STATUUT VAN HET PERSONEEL

Vergelijkbare documenten
ARPS BUNDEL 570. Arbeidsongeschiktheid om gezondheidsredenen

TOEWIJZING VAN DE BETREKKINGEN. Tenzij anders bepaald in Titel III - Deel III, worden de aanvangsbetrekkingen toegewezen door middel van proeven.

BERICHT Nr. 27 PP 3 juli 2000

ARPS bundel 501 TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL I

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

ZIEKTEVERLOF. Gemeenteraadsbesluit van 27 juni 1966.

BERICHT Nr. 61 PP BEZOLDIGINGEN VAN HET PERSONEEL. 6e bijvoegsel bij ARPS Bundel e bijvoegsel bij bericht 27PP/2000

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III TREINBEGELEIDER

Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk

TITEL III BIIZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN POLITIEOFFICIER

VR DOC.0834/4BIS

Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk

GEMEENTEPERSONEEL : HUISHOUDELIJK REGLEMENT AANGAANDE DE STAND DISPONIBILITEIT.

- 7 - HOOFDSTUK III. INSCHRIJVING

Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen 1. TITEL 8. - Pensioenen. HOOFDSTUK 1. - Pensioenen van de overheidssector

BEKENDMAKING GEMEENTERAADSBESLUIT Ingevolge artikel 186 van het gemeentedecreet

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XIII

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR.77 TER

LOOPBAANONDERBREKING, PALLIATIEF VERLOF, OUDERSCHAPSVERLOF EN ZORG VOOR EEN ZWAAR ZIEK GEZINS- OF FAMILIELID

Wat betreft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd de gewijzigde regeling inzake politiek verlof reeds principieel goedgekeurd op 27 oktober

NMBS HOLDING STATUUT VAN HET PERSONEEL

Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt:

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit

Versie van DEEL III De wedde Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2. Algemeen 2.1 Definitie van de wedde 2.1.

Wijziging van de reglementering van het tijdskrediet

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Versie van DEEL VI Titel II Hoofdstuk VII Vergoeding voor de personeelsleden die het slachtoffer zijn van een opzettelijke gewelddaad

TITEL I Algemene bepalingen

Coordinatie--Rechten--patient--Samenstelling-werking--KB doc

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit Juridische dienst

Oprichting van een Fonds voor Bestaanszekerheid demografie voor de sector van de chemie, kunststoffen en life sciences

Provincieraadsbesluit

van Belgische zijde: de heer Dr. Arthur NOKERMAN, Secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg,

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III BESTUURDER RANGERINGEN

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, gegeven 1 juli 2016;

TITEL II. Deel III. GESPECIALISEERD VAKBEDIENDE (SPOREN)

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term «gemeente» ook een «brandweerintercommunale» verstaan.

Verslag aan de Provincieraad

KB ADMINISTRATIEF en GELDELIJK STATUUT AMBULANCIERS

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder bedienden verstaan: de mannelijke en vrouwelijke bedienden.

koninklijk besluit van 20 september 1998, wordt vervangen als volgt : «Artikel 1. De regeling ingesteld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

1.2 tussen te komen bij ongevallen overkomen aan de COV-leden volgens de voorwaarden bepaald in deze statuten (Speciale Kas).

5 JULI Koninklijk besluit tot oprichting van een nationale raad voor dringende geneeskundige hulpverlening.

Laatste aanpassing: 27/03/ Paritair Comité voor de non-ferro metalen

11 JUNI Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure betreffende de erkenning van de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker

A.R.P.S. BUNDEL 575 ALGEMEEN REGLEMENT BETREFFENDE

Paritair Comité voor de orthopedische technologieën

Paritair Comité voor de bedienden van de non-ferro metalen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Ouderschapsverlof Rev Juridische dienst

Halftijds brugpensioen

Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de

Inhoudstafel. Inleiding 1. Deel I Tijdskrediet

Programmawet van en uitvoeringsbesluit van 8 maart 1990

CONVERSIETABEL AFWEZIGHEDEN VASTBENOEMDE PERSONEELSLEDEN.

Duifhuisstraat 75, 9000 GENT Ondernemingsnummer

Artikel 1. - Er wordt een Ombudsdienst Pensioenen bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu opgericht.

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

Overzicht van de nieuwe pensioenmaatregelen in de overheidssector. 2. De verhoging van de leeftijd en loopbaanvoorwaarde voor vervroegd

Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector Centra voor geestelijke gezondheidszorg, erkend door de Vlaamse Gemeenschap

S T A T U T E N. FEDERATIE van TOERISTISCHE GIDSENGROEPERINGEN vzw afgekort " F T G " Vossekotstraat Zichem

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN. BERICHT Nr. 23 HR. Uitreiking : T.25/002 (reserve : 40 ex.)

Gemeente Rijkevorsel HUISHOUDELIJK REGLEMENT CULTUURRAAD

Gecoördineerde statuten per 12 juni Hoofdstuk I - Naam, zetel, doel. Naam

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk II Begrafenisvergoeding Inhoudstafel

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

VLAAMS PARLEMENT DECREET. houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat. van Kinderrechtencommissaris. Artikel 1

Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE WERKNEMERS TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 302. Inhoudstafel Voorwerp Werking in de tijd...

SCSZ/04/85. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 mei 2004; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

Paritair Comité voor de casinobedienden

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 77 QUINQUIES

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN. ALGEMENE DIENSTEN Brussel, 22 juli PERSONEEL EN SOCIALE ZAKEN Bureau BERICHT NR.

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

Uittreksel uit het verslag van de algemene vergadering van 11 april Art. 1. De vereniging zonder winstoogmerk draagt als naam Zevenbunder.

BS 05/03/2018. In voege vanaf 05/03/2018, tenzij anders bepaald (cf. art. 9)

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

(Inwerking getreden op 1 november 2010 Belgisch Staatsblad: 29 oktober 2010)

STAGEREGLEMENT KONINKLIJK BESLUIT VAN 13 MEI 1965 TOT GOEDKEURING VAN HET DOOR DE NATIONALE RAAD VAN DE ORDE DER ARCHITECTEN VASTGESTELD

Metaalverwerkingsondernemingen Limburg

11 FEBRUARI Koninklijk besluit tot vaststelling. van de regels voor de medische verkiezingen. zoals bedoeld in artikel 211, 1,

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

BUNDEL 535 REGLEMENT VOOR DE OVERPLAATSINGEN

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk II Begrafenisvergoeding Inhoudstafel

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Statuten van de v.z.w. «Fonds voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening»

Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen

6 MAART Koninklijk besluit tot instelling van een regeling van sociale voordelen voor sommige geneesheren

Omzendbrief AZNOII98l3. Aan de leidend ambtenaren van de Vlaamse openbare instellingen. 8 juni 1998

BELGIAN DISABILITY FORUM VZW (BDF) Vereniging zonder winstoogmerk (vzw) 150, 1000 BRUSSEL

ARPS bundel 501. een diploma van het algemeen secundair onderwijs (of gelijkwaardig);

Provincieraadsbesluit

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 58 VAN 7 JULI 1994 TOT VERVANGING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 47 VAN 18 DECEMBER

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

AANVRAAG-OVEREENKOMST of AANVRAAG-WEIGERING van een dienstonderbreking schooljaar

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE BEDIENDEN TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 220. Inhoudstafel Voorwerp Werking in de tijd...

