskras door elkaar heen bij de invliegopening. Dat gebeurt in het laatste deel van de nacht, kort voordat het licht wordt en soms ook nog bij het eerste daglicht. Het tijdstip waarop dat gebeurt hangt af van de soort (zie tabel 2 achterin) en van de plek zelf. In die periode moet men het af te zoeken gebied kriskras doorkruisen en luisteren of men een flink geknetter hoort op de ultrasoonontvanger. Per soort vleermuis duurt dat inzwermen ongeveer een half uur. Denk er hierbij aan,. dat vleermuizen ook aan de achterzijde van de huizen kunnen zitten, dus moet",men ook aan die zijde proberen te luisteren. Deze werkzaamheden gaan meestat.het beste per fiets. Is nu een kolonie gevonden, dan wordt het adres opgeschreven, evenals de naam van de bewoners (als er een naambordje is) en wordt de plek (achteraf) zo nauwkeurig mogelijk op kaart ingetekend. Daarna gaat men meteen verder zoeken of er zich misschien nog meer kolonies in de omgeving bevinden. Het tellen van de kolonie kan het beste meteen de eerstvolgende avond tijdens het uitvliegen gebeuren, omdat dan de kans het kleinst)s dat de kolonie inmiddels is verhuisd. Als er zich meer dan één kolonie bevindt in het telgebied, is het verstandig om alle kolonielocaties in één keer tegelijk te tellen met meerdere tellers (simultaantelling). Hiermee wordt namelijk vermeden dat er zich dubbeltellingen voordoen door tussentijdse verplaatsingen. Het tellen zelf gaat het beste tegen een lichte achtergrond. De tijdstippen waarop de vleermuizen in juni meestal uitvliegen staan vermeld in tabel 1 (achterin). Afhankelijk van de grootte van de kolonie neemt het tellen enkele minuten tot een uur in beslag. De telling eindigt 15 minuten nadat de laatste vleermuis is uitgevlogen. Kraamkolanie of niet? Wij zijn- vooral geïnteresseerd in kraamkolonies. Dat zijn kolonies waar de vrouwtjes hun jongen verzorgen. Men kan dit het beste constateren door vanaf... midden juni te luisteren of er geluiden van (jonge) dieren komèn uit de verblijfplaats, op het moment dat alle (volwassen) dieren zijn uitgevlogen. De resultaten van de tellingen worden ingevuld op het telformulier, het locatieformulier en de bijbehorende kaart. De formulieren zijn zo ontworpen dat het invullen betrekkelijk weinig werk kost. Het is wel handig om tenminste eenmaal van te voren de toelichting door te lezen (hoofdstuk 4), maar daarna moet het zichzelf wijzen. De resultaten worden opgestuurd naar ZOOGDIERMONITORING, Antwoordnummer 8847, 3500 ZK Utrecht. Van hieruit worden de gegevens doorgestuurd naar de betreffende Provinciale Coördinator. 4 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 5

1 INLEIDING In 1992 verscheen de Atlas van de Nederlandse Zoogdieren en in 1996 zal de Atlas van de zomerverspreiding van vleermuizen verschijnen. Hiermee is een periode van verkennend verspreidingsonderzoek aan zoogdieren afgesloten. Een logisch vervolg hierop is het volgen van de veranderingen in éjantalien en verspreiding (monitoring). Door de verborgen leefwijze van veel soorten en het (tot nu toe) beperkte aantal zoogdierliefhebbers is dit geen eenvoudige opgave. Toch wordt een Meetnet Zoogdieren opgezet. Er bestaat namelijk grote behoefte aan monitoring-gegevens, zowel bij zoogdierbeschermende organisaties als bij de overheid. Door het volgen van de aantalsontwikkelingen in een meetnet kan een indruk worden verkregen van het wel en wee van de verschillende soorten, zowel op landelijk als op regionaal niveau, en van de oorzaken daarvan. Aan de hand hiervan kunnen de diverse organisaties en overheden besluiten of er maatregelen moeten worden genomen om deze ontwikkelingen te beinvloeden. Enkele monitoring-projecten bij zoogdieren lopen al wat langer, zoals de jaarlijkse tellingen van overwinterende vleermuizen (sinds 1 942) en de dassen census eens in de 10 jaar (sinds 1960). Met ingang van 1994 is gestart met nog enkele monitoring-projecten bij zoogdieren. Hierbij gaat het om tellingen van kolonies van vleermuizen, van roepende mannetjes van vleermuizen, van nesten van eekhoorns en om punt- en transecttellingen bij vleermuizen en dagactieve zoogdieren. Dit gebeurt in een samenwerkingsverband van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) en de Vleermuiswerkgroep Nederland (VLENI, waaraan ook andere organisaties deelnemen. Het geheel wordt financieel ondersteund door het Informatie- en KennisCentrum Natuurbeheer (lkc-n) en door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat ook logistieke ondersteuning :verleend. Later zullen nog andere projecten worden gestart, zoals braakbalonderzoek (1995), vallenonderzoek, onderzoek naar sporen, enz. Bij de tellingen van overwinterende vleermuizen wordt een aantal soorten gemist, omdat deze elders en niet zichtbaar overwinteren. De belangrijkste hiervan zijn de gebouwbewonende soorten dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis en de boombewonende rosse vleermuis. Om de ontwikkelingen bij die soorten toch goed te kunnen volgen, moeten andere methoden worden gevolgd. Eén van de belangrijkste methoden is het tellen van (kraam)kolonies. Naast het tellen van kolonies van voornoemde vier soorten zijn we ook geïnteresseerd in andere soorten. Ook als het zou gaan om soorten die al in de winter veel worden geteld, zijn zomergegevens van belang. De populaties in zomer en winter verschillen waarschijnlijk van elkaar, zodat we ze liefst beide willen volgen. Voor en tijdens het Vleermuis Atlas Project zijn al vrij veel kolonies gevonden. Daarnaast is er ook al een groep vrijwillige medewerkers die belangstelling voor en kennis van vleermuizen heeft. Dit tezamen met de gunstige ervaringen ir<het buitenland lijken voldoende ingrediënten voor het op grotere schaal starten van een boeiend project: het tellen en volgen van kraamkolonies van vleermuizen. Doel Dit kolonieproject heeft ten doel om vast te stellen welke veranderingen er jaar na jaar optreden in de aantallen 's zomers in Nederland verblijvende vleermuizen. Bij voldoende deelnemers kan naast de ontwikkelingen op landelijke schaal tevens gekeken worden naar regionale ontwikkelingen of ontwikkelingen in verschillende landschapstypen. Daarnaast kan dit project oqk inzicht geven in veranderingen in het verspreidingspatroon. Uiteindelijk kartinzicht worden verkregen in de mogelijke oorzaken van de ontwikkelingen. In eerste instantie wordt de aandacht gericht op gebouwbewonende soorten. Deze zijn betrekkelijk eenvoudig te tellen door een vrij breed publiek en passen goed bij het doel van het Europees Natuurbeschermingsjaar. Vleermuizen in stad of dorp zijn een vorm van 'alledaagse' natuur, waarvan de bescherming centraal staat in het Europees Jaar van de Natuurbescherming 1995. Opzet De in dit project te' volgen methode komt neer op het volgen van een bepaalde (min of meer) vastomlijnde populatie vleermuizen. Dit kan het volgen van een al bekende en tamelijk honkvaste kolonie op een bepaalde plaats zijn, maar omdat veel kolonies met enige regelmaat verhuizen of zich opsplitsenfis het beter om de aantallen in een bepaald telgebied te volgen. Binnen zo'n telgebied komt de methode neer op het (opnieuw) lokaliseren van kraamkolonies, het bepalen van de soort en het één of meer keren tellen ervan. Het is de bedoeiing dat de waarnemers dit steeds in het zelfde telgebied en volgens dezelfde werkwijze doen en bovendien bij voorkeur vele jaren achter.een. De werkwijze moet voor alle deelnemers gelijk zijn, zodat de tellingen ook,tussen de telgebieden onderling te vergelijken zijn. 6 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 7

