Toezicht op energiemaatregelen in de praktijk 19 en 24 november 2009 Willem de Neve DCMR Milieudienst Rijnmond Mijn gegevens: Willem de Neve Beleidsmedewerker bij cluster energie en klimaat Expertisecentrum DCMR Milieudienst Rijnmond willem.deneve@dcmr.nl 010-2468043 Mijn werkzaamheden richten zich vooral op het uitvoeren van projecten in het kader van het MKB-programma van het Rotterdam Climate Initiative (RCI), en (daarmee) het ondersteunen van de uitvoering van het Milieudoel Energie. Verder ben ik betrokken bij het schrijven van klimaatbeleidsplannen en het (intern) adviseren op energiegebied. www.dcmr.nl www.rotterdamclimateinitiative.nl www.dubbelewinstvoormkb.nl 1
2 De aanpak bij DCMR Milieudoel energie: aanpak in sectoren Middelbaar en voortgezet onderwijs Zorginstellingen Kantoren Gemeentelijke inrichtingen Detailhandel Bovenstaande sectoren zijn de eerste sectoren die aan bod komen in de aanpak van het milieudoel energie. In de komende jaren zullen ook andere sectoren volgen, met als laatste een restgroep met de overgebleven bedrijven. De verwachting is dat in totaal zo n 4000 bedrijven in de regio Rijnmond midden- en grootverbruikers zijn en in deze aanpak meegenomen zullen worden. 2
3 Meer stappen Informeren doelgroep Eerste bezoek: op afspraak Aanschrijving plan van aanpak Goedkeuren of opleggen plan van aanpak met termijnen Nacontroles Indien noodzakelijk: handhaving In de meeste handhavingstrajecten worden minder stappen gezet dan hierboven weergegeven. Over het algemeen vinden de bezoeken onaangekondigd plaats en wordt handhaving eerder ingezet. Daarnaast is de looptijd van deze trajecten veel langer dan de meeste andere trajecten. In het bovenstaande traject is er bewust voor gekozen om bij zowel midden- als grootverbruikers geen energieonderzoek te eisen. We controleren aan de hand van de maatregelenlijst van Energiebesparing en Winst. Alle maatregelen waarbij aangegeven is dat ze binnen 5 jaar zijn terug te verdienen moeten worden genomen. Als een bedrijf of instelling het hier niet mee eens is, kunnen ze aangeven waarom. Pas als hierover onduidelijkheid ontstaat, kunnen we vragen om een onderbouwing met een onderzoek. Het nadeel van deze aanpak is dat er minder integraal en locatiespecifiek naar de maatregelen gekeken wordt. Het voordeel hiervan is echter dat bedrijven en instellingen niet eerst veel geld kwijt zijn aan onderzoeken, waarna ze ook nog geld aan de daadwerkelijke energiebesparing uit moeten geven. Daarnaast komt de energiebesparing op deze wijze sneller op gang dan wanneer eerst (uitgebreide) onderzoeken moeten worden gedaan. 3
4 Zorginstellingen Rapportage eerste bezoeken percentage instellingen waar maatregel genomen is Verlichting daglichtafhankelijk geregeld Hoog frequente verlichting aanwezig Bewegingsensoren aanwezig Isoleren appendages en afsluiters Monitoring energieverbruik Frequentie geregelde cv-pompen plaatsen Aparte ketel warm tapwater HR-ketel Stookgrens juist ingesteld WTW uit ventilatielucht Vrije koeling aanwezig 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Onlangs is de rapportage gereed gekomen over het eerste deel van het milieudoel energie project voor zorginstellingen. Bovenstaande grafiek is een deel van de uitkomst van de inventarisatie van de genomen maatregelen. De maatregelen die in de minste gevallen genomen waren, zijn weergegeven. De inventarisatie is uitgevoerd door toezichthouders van de DCMR, die daar een aparte cursus voor hebben gehad. De volledige rapportage wordt digitaal beschikbaar gesteld na de schakeldagen. 4
5 Waar gaat het over? Q A Q A De totale CO 2 -emissie van de onderzochte instellingen? 77.273 ton De minimale reductie in deze uitstoot door het uitvoeren van verplichte energiebesparende maatregelen? 7.205 ton Dit komt overeen met: 1870 Rotterdamse huishoudens 3,1 miljoen liter benzine 41 miljoen auto-kilometers 96 miljoen kopjes koffie De totale emissie is berekend door het gemiddelde te nemen van alle instellingen waar we de gegevens van hebben, vermenigvuldigd met het totaal aantal instellingen. De minimale reductie in emissies is geschat door 10% van de uitstoot van de achterblijvers te nemen. Dit kan gezien worden als een conservatieve schatting. Een gemiddeld huishouden in Rotterdam stoot 3,85 ton CO 2 per jaar uit. Dit is iets minder dan het landelijk gemiddelde. Het verbranden van een liter benzine levert een uitstoot van 2,277 kg CO 2 op (IEA energy statistics en IPCC). Een gemiddelde Nederlandse personenwagen rijdt 1 op 13 (Infomil). De CO 2 -uitstoot van een kopje koffie (van de productie op de plantage tot en met het energieverbruik voor het zetten van het kopje met 7 gram gemalen koffie en 125 ml water) ligt tussen de 50,43 gram en 101,35 gram (Energiegids september 2009, uit het Product Carbon Footprint onderzoek uit Duitsland). Er is geen gemiddelde waarde gegeven, maar we zijn uit gegaan van een gemiddelde van 75 gram CO 2 per kopje. 5
