Instellingsplan 2012-2016



Vergelijkbare documenten
Instellingsbeleid doelstellingen en profiel

Bijlage A. Een duidelijk profiel

Advies Universiteit van Tilburg

Samenwerkingsagenda Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Provincie Gelderland

Professionele Masters. Uitgangspunten verdere uitbouw aanbod professionele masters

Advies Radboud Universiteit Nijmegen

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Workshop Ondernemerschap

Bijlage 2. Human Capital Agenda s

Enquêteresultaten QSK & studiekeuzetevredenheid

Advies Erasmus Universiteit Rotterdam

NSE-specials. 2014: sterke en zwakke punten Avans

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Terugblikkend Vooruitzien. Vereniging Oud Goud woensdag 21 februari 2018

Highlights Nationale Studenten Enquête 2015

Advies Universiteit voor Humanistiek

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1,4% ten opzichte van studiejaar

Contextschets Techniek

Benchmark Hogescholen In opdracht van Platform Bètatechniek Ten behoeve van bestuurlijk overleg met hogescholen

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour

Revisie Keuzegids Universiteiten 2015

HAN en duurzame energie

4. PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Tilburg University 2020 Toekomstbeeld. College van Bestuur, april 2013

Memo NSE resultaten 2018

Subsector overig. Subsector overig

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie. Inhoud. 1 Inleiding

Raad van Toezicht. Profielschetsen. Lid portefeuille onderwijs. Lid portefeuille bedrijfsvoering

Mekelweg 4, kamer LB CD Delft

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s

NSE: Van vraag naar verbetering

Rapportage Enquête StudieKeuze 2015

Factsheet. Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe.

Hoger onderwijs MEEKIJKEN OP HET DASH BOARD. Drie hogescholen en hun visualisaties

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2011: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2012

SELECTIE EN TOEGANKELIJKHEID VAN HET HOGER ONDERWIJS SAMENVATTING EERSTE 2 RAPPORTEN:

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Studiesucces en onderwijskwaliteit: een overzicht van de stand van zaken in 2015 bij de verplichte indicatoren

Topsectoren. Hoe & Waarom

Arbeidsmarkt. Bedrijfskunde. Technische bedrijfskunde

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

VISIE OP ONDERWIJS. Associate degrees voltijd

Eindadvies Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 24 oktober 2016

Strategie Zuyd

Advies Hogeschool Rotterdam

Verkort jaarverslag Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Kerncijfers. Onderwijs. Onderzoek [ 6 ]

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Advies Hanze University of Applied Sciences Groningen

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Juni 2016

Advies Rijksuniversiteit Groningen

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

HU GERICHT IN BEWEGING

Advies Vrije Universiteit

FONTYS FOCUS 2020 ONTWIKKELDOELSTELLINGEN MET INDICATOREN

Subsector sociale wetenschappen

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Jaarverslag Kwaliteitszorg CMD

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Ruitenberglaan 27, 6826 CC Arnhem. n.v.t. n.v.t. n.v.t. bachelor

Subsector pedagogische opleidingen

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Welkom in TECHNUM! KwaliteitsKring Zeeland

Eindadvies Theologische Universiteit Apeldoorn 24 oktober 2016

Deze brochure schetst de onderwijsvisie van onze universiteit op hoofdlijnen. De doelen die horen bij die visie kunnen we alleen samen bereiken.

Infrastructuur landsdeel Noordvleugel. 5 hogescholen met bètatechniek 3 universiteiten Jet-Net: 31 scholen en 15

Onderwijs; verplichte indicatoren

workshop Kwaliteitsafspraken 2.0 perspectief vanuit de hogeschool

Samen voor onderwijs in Apeldoorn

HAN Jaarverslag Bestuur en management. Risicomanagement

Advies Universiteit Twente

De hbo er aan het werk

GEMEENTE HOOGEVEEN. Voorstel voor burgemeester en wethouders. Onderwerp: Start HBO Hoogeveen

Domein Applied Science

Resultaten NSE Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn. Mei Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie

INTERSECTORALE MOBILITEIT IN HET HOGER ONDERWIJS ROB GRÜNDEMANN (HOGESCHOOL UTRECHT)

luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Human Resource Management van de Saxion Hogeschool

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling collegegeld

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Tevredenheid over docenten

Samenwerking hogescholen en MKB in de topsectoren ZWAARTEPUNTVORMING PROFILERING SAMENWERKING KWALITEIT DUURZAME VERANKERING

Lid Raad van Toezicht Met een achtergrond in het agrarisch bedrijfsleven en afkomstig uit Noord-Nederland

Subsector psychologie

Benchmark Axisopleidingen

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Advies Universiteit Maastricht

fr, Vere : Geachte mevrouw Bussemaker,

onderzoek op het hbo transformeert de samenleving tekst: Rob Voorwinden

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Wervingsprofiel. Lid Raad van Toezicht. 19 juli Opdrachtgever Van Hall Larenstein University of Applied Sciences

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Instellingstoets: vloek of zegen?

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Transcriptie:

o n z e b e l o f t e A A N S A M e N L E V I N G D E Instellingsplan 2012-2016 k w a l i t e i t s c u l t u u r p r o f e s s i o n a l m a s t e r s p r a k t i j k g e r i c h t o n d e r z o e k v a l o r i s a t i e

Kennis in interactie Instellingsplan 2012-2016 Inclusief prestatieafspraken met de overheid

Inhoud Woord vooraf 5 Onze visie 9 De HAN: kwaliteit en ambitie 9 Een duidelijk profiel 11 Speerpuntenbeleid: inhoudelijke zwaartepuntvorming 13 De keuze van speerpunten 13 De organisatie van speerpunten 15 De internationale dimensie 16 Onderwijsvisie 19 Waar staan we nu? 19 Onderwijskwaliteit bacheloropleidingen 21 Masters 23 Onderzoek 23 Contractonderwijs en adviesdiensten 24 Beroepspraktijk en regio 24 Ondernemerschap 26 Mens en organisatie 28 Context 29 Samenvattend 30 Onderwijs 33 Naar een hoogwaardige kennisinstelling 33 Onderzoek 49 Beroepspraktijk en regio 53 Kwaliteit is mensenwerk 60 Operational excellence 67 Implementatie 70 Bijlage A De han in 2016; prestatie afspraken met de overheid 78 Bijlage A1 Definities en bronnen bij indicatoren prestatieafspraken 83 Bijlage B1 Honours- en excellentieprogramma s 87 Bijlage B2 De speerpunten; samenvattingen van de business cases 89 Bijlage B3 Centre of Expertise Logistiek 104 Bijlage B4 Consultatieronde regiopartners maart 2012 106 4