Statuten van het gemeentelijk adviesorgaan voor kinderopvang (LOK)

Transcriptie:

STATUUT VAN HET PERSONEEL Uitreiking: Typelijst nr. 20 P.S. Bladz 1

VOORBERICHT. Het Statuut van het personeel der N.M.B.S. werd opgemaakt door de Constituerende Paritaire Commissie, aangesteld krachtens artikel 13 der wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de N.M.B.S.; het werd tijdens de zitting van 14 oktober 1932 met eenparigheid van stemmen door de leden van die Commissie aangenomen en op 25 november 1932 gepubliceerd. Nieuwe bijgewerkte uitgaven verschenen in 1945, 1959 en 1968. Onderhavige brochure vervangt alle vorige uitgaven en bevat de chronologische lijst van de sedert 1932 verschenen berichten, waarmee wijzigingen aangebracht werden, met opgave van de datum van de beslissing der Nationale Paritaire Commissie. Verder is er een bijlage met de lijst, per hoofdstuk, van de artikelen die sedert 1932 gewijzigd werden, tevens met vermelding van de berichten waarmee een wijziging, een vervanging of een opheffing werd kenbaar gemaakt. Bladz 2

Voorbericht. Wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (Uittreksel). Statuut van het personeel: HOOFDSTUK I. Aanwerving. II. III. IV. Voorwaarden van dienstneming. Voorwaarden van bezoldiging. Biografisch overzicht, aanschrijving en bevordering. V. Dienst- en rusttijden. VI. VII. VIII. IX. Lasten en plichten van het personeel. Onverenigbaarheden. Verlof. Verkeersvoordelen. X. Sociale Werken. XI. XII. XIII. XIV. XV. Wedergeschiktmaking, wederopleiding en herklassering van bedienden die ongeschikt zijn wegens gezondheidsredenen. Allerlei kwesties. Syndicaal Statuut. Tuchtstatuut. Neerlegging der betrekking.pensioenen. LIJST DER WIJZIGINGEN SEDERT 1932. LIJST DER GEWIJZIGDE ARTIKELEN. Bladz 3

WET VAN 23 JULI 1926 TOT OPRICHTING VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN (UITTREKSEL). Art. 13. De toestand van het personeel, dat thans vast verbonden is aan het beheer der Staatsspoorwegen, wordt in hoofdzaak geregeld als volgt Er wordt een paritaire commissie opgericht, bestaande uit ten hoogste twintig leden, te benoemen door de Raad van beheer en door de organisaties waarin de leden van het personeel gegroepeerd zijn. Bedoelde commissie wordt voorgezeten door een niet stemgerechtigde rechtsgeleerde, door de Koning aan te wijzen. De commissie maakt de statuten van het personeel op. Het artikel 11 I van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, is niet toepasselijk op de Maatschappij. Voorgaande leden werden opgeheven bij artikel 7 van het Koninklijk besluit van 30 september 1992 houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen en tot vaststelling van maatregelen met betrekking tot deze Maatschappij. Het Statuut van het personeel voorziet in het bestaan van een nationale paritaire commissie, voorgezeten door de Voorzitter van de Raad van Bestuur en bestaande uit twintig leden. Tien leden worden benoemd door de Raad van Bestuur. De overige tien leden worden, volgens de nadere regelen welke het statuut voorstelt, benoemd door de organisaties die onder de in het statuut vastgestelde voorwaarden geacht worden, de meest representatieve voor het gezamelijk personeel te zijn, zowel op het interne vlak van de Maatschappij als op het nationale en interprofessionele vlak. (1) (2) De Nationale Paritaire Commissie is bevoegd om: (3) 1 Al de kwesties te onderzoeken betreffende de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de regelen inzake de vergoeding van schade naar aanleiding van arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en van beroepsziekten, en betreffende de veiligheid, de hygiëne en over het algemeen al de kwesties die voor het personeel rechtstreeks van belang zijn, kwesties die haar worden overgemaakt door de Minister tot wiens bevoegdheid de spoorwegen behoren, de Raad van Bestuur. het directiecomité of de gewestelijke commissies, waarvan hieronder sprake is; (4) (5) 2 Haar advies uit te brengen over al de kwesties van algemene aard, die de Minister van Spoorwegen, de Raad van Bestuur of (het directiecomité] menen haar te moeten voorleggen, onder meer in de gevallen waarin die hoge overheden oordelen dat die zaken voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn; (5) 3 Deel te nemen aan het beheer van de ten behoeve van het personeel opgerichte of op te richten instellingen. Bladz 4

In de statuten moet insgelijks de oprichting voorzien worden van Gewestelijke Paritaire Commissies, die voor opdracht hebben de voorstellen en bezwaren van het personeel betreffende de hygiëne, de veiligheid, de regeling van de arbeid en de verbetering der productie te onderzoeken. Die adviezen en bezwaren, wanneer er door de bevoegde overheid geen gevolg wordt aan gegeven, worden langs hiërarchische weg aan de Raad van Bestuur overgemaakt Dat overmaken geschiedt zonder uitstel, derwijze dat het hoger beheer zijn beslissingen kan mededelen binnen de tijd van ten hoogste vijftien dagen. (1) Wet van 2l april 1965, artikel 1. (2) Wet van 21 maart 1991. artikel 163. (3) Wet van 21 april 1965. artikel 2. (4) Wet van 4 juli 1962. artikel 1. (5) KB van 30 september 1992, artikel 7. De Gewestelijke Commissies helpen de diensthoofden bij het opmaken van de lijsten van bijslagen, vergoeding voor dienstouderdom, dienststrepen en van de bevorderingstabellen. Bedoelde commissies geven bovendien hun advies over al de vraagstukken betreffende de werkregeling, telkens als ze hun door de gewestelijke overste warden voorgelegd en inzonderheid wanneer die overste van oordeel is dat bedoelde vraagstukken voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn. De Nationale Paritaire Commissie en de Gewestelijke Commissies komen op geregelde tijdstippen bijeen. Wanneer het statuut van het personeel eenmaal bepaald is, kunnen er geen wijzigingen meer warden aan toegebracht zonder de toestemming van de Paritaire Commissie, die bij meerderheid van twee derden beslist. Aangezien de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen een zelfstandig nijverheidsbedrijf uitmaakt, is zij aan het gemeen recht onderworpen wat betreft de arbeidsduur en de vrijheid van vereniging. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen is onderworpen aan de rechtsmacht van de arbeidshoven en -rechtbanken, zelfs wat betreft haar vast personeel (1). (1) Wet van 4 juli 1962, artikel 2 gewijzigd door de wetten van 10 oktober 1967 artikel 3/58 en 24 juni 1970 artikel 42. Bladz 5

HOOFDSTUK I. AANWERVING. A. CATEGORIEEN VAN PERSONEEL Art. 1. Het door de Maatschappij tewerkgesteld personeel bestaat uit a) tijdelijk personeel; b) niet vast personeel; c) vast personeel. Art. 2. Tijdelijk personeel. Het tijdelijk personeel wordt tewerkgesteld: - om dringend te voorzien in onverhoedse gevallen (sneeuw, aardverschuivingen, ongevallen, enz.); - om bepaalde werken in eigen beheer uit te voeren; - om nu en dan een voile prestatie of een prestatie van enkele uren uit te voeren; - om seizoendiensten waar te nemen of als plaatsvervanger dienst te doen. Dit statuut geldt niet voor het tijdelijk personeel. De voorwaarden van dienstneming hiervan worden alleen bepaald bij een arbeidsovereenkomst. Het wordt afgedankt zodra zijn diensten niet meer nodig zijn en het behoudt alsdan hoegenaamd geen band meer met de Maatschappij. Art. 3. Niet vast personeel. Dit personeel bestaat uit: a) de voorlopige bedienden; die bedienden maken de aanvullingsreserve van het kader der vaste bedienden uit. Tot zij in dit kader worden opgenomen, worden zij tewerkgesteld hetzij ter voorlopige uitbreiding, hetzij ter vervanging van zieke, gekwetste, met verlof. met rust of bij het leger zijnde bedienden. De voorlopige bedienden worden in het kader der vaste bedienden opgenomen naarmate er betrekkingen openvallen. b) de stagedoende bedienden. Art. 4. Vast personeel. Het vast personeel bestaat uit bedienden die noch voorlopig, noch stagedoend zijn. Bladz 6