~~~~~~~m ====~~=_"_'_'_'_'_"_"_'_'_'_'_'_'_'_'_'_'''.,'-'-''.'-'''''''-''-'''''''-'-..,,''-'',;:.''"'''''''''''',:*':=~ "'_"' """"""'m_.""... ~""""<:,,~"<:':,.._.:w;;::;;;:;;;.::e_;;"*''%.'%.'%.'<::,.'<::,.'<::,.'%.'%.'<::,.'%:.~'%~~~%~:::n::::::::::::::::::::~::::::::::~:::::::: Wie kunnen deelnemen? Aan het tellen en volgen van een plaatstrouwe kolonie in de bebouwing kan vrijwel iedereen meedoen, zoals de menselijke (mede)bewoners van een woonhuis. Dat kan ook best zonder technische hulpmiddelen. Het opsporen van (nieuwe) kolonies in een tel gebied vraagt ie1ts meer kennis van de medewerkers. Dit gaat bij de meeste soorten het beste met behulp van een ultrasoonontvanger of batdetector. Deze zijn te koop of (een beperkt aantal) voor een klein bedrag te huur bij de VLEN of Zoogdiermonitoring. Het herkennen van de verschillende in bebouwing voorkomende soorten zal niettemin na enige oefening voor de meeste mensen geen groot probleem zijn. Bij twijfel kan men het beste contact opnemen met een onderzoeker met meer ervaring. De bedoeling van dit project is, dat het vele jaren achtereen op dezelfde wijze wordt uitgevoerd. Het project is dus het meest gebaat bij echte volhouders! Hierbij kan het werken met een groep van tellers grote voordelen hebben. Uitvoering en verslaglegging Tellers dienen zich van te voren aan te melden bij Zoogdiermonitoring of bij de Provinciale Coördinator van de provincie waarin zij willen tellen (zie achterin deze handleiding, de meest recente informatie hierover staat steeds in de Nieuwsbrief van de VLEN). Losse kolonies die door de bewoners worden geteld kunnen altijd meedoen. Hou dan echter wel oog voor eventuele aanwezigheid in de directe omgeving van de woning. Bij mensen die een wat groter telgebied willen onderzoeken, kan de Provinciale Coördinator aangeven welk onderzoeksgebied of welke soorten de voorkeur hebben om geteld te worden. Dat is nodig om bruikbare resultaten te verkrijgen en ter voorkoming van dubbel werk. Natuurlijk bepalen de tellers uiteindelijk zelf welk gebied ze tellen. Hoe het tellen van kraamkolonies van vleermuizen in een telgebied het best kan worden uitgevoerd, wordt verderop in deze handleiding beschreven. Voor mensen die alleen de kolonie in en om het eigen huis willen tellen, is een aparte instructiefolder met invulkaart beschikbaar. Het is belangrijk dat de begrenzing van het telgebied zo goed mogelijk op een begeleidende kaart wordt aangegeven. Ook is het noodzakelijk om een kaart te hebben, waarop de ligging van de kolonies zo goed mogelijk wordt bijgehouden. Zoogdiermonitoring bepaalt hiervan namelijk de nauwkeurige Amersfoortcoördinaten, tenzij u dat zelf doet. Ook is dit van belang voor het geval dat doof'~omstandigheden iemand anders de tellingen moet uitvoeren of zelfs te zijne!:'; tijd het telgebied moet overnemen. De resultaten van het project zullen jaarlijks worden vermeld in de Nieuwsbrief van de VLEN en elders (bijv. de tijdschriften Zoogdier of Lutra). Tellers ontvangen aan het begin van een nieuw telseizoen een rondschrijven, met daarin een korte samenvatting van deze resultaten en eventuele nieuwe invulformulieren. Voor vragen kunt u altijd terecht bij uw coördinator of bij Zoogdiermonitoring. Het is mogelijk dat elke teller te zijner tijd een uitdraai van diens ingevoerde gegevens ter controle krijgt toegestuurd. In dat geval is het zaak deze nauwkeurig te controleren en weer terug te sturen. Hierdoor kan de betrouwbaarheid van de gegevens worden bewaakt. Organisatie De organisatie en coördinatie van dit project op landelijke schaal berust bij Zoogdiermonitoring, op provinciale schaal berust dit bij een Provinciale Coördinator. Deze functioneert in sommige provincies namens een regionale organisatie. De verwerking van de gegevens berust op landelijke schaal bij Zoogdiermonitoring en het CBS. Na inzending van de gegevens naar Zoogdiermonitoring gaan deze-voor een eerste controle terug naar de betreffende Provinciale Coordinator, voordat ze centraal worden verwerkt. r De tijdsbesteding per teller is afhankelijk van aard en grootte van het tel gebied en van het aantal samenwerkende tellers (telgroep). Na opgedane ervaring kan de tijdsbesteding minder groot worden, omdat de meeste kolonies maar een beperkt aantal favoriete verblijfplaatsen heeft en deze na verloop van tijd bekend zullen worden. Toch moet men altijd blijven openstaan voor het bestaan van nieuwe locaties. 8 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 9

2 VOORBEREIDING Keuze van het tel gebied Kies het tel gebied in overleg met de Provinciale Coördinator. Wanneer men slechts één enkele kolonie wil tellen (die in het eigen huis biiy0orbeeld), zou men door ook de omgeving tot op een afstand van zo'n 200 m in de gaten te houden, een telgebied creëren van 12 % ha. Beter is het om een wat groter tel gebied te volgen. Omdat het de bedoeling is dat gedurende een reeks van jaren hetzelfde gebied met dezelfde inspanning wordt onderzocht, is het belangrijk om dit tel gebied ook weer niet tè groot te kiezen. De grootte hangt ook af van het aantal medewerkers in een telgroep. In de bebouwing kan één persoon wel zo'n 200 ha aan (ter grootte van 2 kilometerhokken). Omdat (kraam}kolonies van sommige soorten nogal eens kunnen verhuizen, bestaat altijd de kans dat ze zich tot net buiten het telgebied verplaatsen. Daarom moet een telgebied ook weer niet te klein zijn. Het mooist is een telgebied dat bestaat uit een landschappelijke eenheid (dorp, kleine stad) die als een soort eiland in de omgeving ligt. Dat verkleint de kans dat een kolonie zich naar buiten het telgebied verplaatst. Door het werken met een telgroep, kan een onderzoeksgebied groot genoeg zijn om het aantal verplaatsingen van kolonies naar daarbuiten binnen de perken te houden. Bovendien kan dan de strategie van de simultaantelling worden gevolgd (zie verder). Bij de keuze van een tel gebied is ook van belang of men zich tot één enkele soort wil beperken of dat men wil proberen om alle soorten te volgen. In dit project zijn beide strategieën mogelijk, hoewel de voorkeur uit gaat naar het volgen van alle soorten. Om deze kolonietellingen zo lang mogelijk vol te houden, is het van belang dat elke teller een gebied kiest dat goed is te bereiken. Is dat niet het geval, dan wordt de drempel om het telwerk vol te houden misschien te hoog en houdt de teller het misschien niet lang genoeg vol... Het is van belang dat de begrenzing van het tel gebied goed op een kaart is aangegeven. Dat voorkomt onduidelijkheid in toekomstige jaren. Gebruik hiervoor een (kopie van een) topografische kaart, die ook geschikt is om de locaties van de gevonden (kraam)kolonies zo nauwkeurig mogelijk op in te tekenen. Hiermee kan Zoogdiermonitoring dan van de locaties de exacte