5

De koers die we in dit instellingsplan voor de periode 2012-2016 uitstippelen, bouwt voor een deel voort op de bestaande strategie. Ons ambitieniveau gaat daarbij wel omhoog. Dat vraagt de samenleving ook van ons. We gaan de HAN krachtig verder ontwikkelen tot een university of applied sciences: een instelling voor modern hoger beroepsonderwijs, met opleidingen die verweven zijn met praktijkgericht onderzoek, internationaal zijn georiënteerd en kennis leveren die van nut is voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van de regio. We weten waar we goed in zijn. Op een aantal terreinen van onderwijs en onderzoek sluiten we in samenspraak met bedrijven en instellingen aan bij de regionale economische en maatschappelijke agenda. Hierop ontwikkelen we de komende periode onze speerpunten. In dit instellingsplan geven we aan wat ons te doen staat als maatschappelijke organisatie. Het bevat onze doelstellingen en onze beloften aan de samenleving. Wat betreft die doelstellingen en beloften kent dit instellingsplan een noviteit. Een deel ervan bevat prestatieafspraken die we met de overheid zullen maken. Deze zijn direct afgeleid van onze plannen en ambities, maar hebben een bijzondere status doordat de overheid vanaf 2016 mogelijk budgettaire consequenties verbindt aan de realisatie. Deze prestatieafspraken zijn nog in concept. Half september brengt de zogeheten Reviewcommissie over deze voorgestelde afspraken een advies uit aan staatssecretaris Zijlstra. Voor 1 november zullen de prestatieafspraken definitief zijn gemaakt. Dit plan kan niet zonder breed draagvlak en is tot stand gekomen na zorgvuldige consultatie en overleg. Ambities en de opeenvolgende concepten van dit plan zijn regelmatig onderwerp van gesprek geweest (in oriënterende en besluitvormende zin) met faculteitsdirecties, instituutsdirecties en staf en met de Medezeggenschapsraad en de Raad van Toezicht. 6

In de aanloop van het plan hebben we alle instituten en service units bezocht en zijn in direct gesprek gegaan met docenten en medewerkers. De resultaten van een enquête onder onze studenten en medewerkers laten zien dat er brede steun is voor de gekozen koers. Er hebben vijf regionale consultaties met stakeholders (bijlage B4) plaatsgevonden, vooral om na te gaan of de gekozen speerpunten kunnen rekenen op steun van onze regio. In een enkel geval is afgezien van een bepaald (concept)speerpunt, in een ander geval is op verzoek van de regio een speerpunt toegevoegd. Een van de consultaties was euregionaal van aard, gezien de nauwe verwevenheid van onze regio (maatschappelijk en economisch) met het Duitse achterland. Met de ons omringende collega-hogescholen hebben we afgestemd over de gekozen profilering en speerpunten. Voor een belangrijk deel zijn we complementair in onze keuzes en op sommige onderdelen kunnen we goed samenwerken. We zetten ons ervoor in om onze omgeving te laten zien en ervaren dat de HAN een kennisinstelling is die dankzij een open verbinding met de beroepspraktijk en de (eu)regio een belangrijke bijdrage levert aan de sociale en economische ontwikkeling. College van Bestuur augustus 2012 7

8

9

Onze visie Onze maatschappelijke opdracht is helder: studenten op een hoog niveau opleiden en beantwoorden aan de vraag naar hooggeschoolde, innovatieve en ondernemende mensen. Het is daarbij onze overtuiging dat dit doel het beste gediend is met wat wij onderwijsleergemeenschappen noemen. We willen ons onderwijs meer en meer organiseren in voor de studenten herkenbare entiteiten en in gebouwen en een omgeving die de identiteit uitstralen van het beroep waar we voor opleiden. Dat gaat het best met docenten en medewerkers die de ruimte voelen om eigenaar van het onderwijs te zijn en mee vormgeven aan die eigen identiteit. Onze onderwijsprogramma s zijn zo ingericht, dat als onze studenten afzwaaien, ze met kennis en kunde toegerust zijn om als onderzoekende, ondernemende beroepsbeoefenaren zichzelf een mooie toekomst te bezorgen én innovatieve bijdragen te leveren aan de economische en maatschappelijke ontwikkeling van de samenleving. Dat is onze wettelijke plicht en we voelen het als onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. eigen verantwoordelijkheid en de wil om ook het beste uit zichzelf te halen. We bieden aanvankelijk structuur, maar willen dat studenten op enig moment het heft in eigen hand nemen. Onderzoek hoort bij ons en krijgt een natuurlijke plek in wat we doen. Ons onderzoek is praktijkgericht, innovatief en draagt bij aan de kwaliteitsverbetering van ons onderwijs. Het gaat om een continue wisselwerking: onderzoek innoveert en verbetert de beroepspraktijk, wat materiaal oplevert voor verbetering van het onderwijs aan de toekomstige beroepsbeoefenaren. We zetten de komende jaren een duidelijk HANkwaliteits keurmerk neer en beloven dat ons onderwijs over de hele linie aan dat keurmerk voldoet. Daarmee creëren we een brede basis van goed bacheloronderwijs. Boven op dat brede en solide fundament gaan we selectief concentraties ontwikkelen van onderzoek, minoren en masteropleidingen. We gaan daarbij uit van onze eigen kracht én waar de samenleving behoefte aan heeft. We bekennen kleur. Daarbij zoeken we de goede wisselwerking met de student. Wij organiseren de onderwijsleergemeenschap, ontwerpen een uitdagend en voldoende intensief programma, nodigen onze medewerkers uit het beste uit zichzelf te halen en bieden onderwijs dat studenten een optimale kans geeft op een goede toekomst, doordat we daar met werkgevers goed over gesproken hebben. We vragen van studenten inzet, 10

11

De han wil een brede multisectorale hogeschool blijven, met een dekkend aanbod in die sectoren waar zij actief is. Recent arbeidsmarktonderzoek 1 in de regio Gelderland laat zien dat er in relatieve zin voor hoger opgeleiden krapte bestaat op de arbeidsmarkt; de zogeheten krapte-index is relatief het hoogst in de (para)medische sfeer. Dat laatste heeft te maken met het Health-profiel van de regio. Om die relatief krappe arbeidsmarkt nu en in de toekomst te kunnen blijven bedienen, moet de han de breedte van haar assortiment behouden; zeker ook doordat vaststaat dat een relatief hoog percentage van onze studenten uit de regio komt. De HAN is een geprofileerde instelling met een doelbewuste keuze voor een Nijmeegs profiel en een Arnhems profiel. In Nijmegen ligt de nadruk op gedrag & maatschappij, gezondheid, sport en opleiden, in Arnhem op techniek. Beide campussen bieden breed economisch onderwijs en een lerarenopleiding primair onderwijs. Ze hebben ook beide een internationaal profiel. Deze profilering laten we intact, waarbij we op de Arnhemse campus de Engelstalige programma s voor degree seeking studenten uit het buitenland verder uitbouwen tot een uniek profielkenmerk. Hier is in de afgelopen jaren een kwalitatief stevige basis gelegd van een economisch opleidingen aanbod (Arnhem Business School) en van een internationaal aanbod bij techniek (in het bijzonder Automotive). De keuze voor een breed assortiment van voltijdse bacheloropleidingen met als ambitie dat over de hele linie kwaliteit en niveau stijgen, noemen wij onze breedtestrategie. Alle opleidingen dienen te voldoen aan een gegarandeerde basiskwaliteit die we aan de hand van heldere indicatoren doorlopend meten. In de prestatieafspraken met de overheid garanderen we 1 Provinciale en regionale discrepantieanalyse Gelderland, Broersma en Van Rijn, Groningen, 21 maart 2012. 12

