Gedetailleerde vergelijking van de stijging van de loonkosten per branche in België en de drie buurlanden



Vergelijkbare documenten
AANVULLEND AANVRAAGFORMULIER VERIFICATIE volgens de EMAS-VERORDENING. RvA-F006-4-NL

Brexit: gevolgen voor de concurrentiepositie van bedrijfstakken in Nederlandse regio s

Gepubliceerd. CRB evalueert interprofessioneel akkoord Arbeidsmarktbeleid. Inhoud van het Technisch Verslag 2003

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

Loonindexering en het algemeen kader van de loonvorming volgens de wet van 1996

: Gemiddelde jaarlijkse groei arbeidsvolume hoger in Vlaanderen en Wallonië dan in Brussel

Annex G Datasource Research and Development expenditures

This annex is valid from: to Replaces annex dated: Location(s) where activities are performed under accreditation

This annex is valid from: to Replaces annex dated: Location(s) where activities are performed under accreditation

Productie en toegevoegde waarde

This annex is valid from: to Replaces annex dated: Location(s) where activities are performed under accreditation

Productie en toegevoegde waarde

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017

Geen loonontsporing in België sinds 1996

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

Inleiding. Met vriendelijke groet, Frans van den Heuvel Specialist Research and Learning bij Graydon. 2 Graydon kwartaalmonitor

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2015

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Kortetermijnontwikkeling

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

verslag CRB

M Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland

Annex to declaration of accreditation (scope of accreditation) Normative document: EN ISO/IEC :2015 Registration number: C 010

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

This annex is valid from: to Replaces annex dated: Location(s) where activities are performed under accreditation

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Instituut voor de nationale rekeningen

Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 2015

Regionale economische vooruitzichten

Digitale (r)evolutie in België anno 2010.

VBO-analyse. over de verhouding tussen het loonaandeel en de winsten van bedrijven

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

Ondernemingen houden woord: onder impuls van competitiviteitsmaatregelen worden à bijkomende jobs gecreëerd in privésector

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens

Mathemagie met de CRB

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

Een Algemeen Evenwichtsmodel voor Vlaanderen: Eerste Resultaten

Artikelen. Cao-lonen 2005, de definitieve gegevens. Nathalie Peltzer

DOCUMENTATIENOTA CRB

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 19 januari 2016

S&V Transparant. Stress scenario s energietransitie voor ALM-studies. D e c e m b e r

CRB evalueert interprofessioneel akkoord

DOCUMENTATIENOTA CRB De productiviteit van arbeid in België en in de drie buurlanden

PERSBERICHT Brussel, 11 december 2015

Overzicht van de loonindexering in België en in Europa

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Instituut voor de nationale rekeningen

technisch verslag CRB

nr. 354 van GÜLER TURAN datum: 15 juni 2017 aan GEERT BOURGEOIS Buitenlandse investeringen - Jobcreatie

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

De evolutie van het arbeidsvolume in België, de gewesten en de Europese unie

PERSBERICHT Brussel, 12 november 2015

Impact van de Russische boycot op de prijzen en de uitvoer van bepaalde landbouwproducten

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Artikelen. Arbeidsmarktdynamiek en banen. Peter Kee en Robin Milot

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

Verblijfstoerisme Oost-Vlaanderen 2015

België en de buurlanden: sectorale loonkosten en productiviteit in perspectief

Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid?

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen

Cao-lonen 2006, de definitieve gegevens

Q1 15 POSITIEVE DYNAMIEK OP DE MARKT VAN HR-DIENSTVERLENING

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigenverzekering

Cao-lonen 2008, de definitieve gegevens

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei vergelijkbaar met tweede helft jaren negentig

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Arbeidsmarkt in vogelvlucht

Indexering in België: beleidsaanbevelingen van de voornaamste internationale instellingen

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

PERSBERICHT Brussel, 13 mei 2015

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Distributiekanalen van de verzekering: cijfers 2012

Cao-lonen 2002, de definitieve gegevens

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

OM TE COMPENSEREN WAT LOONTREKKENDEN ONDER DE VOOR EEN MEDIAAN LOON IS DAT EEN STIJGING SAMENVATTING

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Transcriptie:

Bijlage/Annexe 1 DEPARTEMENT STUDIËN Gedetailleerde vergelijking van de stijging van de loonkosten per branche in België en de drie buurlanden In deze nota wordt beoogd een vergelijking te maken tussen het uurloonkostenverloop in België en de drie belangrijkste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) sinds 1996 (het referentiejaar voor internationale vergelijkingen van de ontwikkeling van de loonkosten in België 1 ), op een gedetailleerd brancheniveau, gebruikmakend van de nationale rekeningen. Hiertoe wordt in principe gebruik gemaakt van een zo gedetailleerd mogelijke bedrijfstakopsplitsing, nl. de zogenaamde A38- uitsplitsing 2, waarbij de totale economie wordt opgesplitst in 38 (sub)bedrijfstakken. Deze oefening werd echter noodgedwongen beperkt omwille van dataproblemen. Zo bevat de Eurostat-databank voor sommige branchegegevens per land slechts gegevens tot en met 9; de vergelijking zal dan ook gebeuren op basis van gegevens t.e.m. dat jaar. Bovendien is de databank voor Frankrijk en Nederland in grotere mate onvolledig, mogelijks als gevolg van het feit dat bij de opstelling van de nationale rekeningen recentelijk de omschakeling werd gemaakt naar een nieuwe NACE-nomenclatuur. Voor Frankrijk bevat de Eurostat-databank voor de A38-opsplitsing slechts gegevens m.b.t. 24 branches; wat een gedegen vergelijking met de 38 branches in België en Duitsland onmogelijk maakt. En voor Nederland zijn de sectorale gegevens pas beschikbaar vanaf, waardoor het berekenen van een ontwikkeling sinds 1996 uitgesloten is. Omwille van die redenen blijft de analyse op basis van de gedetailleerde A38-opsplitsing vanaf 1996 beperkt tot een vergelijking met Duitsland. Teneinde toch een vergelijking met de drie buurlanden te kunnen doorvoeren, wordt tevens een aanvullende analyse gepresenteerd op basis van de minder gedetailleerde A21-opsplitsing 3 voor de periode vanaf. Over de periode 1996-9 stegen de nominale loonkosten per gewerkt uur in de Belgische economie in totaal gemiddeld met 42,4 %. In Duitsland was die toename, met 24,5 %, veel beperkter; in Frankrijk en Nederland, daarentegen, lag de gemiddelde nominale uurloonkostenstijging hoger dan in België, nl. respectievelijk 48, en 59,7 %. Ook gecorrigeerd voor de opgetekende inflatie () was de (reële) stijging in België beduidend sterker dan in Duitsland: de nominale uurloonkostentoename kwam in België bijna 15 procentpunt hoger uit dan de inflatie (die 27,7 % beliep), tegenover slechts 3,5 procentpunt in Duitsland (inflatie van 21, %). Daarentegen kwam de nominale loonkostenstijging in Frankrijk en Nederland respectievelijk ongeveer 25 en 27 procentpunt hoger uit dan de inflatie (die resp. 23,4 en 32,5 % bedroeg). Over de periode -9 liepen de reële uurloonkosten in Duitsland zelfs terug: de nominale uurloonkosten stegen er over die periode met 15,5 %, terwijl de inflatie er 16, % beliep. In België (ongeveer 1 procentpunt), Frankrijk en Nederland (telkens zowat 1 In overeenstemming met de bepalingen van de wet van 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. 2 Voor de nog meer gedetailleerde A64-opsplitsing bleken immers voor de buurlanden te weinig gegevens voorhanden in de Eurostat-databank. 3 Voor de A21-opsplitsing zijn er gegevens voorhanden voor de drie buurlanden, zij het voor Nederland opnieuw pas vanaf.