B. VOORWAARDEN VAN AANNEMING. Art. 5. Algemene voorwaarden. De aanvragen om bediening moeten schriftelijk gedaan worden. Om te worden aangenomen, moet men: a) Belg zijn of ten minste de kleine naturalisatie bekomen hebben en dit, onverminderd de toepassing van de beschikkingen van artikel 48 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap; b) van onbesproken gedrag zijn; c) in voorkomend geval, aan de wetten op de militie voldaan hebben; d) beantwoorden aan de bij de reglementen gestelde leeftijdsvoorwaarden; e) de bij de reglementen vereiste lichamelijke geschiktheid bezitten; f) kunnen lezen en schrijven; desvereist, voor een proef geslaagd zijn onder de voorwaarden die bij de reglementen vastgesteld zijn. Art. 6. Rangschikking van de kandidaten. Behoudens afwijkingen die bij de wetsbeschikkingen zijn bepaald, geschiedt de aanwerving van personeel in de bij artikel 7 en 8 aangewezen volgorde. Art. 7. Kandidaten voor de aanvangsbetrekkingen toegekend zonder proef of ingevolge een eenvoudige praktische en theoretische proef. De lijst van die betrekkingen wordt bij de reglementen vastgesteld. De kandidaten zijn ingedeeld in 4 categorieën zoals hierna is aangegeven: de le categorie heeft de voorrang boven de 2 e, de 2 e boven de 3 e, de 3 e boven de 4 e l e categorie: De reeds in dienst zijnde kandidaten hierna vermeld en gerangschikt in de onderstaande volgorde: a) de statutaire bedienden (vaste, stagedoende en voorlopige); b) de tijdelijke bedienden die 2 jaar en meer dienst tellen; c) de tijdelijke bedienden met minder dan 2 jaar, doch met ten minste 6 maand dienst. 2 e categorie: De zoons, dochters, echtgenoten van beide geslachten alsmede de weduwnaars en weduwen van de tot de Maatschappij behorende bedienden (1) die in dienst omkwamen, overleden of voor alle werk ongeschikt geworden zijn ingevolge kwetsuren bekomen in de loop van en door de uitvoering van de dienst, zelfs als het ongeval gebeurd is vóór de overneming van het spoorwegbedrijf door de Maatschappij. Door bedienden van de Maatschappij dienen zowel de tijdelijke bedienden verstaan als de statutaire (vaste stagedoende en voorlopige). Bladz 7

3e categorie: - de zoons, dochters alsmede de weduwenaars en weduwen van gepensioneerde, overleden of gebrekkig geworden vaste bedienden; - de zoons, dochters, echtgenoten van beide geslachten alsmede de weduwnaars en weduwen van bedienden (1) die met meer in staat zijn het hun toegewezen werk verder te verrichten, ten gevolge van kwetsuren bekomen in de loop van en door de uitvoering van de dienst, maar aan wie de Maatschappij een ander werk heeft of had kunnen opdragen; dat met hun lichaamsgesteldheid overeenkomt, - de zoons en dochters van bedienden (1) in actieve dienst. 4 e categorie: De andere kandidaten. Art. 8. Kandidaten voor de aanvangsbetrekkingen toegekend ingevolge examens of wedstrijden. De lijst van die betrekkingen wordt bij de reglementen vastgesteld. De aanvangsbetrekkingen, met uitzondering van die waarvoor een universitaire vorming is vereist, warden bij voorrang toegekend door middel van gesloten proeven die alleen bestemd zijn voor de statutaire bedienden en voor de tijdelijke bedienden met ten minste 6 maand dienst die, op het ogenblik van hun dienstneming, de regelmatige aannemingsvoorwaarden vervulden. Die proeven warden derwijze gereglementeerd dat de Maatschappij alle waarborgen inzake de gewenste bekwaamheid worden geboden. Openbare proeven warden ingericht: - om te voorzien in een tekort aan kandidaten die door middel van gesloten proeven kunnen aangeworven warden; - met het oog op de aanwerving van universitairen. De laureaten worden aangeworven naarmate van de behoeften hetzij binnen de perken van het aantal te begeven posten, hetzij tijdens de duur van geldigheid van hun proef. De geldigheidstermijn van de proeven is vastgesteld volgens de reglementaire bepalingen. De rangschikking der laureaten der gesloten proeven geschiedt volgens het bekomen puntenaantal, in de 3 navermelde groepen: 1 de statutaire bedienden; 2 de tijdelijke bedienden met 2 jaar dienst en meer, 3 de tijdelijke bedienden met minder dan 2 jaar maar met ten minste 6 maand dienst. Bladz 8

De rangschikking van de laureaten der andere openbare proeven dan die welke bestemd zijn voor de aanwerving van universitairen, geschiedt in de navermelde volgorde, rekening houdend met de bekomen uitslagen: 1 de reeds door de Maatschappij tewerkgestelde bedienden, gerangschikt in 3 groepen zoals hierboven vermeld: 2 de kandidaten tijdelijke bedienden met minder dan 6 maand dienst en de postulanten die niet tot de Maatschappij behoren, rekening houdend met de wettelijke, statutaire en reglementaire prioriteiten die gelden bij de afsluiting van de inschrijvingen voor de proef. (1) Door bedienden van de Maatschappij dienen zowel de tijdelijke bedienden verstaan als de statutaire (vaste. stagedoende en voorlopige). Het puntenaantal wordt met 5 % verhoogd ten voordele van de laureaten gerangschikt in de 2 e of 3 e categorie der bevoorrechte kandidaten waarvan sprake in artikel 7 hiervoren. De laureaten die recht hebben op het bekomen van diverse voordelen inzake prioriteiten mogen enkel aanspraak maken op de prioriteit die voor hen het gunstigst is. De rangschikking van de laureaten der openbare proeven bestemd voor de aanwerving van universitairen geschiedt volgens het bekomen aantal punten en rekening houdend met de wettelijke bepalingen inzake prioriteiten. Het bekomen puntenaantal wordt met 10 % verhoogd ten voordele van de bedienden van de Maatschappij. De laureaten die recht hebben op het bekomen van diverse verhogingen mogen enkel aanspraak maken op die welke hun het grootste voordeel bezorgt Voor de toewijzing van betrekkingen die een universitaire vorming vergen kan de Maatschappij de houders van een universitair diploma dat met het programma der vereiste kennis overeenstemt, van de proef ontslaan, zo het aantal kandidaten gelijk is aan of lager is dan dat der te begeven betrekkingen. C. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR AL HET PERSONEEL. Art. 9. Aanbevelingen. Geen enkele aanbeveling ten gunste van kandidaten voor om het even welke betrekking of van bedienden in dienst wordt toegelaten of mag in de dossiers voorkomen. Voor elke inbreuk op die regel worden er strafmaatregelen getroffen (hoofdstuk XIV) tegen de bediende die voorschrijft de aanbeveling in aanmerking te nemen of duidt dat zulks geschiedt of bedoelde aanbevelingen in het dossier legt Bladz 9

