Datum van inontvangstneming : 27/09/2013



Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 04/02/2014

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 26/01/2018

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 14/03/2017

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 8 september 2005 *

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 05/06/2015

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

AFDELING I: AANBESTEDENDE DIENST I.1 NAAM, ADRESSEN EN CONTACTPUNT(EN)

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 20/05/2013

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 24/02/2017

RICHTLIJN VAN DE RAAD

AFDELING I: AANBESTEDENDE DIENST I.1 NAAM, ADRESSEN EN CONTACTPUNT(EN)

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 06/11/2015

Datum van inontvangstneming : 03/09/2012

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 27/06/2013

Date de réception : 01/12/2011

Datum van inontvangstneming : 06/11/2014

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 6 oktober 2016 *

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 29/01/2019

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 23/09/2016

Datum van inontvangstneming : 16/06/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 01/06/2017

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 24/02/2017

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

III.1.3 De vereiste rechtsvorm van de combinatie van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 01/03/2018

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Date de réception : 01/03/2012

Eigen Verklaring Standby-bergers

AFDELING III: JURIDISCHE, ECONOMISCHE, FINANCIÃ LE EN TECHNISCHE INLICHTINGEN

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING I: AANBESTEDENDE DIENST AFDELING II: VOORWERP VAN DE OPDRACHT I.1 NAAM, ADRESSEN EN CONTACTPUNT(EN)

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

III.1.4 Ander bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht

Hof van Cassatie van België

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017

Hof van Justitie EU, II december 2014, (-440/13, ECLI:EU:C:2014:2435 ((rote Arnica One Italia/Azienda Regionale Emerganza Urgenza)

Datum van inontvangstneming : 18/03/2013

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

Date de réception : 10/01/2012

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 27/09/2013

Samenvatting C-440/13-1 Zaak C-440/13 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: 2 augustus 2013 Verwijzende rechter: Tribunale Amministrativo Regionale per la Lombardia (Sezione Prima) / Italië Datum van de verwijzingsbeslissing: 10 juli 2013 Verzoekende partij: Verwerende partij: Croce Amica One Italia Srl Azienda Regionale Emergenza Urgenza (AREU) Andere partij in de procedure: Consorzio Lombardia Sanità Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding Beroep op het gebied van overheidsopdrachten wegens nietigverklaring van het besluit waarbij de verwerende partij op grond van haar bevoegdheid om haar eigen besluiten te verifiëren heeft besloten om een opdracht voor een dienst definitief niet aan de verzoekende partij te gunnen en om de betrokken aanbestedingsprocedure nietig te verklaren, alsmede strekkende tot vergoeding van de schade die de verzoekende partij heeft geleden. NL

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-440/13 Voorwerp en rechtsgrondslag van het prejudiciële verzoek De verenigbaarheid met het Unierecht, en in het bijzonder met artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG, van een nationale regeling die op het gebied van een aanbestedingsprocedure de aanbestedende dienst bevoegd verklaart om een aanbieder aan wie de opdracht reeds voorlopig is gegund, de definitieve gunning te weigeren om redenen van administratieve inopportuniteit, te weten een strafrechtelijk onderzoek naar de wettelijk vertegenwoordiger van de biedende vennootschap. Voorts de verenigbaarheid met het Unierecht van het feit dat de kennisneming door de administratieve rechter zich ook kan uitstrekken tot de beoordelingen van een aanbestedende dienst, zodat deze verder gaat dan alleen de kennisneming van onwettigheden. Artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 105, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Prejudiciële vragen a) Is het in strijd met het gemeenschapsrecht dat de aanbestedende dienst in de uitoefening van een bevoegdheid om overheidsopdrachten in te trekken krachtens artikel 21 quinquies van wet nr. 241/99 kan besluiten om niet over te gaan tot de definitieve gunning van een opdracht, alleen op grond dat een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld naar de wettelijk vertegenwoordiger van de vennootschap waaraan de opdracht voorlopig is gegund? b) Is een afwijking van het beginsel van het definitieve karakter van de vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid, zoals tot uitdrukking gebracht in artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG, om redenen van administratieve opportuniteit, waarvan de beoordeling wordt voorbehouden aan de administratie, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht? c) Is een afwijking van het beginsel van het definitieve karakter van de vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid, zoals tot uitdrukking gebracht in artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG, in het geval waarin het ingestelde strafrechtelijk onderzoek een strafbaar feit betreft dat verband houdt met de aanbestedingsprocedure waarop het besluit betrekking heeft dat de administratie heeft genomen op grond van haar bevoegdheid om haar eigen handelingen te verifiëren, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht? d) Is het in overeenstemming met het gemeenschapsrecht dat de besluiten genomen door een aanbestedende dienst op het gebied van overheidsopdrachten gecontroleerd kunnen worden door een nationale administratieve rechter met volledige rechtsmacht, in de uitoefening van een controlerende bevoegdheid die hem op het gebied van overheidsopdrachten is verleend, en wel uit het oogpunt van de betrouwbaarheid en de conformiteit van het aanbod, en dus naast alleen de 2