Amersfoortcoördinaten opzoeken. U mag dat natuurlijk ook zelf doen en op de formulieren invullen (graag).,.oi Na afloop van elk telseizoen stuurt u van deze kaart(en) een goede kopie'jllee met de ingevulde telformulieren. Overigens kunnen de Provinciale Coördinatoren u ook helpen met het verkrijgen van een goede kaart. Invallen en overnemen van telgebieden Het spreekt voor zich dat het project het meest is gebaat met telgebieden die jaar in jaar uit door dezelfde tellers en op dezelfde manier worden geteld. In geval van verhindering door ziekte of vakantie is het niettemin beter dat de tellingen door één of meer invallers worden verricht, dan d;tt>tellen geheel achterwege blijft. Ook wanneer een vaste teller niet meer in staat is het telgebied te teilen (bijv. door verhuizing, gezondheidsredenen of aflopende interesse), is het project meer gebaat bij een vervanger dan dat het gebied geheel afvalt. Dit moet dan natuurlijk wel duidelijk op het telformulier worden vermeld! Als men met een telgebied van start wil gaan, kan het van belang zijn om een gebied te kiezen waar al eerder enige jaren achtereen kolonies zijn geteld. Het is vaak interessanter om het onderzoek in zo'n oud 'tel gebied weer op te vatten dan om een geheel nieuw onderzoek op te zetten. De Provinc.jale Coördinator is van de ligging hi~rvan op de hoogte. Hiermee kan bereikt worden dat de steekproef die we van de vleermuispopulatie nemen zo weinig mogelijk verandert. c- In tegenstelling tot andere inventarisatieprojecten hoeft er bij de keuze van het tel gebied dus juist NIET te worden gelet op de ligging ten opzichte van de kilometerhokken op topografische kaarten, maar uitsluitend op de ligging in het landschap en de telbaarheid van het oppervlak! 10 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 11

3 VELDWERK Onder een kolonie wordt hier verstaan een verblijfplaats met meerdere vleermuizen. Een lokale populatie kan uit verschillende deelkolonies bestaan, ook ieder van deze wordt hier aangeduid als een kolonie. Het is het beste om kolonies te tellen als hun samenstelling relatief stabiel is. Dat is het geval in de periode dat de vrouwtjes jongen krijgen en verzorgen, omdat hierbij in de regel geen mannetjes worden geduld en de jongen aanvankelijk nog niet kunnen vliegen en dus ook niet worden gezien. Daarom hebben we een voorkeur voor het tellen van deze zgn. kraamkolonies. Bij de meeste soorten vleermuizen in Nederland krijgen de vrouwtjes hun jongen in juni. Omdat de jongen meestal niet voor eind juni uitvliegen, is juni de maand bij uitstek om kraamkolonies te tellen. In deze maand worden per kolonie 1-3 tellingen van de uitvliegende dieren gehouden, die minstens een week (7 dagen) uiteen liggen. Aan het einde van deze maand moet men bij de dwergvleermuis overigens ook al bedacht zijn op het uitvliegen van de eerste jongen (vaak herkenbaar aan hun wat onzekere manier van vliegen). zijn maar enkele soorten te verwachten (dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis) en deze zijn in de regel vrij eenvoudig van elkaar te onderscheiden. Op sommige plaatsen bestaat er ook een kleine kans op de soorten watervleermuis, baardvleermuis, ruige dwergvleermuis en grootoorvleermuis, die wat moeilijker zijn te herkennen. Maak bij twijfel over de soortherkenning een bandopname en neem contact op met de Provinciale Coördinator of met Zoogdieq:nonitoring. Via hen kunt u ook in contact komen met deskundigen voor lezingen of excursies over dit onderwerp. Het opsporen van kolonies gaat het beste volgens de hieronder beschreven werkwijze, die overeenkomt met die in bovengenoemde handleiding. Hiervoor maken we gebruik van een aantal specifieke gedragingen van vleermuizen. Zo volgen vleermuizen doorgaans vaste routes van hun kolonieplaats naar hun jachtgebieden. Het is dus belangrijk om te proberen die vliegroutes te vinden en te volgen. Aan het begin van de nacht vliegen ze van de kolonies af en aan het eind van de nacht vliegen ze naar de kolonies terug. TQt. slot vertonen vleermuizen 's ochtends zgn. inzwermgedrag, waardoor de plaats van de kolonie uiteindelijk is op te sporen. Tot zover is het nog simpel. Alleen moeten, voordat de kolonies geteld kunnen worden, deze eerst worden opgespoord! Ook kunnen kolonies zich hebben verplaatst (natuurlijk nèt voordat ze geteld zouden worden), zodat ook deze eerst weer moeten worden opgespoord. Daarin gaat dus het meeste werk zitten. Hieronder wordt dieper ingegaan op de methoden die hierbij gevolgd kunnen worden. Opsporen van kolonies Wanneer men in een nieuw telgebied wil starten, waarvan nog geen kolonie bekend is, kan men het beste beginnen met het verkennen ervan (en de naaste omgeving) om een beeld te krijgen van de soorten vleermuizen die er voorkomen, hun globale aantallen en eventuele favoriete jachtplaatsen. Voor het herkennen van de verschillende soorten vleermuizen wordt verwezen naar de 'Handleiding voor het inventariseren en determineren van Nederlandse vleermuissoorten met behulp van bat-detectors' (Helmer, limpens & Bongers, 1987). naar 'Zoogdieren van West-Europa' (Lange, Twisk, Van Winden & Van Diepenbeek, 1994) en naar de cassette met voorbeeldgeluiden van vleermuizen 'Herkenning van Nederlandse vleermuissoorten aan hun geluid' (limpens & Hollander, 1992). Deze zijn via Zoogdiermonitoring verkrijgbaar. In de bebouwing Wanneer men met voldoende tellers is, kan men direct overgaan tot het lokaliseren van kolonies zoals onder beschreven. Dan hoeven niet eerst de vliegroutes te worden opgespoord, ook al omdat deze in de bebouwing soms moeilijk herkenbaar zijn. Sla dan de eerstvolgende paragraaf over. Opsporen en volgen van vliegroutes Wanneer men in een vrij beperkt gebied een relatief groot aantal jagende vleermuizen opmerkt,' kan dat een eerste aanwijzing voor de nabijheid van een kraamkolonie zijn. Op zo'n favoriete jachtplaats kan men nu in de avond gaan posten en wachten tot de eerste vleermuizen verschijnen. Het tijdstip waarop dit gebeurt hangt af van de soort (tabel 1, achterin deze haócileiding), de afstand tot de kolonie en het weer. Vervolgens kan men nu gaan controleren uit welke richting de dieren komen. Vaak is 10 minuten posten voldoende om vast te stellen of het om een belangrijke vliegroute gaat. Als eenmaal een vliegroute gevonden is, kunnen de vleermuizen 's ochtends gevolgd worden of gaat men 's avonds juist in tegengestelde richting verder om de kolonieplaats te zoeken. Hoort men regelmatig vleermuizen passeren dan is men op de goede weg. Blijven geluiden daarentegen langer dan vijf minuten achterwege, dan zijn alle vleermuizen gepasseerd of is men van de vliegroute afgedwaald. Dan kan het beste worden teruggekeerd naar de plaats waar voor 12 Handleiding teilen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 13