HOOFDSTUK II. VOORWAARDEN VAN DIENSTNEMING Artikel 1. Het door de Maatschappij aangeworven personeel treedt in dienst tegen de algemene voorwaarden van het Statuut van het personeel, waarvan elke bediende kennis krijgt. Art. 2. Het personeel wordt in dienst genomen hetzij voor onbepaalde tijd, hetzij voor een bepaald werk, hetzij voor een bepaalde tijd, hetzij voorgoed. Art. 3. De hoedanigheid, de betiteling en de wedde bij de indiensttreding, alsmede de duur of de aard van de dienstneming, worden vastgesteld door de Maatschappij en worden vermeld in een bewijs dat aan de bediende bij zijn indiensttreding afgegeven wordt Art. 4. Kan de dienstnemingsduur van een niet vast bediende niet vooraf bepaald worden, dan wordt op het hem af te geven bewijs vermeld dat hij voor onbepaalde tijd in dienst genomen wordt. Art. 5. Voordat een bediende in het kader van het vast personeel opgenomen wordt, moet hij een stage van onbepaalde duur doormaken. De voorwaarden van de stage worden bij het reglement bepaald. Art. 6. De bediende die zijn stage op bevredigende wijze volbracht heeft, wordt in dienst genomen voor een onbepaalde duur van ten hoogste 4 jaar. Alsdan wordt hem een nieuw bewijs van dienstneming overhandigd. De bediende die, na dat tijdperk van 4 jaar, in dienst behouden wordt, kan niet meer afgedankt warden. Art. 7. Bij uitzondering kan de Maatschappij de buitengewoon verdienstelijke bediende belonen, door hem definitief te benoemen voordat de bij artikel 6 bepaalde termijn verstreken is Bladz 10

HOOFDSTUK III. VOORWAARDEN VAN BEZOLDIGING. Artikel 1. De bezoldiging van het personeel omvat: a) de wedde; b) de toeslagen beschouwd als deel uitmakend van de wedde; c) de bijkomende toekenningen. De bedragen van die verschillende bezoldigingselementen alsmede de voorwaarden van toekenning en van toepassing worden bij het reglement bepaald. De wedde (a) vermeerderd met de toeslagen beschouwd als deel uitmakende van de wedde (b) wordt globale wedde genoemd. A. WEDDEN. Art. 2. De normale wedde van elke betrekking wordt bepaald door de classificatie der betrekkingen, die omvat: 1 een tabel der weddeschalen met opgave van de normale bevorderingstermijnen; 2 de opgave van de weddeschaal (weddeschalen) van elke betrekking Art. 3. Behoudens bij het reglement bepaalde uitzonderingen, is de beginwedde van een bediende het minimumbedrag van de aanvangsschaal van zijn betrekking. Geen bediende kan een weddebedrag bekomen dat niet vastgesteld is in de schaal (de schalen) van zijn betrekking. Art. 4. De voorwaarden van overgang van een weddeschaal naar een hogere of lagere schaal worden bij het reglement bepaald. Bladz 11

Art. 5. Geen bediende mag naar een lagere weddeschaal dan die welke hij geniet, overgeplaatst worden, noch tegen een lager bedrag in dezelfde schaal bezoldigd warden, tenzij: a) op zijn aanvraag of met zijn toestemming; b) in de gevallen bepaald in navermelde hoofdstukken van het Statuut: - Wedergeschiktmaking, wederopleiding en herklassering van bedienden die ongeschikt zijn wegens gezondheidsredenen (hoofdstuk XI); - Tuchtstatuut (hoofdstuk XIV); - Neerlegging der betrekking (hoofdstuk XV). Bladz 12

B. TOESLAGEN BESCHOUWD ALS DEEL UITMAKENDE VAN DE WEDDEN. Art. 6. Kunnen beschouwd worden als deel uitmakende van de wedden in de mate en ander de voorwaarden in het reglement gesteld, onder meer: a) de toeslagen verbonden aan sommige bedieningen of posten en die van bestendige aard zijn; b) de toeslag verleend aan bepaalde bedienden, die gelijk is aan het verschil tussen de wedde verbonden aan de hogere graad en die van de beklede graad; c) de anciënniteitschevron; d) de getrouwheidstoeslag; e) de herklasseringstoeslag. C. BIJKOMENDE TOEKENNINGEN. Art. 7. Worden als bijkomende toekenningen beschouwd, ander meer: a) de haardtoelage, de standplaatstoelage; b) de kinderbijslag; c) het vakantiegeld; d) de premies, de beloningen, de deelneming in de winst; e) de vergoedingen betaald bij tijdelijke dienstwaarnemingen of zendingen; f) de diverse bijslagen, toelagen en vergoedingen. D. OVERGANGSREGIME TOEPASSELIJK OP HET VAN DE STAAT OVERGENOMEN PERSONEEL. Art. 8. De maatregelen van algemene aard door de Staat inzake bezoldiging genomen, worden toegepast op het door de Maatschappij van de Staat overgenomen personeel. Alle om het even welke andere maatregelen te dier zake, kunnen aan de Nationale Paritaire Commissie voorgelegd worden volgens een der wijzen bepaald bij het syndicaal statuut, letter B (hoofdstuk XIII), om te weten of zij op het van de Staat overgenomen personeel behoren toegepast te worden. Het akkoord van de Nationale Paritaire Commissie wordt uitgedrukt bij eenvoudige meerderheid. Bij staking van stemmen, zal de Nationale Paritaire Commissie, met alle middelen, naar de mogelijkheid zoeken om een meerderheid te verenigen. Bladz 13

HOOFDSTUK IV. BIOGRAFISCH OVERZICHT, AANSCHRIJVING EN BEVORDERING A. BIOGRAFISCH OVERZICHT. Artikel 1. Het biografisch overzicht van een bediende is het kort overzicht van de voornaamste punten uit zijn administratief bestaan. Er is maar één biografisch overzicht voor de ganse loopbaan van de bediende; het bevat allerhande inlichtingen ander meer over de burgerlijke stand, de gedane studiën, de vroegere betrekkingen, de militaire dienst, de administratieve dienst, de beloningen, de afwezigheid, de straffen en eindelijk de aanschrijving. B. AANSCHRIJVING. Art. 2. De aanschrijving van een bediende is de opgave van zijn verdienste, zijn geschiktheid en zijn rendement. Voor elke bediende die deel uitmaakt van de effectieven waarvan de aanwerving ander het centraal bestuur ressorteert, wordt een aanschrijving opgemaakt, De eerste aanschrijving geschiedt op het einde van het semester waarin de bediende, na voleinding van de stage, in zijn betrekking geregulariseerd is. Het reglement bepaalt de modaliteiten van toepassing der aanschrijving. Elk aanschrijvingsvoorstel wordt, in de bij het reglement vastgestelde vorm, door de onmiddellijke chef opgemaakt en daarna aan de verschillende overheden voorgelegd. Art. 3. Kennisgeving van aanschrijving. De bediende behoort elk voorstel tot toekenning of wijziging van aanschrijving te viseren. Hij krijgt kennis van elke beslissing die met dit voorstel niet overeenkomt en van de redenen van dergelijke beslissing. Hij heeft het recht kennis te nemen van al de stukken welke zijn aanschrijving betreffen. Bij bezwaar mag hij zich laten bijstaan door een in dienst zijnd lid van het personeel of door een afgevaardigde van een erkende organisatie (hoofdstuk XIII). Elke klacht inzake aanschrijving moet worden ingediend op de wijze voorgeschreven voor de bezwaren en aanvragen in het algemeen. Ze wordt niet meer aangenomen na verloop van een termijn van 15 dagen na het semester waarin de betwiste aanschrijving werd vastgesteld of bevestigd. Bladz 14