een minimale kwaliteit van onze opleidingen: ze zijn geaccrediteerd en kennen een studenttevredenheid van minimaal een 7. Onderdeel van deze basiskwaliteit is dat we elke opleiding in de voor haar relevante context plaatsen en deze zodoende een couleur locale krijgt. Elke opleiding krijgt een doorlopende leerlijn onderzoek die past bij die opleiding. Datzelfde geldt voor de internationale dimensie, passend bij de betreffende opleiding en de beroepspraktijk waar deze zich op richt. geven aan de (selectieve) ontwikkeling van professional masteropleidingen en aan de ontwikkeling van ons praktijkgerichte onderzoek in verbinding met het onderwijs. We zullen terughoudend zijn in de ontwikkeling van associate degree-programma s (Ad s). De HAN streeft naar een internationaal profiel: alle opleidingen zorgen voor internationalisering van het curriculum. Ze doen dat in de vorm en de mate die passen bij het beroep waartoe ze opleiden. Naast een strategie gericht op kwaliteitsverbetering en niveauverhoging in den brede, geven we ruimte aan profilering en excellentie; we hanteren naast onze breedtestrategie een dieptestrategie. We doen dat op verschillende manieren. Bij het onderwijs doen we dat in de vorm van speciale programma s voor studenten die meer willen en kunnen. We ontwikkelen (en hebben die nu ook al) voor hen zogenoemde honours - en excellentieprogramma s. Boven op het palet van bacheloropleidingen en de meer basale verbinding van onderzoek met ons onderwijs ontwikkelen we speerpunten: synergetische concentraties van hoogwaardig onderzoek, uitstekende masteropleidingen en minoren. De HAN wil haar (nu al stevige) positie in de markt van leren voor werkenden verder versterken en zal een selectiever en hoogwaardig aanbod ontwikkelen van haar deeltijdonderwijs. Onderwijs dat voldoet aan de criteria maatschappelijke (toegevoegde) waarde, voldoende schaal en bovengemiddelde kwaliteit. De HAN wil zich verder ontwikkelen tot een university of applied sciences (UAS). Dat houdt in dat we prioriteit De HAN is een hogeschool met een publieke oriëntatie. In de prestatieafspraken geven we aan dat we een hogeschool willen zijn met een duidelijk publiek profiel. Vanuit die insteek geven we geen prioriteit aan commerciële activiteiten. Het is wel onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om een selectief aanbod (na)scholingsfaciliteiten te bieden die het werkveld en deelnemers financieren en waarin private partijen niet voorzien. Overigens scharen we hier onze (niet-bekostigde) masteropleidingen nadrukkelijk niet onder. Het verzorgen van dit onderwijs rekenen wij tot onze publieke taak en vragen de overheid op dit punt dat ook als zodanig te erkennen en over te gaan tot bekostiging van dit onderwijs. Deze opleidingen zijn volgens de regels van de overheid geaccrediteerd en worden allerwegen gezien niet in de laatste plaats door de commissie Veerman als een noodzakelijke aanvulling op het palet aan hoger onderwijs in Nederland. 13

Speerpuntenbeleid: inhoudelijke zwaartepunt vorming De HAN wil gericht bijdragen aan het te gelde maken van kennis, gelooft in de claim dat kennis de motor is van economische ontwikkeling en koppelt haar uitstekende staat van dienst op het gebied van stimuleren van ondernemerschap en het organiseren van valorisatieprogramma s 2 aan haar speerpuntenbeleid. Leidend bij de keuze voor deze HAN-speerpunten is het nieuwe bedrijfslevenbeleid (het topsectorenbeleid), de uitgangspunten van dit beleid voor de regionale sociaal-economische ontwikkeling, de mate waar in een koppeling gelegd kan worden met onze eigen sterktes en de bijdrage die wij kunnen leveren aan het ontwikkelen van deze regionale topsectoren. Daarbij zien we voor onszelf een drieledige rol weggelegd: Het bieden van een antwoord op het verwachte tekort (kwalitatief en kwantitatief) aan arbeidskrachten in de diverse sectoren (de Human Capital Agenda). Het versterken van de vraagsturing tussen onderwijs, onderzoek en bedrijven/instellingen. De innovatie via het praktijkgerichte onderzoek (valorisatie). De keuze van speerpunten Het regionale economische beleid wordt in toenemende mate geënt op het landelijke topsectorenbeleid. Regio s stellen zich de vraag in welke sectoren ze sterk zijn en met welke sectoren ze zich binnen dit beleid willen profileren. Een eerste analyse van de economische agenda s van de provincie Gelderland, de Stadsregio Arnhem- Nijmegen, de kerngemeentes Arnhem, Nijmegen en Doetinchem, de Exzellenz -clusters in Nordrhein- Westfalen, het kaderprogramma Horizon 2020 en de eigen sterktes van de HAN heeft geleid tot een eerste, voorlopige keuze voor sectorale speerpunten: High Tech Systemen en Materialen, Chemie, Energie- en Milieutechnologie, Creatieve Industrie, Life Sciences & Health, Logistiek en Food. Naast deze economische sectoren hebben we daarbij ook een keuze gemaakt voor enkele maatschappelijk relevante topsectoren: Zorg & Welzijn, Sport en Onderwijs. In nauw overleg met de faculteiten is op basis van een eerste toetskader een nadere inhoudelijke invulling gegeven aan deze sectorale speerpunten. Vervolgens is per voorlopig vastgesteld speerpunt een business case opgesteld. In deze business case is aangetoond hoe relevant en kansrijk de ontwikkeling van het speerpunt is. 2 Valorisatie: het beschikbaar maken van kennis voor economische en maatschappelijke benutting. 14

15 Daarbij zijn de volgende criteria gehanteerd 3 : 1 De verbinding van het speerpunt met de (regionale) topsectoren en de maatschappelijke uitdagingen. Het gaat om de aansluiting bij het landelijke topsectorenbeleid, bij het economische programma van de provincie Gelderland (prioritaire programma s en brede economie), bij de Human Capital Agenda s en bij de relevante bedrijvigheid en bedrijvenclusters in de regio. Extra aandacht ook voor de aansluiting bij Nordrhein-Westfalen en de Europese uitdagingen. 2 Het huidige trackrecord. Hierbij gaat het om het huidige onderwijsaanbod op het speerpunt, verworven onderzoeksopdrachten en resultaten daarvan, overzicht van valorisatieactiviteiten (zoals spin-offs), participatie in netwerken van overheden en bedrijfsleven. 3 De verbinding met werkveld en regio. Dit betreft de vraag hoe de omgeving (bedrijven, instellingen en overheden) bij de ontwikkeling van het speerpunt betrokken is/wordt. Vraagsturing en mogelijkheden voor publiek-private samenwerking zijn belangrijke aandachtspunten. 4 De verankering van het speerpunt in onze breedte- en dieptestrategie. De centrale vraag hierbij is of het speerpunt voldoende verbonden is met de brede basis om als vliegwiel voor kwaliteitsverbetering te kunnen fungeren. Belangrijk daarbij is het aantal opleidingen en lectoren dat bij het speerpunt betrokken is, zowel binnen een faculteit als over de grenzen van de 3 De criteria zijn ontleend aan die voor een Centre of Expertise. faculteit heen (multidisciplinariteit) en waaruit die betrokkenheid bestaat. 5 De ambities rondom het speerpunt. Hierbij gaat het om een concrete beschrijving van doel stellingen en producten/diensten ten aanzien van: Het onderzoek en de onderzoeksprogrammering. Het onderwijs. Vooral van belang is de aansluiting bij de Human Capital Agenda s (kwalitatief en kwantitatief vergroten van in- en uitstroom voor de betreffende sector) en de mogelijkheden voor differentiatie (minoren, honoursprogramma s, masters). Valorisatie: kennisdisseminatie, afstudeerprojecten, starters en dergelijke. Belangrijk is de aansluiting bij Gelderland valoriseert! 4. Het gaat om excellentie en om het onderscheidend vermogen ten opzichte van collegahogescholen. 6 De uitvoerbaarheid van de ambities. Dit betreft: Een beschrijving van de strategie om de kloof tussen huidige situatie en de ambitie te overbruggen. Een realistische planning van activiteiten gedurende de vier jaren. Een realistische inschatting van benodigde financiële middelen en menskracht. 4 Een omvangrijk project (totaal 12,5 miljoen) dat loopt van 2012 tot en met 2017 en waarvan de HAN penvoerder is. Hierin hebben enkele kennisinstellingen (HAN, ArtEZ en RU), bedrijven en overheden met name de provincie Gelderland hun krachten gebundeld voor meer innovatie en werkgelegenheid in de regio en de opbouw van een regionale valorisatie-infrastructuur. (Zie ook hoofdstuk 4, onder Beroepspraktijk en regio.)