het laatst vleermuizen werden gehoord. Worden daar dan weer vleermuizen gehoord, dan was men afgedwaald en kunnen van daaruit andere mogelijke routes worden gecontroleerd. Hoort men niets meer, dan zijn vermoedelijk alle vleermuizen gepasseerd en moet de draad op een ander moment ('S ochtends of 's avonds) weer worden opgepakt. Het zal duidelijk zijn, dat de kans dat alle vleermuizen gepasseerd zijn groter wordt, naarmate de periode van uitvliegen langer heeft geduurd. I Op kruispunten van wegen of in onoverzichtelijke woonwijken kan men geregeld het spoor bijster raken. Meestal gebeurt dit wel enkele keren per onderzochte route. Toch blijkt dat als deze handelwijze maar consequent wordt gevolgd men uiteindelijk toch vrij snel in de buurt van de kolonieplaats uitkomt. Dit speurwerk kan vaak effectiever gebeuren door met een groep mensen met detectors te werken. r muizen. Hiertoe kan men het beste in de ochten'dschemering (tijdstip afhankelijk van de soort, tabel 2, achterin de handleiding) de omgeving van een vermoedelijke kolonieplaats doorkruisen totdat de zwerm is gevonden. Per ochtend is hiervoor ongeveer een half uur beschikbaar, voordat alle vleermuizen zijn ingevlogen. Heeft men eenmaal een kolonie gevonden, dan wordt deze plek zo;;goed mogelijk vastgelegd (liefst op kaart, zie verder) en kan men op zoek gaan naar eventuele andere (sub)kolonies in de omgeving. Het komt namelijk voor dat een lokale populatie tegelijkertijd op meer dan één locatie huist. In de periode dat de vrouwtjes het druk hebben met het zogen van de jongen (half juni/half juli) keren deze ook vaak tussentijds terug naar de kolonie. Omdat ook dan een aantal proeflandingen wordt gemaakt, zijn kolonies zo soms ook op te sporen. 's Ochtends gaat dat echter veel beter, niet alleen omdat er dan meer te horen valt, maar omdat dan vaak ook al wat kan worden gezien. Bij dit alles moet men bedenken, dat de afstand van de kolonieplaats tot het jachtgebied vaak enkele kilometers kan zijn en bij sommige soorten (rosse vleermuis, meervleermuis) zelfs enkele tientallen kilometers! De exacte plaatsbepaling van de verblijfplaats is soms nog vrij moeilijk, omdat in de directe omgeving meestal geen duidelijke afzonderlijke vliegroutes meer zijn te vinden. Hier wordt door de vleermuizen vaak wat door elkaar heen gevlogen. Het lokaliseren van de kolonieplaats kan het beste door gebruik te maken van het in zwerm gedrag aan het eind van de nacht. Lokaliseren van de kolonie In tegenstelling tot het uitvliegen, waarbij de vleermuizen één voor één of in kleine groepjes de kolonie verlaten, vindt het invliegen plaats op een manier die aangeduid wordt met inzwermen. Omdat iedere terugkerende vleermuis enige tijd voor de invliegopening rondvliegt en een soort proeflandingen maakt, ontstaat door de aankomst van steeds nieuwe individuen een zwerm vleermuizen, die (hoewel gevormd door steeds nieuwe individuen) soms wel een half uur of langer bij de kolonie kan worden waargenomen. Bij alle soorten behalve de grootoorvleermuizen gaat dit zwermgedrag gepaard met een flink lawaai op de detector, wat niet verward kan worden met het geluid van een enkele vleermuis. Tijdstippen van uit- en invliegen Deze tijdstippen verschillen enigszins per soort (zie tabellen 2, achterin de handleiding). Ook binnen elke soort treden echter versthillen op. Deze hangen bijv. samen met het feit of de kolonie zich op een beschutte en donkere (uitvliegen eerder) of een minder beschutte en lichte plaats (uitvliegen later) bevindt. Ook hangen deze tijdstippen af van het weer en het seizoen. Bij zwaar bewolkt weer wordt in de regel eerder uitgevlogen dan bij onbewolkt weer, in de periode dat er jongen te voeden zijn wordt vroeger uitgevlogen. Bij heel slecht weer (flinke regen, harde wind, koud) wordt vaak helemaal niet uitgevlogen. ~,I I\~~'" ~6b. 451'" ;I ;1" ~ ~ r:- Van dit gedrag kan natuurlijk gebruik gemaakt worden bij het feitelijke opsporen van de kolonie. Wanneer men eenmaal in de buurt hiervan is aangekomen wordt gewoon op zoek gegaan naar het geknetter van een groep inzwermende vleer- 14 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 15

Andere manieren om kolonies te vinden Kolonies kunnen soms ook worden gevonden door systematisch alle kerkzolders of andere grote zolders af te zoeken. Als een kolonie is gevonden, probeer dan de soort goed te bepalen en tevens een aantalsschatting te maken, maar probeer de aantallen vooral aan de hand van uitvliegende dieren j te bepalen. Dit beperkt verstoring en leidt tot een betere vergelijkbaarheid van de tellingen met die op andere plaatsen. Kolonies in gebouwen kunnen ook vaak worden opgespoord door een oproep te plaatsen in een regionale of lokale krant of kabelkrant. Hierin wordt dan bijv. een artikel over vleermuizen geplaatst met daarin een oproep om kolonies te melden op een goed bereikbaar adres. Bijna overal zijn namelijk wel mensen die weten dat ze vleermuizen in huis hebben, maar niet dachten dat dit iets bijzonders was, of mensen die wel al een tijdje vreemde geluiden hoorden maar niet hadden gedacht aan de mogelijkheid van vleermuizen. Bedenk hierbij wel dat de respons soms groot kan zijn en dan natuurlijk toch wel naar behoren moet worden afgehandeld. Neem hierover altijd eerst contact op met de Provinciale Coordinator, deze weet bovendien misschien al enkele locaties waar in het verleden kolonies zaten. Kraamkolonie of andere verblijfplaats?, t den, moet men toch rekening houden met een tweede of derde (deellkolonie in andere delen van het gebied. Men moet er goed op letten dat van jaar tot jaar de zelfde dekking van het telgebied wordt bereikt en dat men zich niet automatisch beperkt tot het volgen van een eenmaal gevonden kolonie en verder niet. Natuurlijk kan dat op zich wel, maar dan wordt feitelijk een veel kleiner teigebied bijgehouden. Dat moet dan wel bij de Provinciale Coördinator bekend zijn en op het invulformulier worden opgegeven. Weersomstandigheden Het weer heeft invloed op het gedrag van vleermuizen. Bij harde regen, stormachtige wind of flinke koude wordt er over het algemeen niet (uit)gevlogen. Lichte regen en enige wind hoeft op zich geen grote belemmering voor de vleermuizen te zijn om toch uit te vliegen, zeker wanneer het al een paar dagen erg slecht weer is geweest en er sprake is van een grote voedselbehoefte (vooral bij zogende S? S?). Bedenk wel dat onder invloed van bepaalde weersomstandigheden (bijv. windrichting) er op heel verschillende plaatsen kan worden gefourageerd. Dat heeft dan gevolgen voor de vliegroute, er kan van de ene dag op de andere een heel andere vliegroute, bijv. een andere kant op, worden 'gevolgd. Tel (voor betrouwbare resultaten) uitvliegers alleen bij droog weer, met een windkracht van minder dan 3 Beaufort en bij een temperatuur van minstens lo C. Dit project is vooral gericht op het tellen van kraamkolonies. Natuurlijk kunnen ook overige verblijfplaatsen gevolgd worden, maar deze variëren in de regel veel meer in samenstelling en aantallen dan kraamkolonies, waardoor deze nog moeilijker te volgen zijn. Ze kunnen wel gewoon in het project meedoen, maar geef het bij het invullen van de formulieren goed aan (bij soort waarneming). Hoe kan nu bepaald worden of het om een kraamkolonie gaat of niet? Het eenvoudigst is dat te bepalen door in (midden) juni te luisteren of er geluiden van jonge dieren uit de verblijfplaats komen op het moment dat alle (volwassen) dieren zijn uitgevlogen. Ook eventuele gevonden (dode) jongen kunnen hierover uitsluitsel geven. Dekking van het telgebied Als men