Behalve in de bij het reglement bepaalde gevallen mag de herziene aanschrijving niet verder terugwerken dan tot de datum dat ze normaal in de loop van het bij de vorige alinea bedoelde semester had moeten vastgesteld zijn. Een aanschrijving toegekend nadat ze gedurende een periode werd voorbehouden, werkt terug voor gans die periode. De gewestelijke paritaire commissies komen niet tussenbeide bij het opmaken van de aanschrijvingen; de aanschrijvingsbladen worden aan die commissies maar voorgelegd voor het onderzoek van de bevorderingstabellen (zie art. 7 van dit hoofdstuk). C. BEVORDERING. Art. 4. Verhoging van wedde in eenzelfde graad. De gewone weddeverhogingen in dezelfde graad worden toegekend na verloop van het semester waarin de belanghebbenden de voorgeschreven anciënniteit tellen. De bevordering van een bediende kan uitgesteld worden wegens: a) verdienste of rendement beneden het gewoon peil; b) een tuchtmaatregel die uitstel van bevordering meebrengt. De tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging wordt van de graad- en dienstanciënniteit der belanghebbenden afgetrokken behoudens de bij het reglement bepaalde uitzonderingen. De bedienden mogen in hun bevordering geen nadeel ondervinden door hun militaire verplichtingen. De toestand van de bedienden-oorlogsinvaliden en gelijkgestelden wordt geregeld, rekening houdend met de wet van 3 augustus 1919 en de daaropvolgende wetten. Art. 5. Bevordering van graad. De bevordering van graad is afhankelijk gesteld hetzij van een verklaring van geschiktheid of het bezit van een bepaalde aanschrijving, hetzij van het slagen voor een proef, examen of wedstrijd, hetzij van die beide voorwaarden, volgens hetgeen bij het reglement is bepaald. Voor de bevordering van graad moet de betrokken bediende eveneens de opgelegde verplichtingen inzake verblijfplaats vervullen. De aanspraak op de bevordering van graad (met of zonder proef) komt in aanmerking in de bij bijzondere reglementen vastgestelde volgorde. De bevorderingen van graad blijven binnen de perken van de in het kader open zijnde posten, behoudens bij het reglement bepaalde uitzondering. Bladz 15

D. BEVORDERINGSTABELLEN. Art. 6. De bevorderingstabellen omvatten: - de bevorderingslijsten, door de eerste ingenieurs en eerste inspecteurs opgemaakt; - de staten van de bedienden die, na een proef, een examen of een wedstrijd, geschikt zijn erkend voor een hogere betrekking die door de eerste ingenieurs en eerste inspecteurs wordt toegekend. Art. 7. De bevorderingstabellen worden voor onderzoek voorgelegd aan de leden (in groep) van de gewestelijke paritaire commissies, vertegenwoordigers der erkende organisaties; die leden beschikken over een termijn van 15 dagen om hun op- of aanmerkingen mede te delen. Is men het eens, dan worden de bevorderingslijsten betreffende de door de uitvoerende diensten aangeworven bedienden goedgekeurd door de eerste ingenieur of de eerste inspecteur; deze zendt die betreffende de door het centraal bestuur aangeworven bedienden voor goedkeuring aan de directeur; de directeur brengt laatstgenoemde lijsten samen op een enige lijst voor ieder kader van bedienden die in eenzelfde diensttak naar bevordering dingen. Is men het niet eens, dan wordt het betwiste geval voorgelegd aan de directeur die een beslissing neemt en deze met redenen staaft. Art. 8. In het begin van iedere maand wordt er uitgegeven: - door het centraal bestuur, voor de bedienden die het zelf aanwerft, een algemeen bevel dat de voorstellen voor bevorderingen van graad en, eventueel, de voorstellen voor buitengewone weddeverhogingen vermeldt; - door de eerste ingenieur of de eerste inspecteur, voor de door de uitvoerende diensten aangeworven bedienden, een lijst met de voorstellen voor bevorderingen van graad en de voorstellen voor buitengewone weddeverhogingen. Het reglement bepaalt de voorwaarden waarin de bedienden hun rechten in dit opzicht mogen doen gelden, binnen een termijn van 15 dagen, te rekenen van het verschijnen van die lijsten. Bladz 16

E. BIJZONDERE BEPALING. Art. 9. De bepalingen van dit hoofdstuk gelden niet voor het personeel buiten rang, noch voor het bekomen van de graden buiten rang. Zij gelden evenmin voor het personeel met de rangnummers I, II en hogere rang III, noch voor het bekomen van de graden met die nummers. Bladz 17

HOOFDSTUK V. DIENST- EN RUSTTIJDEN. Artikel 1. Vermits de Maatschappij, wat de duur van de arbeid betreft, onderworpen is aan het gemeen recht (artikel 13 van de wet van 23 juli 1926), valt het personeel onder de toepassing van de wetten betreffende de werkvoorwaarden in de vervoerondernemingen. Art. 2. Bijzondere regimes van prestaties en rust kunnen, binnen de grenzen van de wetsbepalingen die op dit gebied gelden, voor sommige categorieën van bedienden ingevoerd worden, volgens overeenkomsten tussen de Maatschappij en de erkende organisaties (hoofdstuk XIII). Art. 3. De verschillende bepalingen betreffende de wetgeving op de arbeid en toepasselijk op het personeel komen voor in reglementen welke in gemeen overleg tussen de Maatschappij en de erkende organisaties worden opgemaakt. Bladz 18

HOOFDSTUK VI. LASTEN EN PLICHTEN VAN HET PERSONEEL. Artikel 1. De lasten en plichten van de bedienden der Maatschappij worden bepaald bij algemene reglementen en bijzondere onderrichtingen. Bedoelde bedienden moeten zich voegen naar de bevelen en onderrichtingen van hun chefs. Zij zijn ertoe gehouden: - te waken voor de belangen der Maatschappij; - hun werk met vlijt en stiptheid te volbrengen en, desnoods, elkaar te helpen; - de chef of bevoegde bediende elk feit te melden dat de veiligheid of de regelmatigheid van de dienst of de belangen van de Maatschappij zou kunnen schaden. Art. 2. Hoffelijkheid is regel in al de inwendige dienstbetrekkingen onder de bedienden van alle graad en in de omgang met het publiek. Art. 3. De verbodsbepalingen die voor de bedienden der Maatschappij gelden, zijn opgenomen in het reglement. Bladz 19

HOOFDSTUK VII. ONVERENINGBAARHEDEN. A. VOLSTREKT VERBOD. Art. 1. Er bestaat, voor het in actieve dienst zijnde of in de wachtafdeling geplaatste personeel, onverenigbaarheid in rechtstreeks of onrechtstreeks elk ambt, elke handel, enz., Uit te oefenen, strijdig: a) met de belangen van de Maatschappij; b) met de achting voor de bedienden of met het vol vertrouwen dat zij het publiek en het personeel der Maatschappij moeten inboezemen; c) met de onberispelijke uitvoering van de dienst. B. TE VRAGEN TOELATINGEN. Art. 2. Behoudens machtiging van het Directiecomité (1), is het elke in actieve dienst of om gezondheidsredenen in de wachtafdeling geplaatste bediende verboden: - handel te drijven in eigen naam of door een tussenpersoon, of zich te bedienen van zijn titel of van de gemakken welke zijn ambt hem opleveren, om deel te nemen aan een verrichting met handelskarakter; - deel te nemen aan het beheer of bestuur van om t even welke nijverheids- of handelsinrichting; - om t even welke andere betrekking te bekleden of enig winstgevend beroep uit te oefenen, met inbegrip van die bezoldigd door de Staat, de provinciën, de gemeenten, de openbare of private besturen. C. STILZWIJGENDE TOELATINGEN. Art. 3. Hoegenaamd geen machtiging is vereist om hoe dan ook (bestuur, schrijfwerk, handenarbeid, enz.) deel te nemen aan het beheer van groeperingen zonder winstbejag of instellingen tot onderling hulpbetoon (samenwerkende maatschappijen, mutualiteitsverenigingen, enz.) zelfs als de deelneming tot doel heeft te zoeken naar economische voordelen. De deelneming is nochtans verboden, behoudens machtiging van het Directiecomité, indien ze valt onder het algemeen verbod bij artikel 1 hierboven bepaald. (1) Die machtiging kan steeds worden ingetrokken en de belanghebbenden mogen zich er niet op beroepen noch om van standplaats te veranderen, noch om zich aan hun dienstplichten te onttrekken. Bladz 20