Een realistische inschatting van de te verwerven baten (eerste, tweede en derde geldstroom). Vooral van belang is de eigen prioriteitstelling van de instelling/faculteit wat betreft de inzet van middelen en capaciteiten. Speerpunten han Automotive Duurzame (elektrische) energie Biodiscovery Faculteit Techniek Techniek Techniek Vervolgens hebben we in (eu)regionale consultatierondes met relevante stakeholders de gemaakte keuzes getoetst en gevalideerd. De beoordeling van de business cases en de conclusies uit de consultatierondes hebben geleid tot enkele wijzigingen in de keuze. Zo is besloten niet zelfstandig het speerpunt Logistiek te ontwikkelen, maar gezamenlijk met de zes hogescholen van het Kennisakkoord Logistiek een aanvraag voor een Centre of Expertise Logistiek in te dienen (zie bijlage B3). Hetzelfde geldt voor het speerpunt Creatieve Industrie: niet zelf ontwikkelen maar aansluiten bij het initiatief van onze collega-hogeschool ArtEZ. Eén speerpunt is mede op verzoek van vele externe stakeholders toegevoegd: Ondernemen en ondernemerschap. Dit betreft een sectordoorsnijdend speerpunt waarbij de HAN in de afgelopen jaren al een belangrijke reputatie heeft opgebouwd. Uiteindelijk heeft dit proces geleid tot de keuze voor de volgende acht speerpunten 5. 5 Bij de keuzebepaling zijn o.m. de volgende documenten geraadpleegd: De innovatieagenda s van de negen topsectoren, incl. de Human Capital Agenda s. Masterplan Bèta en Technologie: naar 4 op de 10 meer technologietalent voor Nederland (2012). Foto economische zwaartepuntvorming HBO techniek (1 maart 2012), platform Bèta Techniek. Sociale infrastructuur agenda (NWO 2012). Statenvoorstel prioritair programma topsectoren en innovatie (2012). Provinciale en regionale discrepantieanalyse Gelderland aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt 2015 (maart 2012). Sneller herstel Vitale leefomgevingen, kleine kernen Talentherkenning en -ontwikkeling in sport Ondernemen en ondernemerschap Leren met ict Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Economie en Management Educatie Bijlage B2 bevat een korte inhoudelijke beschrijving per speerpunt aan de hand van de hiervoor genoemde zes criteria. We hebben de omliggende hogescholen (Saxion, Windesheim, Avans, Fontys Hogescholen en Christelijke Hogeschool Ede) geïnformeerd over onze speerpunten; in voorkomende gevallen voeren we afstemmingsoverleg. De organisatie van speerpunten Met een speerpunt geven we een antwoord op de specifieke behoeften in de betreffende sector in termen van voldoende en voldoende gekwalificeerde beroepskrachten, vergroten van het innovatief vermogen en (nieuw) ondernemerschap. Een speerpunt vormt een samen hangend geheel van opleidingen, praktijkgericht onderzoek en kennisvalorisatie. Excellentie en profilering vormen daarbij de sleutelbegrippen. Speerpunten worden georganiseerd in de vorm van programma s die dwars door de bestaande organi 16

satorische entiteiten van kenniscentra en onderwijs (bachelor, master, leven lang leren ) heen lopen. Bij voorkeur heeft een speerpunt een internationale en/ of euregionale dimensie. Vanuit een speerpunt wordt interfacultaire en multidisciplinaire samenwerking gestimuleerd en mogelijk gemaakt. Vraagsturing vanuit de sector staat bij de ontwikkeling van een speerpunt centraal. Nauwe samenwerking met regionale bedrijven(platforms)/instellingen, overheden en andere publieke organisaties is een voorwaarde voor succes. Middels onder andere de verbinding van de speerpunten met het project Gelderland valoriseert!, de netwerkorganisatie Zorgalliantie en het HAN Smart Business Centre worden hiervoor de nodige condities geschapen. Niet alle opleidingen, kenniscentra en individuele lectoraten zullen in eerste instantie in gelijke mate verbonden zijn aan de speerpunten. Naarmate speerpunten zich verder ontwikkelen zal de bijdrage van onderwijs en onderzoek, ook vanuit de breedte maar zonder deze te verliezen, toenemen. De internationale dimensie Zoals hiervoor al aangegeven hebben speerpunten bij voorkeur ook een internationale dimensie. Een eerste vergelijking met de Exzellenz-clusters van de deelstaat Nordrhein-Westfalen maakt duidelijk dat zeker in de euregio voldoende aanknopingspunten liggen voor gezamenlijke projecten. Maar ook breder, zoals in het kader van KP7 6 en het toekomstige kaderprogramma Horizon 2020, liggen er goede mogelijkheden. Internationale projecten leiden tot een verhoging van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek binnen de speerpunten, versterken onze profilering en maken financiering van onze regionale ambities meer mogelijk ( Regionally integrated, globally connected ). Voorwaarde daarvoor is dat we per speerpunt een heldere strategie en de juiste partnerships ontwikkelen. De gerealiseerde uitbreiding van het Subsidiebureau met deskundigheid op het terrein van internationale subsidies is hiervoor een belangrijke succesfactor. 6 De volledige naam van KP7 is het 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU. Het zal zeven jaar duren, van 2007 tot en met 2013. Het programma heeft een totaalbudget van meer dan 50 miljard euro. 17

18

19

Onze doelstellingen hebben we zo realistisch mogelijk geformuleerd. We baseren ons hierbij op een ( swot -)analyse van de bestaande situatie, waarin we sterke en minder sterke punten kunnen aanwijzen. De sterke punten bieden een goede uitgangspositie om onze ambities verder waar te maken. Op andere punten zullen we ons eerst moeten verbeteren, wil van doorontwikkeling sprake kunnen zijn. Die beweging moeten we maken in een tijdsgewricht met veel onzekerheden en een aantal fundamentele wijzigingen in de bekostiging en in het overheidsbeleid. Onderwijsvisie Onze visie op onderwijs is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: Al ons onderwijs dient het doel om professionals op te leiden; daarom willen wij dat studenten onderwijs aangeboden krijgen dat in dienst staat van dat doel. Anders gezegd: we willen de beroepsgerichtheid bevorderen en we doen dat concreet via het leren vanuit beroepstaken. Beroepstaken maken in het ontwerp van ons onderwijs de brug tussen eisen die de professie stelt en het concrete aanbod in de onderwijseenheden (owe s). Wij willen jonge professionals afleveren die vanuit zelfstandigheid hun beroep gaan uitoefenen. Om die reden rekenen wij het tot onze opdracht jonge mensen die zelfstandigheid bij te brengen en bevorderen het zelf verantwoordelijkheid nemen voor zowel de studie als later de uitoefening van hun beroep. De opbouw van onderwijsprogramma s is daarop afgestemd. Studenten krijgen in de beginfase van hun studie meer structuur en naar het einde toe steeds meer eigen verantwoordelijkheid. We zijn ons ervan bewust dat niet alle studenten op elkaar lijken: mensen zijn verschillend en doelgroepen zijn verschillend. Dit geldt niet in de laatste 20