CROCE AMICA ONE ITALIA gevallen waarin sprake is van kennelijke onlogica, onredelijkheid, ontoereikende motivering of feitelijke dwaling? Aangevoerde bepalingen van gemeenschapsrecht Artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114) bepaalt dat van deelneming aan een overheidsopdracht wordt uitgesloten, iedere gegadigde of inschrijver jegens wie bij een onherroepelijk vonnis een veroordeling om een of meer van de hieronder opgegeven redenen is uitgesproken, waarvan de aanbestedende dienst kennis heeft: a) deelneming aan een criminele organisatie (...), b) omkoping (...), c) fraude in de zin van artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, d) witwassen van geld (...), met dien verstande dat de lidstaten bepalen overeenkomstig hun nationaal recht en onder eerbiediging van het communautair recht de voorwaarden voor de toepassing van dit lid. Zij kunnen bepalen dat om dwingende redenen van algemeen belang kan worden afgeweken van de in de eerste alinea bedoelde verplichting Richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (PB L 335, blz. 31), voor zover deze betrekking heeft op de bevoegdheid van de administratieve rechter op het gebied van opdrachten. Aangevoerde bepalingen van nationaal recht De artikelen 21 quinquies en 21 nonies van wet nr. 241 van 7 augustus 1990 (legge sul procedimento amministrativo; hierna: wet inzake de administratieve procedure ). In het bijzonder artikel 21 quinquies dat luidt: bij redenen van algemeen belang of wanneer er sprake is van wijziging van de feitelijke situatie of bij een nieuwe beoordeling van het oorspronkelijke algemeen belang, kan de administratieve maatregel met duurzame gevolgen worden ingetrokken door het orgaan dat de maatregel heeft getroffen of door een ander in de wet voorzien orgaan; door de intrekking verliest de ingetrokken maatregel zijn werking. Artikel 38 van decreto legislativo nr. 163/2006 (codice dei contratti pubblici; hierna: wetboek inzake overheidscontracten ), waarin wordt bepaald dat van de openbare aanbestedingsprocedures zijn uitgesloten inschrijvers: die zijn veroordeeld bij een vonnis dat gezag van gewijsde heeft gekregen of tegen wie een strafbeschikking is uitgesproken die definitief is geworden (lid 1, sub c); 3

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-440/13 die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige, definitief vastgestelde overtredingen van de regels betreffende de verplichtingen tot betaling van belastingen en heffingen (lid 1, sub g); die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige, definitief vastgestelde overtredingen van de regels inzake de betaling van bijdragen aan de instellingen van sociale zekerheid (lid 1, sub i). Artikel 654 van de codice di procedura penale (wetboek van strafvordering), volgens hetwelk het definitief geworden strafvonnis waarbij de beschuldigde na een procedure op tegenspraak wordt veroordeeld of vrijgesproken, [jegens hem] gezag van gewijsde heeft in de civiele of administratieve procedure, wanneer deze betrekking heeft op een recht of een legitiem belang waarvan de erkenning afhangt van de vaststelling van dezelfde materiële feiten als die waarop de strafrechtelijke procedure betrekking had (...). Korte uiteenzetting van de feiten en de procedure in het hoofdgeding 1 Op 28 december 2010 heeft de aanbestedende dienst AREU (hierna: aanbestedende dienst ) een procedure geopend voor de plaatsing van een tweejarige opdracht die betrekking had op het vervoer van biologische materialen, chirurgische teams en patiënten voor transplantatiedoeleinden. Vier vennootschappen hebben aan de procedure deelgenomen, waaronder verzoekster en de andere partij in de procedure. 2 Op 10 mei 2011 is de opdracht na onderzoek van de ingediende offertes voorlopig aan verzoekster gegund. 3 De aanbestedende dienst heeft de juistheid van verzoeksters offerte in de zin van de artikelen 86 en volgende van het wetboek inzake overheidscontracten gecontroleerd, die abnormaal laag was, en heeft daarna vastgesteld dat de offerte onregelmatig was. 4 Tegelijkertijd had de procureur van de Republiek bij het Tribunale di Milano bij decreto van 23 juni 2011 voorlopig beslag laten leggen op de in het bezit van de verzoekende vennootschap zijnde documentatie, in het kader van wegens oplichting en intellectuele valsheid ingestelde strafrechtelijke onderzoeken naar, onder andere, de wettelijk vertegenwoordiger van die vennootschap. 5 Derhalve heeft de aanbestedende dienst op grond van zijn bevoegdheid om zijn eigen besluiten te verifiëren bij besluit nr. 157 van 8 september 2011 besloten om de opdracht definitief niet aan de verzoekende vennootschap te gunnen en om de gehele aanbestedingsprocedure nietig te verklaren. Dit besluit werd genomen op grond van de volgende motivering: overwegende dat AREU, afgezien van de onregelmatigheid van de offerte, om kennelijke redenen van opportuniteit en verband houdende met de beginselen van behoorlijk bestuur, niet kan beslissen 4