D. POLITIEKE MANDATEN. Art. 4. De kandidatuur voor een politiek verkiezingsmandaat en de uitoefening van zulk mandaat worden geregeld door de volgende bepalingen: a) Elke bediende die zich kandidaat stelt voor een mandaat van lid van een der twee wetgevende Kamers, kan, indien hij daarom verzoekt, verlof zonder bezoldiging bekomen. Dit verlof moet hem worden toegekend tot de dag der verkiezing, Wordt de bediende verkozen, dan moet hij het Directiecomité daarvan verwittigen en bij de Maatschappij ontslag indienen, Bij het vervallen van zijn mandaat, wordt hij op zijn verzoek wederopgenomen in het kader van de Maatschappij, maar het tijdperk gedurende hetwelk hij tot dit kader niet meer behoord heeft, telt niet mee bij het bepalen van de latere bevordering of het pensioen. b) Elke bediende mag zich kandidaat stellen voor een mandaat van gemeente- of provincieraadslid, Wordt hij verkozen, dan moet hij het Directiecomité daarvan verwittigen en staat het hem vrij, voor de duur van zijn mandaat, verlof zonder bezoldiging (hoofdstuk VIII) te bekomen waarvan de duur niet meetelt om zijn latere bevordering of zijn pensioen te bepalen, Blijft hij in dienst, dan krijgt hij verlof zonder bezoldiging om de vergaderingen van de gemeente- of de provincieraad bij te wonen. Wordt hij tot bestendig afgevaardigde benoemd, dan moet hij bij de Maatschappij ontslag indienen. Als zijn mandaat vervalt, wordt hij op zijn verzoek wederopgenomen in het kader van de Maatschappij, maar het tijdperk gedurende hetwelk hij tot dit kader niet meer heeft behoord, telt niet mee om de latere bevordering of het pensioen te bepalen. c) Elke bediende die in aanmerking komt om het ambt van burgemeester of schepen waar te nemen, verwittigt het Directiecomité daarvan. Dit laatste beslist in ieder geval, of de belanghebbende ontslag moet indienen met toelating tot wederindiensttreding, of hij verlof zonder bezoldiging moet nemen of zijn betrekking bij de Maatschappij mag behouden. Bedoelde beslissing wordt door het Directiecomité genomen op grand van het bij artikel één hierboven gestelde beginsel. Bladz 21

HOOFDSTUK VIII. VERLOF. Artikel 1. Verlof met of zonder bezoldiging wordt verleend aan de vaste, stagedoende of voorlopige bediende binnen de perken en onder de voorwaarden bij het reglement bepaald. A. BEZOLDIGDE AFWEZIGHEID Art. 2. Worden met bezoldiging verleend: a) het jaarlijks verlof; b) het gelegenheidsverlof; c) zekere vrijstellingen van dienst. Art. 3. Het jaarlijks verlof wordt, naar keuze van de bediende en met inachtneming van de vereisten van de dienst, ineens of bij gedeelten verleend. In dit laatste geval moet het een ononderbroken periode van ten minste een week omvatten. Art. 4. De duur van het jaarlijks verlof wordt verminderd in verhouding tot de periode van het lopend burgerlijk jaar waarin de bediende niet bezoldigd wordt. De vermindering van het verlof gebeurt in de gevallen en volgens de regels die door het reglement bepaald worden. Art. 5. Kon het jaarlijks verlof in de loop van een jaar niet geheel verleend worden. dan wordt het nog overschietend deel, op verzoek van de bediende, bij voorrang in het begin van het daaropvolgende jaar verleend. Art. 6. De bediende die zijn jaarlijks verlof of een deel ervan niet heeft bekomen, omdat hij het niet tijdig aanvroeg of om een reden die geen verband houdt met de dienstvereisten, heeft op hoegenaamd geen compensatie recht. Bladz 22

B. ONBEZOLDIGDE AFWEZIGHEID 1. Verlof zonder bezoldiging Art. 7. a. Verlof zonder bezoldiging om persoonlijke aangelegenheid Voor zover de dienstvereisten er, zich niet tegen verzetten, kan de bediende om persoonlijke aangelegenheid verlof zonder bezoldiging bekomen. Tijdens deze onbezoldigde afwezigheid behoudt de bediende geen enkel recht op pensioen of bevordering, behalve in geval van verlof om dwingende redenen zoals voorzien door het reglement (zie bericht 25 PS/1996). Voor zover hij de voorwaarden vervult die in het reglement vastgesteld zijn en waarmee hij zich vóór de aanvang van het verlof akkoord verklaard heeft, kan de bediende na dit verlof de dienst bij de Maatschappij hervatten. b. Verlof zonder bezoldiging om dienst te nemen als stagedoend bediende in één van de federale of gewestelijke besturen van de Staat, de provincies, de gemeenten en sommige parastatale instellingen Voor zover de dienstvereisten er zich niet tegen verzetten, kan de bediende verlof zonder bezoldiging bekomen om dienst te nemen als stagedoend bediende bij één van de genoemde besturen en instellingen. Tijdens deze onbezoldigde afwezigheid behoudt de bediende geen enkel recht op bevordering. Voor zover hij de voorwaarden vervult die in het reglement vastgesteld zijn en waarmee hij zich voor de aanvang van het verlof akkoord verklaard heeft, kan de bediende na dit verlof de dienst bij de Maatschappij hervatten c. Verlof zonder bezoldiging om een specifieke opdracht te vervullen Voor zover de dienstvereisten er zich niet tegen verzetten, kan de bediende verlof zonder bezoldiging bekomen om, in de door de Maatschappij vastgestelde voorwaarden, een specifieke opdracht te vervullen. d. Verlof zonder bezoldiging om zich aan zijn kinderen te wijden Voor zover de dienstvereisten er zich niet tegen verzetten, kan de bediende verlof zonder bezoldiging bekomen om hem toe te laten zich aan zijn kinderen te wijden. De duur van dit verlof is telkens beperkt tot vier jaar en neemt een einde ten laatste op het ogenblik waarop het kind de leeftijd van 5 jaar bereikt. Wanneer het een kind betreft dat voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de bijkomende kinderbijslag voor gehandicapte kinderen te genieten, wordt die maximumduur op 6 jaar gebracht, en neemt het een einde ten laatste op het ogenblik waarop het kind de leeftijd van 8 jaar bereikt. Gedurende dit verlof mag de bediende geen enkele winstgevende bezigheid uitoefenen. Bladz 23

Tijdens deze onbezoldigde afwezigheid behoudt de bediende geen enkel recht op bevordering of pensioen. Bij het verstrijken van dit verlof is geen enkele voorwaarde tot wederindiensttreding vereist. Art. 8. Verlof zonder bezoldiging wordt toegestaan om de redenen en onder de voorwaarden aangewezen in de hoofdstukken a) onverenigbaarheden (hoofdstuk VII); b) syndicaal statuut (hoofdstuk XIII). Art. 9. De bediende bekomt onbezoldigd verlof om zijn militaire verplichtingen te kunnen vervullen. Hij kan eveneens dergelijk verlof bekomen in geval van vrijwillige wederoproeping onder de wapens. 2. Loopbaanonderbreking Art. 10. De vaste bediende kan, voor perioden van minstens 6 maanden, op volledige wijze zijn beroepsloopbaan onderbreken, voor zover hij het recht heeft om krachtens de wettelijke bepalingen een onderbrekingsuitkering te ontvangen. Omwille van dienstvereisten kan de bediende die een door het reglement aangeduide graad bekleedt, van het recht op loopbaanonderbreking uitgesloten worden. De duur van de loopbaanonderbreking is beperkt tot een totaal van 5 jaar over de hele beroepsloopbaan, Deze termijn wordt op I jaar gebracht indien het personeelslid tijdens zijn loopbaanonderbreking als zelfstandige een winstgevende activiteit uitoefent. Tijdens de loopbaanonderbreking behoudt de bediende zijn rechten op bevordering. Bij het verstrijken van de onderbreking is geen enkele voorwaarde tot wederindiensttreding vereist. 3. Palliatief verlof Art. 11. De vaste bediende kan voor een periode van 1 maand onbezoldigd palliatief verlof bekomen om palliatieve zorgen te verstrekken, zoals die door het reglement bepaald worden: - aan om het even welke persoon die bij de bediende inwoont; - aan een familielid van de eerste of de tweede graad dat niet bij de bediende inwoont. Verlengingen van palliatief verlof kunnen toegekend worden voor perioden van telkens 1 maand, voor zover de dienstvereisten er zich niet tegen verzetten. Bladz 24