plaats voor voltijdonderwijs aan jonge mensen versus deeltijdonderwijs in het kader van leven lang leren. We hebben een breed aanbod van opleidingen, verdeeld over twee campussen. Welbewust elk met een duidelijk eigen profiel. De campus in Arnhem is hoofdzakelijk technisch en economisch. Ook is er een deel van de HAN-Pabo gevestigd. Nijmegen profileert zich vooral op gezondheid, sport, gedrag & maatschappij en op educatie, daarnaast kent deze campus ook economische opleidingen en life sciences. Grafiek 1 Groei in studentaantallen 2001-2011 Aantallen inschrijvingen per jaar 30.000 22.500 15.000 7.500 0 18.244 18.777 19.865 20.903 24.968 23.033 28.361 26.588 25.771 29.519 29.925 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 De studentenpopulatie is divers samengesteld en dus hebben veel opleidingen verschillende varianten (voltijd, deeltijd en duaal). Veel studenten zijn onder de 20 jaar bij de start van hun opleiding en komen rechtstreeks van het havo, mbo en in mindere mate vwo, anderen vallen in de categorie werkend lerenden en zijn vaak wat ouder. In totaal gaat het om afgerond 30.000 studenten (10.000 in Arnhem en 20.000 in Nijmegen), verdeeld over 63 bacheloropleidingen, 21 masteropleidingen en zeven associate degrees. Dat aantal studenten is in de afgelopen periode behoorlijk gegroeid: tien jaren geleden waren er nog iets meer dan 18.000 studenten. Grafiek 1 laat zien welke groei de HAN de afgelopen jaren heeft moeten accommoderen. Die groei is disproportioneel hoog geweest als we deze vergelijken met de landelijke trend. De groei van de instroom bij de HAN in de periode 2005-2010 bedraagt 21% en ligt fors boven het landelijk gemiddelde (13%). Groei in % per jaar 10,2% 10% 8,4% 6,7% 5,8% 5% 5,2% 4,1% 2,9% 3,2% 3,2% 2% 1,4% 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Als we kijken waar onze studenten vandaan komen, dan zien we dat bijna 70% uit de regio komt en dat 56% van de afgestudeerden in Gelderland en 37% in een aangrenzende provincie gaat werken. 1 Mede op basis van dit gegeven, koestert de HAN haar regionale inbedding en identiteit. De HAN is met het deeltijdonderwijs relatief groot in Nederland en is als een van de weinige hogescho 21 1 Volgens de instroomgegevens 2011-2012 van de HBO-raad resp. de HBO Monitor 2011. Onze regio definiëren we als: Apeldoorn/Midden- IJsselgebied, Arnhem/Nijmegen en omstreken, Noord-Limburg, Oostelijk Maas en Waal, Zuidelijke Achterhoek.

len sinds 2001 gegroeid. Is ons marktaandeel in het voltijdse onderwijs 9,7%, in het deeltijdonderwijs bedraagt dat 12,8%. Op dit moment studeert bij de HAN 17,2% in deeltijd. De grootste groep deeltijders is in de leeftijd van 25-34 jaar. De HAN is dus een instelling voor relatief jonge werkend lerenden. De omvang van het duaal onderwijs is vrij bescheiden. Tabel 1 Overzicht van accrediteringen (nqa Instellingsportret han 2005-2011) Onvoldoende Voldoende Goed Excellent Doelstellingen 0 0% 39 11% 321 89% 0 0% Programma 0 0% 369 38% 590 61% 1 0% Inzet personeel 0 0% 77 21% 283 79% 0 0% Voorzieningen 0 0% 107 45% 131 55% 2 1% Interne kwaliteitszorg 0 0% 84 23% 273 76% 3 1% Onderwijskwaliteit bacheloropleidingen Kijken we naar de verschillende kenmerken van onze onderwijskwaliteit, dan zien we een wat wisselend beeld. De HAN mag zich verheugen in een overwegend goede beoordeling bij accreditaties. Uit die accreditaties blijkt dat we over het algemeen goede docenten hebben die goed onderwijs geven. De scores bij de toetsing en beoordeling en het gerealiseerde eindniveau spreken iets minder tot de verbeelding; hier gaat het bij het grootste deel om de score voldoende. Tabellen 1 en 2 geven van onze instelling een aardig beeld. Compact samengevat: Scores vertonen een stijgende lijn gelet op de verhouding voldoende / goed. Goed in programmeren; goed onderwijs door goede docenten (bij 87% van de opleidingen is de score goed ). Voorzieningen die variëren van voldoende tot goed. Score op toetsing en beoordeling / gerealiseerd niveau is overwegend voldoende. Kwaliteitszorgsystemen zijn prima op orde, maar er is aandacht nodig voor het goed en geheel doorlopen van de pdca (Plan-Do-Check-Act)-cyclus en het voldoende betrekken van externen. Resultaten 2 1% 186 78% 48 20% 2 1% Totaal 2 0% 862 34% 1646 65% 8 0% Tabel 2 meerjarig overzicht van scores nqa 2006 2007 2008 2009 2010 % excellent 0% 0% 0% 0% 0% % goed 58% 65% 73% 66% 72% % voldoende 42% 34% 27% 34% 27% % onvoldoende 0% 0% 0% 0% 0% % geen oordeel 0% 0% 0% 0% 0% De tevredenheid van bachelorstudenten die zij jaarlijks in een enquête (nse) aangeven, is voor ons een tweede belangrijke kwaliteitsindicator. Hier scoort de HAN ten opzichte van andere hogescholen iets onder het landelijke gemiddelde. Overigens betekent dit dat bij de andere hogescholen de stijgende lijn blijkbaar iets steiler is, want bij ons is de tevredenheidscore over de afgelopen periode opgelopen; het totale kengetal is van 75% neutraal/positief in 2008 gestegen naar 83% in 2011. Vermeldenswaard is de bovengemiddelde score van bijna 89% bij het oordeel over docenten. (Zie voor de historische reeks tabel 3.) 22