CROCE AMICA ONE ITALIA om de dienst te gunnen aan de inschrijver Croce Amica One Italia s.r.l en hij, gelet op de noodzaak van de dienst, evenmin de afloop van de strafrechtelijke procedure of zelfs maar de conclusie van het gaande onderzoek kan afwachten. Tegelijkertijd heeft de aanbestedende dienst besloten om geen nieuwe aanbestedingsprocedure op te starten en de dienst aan twee andere verenigingen te gunnen. 6 Bij op 2 november 2011 bij de verwijzende rechter ingesteld beroep is de verzoekende partij opgekomen tegen voormeld besluit van de aanbestedende dienst en heeft zij gevraagd om vergoeding van de schade die zij daardoor heeft geleden. 7 Met het oog op de beslissing in deze zaak heeft de verwijzende rechter de procureur van de Republiek bij het Tribunale di Milano gevraagd om hem elke nuttige informatie te verstrekken over de stand van het strafrechtelijk onderzoek naar de wettelijk vertegenwoordiger van de verzoekende vennootschap. Vervolgens heeft de verwijzende rechter het decreet van het Tribunale di Milano van 14 mei 2013 ontvangen, waarin de wettelijk vertegenwoordiger van de verzoekende vennootschap werd beschuldigd van de strafbare feiten van belemmering van openbare aanbestedingprocedures en intellectuele valsheid, tezamen met een andere verdachte, daar hij in de betrokken aanbestedingsprocedure valse verklaringen had afgelegd over de deelneming aan de cursus veilig rijden voor ambulances. Het begin van de strafprocedure voor het Tribunale di Milano is voorzien voor 17 september 2013. Voornaamste argumenten van partijen in het hoofdgeding 8 De verzoekende partij stelt dat de aanbestedende dienst verschillende regels van het wetboek inzake overheidscontracten heeft geschonden, waaronder die betreffende het onderzoek van de geschiktheid van de abnormaal lage offerte (artikelen 86, 87 en 88) en de redenen voor uitsluiting van deelneming aan de aanbestedingsprocedure (artikel 38). 9 Volgens de aanbestedende dienst is de bestreden maatregel gebaseerd op overwegingen van opportuniteit en behoorlijk bestuur die gelden op administratief gebied en die als zodanig alleen ter discussie kunnen worden gesteld op grond van externe fouten. Korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzing 10 De verwijzende rechter gaat ervan uit dat de bestreden maatregel de uitoefening vormt van de algemene bevoegdheid om handelingen in te trekken, op te schorten of te wijzigen, welke in het bijzonder is neergelegd in de artikelen 21 quinquies en 21 nonies van de wet inzake de administratieve procedure, op grond waarvan de administratieve maatregel, met name wanneer er sprake is van overwegingen van 5