De duur van het palliatief verlof is beperkt tot een totaal van 1 jaar over de hele beroepsloopbaan. Tijdens het palliatief verlof behoudt de bediende zijn rechten op bevordering. Bij bet verstrijken van dit verlof is geen enkele voorwaarde tot wederindiensttreding vereist. 4. Ouderschapsverlof Art. 12. Elke bediende kan, binnen het jaar na de geboorte van een kind, als moeder of als vader, onbezoldigd ouderschapsverlof bekomen van maximum 6 maanden, binnen het jaar na de geboorte van het kind. Tijdens het ouderschapsverlof behoudt de bediende zijn rechten op bevordering. Bij het verstrijken van dit verlof is geen enkele voorwaarde tot wederindiensttreding vereist. 5. Politiek verlof Art. 13. Onverminderd de in het hoofdstuk VII van het Statuut voorziene bepalingen, wordt politiek verlof toegekend voor het uitoefenen van sommige politieke mandaten of ambten die ermee gelijkgesteld worden. Het politiek verlof omvat bezoldigde dienstvrijstellingen en facultatief verplicht onbezoldigd verlof. Het reglement bepaalt er de toepassingsmodaliteiten van. Bij het verstrijken van dit verlof is geen enkele voorwaarde tot wederindienstreding vereist. 6. Vrijwillig stelsel van halftijdse arbeid (bericht 31 PS/92). Art. 14 Overeenkomstig de door het reglement vastgestelde bepalingen kan de vaste bediende gemachtigd worden halftijds te arbeiden gedurende ononderbroken periodes van een jaar. Omwille van dienstvereisten kan de bediende die een door het reglement aangeduide graad bekleedt, van het recht op halftijdse arbeid uitgesloten worden. Bladz 25

7. Beschikbaarheidsverlof Art. 15. Onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die door het reglement bepaald worden, kan beschikbaarheids verlof toegestaan worden aan: - de bediende die beschikbaar is wegens afschaffing van betrekking; - de bediende die door zijn vervanging de wederaanstelling mogelijk,maakt van een beschikbare bediende van zijn graad; - de bediende die definitief en volledig ongeschikt verklaard werd voor zijn normale functies en, hoewel hij de wederopleiding heeft aanvaard, nog niet herklasseerd werd; - de bediende die door zijn vertrek de in wederopleidingstelling op de proef mogelijk maakt van een voor zijn normale functies definitief en volledig ongeschikt verklaarde bediende die, hoewel hij de wederopleiding heeft aanvaard, nog niet herklasseerd werd. 8. Vrijwillig arbeidsstelsel van 32 uren per week (bericht 32 PS/92). Art. 16 Overeenkomstig de door het reglement vastgestelde bepalingen kan de vaste bediende gemachtigd worden 32 uren per week te werken gedurende ononderbroken periodes van een jaar. Bladz 26

HOOFDSTUK IX. VERKEERSVOORDELEN. Artikel 1. De verkeersvoordelen bestaan in: a) kosteloos vervoer; b) tariefverlagingen. Voor dienstreizen wordt kosteloos vervoer verleend. Kosteloos vervoer of tariefverlagingen kunnen verleend worden voor reizen van persoonlijk en particulier belang. Art. 2. Voor reizen van persoonlijk en particulier belang kunnen verkeersvoordelen worden verleend: a) aan de vaste, stagedoende of voorlopige bediende en eventueel aan leden van zijn gezin; b) aan de gepensioneerde bediende en eventueel aan leden van zijn gezin; c) aan de gepensioneerde weduwe. Het reglement bepaalt de grenzen, de vormen en de voorwaarden van verschaffing van die voordelen. Art. 3. De rijtuigklasse waarin de bediende verkeersvoordelen geniet, wordt bij het reglement bepaald. Die klasse is dezelfde voor de bediende en voor de leden van zijn gezin. Art. 4. De verkeersbewijzen zijn strikt persoonlijk; het reglement bepaalt de voorwaarden van geldigheid en benuttiging er van. Art. 5. De verkeersvoordelen mogen in geen geval tot een dubbele aanspraak worden samengevoegd; de rechthebbende moet kiezen onder de voordelen die in voorkomend geval op grond van verschillende aanspraken worden verleend. Art. 6. Elk misbruik of elk bedrog inzake verschaffing of gebruik van verkeersvoordelen stelt de schuldige bediende aan strenge straffen bloot (hoofdstuk XIV). Bladz 27

Art. 7. De bewijzen voor verkeersvoordelen geven recht op vrij vervoer en vrije bewaargeving van het reisgoed in de bij het reglement bepaalde voorwaarden. Art. 8. Het voordeel van de maatregelen voortvloeiend uit de bepalingen van dit hoofdstuk maakt geen bijbezoldiging uit. De beroving of de intrekking van die maatregelen geeft geen recht op enige vergoeding of compensatie. Bladz 28

HOOFDSTUK X. SOCIALE WERKEN. A. ORGANISATIE. Art. 1. De sociale werken zijn volgens hun aard in drie sectoren onderverdeeld: - geneeskundige verzorging; - vergoedingen; - sociale solidariteit. Art. 2. De activiteiten van de sector geneeskundige verzorging worden uitgeoefend door de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, instelling van openbaar nut opgericht door de wet. Deze Kas treedt voor de rechthebbenden van de sociale werken op als verzekeringsinstelling in de zin van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. De activiteiten van de sectoren vergoedingen en sociale solidariteit worden uitgeoefend door bemiddeling van het Fonds der Sociale Werken. Dit Fonds bestaat uit twee autonome kassen: - de Kas der vergoedingen, die de activiteiten van de sector vergoedingen dekt - de Kas der sociale solidariteit. die de activiteiten van de sector sociale solidariteit dekt. B. RECHTHEBBENDEN - VOORDELEN. Art. 3. Zijn rechthebbenden van de sociale werken: 1. de statutaire bedienden; 2. de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen; 3. de vrije verzekerden; 4. de personen ten laste van de onder punten 1,2 en 3 hiervoor genoemde rechthebbenden. Art. 4. Voor elk van de sectoren van de sociale werken bepaalt het reglement de voorwaarden die vereist zijn voor het verwerven en het behouden van de hoedanigheid van rechthebbende. Bladz 29

Wat de geneeskundige verzorging betreft, zijn de rechthebbenden van de sociale werken verplicht aangesloten bij de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS. Nochtans mogen de rechthebbenden die nog een andere hoedanigheid hebben, kiezen bij welke verzekeringsinstelling zij willen ingeschreven worden, voor zover zij aanspraak kunnen maken op een wettelijk stelsel van uitkeringsverzekering tegen arbeidsongeschiktheid ingevolge die hoedanigheid. De voordelen van de sector geneeskundige verzorging worden toegekend overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake. Het reglement bepaalt de voordelen verleend door de sectoren vergoedingen en sociale solidariteit alsmede de voorwaarden en modaliteiten voor het toekennen of intrekken ervan. C. BEHEER VAN DE KAS DER GENEESKUNDIGE VERZORGING VAN DE NMBS. Art. 5. Krachtens de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, wordt de Kas der Geneeskundige Verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen paritair beheerd door een beheerscomité waarvan de leden worden benoemd overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn voor de toekenning van de zetels in de Nationale Paritaire Commissie. De Maatschappij stelt voornoemde Kas het personeel ter beschikking dat nodig is om haar opdracht uit te voeren. D. BEHEER VAN DE SECTOREN VERGOEDINGEN EN SOCIALE SOLIDARITEIT VAN DE SOCIALE WERKEN. Art. 6. De sectoren vergoedingen en sociale solidariteit van de sociale werken worden beheerd door het Nationaal Comité der Sociale Werken. De Maatschappij staat in voor de werking van deze sectoren. Art. 7. Binnen de door het reglement en het Nationaal Comité vastgestelde perken worden de sociale werken eveneens beheerd door. - een nationaal subcomité der sociale werken; - gewestelijke comités der sociale werken. Bladz 30