Tabel 3 Overzicht sto/nse sinds 2007 (percentages neutraal en positief) 2008 2009 2010 2011 Kengetal totaal 75% 77% 82% 83% Aspecten opleiding Inhoud 83% 83% 86% 86% Algemene vaardigheden - - 93% 93% Vaardigheden praktijkgericht onderzoek - - - 86% Voorbereiding beroepsloopbaan 84% 85% 86% 84% Docenten 86% 87% 88% 88% Informatie 1 73% 76% 79% 79% Studiefaciliteiten 1 67% 70% 83% 83% Ondersteunende diensten* 93% 95% 95% 96% Toetsing en beoordeling 1 68% 72% 75% 75% Studieroosters 1 64% 68% 76% 77% Studielast 1 68% 70% 77% 77% Studiebegeleiding - - 86% 87% Internationale studenten* - - 74% 76% Overige faciliteiten en de studieomgeving* - - 81% 80% Betrokkenheid 1 62% 65% 75% 75% * Tellen niet mee in het kengetal 1 han-brede aandachtspunten nse 2011 is leidend, bij lege cellen is voor de betreffende jaren geen informatie beschikbaar Vergelijken we de HAN met het totale hbo in een cijfer op de vijfpuntsschaal, dan komen we op een 3,62 ten opzichte van 3,65 landelijk. Op de meeste aspecten van studenttevredenheid zitten we een paar honderdsten onder het landelijk gemiddelde. Uitzondering is de score op toetsing en beoordeling. Hier staan we op 3,20 tegenover 3,30 bij het totale hbo. Nemen we dit samen met de score op dit kwaliteitsaspect bij de accreditaties, dan blijkt hieruit dat we kwetsbaar zijn. Onze conclusies: Toetsen en beoordelen moet een focus zijn. We moeten de aandacht voor verbetering van de onderwijslogistiek vasthouden. We moeten onze kracht kwaliteit van docenten beter in stelling brengen. In de Keuzegids Hoger Onderwijs, die voor meer dan driekwart is gebaseerd op de NSE en voor een klein kwart op expertoordelen, staat de HAN op de ranglijst van de grotere hogescholen ex aequo op de achtste plaats met een totaalscore van 59,0. Nummer 1 scoort 71,0 en nummer 17 scoort 51,5. Opvallend in de ranking van de Keuzegids zijn de uitschieters bij ons; de hoogste score in de Keuzegids (voltijdbachelor) 2012 is 98 punten en de laagste 44. Bij de slecht scorende opleidingen gaat het behalve om het toetsingsaspect vooral om de organisatie en de informatievoorziening die voor die lage score zorgen. Kijkend naar het deeltijdonderwijs, zien we een vergelijkbaar beeld van variatie in kwaliteit. Op onderdelen moeten we vaststellen dat de interne aandacht voor de deeltijd onvoldoende is. Het organisatorisch bij elkaar houden van voltijd en deeltijd is ten koste gegaan van de eigenheid van de deeltijd. Dat komt ook tot uitdrukking in de meest recente Keuzegids deeltijd 2012. Weliswaar staan we nog (net) in de top 10 van grotere hogescholen, maar we zijn een aantal plaatsen gezakt ten opzichte van het jaar ervoor. Met het studierendement aan de HAN scoren we boven het gemiddelde van grote hogescholen, maar verliezen we wel terrein. (Zie hiervoor tabel 4.) 23

Tabel 4 Overzicht rendement nationaal na 5 jaar Cohort jaar 2001 2002 2003 2004 2005 han 57,5% 59,1% 60,3% 59,5% 55,9% Totaal grote hogescholen 55,9% 57,2% 57,3% 56,2% 54,7% Totaal hbo 57,1% 58,4% 58,5% 57,2% 55,9% De daling is bij ons bij het laatst gemeten cohort (2005) verhoudingsgewijs wat sterker. Landelijk daalt het rendement met 1,5 % naar 54,7 en bij de HAN is dat met 3,6 % naar 55,9. We hebben een verklaring. De enorme en disproportioneel grote groei heeft de HAN wat instabiel gemaakt, zeker doordat deze groei samenviel met een HAN-brede vernieuwing van onderwijsprogramma s. Aspecten waar we goed op moeten letten: De verwijzing en de studievoortgang aan het einde van de propedeuse- en het begin van de hoofdfase. Het relatief behoorlijk achterblijven van het studiesucces bij mannelijke studenten. Terugdringing van studievertraging (wegnemen barrières, verbeteren studiegedrag, persoonlijke aandacht). Tabel 5 Overzicht score Keuzegids 2011 masters op hogeschoolniveau Aantal opleidingen Score han 10 70 Artez hogschool voor de Kunsten 7 63 Christelijke hs Windesheim 4 63 Fontys Hogescholen 21 62 Hogeschool van Amsterdam 4 59 Over de breedte van het aanbod scoort de HAN de toppositie in de Keuzegids 2011 2. Ook bij de tevredenheidscore onder de studenten zit het prima: zo goed als 90%. De masters richten zich op de verdere ontwikkeling van zowel de professionals als de beroepspraktijk waarin deze werkzaam zijn. Er is ook een hechte band met het praktijkgerichte onderzoek. Daarmee spelen deze opleidingen een belangrijke rol in de interactie tussen studenten/professionals, docenten/onderzoekers en de beroepspraktijk. Masters Onze masteropleidingen kleinschalig van opzet en ondergebracht in het interfacultaire instituut HMP (HAN Master Programma s) doen het zeer goed. Zie hiervoor tabel 5. Onderzoek Onderzoek bij de HAN is ondergebracht in 39 lectoraten, geclusterd in zeven facultaire kenniscentra. We zijn met dit praktijkgerichte en innovatieve onderzoek op de goede weg. Dat is de conclusie van de Valida 2 Na vaststelling van dit plan door het CvB kwam de Keuzegids Masters 2012 uit. Daarin wordt het beeld van de HAN als hogeschool die goede masters aanbiedt, bevestigd. Nu meer hogescholen en meer opleidingen beoordeeld zijn, blijft de HAN hoog in de rangorde staan: een gedeeld tweede plek en samen met de HU op de eerste plaats waar het de grote multisectorale hogescholen betreft. 24

tiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek, VKO 3. Deze commissie toonde zich enthousiast over ons beleid, de organisatie en de kwaliteitszorg bij het praktijkgericht onderzoek. Zij stelde de HAN ten voorbeeld aan andere hogescholen. Ook een aantal afzonderlijke onderzoeksvisitaties hebben gunstige resultaten opgeleverd. Een ander blijk van kwaliteit is de toekenning van subsidies voor praktijkgericht onderzoek over de afgelopen vier jaren (de zogeheten RAAK-subsidies). Over het geheel genomen is 70% van onze aanvragen toegekend. Opvallend en ook goed voor onze relatie met het MKB, is de toekenning van alle 11 aanvragen voor praktijkgericht onderzoek in deze belangrijke sector van het bedrijfsleven. Belangrijk uitgangspunt van de HAN bij haar onderzoeksbeleid is de noodzakelijke, zeer nauwe verwevenheid van het praktijkgerichte onderzoek met het onderwijs. Die keuze wordt ondersteund in een enquête onder studenten en medewerkers. Meer dan 80% van de ondervraagde studenten vindt het wenselijk dat ze onderzoek leren doen dat past bij het beroep dat ze gaan uitoefenen. Het onderzoek verhoogt dankzij een inhoudelijk sterke relatie met de beroepspraktijk de kwaliteit van het onderwijs. Onze omgeving vraagt steeds meer om onderzoekende professionals. Een doorlopende leerlijn onderzoek maakt al bij 69% van de opleidingen deel uit van de curricula. Verdere stappen zijn nodig. Onderdeel hiervan is het verhogen van het percentage docenten met een mastergraad en het aantal gepromoveerde docenten. Aan het begin van het studiejaar 2011-2012 is dit respectievelijk tegen de 55% en 6%. Contractonderwijs en adviesdiensten Als gevolg van de economische teruggang is in dit deel van het portfolio ingrijpend gesneden in de kostenstructuur, met als positief gevolg dat de activiteiten minimaal kostendekkend en licht winstgevend zijn. Na een teruggang in 2008-2009 is de HAN erin geslaagd om het omzetvolume vanaf 2010 stabiel te houden. Beroepspraktijk en regio Nauwe contacten met de beroepspraktijk bestaan in veel sectoren al langere tijd. We blijven daardoor goed op de hoogte van vragen en ontwikkelingen in de beroepspraktijk. En we spelen daar met ons onderwijs en onderzoek goed op in via allerlei projecten die studenten, docenten en onderzoekers in samenspraak met bedrijven en instellingen uitvoeren. Docenten en onderzoekers vinden zo blijkt uit verscheidene sessies die de afgelopen periode zijn belegd en uit de enquête die samenwerking in de regio buitengewoon belangrijk. 4 Met dergelijke samenwerkingsprojecten behalen onze studenten vaak prijzen. Ook op die manier draagt de HAN bij aan de nodige innovatieve ontwikkelingen in de praktijk. Overigens is de regio in dit geval niet beperkt tot Gelderland. Veel instellingen en bedrijven opereren in toenemende mate internationaal. Dus kunnen onze 25 3 Validatierapport Kwaliteitszorg Onderzoek Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (VKO), Den Haag, januari 2012. 4 Enquête Instellingsplan: bijna 70% van studenten en medewerkers vindt het (zeer) wenselijk dat het werkveld een grote betrokkenheid heeft bij de opleidingen.