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-440/13 algemeen belang, van een wijziging van de feitelijke situatie of van een nieuwe beoordeling van het oorspronkelijke algemeen belang, kan worden ingetrokken door het orgaan dat de maatregel heeft getroffen, met als gevolg dat deze geen werking meer heeft. Zoals verduidelijkt in de nationale rechtspraak, moet de intrekking van een besluit van een aanbestedende dienst gebaseerd zijn op redenen van openbaar belang en moet deze worden gedragen door een juiste en toereikende motivering. 11 Met betrekking tot de motivering van het bestreden besluit, merkt de verwijzende rechter op dat ofschoon de wettelijk vertegenwoordiger van de verzoekende partij in de aanklacht wordt beschuldigd van het strafbaar feit van belemmering van openbare aanbestedingsprocedures gelet op handelingen die in het kader van de betrokken aanbestedingsprocedure zijn verricht en ofschoon dit een potentiële aanwijzing vormt voor de inopportuniteit van de definitieve gunning aan de verzoekende partij, de aanbestedende dienst niettemin verplicht was om die elementen te beoordelen in het licht van het beginsel van het definitieve karakter van de vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. 12 Wat het Unierecht betreft, wordt het beginsel van het definitieve karakter van de strafrechtelijke aansprakelijkheid met betrekking tot procedures voor het plaatsen van opdrachten tot uitdrukking gebracht in artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG, zoals omgezet in artikel 38 van het wetboek inzake overheidscontracten. Op hetzelfde beginsel berust eveneens artikel 135 van het wetboek inzake overheidscontracten, volgens hetwelk de aanbestedende dienst reeds gesloten en in uitvoering zijnde overeenkomsten kan opzeggen wanneer tegen de contractant een vonnis wordt gewezen waarbij hij definitief wordt veroordeeld voor bepaalde strafbare feiten. Het vereiste van het definitieve karakter van de strafrechtelijke aansprakelijkheid is ook neergelegd in de algemene bepaling van artikel 654 van het Italiaanse wetboek van strafvordering. 13 De verwijzende rechter merkt op dat de aanbestedende dienst in een geval als het onderhavige vooral moet nagaan of er sprake is van een definitief veroordelend vonnis. Hij herinnert eraan dat dit wordt bevestigd door diverse adviezen in die zin van de Autorità di vigilanza sui contratti pubblici. 14 Aangezien de verzoekende vennootschap in casu tot op heden nog niet is veroordeeld, had zij de definitieve gunning moeten krijgen, zodat de aanbestedende dienst, die kennelijk alleen redenen van administratieve opportuniteit nastreefde verband houdende met het feit dat een strafrechtelijk onderzoek was ingesteld, zich schuldig zou hebben gemaakt aan schending van de regel van artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG, zoals omgezet in artikel 38 van het wetboek inzake overheidscontracten. 15 De verwijzende rechter gaat ervan uit dat hij op grond van zijn bevoegdheid als rechter op het gebied van overheidsopdrachten zoals aangewezen bij richtlijn 6

CROCE AMICA ONE ITALIA 2007/66/EG volledig kennis moet nemen van de feiten en zelfs van de discretionaire beoordelingen van de aanbestedende dienst. 16 Niettemin volgt uit de nationale rechtspraak op het gebied van de rechterlijke bevoegdheid dat de controle van de administratieve rechter over de beoordelingen van de aanbestedende dienst (daaronder begrepen die betreffende de redenen van opportuniteit zoals bijvoorbeeld de uitsluiting van een deelnemer van een procedure wegens onbetrouwbaarheid) uitsluitend betrekking moet hebben op de onwettigheid, zonder dat die rechter zijn eigen beoordelingen in de plaats mag stellen van die welke zijn voorbehouden aan de administratie. Kort samengevat, de controle van de motivering van het administratieve besluit moet zich beperken tot de vraag of de beoordeling van de door de administratie aangevoerde feitelijke elementen niet een voorwendsel is geweest. 17 De verwijzende rechter gaat ervan uit dat deze uitlegging van zijn prerogatieven niet geldt met betrekking tot de bevoegdheid op het gebied van overheidsopdrachten, waarop de administratieve rechter juist een ruime bevoegdheid heeft om de feiten of de juridische concepten te onderzoeken, zoals in casu het ontbreken van een definitieve vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de inschrijvende vennootschap waaraan de opdracht voorlopig was gegund, waarvan hij kennis kan nemen op basis van de hierboven genoemde communautaire en nationale regeling. 18 De verwijzende rechter voegt hieraan toe dat bovengenoemde beperking van zijn prerogatieven tot de vanuit bepaalde oogpunten paradoxale conclusie zou leiden dat de gewone rechter, die volledig kennis kan nemen van de feiten, de doeltreffendheid van de rechterlijke bescherming zou garanderen, waardoor de verzoekende partij inwilliging van haar vorderingen kan verkrijgen, hetgeen daarentegen niet het geval is bij de administratieve rechter, omdat deze de discretionaire beoordeling van de aanbestedende dienst enkel kan controleren op onwettigheden. 19 De verwijzende rechter wijst erop dat hij het Hof van Justitie in verband met voormeld artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG recentelijk reeds een aantal prejudiciële vragen heeft gesteld (in de thans aanhangige zaak C-42/13). 7