een telgebied onderzoekt, dat uit meer bestaat dan een enkele kolonie (en de directe omgeving daarvan) en men heeft inderdaad een kolonie gevon- J Tellen van uitvliegers De beste manier om de grootte van een kolonie te bepalen is het tellen van het aantal uitvliegende dieren in de avondschemering. Dit uitvliegen gebeurt namelijk meestal, in tegenstelling tot het invliegen, op een tamelijk overzichtelijke manier. Meestal verlaten de dieren één voor één (maar vaak wel snel na elkaar) hun verblijfplaats. Men moet er wel op bedacht zijn dat somrqige kolonies meerdere uitvliegopeningen hebben, die soms niet tegelijkertijd' door één enkele waarnemer zijn te bekijken. In dat geval moet er met meer waarnemers tegelijk worden geteld. Een enkele keer kan het voorkomen dat de uitvliegopeningen zo onoverzichtelijk zijn dat er helemaal niet goed kan worden geteld. Eventueel kan dan worden geprobeerd om de dieren op hun vliegroute te tellen, maar dat is eigenlijk een verhaal apart. Het enige wat dan nog rest is het hopen op een spoedige verhuizing van de kolonie naar een overzichtelijker locatie... Wanneer er in een telgebied meer dan één kolonie zit, probeer deze dan tegelij- 16 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 17

kertijd met meerdere mensen te tellen (simultaantelling). Dat is de beste manier om dubbeltellingen door verplaatsingen te voorkomen. Wanneer dat niet kan, probeer dan van elke kolonie te bepalen in welke periode deze op die plek aanwezig was (begin- en einddatum). Op die manier kan ook iets over de verplaatsingen bekend worden. I De waarnemer moet zich bij het tellen zo opstellen dat deze een lichte achtergrond heeft, zoals de lucht (vooral in de richting van de ondergaande zon), waartegen de uitvliegende dieren goed afsteken. Dit kan een probleem bij een donkere achtergrond en bij laat uitvliegende soorten zoals laatvlieger, meervleermuis, etc (tabel 1, achterin de handleiding). Hierbij kan de detector verlichting brengen, omdat de geluidspulsen van een uitvliegende vleermuis na enige oefening redelijk zijn te onderscheiden van die van een toevallige passant of rondhangend individu. Zorg ervoor tijdig aanwezig te zijn, bijv. een half uur voor zonsondergang. In juni betekent dat aanwezig zijn vanaf 21 :30 uur (zie tabel 1). De tijd tussen de eerste en de laatste uitvlieger kan variëren van enkele minuten tot wel een uur, maar zal gemiddeld iets meer dan een half uur duren (o.a. afhankelijk van de grootte van de kolonie). De telling eindigt 1 5 minuten nadat er geen vleermuis meer is uitgevlogen. Het kan bij zogende vrouwtjes gebeuren dat er al vleermuizen terugkeren op de kolonieplaats terwijl andere nog moeten uitvliegen. Tel dan gewoon het aantal uitvliegers, maar houd ook het aantal invliegers bij. Als dit invliegen namelijk een tijdje aanhoudt, terwijl het uitvliegen ook gewoon doorgaat, kan dubbeltelliog gaan optreden (als de teruggekeerde dieren opnieuw vertrekken). Het aftrekken van het aantal invliegende dieren van het totale aantal uitvliegers heeft geen zin, omdat we niet weten of de sindsdien vertrekkende dieren wel dezelfde waren als de invliegers. Blijven er dus dieren terugkeren (bijv. meer dan 10) terwijl ook nog steeds dieren uitvliegen, dan heeft verder tellen geen zin meer en kan alleen de minimale koloniegrootte worden opgegeven. Houd daarvoor het totale aantal uitvliegers aan op het moment dat er 10 dieren zijn ingevlogen. Het beste kan de telling dan worden overgedaan, in de hoop dat dit dan niet meer zo sterk optreedt. Gelukkig komt zo'n situatie niet vaak voor. Het kan voorkomen dat er in één verblijfplaats meer dan één soort aanwezig is en uitvliegt. Deze zullen dan op verschillende tijdstippen uitvliegen, maar er is vaak overlap. In dat geval moet extra goed worden opgelet en liefst met twee tellers tegelijk worden gewerkt, voor elke soort één. Bij kolonies in woonhuizen is het vaak raadzaam om de menselijke medebewoners over de aanwezigheid van de vleermuizen in te lichten. Dat is zeker handig wanneer men zich zo ongeveer in hun tuin moet opstellen om de uitvliegers goed te kunnen waarnemen. Over het algemeen vindt men het wel aardig om vleermuizen in huis te hebben, ook al moet daarvoor soms wel eerst wat voorlichting gegeven worden. Wijs in dat geval op het feit dat vleermuizen NIET KUNNEN KNAGEN, over het algemeen NIET STINKEN, meestal maar TIJDELIJK AANWEZIG zijn, in de regel GEEN ZIEKTES verspreiden (zie hoofdstuk 6) en uitgesproken NUTTIG zijn door het eten van grote aantallen insekten. Het is al vaak gebleken, dat als een teller zijn komst voor een telling tijdig aankondigde, deze een stoel, koffie en een helper om alles op te schrijven kreeg aangeboden! Het mooist is het wanneer de bewoners gehecht raken aan hun vleermuizen en deze niet alleen willen (mee)tellen en aan dit project gaan meedoeri. maar deze ook willen helpen beschermen. Wanneer men een kolonie heeft gevonden in een groot gebouw, waarbij de indruk bestaat dat de kolonie zich op zolder bevindt (bijv. in kerken, etc.), zou men in de verleiding kunnen komen om deze te gaan bezoeken. Dat wordt over het algemeen afgeraden (het mag trouwens ook niet zonder ontheffing van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij), omdat hierdoor verstoring kan optreden, wat kan leiden tot onnodige verplaatsingen. Hierdoor worden de dieren extra belast en het is bovendien niet handig als er nog tellingen moeten volgen en er, als ze zich gaan verplaatsen, ook weer extra gezocht moet worden. Ook is zo'n telling heel anders van aard dan de tellingen van uitvliegende dieren en daardoor moeilijk daarmee te vergelijken. Doe dit dus alleen als een telling "Op een andere wijze niet goed mogelijk is, bijvoorbeeld door een te groot aantal uitvliegopeningen of onwerkbare situering daarvan (bijv. een ontoegankelijke binnenplaats). In sommige gevallen kan het wenselijk zila om een bezoek aan een zolder te brengen om de bepaling van de soort te bevestigen. Brengt men inderdaad zo'n (eenmalig) bezoek aan een zolder, doe dit dan zo voorzichtig mogelijk, met zo weinig mogelijk personen, bepaal de soort en tel de dieren zo goed mogelijk. Verzamel eventuele doodgevonden dieren ter controle. Denk er wel om dat hiervoor een ontheffing nodig isl Probeer dode vleermuizen niet met blote handen aan te raken (zie hoofdstuk 6). Een binnenste-buiten gekeerde plastic zak is voor hanteren en verzamelen heel handig. 18 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 19