Art. 8. Samenstelling van de comités en het subcomité. Het aantal, de verdeling en de toekenning van de zetels bij het Nationaal Comité, zijn onderworpen aan de bepalingen die in het syndicaal statuut vermeld zijn voor het aantal, de verdeling en de toekenning van de zetels in de Nationale Paritaire Commissie. De verdeling en de toekenning van de zetels bij het nationaal subcomité en de gewestelijke comités zijn onderworpen aan de bepalingen die in het syndicaal statuut vermeld zijn voor de verdeling en de toekenning van de zetels in de Gewestelijke Paritaire Commissies. Het nationaal subcomité bestaan uit 5 afgevaardigden van de Maatschappij en evenveel afgevaardigden van de erkende organisaties. De gewestelijke comités bestaan uit 8 afgevaardigden van de Maatschappij en evenveel afgevaardigden van de erkende organisaties met uitzondering van de Gewestelijke Comités van Aarlen en Mechelen die samengesteld zijn uit 5 afgevaardigden van de Maatschappij en evenveel afgevaardigden van de erkende organisaties. Art. 9. Rol van het Nationaal Comité. Het Nationaal Comité: 1. bepaalt de bevoegdheid van het nationaal subcomité en de Gewestelijke Comités, geeft hun de nodige stuwkracht en coördineert hun werkzaamheden; 2. maakt de jaarlijkse begroting van de twee kassen van het Fonds der sociale werken op; 3. treft alle nuttige maatregelen om kredietoverschrijdingen van de Kas der sociale solidariteit te voorkomen en zorgt voor het financieel evenwicht ervan; 4. dient jaarlijks bij de Raad van Bestuur een verstag in over de bedrijvigheid van de sociale werken; 5. legt het reglement der sociale werken uit. Het reglement bepaalt de werkingsvoorwaarden en de inwendige organisatie van het Nationaal Comité. Art. 10. - Rol van het nationaal subcomité en de gewestelijke comités. Het reglement bepaalt de rol van het nationaal subcomité en van de gewestelijke comités, alsmede hun werkingsvoorwaarden en de inwendige organisatie. Bladz 31

E. ACTIVITEITEN EN INKOMSTEN VAN DE KAS DER VERGOEDINGEN. 1. ACTIVITEITEN. Art. 11. De sector vergoedingen : a) betaalt de vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid b) betaalt de vergoedingen voor begrafeniskosten, in gevat van overlijden van een bediende in actieve dienst of een gepensioneerde; c) staat in voor de verzorging van slachtoffers van arbeidsongevallen, van ongevallen op de weg naar of van het werk of van beroepsziekten. De tegemoetkoming in de genees. kundige verzorging van beroepsziekten wordt echter beperkt tot het gedeelte dat niet ten taste valt van de Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS. Art. 12. De afwezigheden om gezondheidsredenen worden in twee categorieën onderverdeeld: 1. afwezigheid wegens ziekte. Daarmee worden gelijkgesteld de afwezigheden wegens verwonding ingevolge een ongeval buiten dienst of buiten de weg naar of van het werk in dat geval wordt de bediende een zieke bediende genoemd; 2. afwezigheid wegens verwonding in dienst. Onder die categorie vallen de afwezigheden wegens een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk of een beroepsziekte; in dat geval wordt de bediende een gewonde bediende genoemd. Art. 13. De wegens ziekte afwezige bediende ontvangt gedurende volgende termijnen (1) een vergoeding die gelijk is aan 100 % van de globale wedde (2): - 6 maand, zo hij minder dan 15 jaar dienst heeft; - 9 maand, zo hij 15 jaar doch minder dan 25 jaar dienst heeft; - 12 maand, zo hij 25 jaar of meer dienst heeft. Na die termijnen wordt de vergoeding tot 80 % verminderd (2). De vereiste anciënniteitsperioden worden voor oorlogsinvaliden of daarmee gelijkgestelden met de helft verkort. Het reglement bepaalt de voorwaarden tot toekenning van de ziektevergoeding. Bladz 32

Art. 14. De bediende die afwezig is wegens verwonding in dienst, ontvangt gedurende ten hoogste 1 jaar (1), ongeacht zijn dienstenciënniteit, een vergoeding die gelijk is aan 100 % van de globale wedde (2). Na die termijn wordt de vergoeding tot 90 % verminderd. Bedienden wier letsels geconsolideerd zijn en die definitief ongeschikt bevonden worden voor elke functie, gebruiken de vergoedingstermijnen op die voor zieke bedienden gelden. Het reglement bepaalt de voorwaarden tot toekenning van de vergoeding wegens verwonding. Art. 15. De vergoedingsterrnijnen ten taste van de Kas der vergoedingen worden voor zieke bedienden en voor gewonde bedienden afzonderlijk berekend. Deze termijnen mogen niet meer bedragen dan 1 jaar, met inbegrip van al de vorige afwezigheden om dezelfde gezondheidsreden die niet door een dienshervatting van ten minste 90 kalenderdagen geneutraliseerd werden (1). (1) Onder voorbehoud van toepassing van artikel 20 van hoofdstuk XVI (Pensioenen). (2) De haard- of standplaatstoelage en de kinderbijslag blijven algeheel behouden. Bladz 33

Art. 16. De bediende die definitief ongeschikt wordt bevonden voor elke functie, gebruikt de vergoedingstermijn tegen 100 % op waarop hij krachtens de art. 13 en 14 recht heeft, alvorens in de wachtafdeling te worden geplaatst die zijn voortijdige oppensioenstelling wegens invaliditeit voorafgaat (1). II. INKOMSTEN. Art. 17. De Kas der vergoedingen wordt gestijfd door: a) bijdragen van de gerechtigden op een rustpensioen, gelijk aan 0,5 % van hun pensioenbedrag; b) een bijdrage van de Maatschappij die het volgende dekt: 1. het bedrag van de vergoedingen wegens afwezigheid van zieke en gewonde bedienden; 2. de kosten van de geneeskundige verzorging die voortvloeien uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar of van het werk en het niet door de Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS gedekte gedeelte dat uit beroepsziekten voortvloeit; 3. het bedrag van de vergoedingen voor begrafeniskosten die aan de rechtverkrijgenden van overleden bedienden worden verleend; 4. het verschil tussen de vergoedingen voor begrafeniskosten, verleend aan de rechtverkrijgenden van overleden gerechtigden op een rustpensioen, en de opbrengst van de onder letter a) hiervoor genoemde bijdrage van die gepensioneerden. Het eventueel overschot van die bijdragen op de vergoedingen voor begrafeniskosten gaat naar de Maatschappij. F. ACTIVITEITEN EN INKOMSTEN VAN DE KAS DER SOCIALE SOLIDARITEIT. 1. ACTIVITEITEN. Art. 18. De sector sociale solidariteit voorziet in de prestaties waarin met door de sectoren van de geneeskundige verzorging of de vergoedingen wordt voorzien. Die prestaties omvatten: a) tegemoetkomingen op het stuk van geneeskundige verzorging; b) tegemoetkomingen op het stuk van vergoedingen; c) andere activiteiten van sociale aard. (1) Onder voorbehoud van toepassing van artikel 20 van hoofdstuk XVI (Pensioenen). Bladz 34