studenten, docenten en onderzoekers niet zonder een internationale oriëntatie. Internationalisering is dan ook een belangrijk verbindend element in de verdere versteviging van onze basiskwaliteit als kennisinstelling. Bij ons begint de internationalisering dicht bij huis. In de euregio bestaan al langere tijd goede samenwerkingsverbanden met kennis- en zorginstellingen, bedrijven en overheden. De HAN heeft tegen de 2.700 buitenlandse studenten (bijna 9% van het totaal) en staat daarmee relatief hoog in de Nuffic-ranglijst van universiteiten en hogescholen met buitenlandse studenten. Vermeldenswaard is dat wij als grensinstelling evenals de top 3 relatief veel Duitse studenten hebben. (Zie onderstaande grafiek uit de Nuffic-publicatie Mobiliteit in beeld 2011.) Opleiden voor een euregionale arbeidsmarkt is onderdeel van onze onderwijsvisie. Een ander verbindend element dat ons helpt bij het up-to-date blijven als hogeschool is duurzaamheid. Grafiek 2 Buitenlandse studenten aan universiteiten en hogescholen Universiteit Maastricht Fontys Hogescholen Saxion Hogescholen Hogeschool Arnhem en Nijmegen Technische Universiteit Delft Stenden Hogeschool Rijksuniversiteit Groningen Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit van Amsterdam Hogeschool Zuyd 3629 4325 5047 5748 6095 2472 2659 2823 3252 3628 1854 2166 2615 2999 3285 1877 2041 2221 2484 2783 1542 1776 2051 2264 2371 1200 1605 1943 2261 2313 862 1093 1372 1824 2207 1066 1291 1501 1729 2154 1438 1512 1787 2047 1874 1822 1809 1814 1873 1853 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 26

27 Op dit aspect staan we er goed voor. De HAN loopt bij voortduring voorop waar het gaat om duurzaamheid. Er is een meerjarenprogramma ontwikkeld dat zowel betrekking heeft op de eigen bedrijfsvoering als op onderwijs en onderzoek. De opbrengst daarvan: Drie opleidingen met twee sterren 5 duurzaamheid en recent twee opleidingen die gehonoreerd gaan worden met drie sterren (Bouwkunde en Civiele Techniek). Daarnaast zijn op dit moment vijf opleidingen bezig met het verwerven van twee sterren. Het honoreren van een veelheid aan onderwijs- en onderzoeksprojecten (15) waar duurzaamheid centraal in staat. De HAN heeft daar de afgelopen jaren k 869 in geïnvesteerd vanuit het speciaal daarvoor bestemde budget duurzaamheid. Cofinanciering uit interne of externe middelen is een voorwaarde, waardoor het totaal geïnvesteerde budget ongeveer k 1.800 bedraagt. De HAN is qua bedrijfsvoering uiterst kritisch op haar energiegebruik en wordt allerwegen gezien als voorloper op dat punt 6 ; de nieuwbouw van de Faculteit Educatie gaat het meest duurzame onderwijsgebouw van ons land worden; in het verlengde van een bouwprogramma waarbij de HAN steeds geaccepteerde normen op duurzaamheidsgebied in positieve zin heeft overtroffen. De ontwikkeling van een belangrijk speerpunt Duurzame Energie, waarmee de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten van onze Faculteit Techniek richting krijgen. 5 Die sterren verwijzen naar AISHE (Auditing Instrument for Sustainable Higher Education). Zie http://dho.nl/certificering/aishe-audit.html. 6 Zie bijvoorbeeld Jaarverslag HAN Duurzaam, Energiebeleid en Duurzaamheidaspecten binnen Bedrijfsvoering 2010 en Voortgangsrapportage ontwikkeling energiegebruik en energiebesparing in het hoger beroepsonderwijs over het jaar 2009, SenterNovem, oktober 2010. Ondernemerschap Het stimuleren van ondernemerschap is al geruime tijd een aspect waaraan we veel aandacht geven en waarmee we in de regio een goede reputatie hebben opgebouwd. Het is nu dan ook een van onze acht speerpunten (zie hoofdstuk 2 en bijlage B2). De toekomst van de (regionale) economie is in belangrijke mate afhankelijk van de ondernemendheid van de jongeren van nu. Om dit aspect zo goed mogelijk in te bedden in de curricula heeft de HAN twee onderscheiden organisatieonderdelen die dit bewerkstelligen. Het in 2002 opgerichte Centrum voor Ondernemerschap (CvO) heeft bijvoorbeeld de minor Ondernemerschap opgezet. Met circa 220 studenten per jaar is deze binnen de HAN de meest populaire minor. Young Business Society (YOB) is het 250 leden tellende netwerk van studenten en vooral alumni met interesse in ondernemerschap en veelal een eigen bedrijf. Dankzij het project go! (Gelderland Onderneemt!) is gedurende de periode 2008 tot en met 2011 vanuit het Centrum voor Ondernemerschap binnen de HAN een goede infrastructuur opgebouwd voor het stimuleren van ondernemend gedrag en begeleiding bij het starten van een eigen bedrijf. Het totale budget voor die periode was 5,8 miljoen. De HAN coördineerde dit gezamenlijke project met ArtEZ hogeschool voor de kunsten (met een aandeel van ongeveer 25%) en de Radboud Universiteit (met een aandeel van ongeveer 20%). In de ranglijst van de in 2007 door hbo- en wo-instellingen ingediende projecten was go! nummer 1 van de 25. Uiteindelijk zijn er slechts zes goedgekeurd.

We kunnen vaststellen dat het doel van go! het opzetten, uitbouwen en verankeren van een infrastructuur voor ondernemerschap is gerealiseerd (zie onderstaand overzicht). Naast het CvO hebben we het project HAN Student Companies. Het is binnen diverse onderwijsprogramma s een verplicht onderdeel en is gebaseerd op het principe van prikkelen, uitdagen en stimuleren van ondernemendheid en ondernemerschap met als minimale uitkomst ondernemend gedrag. Het is een vorm van actiegericht (uitdagend) ondernemerschapsonderwijs met als basis learning by doing. Een groep van zes tot acht studenten zet een eigen onderneming op met een managementteam en bedenkt een product of dienst met als doel (meer) waarde te creëren. Ze doen grondig marktonderzoek, maken omzetprognoses en dragen zorg voor eigen startkapitaal door de verkoop van aandelen. Dit alles onder begeleiding van ervaren adviseurs uit het bedrijfsleven, een bedrijfsbegeleider en een financieel adviseur. Een ondernemende docent fungeert als tutor/procesbegeleider. Jaarlijks zijn gemiddeld vijfenveertig student companies actief, wat neerkomt op een deelname van ruim vierhonderd studenten. Door een goede samenwerking met de Stichting Jong Ondernemen Nederland heeft het project ook een stevige verankering buiten de hogeschool en beschikt daarmee over een zeer uitgebreid netwerk binnen ondernemend Nederland. In de afgelopen periode (2008-2012) is het totaal aantal student companies 187, met een totaal aantal studenten van 1.329. Belangrijkste resultaten van go! (ten opzichte van doelstellingen van de drie instellingen samen) Doel Realisatie Percentage Toelichting Aantal bereikte studenten 25.000 32.861 131% Voorlichting, lessen, bijeenkomsten etc. Aantal bereikte docenten 800 4.190 524% Voorlichting, kennismaking uitleg, seminars Docenten geschoold in masterclasses 112 369 329% Intensieve trainingen, bijscholing voor docenten Studenten deelgenomen aan specialisaties 540 1.287 237% Bedrijfsopvolging, minoren, mvo, innovatie e.d. Start en go! pas uitgereikt 600 392 65% Pas voor gratis advies bij bank, accountant, jurist, fiscus voor de goede student-ondernemers Aantal starters 800 732 92% Incl. freelancers, zzp ers en parttime ondernemers 28