Soortherkenning Worden er bij een bepaalde kolonie dieren gevangen, gevonden of van dichtbij bekeken, bepaal daar dan zo goed mogelijk de soort van en vermeldt dit op het waarnemingenformulier (bijzonderheden). Probeer in die gevallen foto's te maken. Noteren van de resultaten Noteer van elke telling alle gegevens die nodig zijn voor het invullen van het formulier. Noteer dus tenminste: datum, locatie (teken deze zo nauwkeurig mogelijk in, zie onder), aard van de waarneming en van de locatie, soort vleermuis, totale aantal uitvliegers, naam of nummer van de waarnemer(s) en liefst ook: aard van de omgeving, tijdstip eerste uitvlieger, tijdstip laatste uitvlieger en bijzonderheden die invloed kunnen hebben op de resultaten (iets aan de behuizing gewijzigd t.o.v. vorige keer, etc.). Teken de locatie zo exact mogelijk in op een kaart met daarop alle locaties van gevonden kolonies. Geef deze allemaal een eigen nummer en noteer van ieder kolonienummer nog een paar zaken: een nadere omschrijving van elke kolonie ('uit ventilatierooster links van het zolderraam' etc.), het adres en telefoonnummer van de bewoners, eventuele andere bijzonderheden. Zet vervolgens al deze gegevens op de telformulieren (zie verder). Vogelwacht, Jeugdbond, etc.). Tips voor het veldwerk Het opsporen van een kolonie kan soms wel enkele avonden en ochtenden kosten. Begin dus tenminste enkele dagen voor de geplande telling van uitvliegende dieren met het opsporen van de kolonie of het controleren van de bekende locatie. Het zekerst is het om op de dag van de geplande avondtelling eerst 's ochtends vroeg te controleren of deze zich nog op dezelfde plek bevindt. Als de teller de resultaten ook zelf moet noteren (beter is een aparte notulist), kan deze wellicht gebruik maken van een handteller of een dictafoon om de resultaten op in te spreken. Dat voorkomt het afwenden van de blik van de uitvliegopening naar het schrijfpapier, waardoor uitvliegers gemist kunnen worden. Een boom waarin een kolonie is aangetroffen kunt u van een merkteken voorzien, om deze later weer terug te kunnen vinden. Dat Jean bijv. met een punaise of iets dergelijks. Het wachten op en tellen van uitvliegende vleermuizen kan een koude bezigheid zijn. Zorg dus voor voldoende warme kleding. Houdt er ook rekening mee dat er muggen kunnen zitten! Simultaantellingen Het komt geregeld voor dat een lokale populatie over meerdere verblijfplaatsen verspreid zit. In dat geval is het nodig om deze allemaal tegelijk te tellen (sim ultaantelling). Hiervoor zijn dus ook meerdere tellers nodig. Deze hoeven in de regel niet over een detector te beschikken en ook is hiervoor geen kennis van vleermuizen vereist. Iedereen kan dus hieraan meedoen. Het moet natuurlijk vvel goed georganiseerd worden. Om zo'n telling goed uit te voeren, moeten één of meer waarnemers ongeveer een week voor de geplande telling proberen alle kolonielocaties te controleren of op te sporen. Tijdens de telling zelf moeten deze dan allemaal bemand worden. Het is hierbij dus zaak om over voldoende menskracht te beschikken en dus ook over enig organisatietalent! Het is goed mogelijk om dit te doen in verenigingsverband, zoals een lokale of regionale natuur- en milieuorganisatie (lvn, KNNV, Kijk wel op de goede plek en blijf opletten!. 20 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 21

4 FORMULIER EN KAART Het invullen van de bij dit project behorende formulieren en de kaart wordt hieronder toegelicht. Het gaat om een telformulier, een locatieformulier en een kaart met daarop de (exacte) ligging van de kolonies. De formulieren zijn zo opgezet dat ze met een zo groot mogelijk) gebruiksgemak toch de benodigde gegevens opleveren. Het locatieformulier dient om alle locaties met kolonies te registreren. Dat hoeft voor elke locatie maar eenmaal, tenzij er iets ingrijpend aan de locatie is veranderd sinds de voorgaande opgave. Op het telformulier hoeft dan in het vervolg alleen maar het nummer van de betreffende locatie te worden opgegeven, naast de telresultaten. Het valt dus te verwachten dat in de loop van de tijd steeds minder tijd aan het beschrijven van nieuwe locaties hoeft te worden besteed, omdat de meeste dan al eens zijn beschreven. De locaties moeten zo exact mogelijk op een kaart met topografische achtergrond worden ingetekend, om zodoende de exacte Amersfoortcoördinaten te kunnen invoeren. Voor aanvullende waarnemingen van vleermuizen kunnen formulieren voor losse waarnemingen gebruikt worden. Hiervoor kunt u gebruik maken van de hiervoor reeds gangbare formulieren, zowel van het Vleermuis Atlasproject (VAP), als van regionale organisaties. Bij Zoogdiermonitoring zijn ook waarnemingenformulieren aan te vragen met landelijke geldigheid. Hieronder wordt een korte toelichting op de formulieren en de bijbehorende kaart gegeven. De nummers verwijzen naar de vakjes op de formulieren. Telformulier 01 Gegevens waarnemer: Als het nummer van de (hoofd)waarnemer bekend is, hoeft alleen de naam en dat nummer (in vakje 03) te worden ingevuld, anders ook het volledige adres. Het nummer van de waarnemer wordt aan iedere waarnemer toegekend, wanneer deze een formulier instuurt. Het gaat hierbij om dezelfde nummers als bij het V AP zijn gebruikt. Als u nog geen nummer weet, moet u rllitls invullen. 02 Gegevens telgebied en telmaand: De naam van het telgebied dat gevolgd wordt. Deze moet corresponderen met het telgebiednummer (vakje 04), dat hieraan bij de start wordt toegekend. U verneemt dat te zijner tijd. De eerste keer moet u bij het nummer rllitls invullen. Jaar/maand telling: het jaar (laatste twee cijfers) en de maand waarin de waarnemingen zijn gedaan. Voor iedere nieuwe maand ook een nieuw formulier gebruiken, maar de tellingen vinden in principe alleen in de maand juni plaats. Kaart bijgevoegd?: hier wordt gevraagd of bij inzending van dit formulier ook het bijbehorende locatieformulier en de bijbehorende kaart met locaties is meegestuurd. U vult ja of nee in. 05 Organisatie: hier kunt u een organisatie aankruisen. De gegevens van dit project worden in principe alleen door Zoogdiermonitoring en CBS gebruikt voor ontwikkelingen op landelijke schaal, grove regionale schaal, per biotooptype of per beleidsthema. Gebruik van de gegevens voor andere doeleinden vindt door ons niet plaats. Ander gebruik van de gegevens door derden kan plaatsvinden in nauwe samenwerking met de organisatie die u hier aankruist en in overeenstemming met de doeleinden van die organisatie. Staat uw organisatie er niet bij, kruis dan bij voorkeur VLEN of VZZ aan. Beide organisaties staan oa. voor de bescherming van vleermuizen in het hele land. 06 Resultaten van de telling 1 Regelnummer: Dit staat voorgedrukt op elke regel waarop een waarneming kan worden ingevuld. Dit nummer wordt gebruikt bij het noteren van aanvullende mededelingen op de achterkant van het formulier. Deze worden dan genoteerd voorafgegaan door het regelnummer van de voorzijde. 2 Locatienummer: Het nummer van de locatie w~arop de getelde kolonie aanwezig was. Dit nummer moet corresponderen met het nummer en de nadere omschrijving op het locatieformulier en de ligging op de kaa)t. U kent die nummers zelf toe, dat gebeurt eenmalig, alleen de eerste keer (zie bij Locatieformulier). 3 Datum dag: de dag (datum) van de telling in de maand en het jaar zoals ingevuld bij de kopgegevens (A). I{" 4 Code soort: hier kunt u de invoercode van de soort vleermuis invullen, een lijst van de in te vullen codes staat links onderaan het formulier. 5 Naam soort: Hier kunt u de soortnaam van de vleermuizen invullen. Dit dient ter controle van de code. 6 Aantal vleermuizen: Hier wordt het getelde aantal vleermuizen ingevuld. Blijf bij schattingen aan de voorzichtige (= lage) kant. 7 Code nauwkeurigheid: Hier wordt met een code de nauwkeurigheid van de telling aangegeven, deze codes staan onderaan het formulier. 8 Kraamkolonie ja/nee?: Het is belangrijk om te weten of de getelde kolonie 22 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 23