2/6 13 procentpunt), daarentegen, werden over diezelfde periode wel reële loonkostenstijgingen opgetekend 4. Dit verschil tussen Duitsland, enerzijds, en de drie overige landen, anderzijds, komt ook duidelijk tot uiting in de sectorale uurloonkostenstijgingen. Over de periode 1996-9 (zie grafiek 1) viel de uurloonkostenstijging in België in bijna alle branches (op drie na) hoger uit dan de inflatie; daartegenover staat dat er in Duitsland 13 branches (van de 37 binnenlandse branches) zijn waar de nominale uurloonkostenstijging geringer was dan de stijging van de consumptieprijzen. Over de periode -9 (zie grafiek 2) was dat in Duitsland het geval in 13 branches (van de branches). In België, Frankrijk en Nederland zijn dergelijke reële loonkostendalingen zeer uitzonderlijk. In vergelijking met Duitsland gaat de hogere gemiddelde stijging van de uurloonkosten in België zowel over de volledige periode vanaf 1996 als sinds (resp. op basis van A38 en A21) gepaard met een kleinere differentiatie tussen de Belgische branches (zie tabel 1); dit blijkt zowel uit de (gewogen) standaardafwijking, die alle observaties in rekening brengt, als de (gewogen) interquartile range (IQR) 5, waarbij de kleinste en grootste uurloonkostenstijgingen uit de berekening worden geweerd. De stijging van de uurloonkosten in België is derhalve meer uniform verdeeld over de verschillende branches dan in Duitsland. In Duitsland lijkt de loonkostenstijging derhalve in grotere mate gebaseerd te kunnen zijn op sector- en bedrijfsspecifieke omstandigheden. In België wordt deze mogelijkheid in belangrijke mate beperkt door het indexeringsmechanisme, evenals door het centrale karakter van de loononderhandelingen. Tabel 1 - Differentiatie van de sectorale nominale uurloonkostenstijgingen in België en de drie buurlanden Periode 1996-9 (A38) Periode -9 (A21) st.afw. IQR st.afw. IQR België 1,5 8,7 1,1 5,7 Duitsland 1,7 11, 1,4 9, Frankrijk n.b. n.b. 1,5 3,3 Nederland n.b. n.b. 1,1 6,2 Bronnen: EC (nationale rekeningen) en eigen berekeningen. 1 Standaardafwijking, gewogen aan de hand van het aandeel van de branches in het totale arbeidsvolume. 2 Interquartile range, gewogen aan de hand van het aandeel van de branches in het totale arbeidsvolume. De vergelijking met Frankrijk en Nederland levert minder eensluidende conclusies op. Over de periode -9 (op basis van A21) is de differentiatie, gemeten aan de hand van de standaardafwijking, hoger in Frankrijk en gelijkaardig in Nederland. Op basis van de IQR, daarentegen, is de dispersie, in vergelijking met België, kleiner in Frankrijk en iets groter in Nederland. Al met al kan hieruit worden afgeleid dat de sectorale spreiding van de uurloonkostenstijging in die twee landen vrij vergelijkbaar is met die in ons land. De grotere dispersie in Duitsland kan overigens niet onmiddellijk worden toegeschreven aan beduidend verschillen tussen branches die al dan niet aan internationale concurrentie onderhevig zijn. Zo komen, in de A38-opsplitsing, verschillende subbranches van de verwerkende nijverheid ("Manufacture of..." in grafiek 1) voor in de groep van branches met de sterkste loonstijgingen en in de A21-opsplitsing liet de verwerkende nijverheid over de periode -9 de vierde hoogste toename optekenen. De uurloonkostenstijgingen vielen er overigens in een aantal niet-marktdiensten (zoals bv. "") zeer gering uit. 4 De nominale uurloonkostenstijging beliep resp. ongeveer 3, 31 en 36 % in België, Frankrijk en Nederland; de inflatie resp. zowat, 18 en 22 %. 5 De interquartile range is gelijk aan het verschil tussen het derde en het eerste kwartiel en sluit aldus de 25 % kleinste en de 25 % grootste observaties uit. Hierdoor worden "outliers", die de standaardafwijking beïnvloeden, buiten beschouwing gelaten.