Kwalitatief zijn de resultaten prima. Jaarlijks zijn student companies van de HAN vertegenwoordigd in regionale, landelijke en Europese competities. 7 De laatste vier jaar is er sprake van een groeiend aantal doorstarts en stichten studenten tijdens of na hun studie een eigen onderneming. Over het geheel genomen gaat 20% van de afgestudeerden die deelnamen aan een student company, met een eigen bedrijf aan de slag. Mens en organisatie Voor het leveren van de onderwijs- en onderzoeksprestaties is een professionele organisatie noodzakelijk. Een organisatie die betrouwbaar is en transparant en die duurzaam opereert. De HAN staat bekend als een goede werkgever. 8 De medewerkers tonen zich in toenemende mate tevreden; de gemiddelde score in 2011 is een 7,8. Hoge scores zien we bij werkinhoud, sfeer en onderlinge samenwerking. Op de onderdelen interne communicatie, werkdruk en invloed op het afdelingsbeleid is winst te boeken. De tevredenheid is de afgelopen jaren gegroeid, zoals blijkt uit onderstaande tabel 6. Tabel 6 Ontwikkeling mto sinds 2008 2008 2009 2010 2011 Kengetal 7,5 7,7 7,7 7,8 7 Zie http://www.hansc.nl/images/documenten/trackrecord.pdf 8 In het landelijk onderzoek Beste Werkgever van Effectory bekleedde de HAN in 2010 de 13de plaats en was daarmee de hoogst genoteerde instelling voor hoger onderwijs. We scoren vooral goed op opleidingsmogelijkheden, aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en doorgroeimogelijkheden. Een professionele organisatie hoort een geoliede machinerie te zijn. Als je betrouwbaar, duurzaam en transparant wilt zijn, moeten de bedrijfsprocessen gesmeerd lopen. Voor het realiseren van onze ambities is operational excellence nodig. Dat geldt vooral voor de organisatie van het onderwijs, de roostering, ICT-voorzieningen, kwaliteitszorg, personeelsbeleid, huisvesting en de financiële huishouding. Aan deze aspecten moeten we de komende tijd ruim aandacht geven. Naar aanleiding van een onderzoek van de Onderwijsinspectie bij een van onze opleidingen naar de naleving van wettelijke voorschriften bij de toetsing en beoordeling, gaan we jaarlijks de zogenoemde compliance bij alle opleidingen doorlichten. Onze financiële huishouding hebben we goed op orde. Dankzij een solide begrotingsbeleid in de afgelopen jaren staan we er de komende tijd relatief goed voor. Met waarden tussen de 35% en 40% ligt de solvabiliteit in de meerjarenraming op of boven de norm van 35% die binnen de hbo-sector gebruikelijk is. De liquiditeitsratio ligt tussen 0,4 en 0,7; daarmee voldoen we aan de norm (0,5) die we hanteren. De HAN is scherp op de verhouding tussen het primaire proces en overhead en hanteert hiervoor als indicator de verhouding OP (onderwijzend personeel) / OBP (ondersteunend en beheerspersoneel). Ons streven is deze ratio ten gunste van OP te laten groeien omdat we nog meer mensen en middelen direct in het onderwijs willen inzetten. We hebben in de begroting van 2012 de beweging ingezet om de personeelsgroei ten gunste van het OP te laten plaatsvinden (116 fte worden in het lopende jaar al extra voor onderwijsintensivering ingezet, waarbij de dekking gevonden is in de afbouw van 29

overhead, een scherpere focus op het primaire proces en scherper begroten). Om onze interne doelstelling te ijken hebben wij deelgenomen aan het 2012 benchmarkonderzoek overhead hogescholen van Berenschot. Met een totaalpercentage overhead van 34,5% 9 steekt de HAN gunstig af ten opzichte van het gemiddelde van de deelnemende hogescholen. Bij de andere grote hogescholen (meer dan 15.000 studenten) is het gemiddeld 37% en het gemiddelde van alle deelnemende hogescholen is 35,7%. Binnen deze totaalpercentages onderscheidt Berenschot generieke (ook wel zuivere ) overhead en hogeschoolspecifieke overhead (onderwijs- en onderzoeksondersteuning). Vooral de generieke overhead is bij de HAN beduidend lager dan bij vergelijkbare hogescholen en het gemiddelde van alle deelnemende hogescholen. De HAN scoort 21,3% tegen 23,8% voor de grote hogescholen en 24,7% voor het gemiddelde van alle deelnemers. De hogeschoolspecifieke overhead (waar onderwijs- en onderzoekondersteunende activiteiten onder vallen) ligt met 13,2% op het niveau van de grote hogescholen (13,1%) en boven het gemiddelde van alle deelnemers (11,0%). Context De staatssecretaris zet in de strategische onderwijsagenda sterk in op een aantal thema s. Deze zijn vertaald naar een hoofdlijnenakkoord met de hogescholen. De door de HAN ingezette koers sluit goed aan bij deze doelstellingen: 9 Gemeten als fte overhead/fte totale organisatie. Intensiever onderwijs met een hoeveelheid contacturen per week die aan een minimumnorm voldoet. Minder uitval van studenten. Betere borging van en verscherpt toezicht op niveau en kwaliteit van ons onderwijs. Hoger opleidingsniveau van docenten (in 2016 heeft 80% een mastergraad of is gepromoveerd). Betere studiekeuzebegeleiding. Meer praktijkgericht onderzoek, voor een deel in de speerpunten die aansluiten bij de topsectoren van het kabinet. Meer aandacht voor de benutting van onderzoek in zowel het onderwijs als in de beroepspraktijk. Vermindering van indirecte kosten; beschikbaar budget zoveel mogelijk besteden aan onderwijs en onderzoek. Wat onze financiële positie betreft, is het lastig om de bedreigingen in te schatten; deze komen van buitenaf. Zo is nog onduidelijk welke consequenties er zullen zijn van aangekondigde overheidsmaatregelen in de sfeer van collegegelden en studiefinanciering. Ook tasten we in het duister over hoe de uitwerking zal zijn van de op stapel staande vraagfinanciering van de deeltijdopleidingen. Uit onze enquête blijkt dat studenten en medewerkers zich zorgen maken over de effecten van de gewijzigde financiering op de toegankelijkheid van het hoger beroepsonderwijs en van de hogeschool verwachten zij dat ze daar een standpunt over inneemt. Zij vinden de verschraling van het bekostigde aanbod tot opleidingen die relevant zijn voor economie en arbeidsmarkt onwenselijk. De demografische ontwikkelingen in de regio zijn vooralsnog gunstig. Pas vanaf 2020 treedt krimp op, 30