betrekkking heeft op een kraamkolonie of niet. Worden er na het uitvliegen van alle dieren nog piepgeluiden gehoord, dan bevinden er zich waarschijnlijk jongen in de kolonie en vult u ja in. Heeft u na langdurig luisteren niets (kunnen) waarnemen, vul dan nee in. Weet u het ondanks alle moeite niet zeker, vul dan niets in. 9 Code soort waarneming: hier wordt de aard van de waarnrming ingevuld. Hierbij zal het meestal om zichtwaarnemingen van uitvliegende dieren gaan. De codes staan onderaan het formulier. 10 Kolonie aanwezig tot: hier wordt de laatste datum ingevuld, waarvan u zeker weet dat de kolonie nog aanwezig was. Dit heeft te maken met het vermijden van dubbeltellingen. 07 TQelichting op de telling: (achterzijde telformulier) Hier kunt u eventuele bijzonderheden bij de tellingen vermelden. laat deze voorafgaan door het regelnummer van de waarneming aan de voorzijde van het formulier, waarop de bijzonderheden betrekking hebben. Hier kunt u zaken invullen als: bij verhuizing van de kolonie naar elders: het nieuwe locatienummer (als dat bekend is). de datum vult u in vakje 10 in. inforltjatie die de determinatie van de soort kan bevestigen, zoals of er dieren zijn gevangen (meestal niet nodig), er andere zichtwaarnemingen of vondsten zijn gedaan, er foto's zijn gemaakt, een deskundige de soort heeft bevestigd (naam deskundige) een nadere omschrijving van de uitvliegopening ruit ventilatierooster links van het zolderraam' etc.) of er sprake was van verstoring op of bij de kolonie (bijv. ten opzichte van vorige tellingen) het vermelden van de tijden van eerste en laatste uitvliegers andere informatie die van belang lijkt voor het project. Als er is afgevangen (natuurlijk alleen mèt ontheffing), vul dan ook een gewoon waarnemingenformulier in. locatieformulier 01 Gegevens waarnemer en 02 Gegevens tel gebied: Hier herhaalt u de informatie, zoals die ook op het telformulier is ingevuld. 08 Beschrijving locatie 2 Locatienummer: Hier kunt u het nummer van de locatie invullen. Dit is een volgnummer dat de waarnemer zelf toekent aan elke nieuwe locatie van een kolonie binnen het telgebied. Het nummer moet corresponderen met het nummer van de stip op de begeleidende kaart van dit telgebied, die de waarnemer hier ook van bijhoudt (zie verder). Het nummer moet ook corresponderen met het gebruikte nummer bij de telresultaten op het telformulier. 3-7 Adres verblijfplaats: de meeste kolonieslverblijfplaatsen zullen zich bevinden in gebouwen met een adres. Dat adres kunt u hier invullen. Heeft dit geen adres, geef dan een nadere omschrijving van de ligging van de locatie. De naam en het telefoonnummer van de bewoners hoeven niet ingevuld te worden, maar dat kan in sommige gevallen toch handig zijn. 8 Code verblijfplaats: Vul hier de code in van de aard van de verblijfplaàts van de kolonie. Het invullen is niet verplicht, maar wel wenselijk. De codes staan onderaan het formulier. :' 9 Code biotoop: Hier kan de code van het biotoop (de omgeving) worden ingevuld. Het zal meestal gaan om de codes 1 of 2. Het invullen is niet verplicht, maar wel wenselijk. De codes staan onderaan het formulier. 10 Amersfoortcoördinaten: Hier kunt u zelf de Amersfoortcoördinaten van de locatie invullen. Dat gebeurt tot op lom nauwkeurig, dus met 2 cijfers achter de komma. Wilt of kunt u dat niet zelf doen, dan doen wij dat wel. Dan is echter wel een duidelijke kaart met topografische achtergrond nodig, met de exacte ligging van de locaties daarop ingetekend. Kaart met kolonies Naast het invullen van de formulieren is de bedoeling dat u ook een kaart met topografische achtergrond bijhoudt met de ligging en numm~ing van de kolonielocaties. Die nummers moeten natuurlijk corresponderen met die op de formulieren. Hiervan stuurt u jaarlijks een kopie mee met de formulieren. De topografische achtergrond is nodig om de locaties in nauwkeurige Amersfoortcoördinaten om te zetten (door de coördinator). Alle omschrijvingen van die locaties houdt u (eenmalig) bij op het locatieformulier. Noteer op de kaart ook uw naam en de naam van het telgebied. Insturen U stuurt alles op naar: Zoogdiermonitoring, Antw.nr. 8847, 3500 ZK Utrecht. 24 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 25

VOORBEELD Op de volgende pagina's ziet u fictieve voorbeelden van ingevulde formulieren met bijbehorende kaart. Telformulier Tellingen kraamkolonies vleermuizen Vragen over hel: formulier ti do handleiding.euenllll!ln: A!KW!<ftper/RcmboutdeWijs kantooruien:ooo!544e42 19.30-20.30: 057003C9OS (André) 20.00-21.00: 038!!13<t833e(Rombout). \995.. 7-.\f.I.~r.~... X Kruis 1 vakje OM:'.~j. IZ~~gdier!' 11 -i~. ~ /'. /, ~,./ o.~.,; -.,' \'./..,/,~~:-/ Imonitoring _ Iilia = Altijd inwilen Op.~v.,.d1t ~.. rutmt. nwctg voor..- "'los -- :::~~:~:::::::::::::::::::::::::: I:::=::=- ::= T_...?Jf. ::ZWG 15ZWGlJJIdloIIBnd Ulvrwa~ ~i 17ZWGN.f!nIIlMt ~\~ locatieformulier Gegevens locaties kraamkolonies vleermuizen r 199.5 * '.: J'.~ *; \;*""'-l ït *.i' '\tll~~' l~::j~6~ lill.mliit.ii~ -~ =: 1 1IIIlII''''''- 1- :-r...li/.eet:s.tm.... -.. 7.o""~... J!!,;:-; ~ ~ wco.t1.oo:_"""'~. f 1toI_ -...,...... :!!::.... ~-'-, Cu L... -k.5j.".,.,l.j... -""... "" ""'... ~:.-.::JA.::-..1.32. Halm h'aetldln\alr~ #0-) ~I~' ~=:;'~~tn... lg.,...._d.. 10 M.f.e :.. ~gel.... -'-... Toelichting op de telling of nadere bijzonderheden TooIlchting kolommen telformulier. bijv. ~inmer over de determinatie of over vreemd el gedrag. eventuele verstoring. vondsten onnullor en andere bijzonderheden ~ -er-nk 0... "2':,S", f",,,,-fsle 0...?.1!'"l..2 ooule... li./{er bo\ol?.. ma...... dde,,~ytae. "Ze l.de... i... 1 errj.,,,, ui...". F'ot./e..,~,.IJeK. ~~io'22:03, _ oe; _".ll!.1...- 3 jo".,... r;.rlt.. flikt) UI'SIe 0... 21:.1,.f...-kk 0... 2Z:l0.4 -ee... k "... 2Z:'S l-lwu.le D'" U:'1 5 korf jo"r:~ 9.e.koo,.{, e.l1's1e D... 1.':"'. e...-kle... "22:r5"". C-dd.t.I""... Ve.. e",tt.. 6 "'i,,"'.,'i"-,... "0...1... ~ik ';~kl... T-~f'asl., 1<..",#1",.1\. R.o... r:_rlti_f f""..msc. T~s;e... O'l:",e"O'l,ç, 17_,erie.I'. 901..0,..(.1 fo-lo 'r.""~"kf...,... WlvJ:.,... "2-Lu.- w,,-i-lji~s. E~nle 0,"" u;/o,i",,:lsk 0-21:30 26 Handleiding tel/en kolonies vleermuizen.. Handleiding tellen kolonies vleermuizen 27 ()