6 Organiseer tijdig en slim Zoek steun van de politiek Leid de toezichthouders goed op Verzamel op tijd energiegegevens van inrichtingen, aangezien dit een tijdrovende klus is Reken op een verouderd locatiebestand in sommige sectoren Houd rekening met lange doorlooptijden van projecten Bovenstaande punten zijn naar voren gekomen uit de ervaringen die de DCMR tot nog toe heeft opgedaan met het uitvoeren van projecten voor het milieudoel energie. In aanvulling op de punten: Politieke steun is eerst noodzakelijk om een dergelijk project van de grond te krijgen, aangezien dit een omvangrijke (en dus vaak dure) operatie is. In een later stadium kan het belangrijk zijn dat de politiek stevig achter een project staat wanneer handhaven noodzakelijk blijkt. De brief die in verband met het project Stad en MKB is verstuurd, kan hierbij een steun in de rug betekenen. Energie is een complex onderwerp, en het opleiden van toezichthouders kost tijd en moeite. Verder is het belangrijk om te erkennen dat het toezichthouders behoorlijk veel tijd kan kosten om energiecontroles uit te voeren; zeker vroeg in het project. Begin zo snel mogelijk met het in kaart brengen van de energiegegevens van inrichtingen die toch al worden bezocht. Scheelt tijd in een later stadium. Het bestand van inrichtingen die niet vaak of nooit worden bezocht (zoals kantoorgebouwen en andere type A bedrijven) bleek bij de DCMR behoorlijk verouderd te zijn. Dit kan de planning van een project frustreren als er geen rekening mee wordt gehouden. Eer een project helemaal is afgerond kan makkelijk twee of drie jaar voorbij gaan. 6
7 Stimuleer ook Reik handvatten aan Benadruk de voordelen Verspreid kennis over energiebesparing Bied kans om vragen te stellen en frustraties te uiten Meerwaarde door interactie reguleren en stimuleren DCMR: MKB-programma Rotterdam Climate Initiative (RCI) Bijeenkomsten Milieubarometer Grafische Cirkel Rijnmond Het uitvoeren van toezichtprojecten op energiegebied biedt een uitgelezen kans om ook een stimulerend spoor in te zetten. Het is zelfs zo dat de combinatie van stimuleren en reguleren meer oplevert dan deze beide zaken afzonderlijk Wanneer alleen stimulering plaatsvindt, is het maar de vraag of maatregelen genomen worden. Vaak is het effect van stimuleren dan ook gering en tijdelijk. Wanneer alleen een regulerend spoor wordt ingezet, worden de maatregelen uiteindelijk wel genomen, maar dit gaat vaak niet zonder slag of stoot. Ook is het de vraag of wel de optimale oplossingen gevonden worden wanneer men alleen aan de wet wil voldoen en niets extra s. Door beide sporen te combineren, zorgen we ervoor dat de stimulerende boodschap veel beter aankomt (als je weet dat er een verplichting aankomt luister je toch net even beter). Daarnaast kan je, door praktische handvatten en kennis aan te bieden, er voor zorgen dat maatregelen eerder en slimmer genomen worden en dat het regulerende spoor veel minder frustraties opwekt bij de doelgroep van een project. DCMR en RCI werken hier in de regio Rijnmond op diverse punten in samen, onder meer door het organiseren van bijeenkomsten (zie voor meer informatie daarover www.dubbelewinstvoormkb.nl). 7
8 Tot slot Energiebesparende maatregelen worden vanaf nu genomen. In 2010 de eerste nacontroles Monitoring moet uitwijzen hoe groot de besparingen zijn Wij hopen dat de eerste resultaten van de energieprojecten in de loop van 2010 zichtbaar (of in ieder geval meetbaar) worden. Dit zal blijken uit de nacontroles die dat jaar plaats gaan vinden, maar vooral ook uit de energiegegevens van de opvolgende jaren. Ook hierdoor zijn energiebesparingsprojecten een kwestie van de lange adem. Het is belangrijk dat deze monitoring wel plaatsvindt, want daarmee kunnen nieuwe projecten verantwoord worden en kan de strategie worden bijgesteld (indien noodzakelijk). En wanneer doelstellingen met betrekking tot energie en klimaat zijn geformuleerd, worden monitoringsresultaten nog belangrijker om te bepalen of de doelstellingen gehaald worden. 8
9 Bedankt Vragen? Ik hoop dat ik een tipje van de sluier op heb kunnen lichten over de praktische kant van het houden van toezicht op energiemaatregelen in de praktijk. Hopelijk bent u geïnspireerd geraakt om ook met energiebesparing aan de slag te gaan. 9