3/6 Ten slotte werd nog geverifieerd of de Belgische sectorale differentiatie inzake loonstijgingen stabiel is in de tijd. Hiervoor werden dezelfde indicatoren gebruikt als hiervoor, toegepast op de totale uurloonkostenstijgingen per tweejaarlijkse centraal-akkoordperiode 6. Globaal genomen lijkt de dispersie de jongste jaren geleidelijk te zijn afgenomen, wat te maken zou kunnen hebben met de eerder beperkte marge voor reële verhogingen. Immers, aangezien de indexering voor iedereen gegarandeerd is, kan enkel de reële verhoging gebruikt worden om te differentiëren tussen bedrijfstakken. Tijdens de meest recente centraal-akkoordperiode waarvoor gegevens voorhanden zijn (9-1) is de dispersie echter weer gestegen, wat mogelijks te maken kan hebben met het feit dat in dit centraal akkoord geen echte loonnorm werd vastgelegd 7, wat misschien een ruimere differentiatie toeliet. Tabel 2 - Differentiatie van de sectorale nominale uurloonkostenstijgingen in België A38-opsplitsing A21-opsplitsing st.afw. IQR st.afw. IQR 1997-1998,6 3,3,7 2,5 1999-,4 2,8,4 1,9 1-2,3 2,1,3 1,7 3-4,4 2,4,5 2,9 5-6,3 1,2,3 1,3 7-8,2 1,3,2 1,3 9-1,4 1,8,4 1,6 Bronnen: EC (nationale rekeningen) en eigen berekeningen. 1 Standaardafwijking, gewogen aan de hand van het aandeel van de branches in het totale arbeidsvolume. 2 Interquartile range, gewogen aan de hand van het aandeel van de branches in het totale arbeidsvolume. 6 Immers, vaak voorzien de centrale akkoorden voornamelijk een reële loonsverhoging tijdens het tweede jaar waarop het akkoord betrekking heeft. Dit zou de volatiliteit van de resultaten kunnen verhogen (en de interpretatie ervan bemoeilijken) indien de jaren afzonderlijk zouden worden beschouwd. 7 Qua reële verhogingen werden in dat centraal akkoord enkel forfaitaire loonvoordelen voorzien, onder de vorm van bv. ecocheques.

4/6 Grafiek 1 - Uurloonkostenverloop (A38-opsplitsing) over de periode 1996-9 1 (totale verandering, in procenten) België 8 6 4 Advertising and market research; other Manufacture of wood, paper, printing and Human health activities Computer programming, consultancy, and Publishing, motion picture, video, television Legal and accounting activities; activities of Manufacture of food products; beverages and Manufacture of chemicals and chemical Manufacture of basic metals and fabricated Manufacture of motor vehicles, trailers, semi Manufacture of electrical equipment Manufacture of rubber and plastic products Manufacture of furniture; jewellery, musical Manufacture of machinery and equipment n.e.c. Manufacture of computer, electronic and Scientific research and development Residential care activities and social work Manufacture of textiles, wearing apparel, Manufacture of basic pharmaceutical products Telecommunications Manufacture of coke and refined petroleum Duitsland 8 6 4 Legal and accounting activities; activities of Advertising and market research; other Manufacture of wood, paper, printing and Human health activities Telecommunications Residential care activities and social work Manufacture of food products; beverages and Publishing, motion picture, video, television Manufacture of rubber and plastic products Manufacture of basic metals and fabricated Scientific research and development Manufacture of machinery and equipment n.e.c. Manufacture of furniture; jewellery, musical Manufacture of textiles, wearing apparel, Manufacture of computer, electronic and Manufacture of chemicals and chemical Manufacture of coke and refined petroleum Manufacture of motor vehicles, trailers, semi Manufacture of electrical equipment Manufacture of basic pharmaceutical products Computer programming, consultancy, and Bron: EC (nationale rekeningen). 1 Geen (voldoende) gegevens voorhanden voor Frankrijk en Nederland.

5/6 Grafiek 2 - Uurloonkostenverloop (A21-opsplitsing) over de periode -9 (totale verandering, in procenten) België 6 4 Duitsland 6 4 Public administration and defence; compulsory Electricity, gas, steam and air conditioning supply

6/6 Frankrijk 6 4 Nederland 6 4 Bron: EC (nationale rekeningen).