1 I 5 GEBRUIK GEGEVENS 6 BESCHERMING De landelijke tel gegevens worden in beginsel alleen gebruikt voor het samenstellen van overzichten voor het hele land, grote regio's (bijv. noordoost-nederland), landschapstypen of beleidsthema's (bijv. verzuring, verdroging), waarbij de telgegevens niet naar tellers of telgebieden te herleiden zijn.) Deze overzichten verschijnen zoals al vermeld in de Nieuwsbrief van de VLEN en elders. Zij komen tot stand in nauwe samenwerking tussen Zoogdiermonitoring, CBS, IKC N en regionale organisaties. Door het invullen van een organisatie op het telformulier, machtigt de waarnemer deze organisatie tot het daarnaast benutten van de telgegevens voor andere doeleinden. Deze doeleinden zijn dan in overeenstemming met de doelstellingen van deze organisatie. Veel van de kolonies bevinden zich op plaatsen waar menselijk ingrijpen tot onplezierige of zelfs desastreuze gevolgen voor de vleermuizen kan leiden. Denk hierbij aan het conserveren van (kerk)zolders met agressieve middelen, het volspuiten met isolatieschuim van spouwen, het dichtmaken van in- en uitvliegopeningen, etc. In de eerste plaats is dit ongewenst vanuit het oogpunt van vleermuisbescherming (en daar doen we dit alles tenslotte voor), maar het is ook erg vervelend voor het monitoring-werk en alle inspanningen die we ons daarvoor getroosten. Het is daarom van belang dat de tellers goed in de gaten blijven houden wat in deze zin de ontwikkelingen zijn binnen hun telgebied. Zo mogelijk kunnen zij dan door tijdig in te grijpen 'hun' kolonie behouden. Gebruik van individuele telgegevens door of via de VLEN/svo of het Vleermuisbureau geschiedt in overeenstemming met de 'Richtlijn gegevensbeheer' en het beleid van de VLEN/svo. Wanneer derden van de gegevens gebruik willen maken, kunnen die het beste eerst informeren naar de gebruiksmogelijkheden en voorwaarden, alvorens een schriftelijk verzoek bij het Vleermuisbureau in te dienen. De afhandeling van zo'n verzoek zal enige tijd in beslag nemen en gemaakte kosten dienen te worden vergoed. Hierbij moet worden bedacht dat de gegevens voor dergelijk gebruik onder de verantwoordelijkheid (kunnen) vallen van verschillende organisaties. Voor gebruik van gegevens die geheel onder de verantwoordelijkheid van zo'n regionale organisatie vallen, kan men ook direct met die organisatie contact opnemen. Ook hierover kan men informatie inwinnen bij het Vleermuisbureau (Postbus 190, 6700 AD Wageningen). Tellers en telgroepen die gegevens voor dit project leveren, kunnen natuurlijk ook van de gebruiksfaciliteiten gebruik maken, zoals het maken van kaartjes of het opvragen van eigen gegevens in de vorm van overzichten. Voor hen gelden aparte (zeer lage) tarieven. Hierover kunnen zij ook direct contact opnemen met Zoogdiermonitoring. Wanneer tellers hun eigen gegevens voor een verslag gebruiken, zou Zoogdiermonitoring hiervan graag een exemplaar ontvangen. Over deze materie kan een folder worden aangevraagd bij het Vleermuisbureau. Belangrijk is dan ook het voorlichten van het publiek over hun werkzaamheden, zeker met betrekking tot de (mede)bewoners van de huizen waar zich kolonies bevinden. Hierbij kan worden gewezen op het nut van vleermuizen en op hun beschermde status. Wanneer er binnen een telgebied ontwikkelingen zijn die de resultaten kunnen beïnvloeden (verstoringen enerzijds en extra beschermingsmaatregelen - bijv. ophangen nestkasten - anderzijds), licht dan de Provinciale Coördinator in en vermeld het op de (achterzijde van) de telformulieren. Kolonietellers, past op uw zaak! Rabies Sinds enige jaren is bekend dat laatvliegers in Nederland besmet kunnen zijn met een hondsdolheidvirus. Zeer sporadisch is dit virus ookcpij de meervleermuis aangetroffen. Beide soorten zijn vrij groot (kop romp-lengte 7-8 cm) en zijn dus goed te onderscheiden van de talrijkste Nederlands vleermuis: de dwergvleermuis (kopromp-iengte 4-5 cm). Bij alle andere soorten vleermuizen, dus ook de dwergvleermuis, is dit virus niet aangetroffen. Hoewel het overgrote merendeel van de vleermuizen in Nederland dit virus dus niet zal verspreiden, worden hier toch enige aanbevelingen gedaan om eventuele besmetting te voorkomen. - vermijd direct contact met vleermuizen, hanteer ze niet en laat u niet bijten - verwijder vleermuizen die op een ongebruikelijke plaats zijn gevonden voor- 28 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 29

v ~i zichtig en met handschoenen aan of manoeuvreer ze met een stokje in een jampot of zoiets - laat levende dieren bijkomen op een rustige plek, zoals in onbewoonde vogelnestkasten. Meestal komen de dieren dan weer op eigen kracht weg. - lukt dit niet, waarschuw dan de provinciale coördinator of de plaatselijke dierenambulance Laatvliegers die zich in een spouwmuur bevinden en met rust worden gelaten, zullen geen hondsdolheid op mens en huisdier overbrengen. Besmette dieren zijn niet agressief. Het feit dat dit virus bij sommige vleermuizen voorkomt, hoeft dus geen enkel beletsel te zijn om vleermuizen te waarderen of te beschermen! Tabel 1 TIjden van eerste uitvliegers in de periode eind mei - begin juli op volgorde van tijdstip. Rosse vleermuis Nyctalus noctula 21:45-22:30 Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 21 :45-22:40 Franjestaart Myotis nattereri 21:50-22:30 Laatvlieger Eptesicus serotinus 21:55-22:45 Baardvleermuis Myotis mystacinus 22:00-22: 15 Watervleermuis Myotis daubentonii 22:00-22:55 Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii 22:00-22:55 Meervleermuis Myotis dasycneme 22:20-23:00 Grootoorvleermuis Plecotus auritus 22:40-23:05 Tabel 2 TIjden van eerste en laatste invliegers in de periode eind mei- begin juli op volgorde. Franjestaart Myotis nattereri Laatvlieger Eptesicus serotinus Meervleermuis Myotis dasycneme Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii Baardvleermuis Myotis mystacinus Watervleermuis Myotis daubentonii Dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus Rosse Vleermuis Nyctalus noctula Grootoorvleermuis Plecotus auritus 03:30-04:00 03:40-04:10 04:00-04:30 04:00-04:45 04:00-05:00 04:15-05:05 04:25-05:15 04:30-05:10 04:30-05:10 lijst met coördinatoren (per juni 1995) Zoogdiermonitoring (landelijk) André Kaper/Rombout de Wijs Antwoordnummer 8847 3500 ZK Utrecht 030544642 FRIESLAND Marten Zijlstra Lauermanstraat 22 9251 BB Bergum 051162637 GRONINGEN Henk Heller Thorbeckestraat 103 9645 HE Veendam 0598730332 OVERIJSSEL Roei Hoeve D. v.bourgondiëstr. 57 8325 GG Vollenhove 052743001 DRENTHE Eric Menkveld Hoofdweg 268 9765 CM Paterswolde 0590794273 FLEVOLAND Rombout de Wijs Pimpernelstraat 6 1314 JL Almere 0365346338 NOORD-HOLLAND Kees Kapteyn Bos en Lommerweg HII 1055 DK Amsterdam 0206881557 ZEELAND vacant ZUID-HOLLAND Rudy van der Kuil Lutherse Burgwal 24 2512 CB 's-gravenhage 0703652811 UTRECHT Arjan Boonman I. Boudier-Bakkerlaan 143-2 3582 XW Utrecht 030510202 GELDERLAND:, Marc Schols Zellersacker 13-08 6546 HD Nijmegen 080785444 NOORD-BRABANT Peter Twisk Comm. de Quaylaan 460 5224 EB, 's-hertogenbosch 073218457 LIMBURG Ludy Verheggen Breitnerstraat 57 6165 VN Geleen 046742357 Overige adressen Zie volgende pagina. t- 30 Handleiding tellen kolonies vleermuizen Handleiding tellen kolonies vleermuizen 31

Vleermuiswerkgroep Nederland (VlEN) Postbus 190 6700 AD Wageningen ~ Vereniging voor Zoogdierfunde en Zoogdierbescherming (VZZ) Emmalaan 41 3581 HP Utrecht '''''''1111\\\1 lilliillil ~ O"l; '"t ~ Zoogdierenwerkgroep van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg secr. L. Backbier Van Galenstraat 64 6163 XW Geleen Noordhollandse Zoogdierstudiegroep (NOZOS) secr. J. Postma Orteliusstraat 136 hs 1057 BH Amsterdam Vleermuiswerkgroep Gelderland voorz. G.H. Glas Beatrixstraat 2 6824 lr Arnhem Zoogdierwerkgroep Zuid-Holland K. Mostert Palamedesstraat 74 2612 XS Delft t - Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant P.T. Twisk Comm. de Quaylaan 460 5224 EB 's-hertogenbosch Zoogdierwerkgroep Overijssel N. Driessen Stationsweg 3 8011 CZ Zwolle