I n s t i t u u t v a n d e B e d r i j f s r e v i s o r e n.

Vergelijkbare documenten
De heer ( ), bedrijfsrevisor sedert 15 januari 1995 en ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers;

I n s t i t u u t v a n d e B e d r i j f s r e v i s o r e n

de heer ( bedrijfsrevisor, ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

BESLISSING VAN DE TUCHTCOMMISSIE Nederlandstalige Kamer (artikel 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van het IBR)

Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR)

Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR)

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n.

0374/08/N Tuchtcommissie van 9 september 2008 (definitieve beslissing)

Gelet op het verslag van de Raad aan de Kamer van Verwijzing en Instaatstelling d.d. 2 april 2010.

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

0377/08/N Tuchtcommissie van 3 februari 2009 (definitieve beslissing)

0326/06/N Tuchtcommissie van 5 december 2006 (definitieve beslissing)

Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR)

0384/09/N Commissie van Beroep van 9 juni 2009 (definitieve beslissing)

Verslag van 3 september 2010 van de Raad van het IBR in de zaak met nummer 418/11/(... )/N.

0300/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (definitieve beslissing)

0325/06/N Tuchtcommissie van 6 februari 2007 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers; * * *

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

Instituut van de Bedrijfsrevisoren

0359/07/N Tuchtcommissie van 11 december 2007 (definitieve beslissing)

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 6 februari 2007 (beroep aangetekend)

0386/09/N Commissie van Beroep van 11 juni 2010 (definitieve beslissing)

Praktische nota bij artikel 618 Wetboek van vennootschappen (interimdividend)

Gezien het ontwerp van norm van het IBR voorgelegd aan openbare raadpleging die plaatsvond van

Bedrijfsrevisor. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud

Klynveld Peat Marwick Goerdeler

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2016/213/

fjr/cewaierhouse(ajpers I

0332/06/N Commissie van Beroep van 21 augustus 2008 (definitieve beslissing)

0234/2003/N Commissie van Beroep definitieve beslissing. Weigering tot toelating tot de stage profiel van stagemeester

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Samenvatting van het advies goedgekeurd op 2 juni 2004 en uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013

Instituut van de Bedrijfsrevisoren. TUCHTCOMMISSIE (Nederlandstalige Kamer) (artikel 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van het IBR)

Nieuwe controlenorm Bevestigingen van de leiding van de entiteit

Gehoord de uiteenzetting van appellante en haar raadsman ter zitting; Gelet op de neergelegde stukken en het grievenschrift van appellante.

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier ADVIES- EN CONTROLECOMITÉ OP DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE COMMISSARIS

Deceuninck Naamloze vennootschap Brugsesteenweg Roeselare RPR Gent, afdeling Kortrijk BTW BE (de Vennootschap )

Analyse van de algemene commentaren ontvangen tijdens de openbare raadpleging die door het IBR werd georganiseerd en standpunt van het IBR

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

INTERN REGLEMENT ZONNEWIND CVBA

* * * Rolnummer Arrest nr. 122/2016 van 22 september 2016 ARREST

Hofvan Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

Een bericht betreffende de goedkeuring van deze norm is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 maart 2017 (2 de editie).

ADVIES /01 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN

De Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren met zetel te 1000 Brussel, Em. Jacqmainlaan 135, met als vertegenwoordiger ( ).

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

I n s t i t u u t v a n d e B e d r i j f s r e v i s o r e n

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS. G. V. O / 2006 / 5 / verzoekende partij / 29 maart 2006 BESLISSING

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2015/ 13 / /16 september Inzake :, wonende te, bijgestaan door, advocaat te..

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

In België geldt er voortaan een nieuwe beroepsnorm Wat en waarom? Frequently Asked Questions

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2015/ 6 / / 18 maart 2015

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. GVO / 2011 / 12 /.. / 19 oktober 2011

Hof van Cassatie van België

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

Norm van 10 november 2009 inzake de toepassing van de ISA s in België

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2012/06/ / 3 JULI Inzake :..., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2012/158/,

Deze 3 verslagen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden gezien of gebruikt.

Arbeidshof te Brussel

Rolnummer Arrest nr. 18/2002 van 17 januari 2002 A R R E S T

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

Hof van Cassatie van België

Instituut van de Bedrijfsrevisoren

Rolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. GVO / 2016 / 12 / / 25 mei 2016

VOLMACHT. Ondergetekende,.. wonende te... houder van... aandelen van NV Ter Beke, met maatschappelijke zetel te 9950 Waarschoot, Beke 1

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Huishoudelijk reglement van de commissie 1

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2017/214/(...)

Milieuhandhavingscollege

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING. GO / 2011 / 10/ / 30 augustus 2011

Hof van Cassatie van België

OPENING VAN DE VERGADERING SAMENSTELLING VAN HET BUREAU

VAN DE VELDE NV Lageweg Schellebelle Ondernemingsnummer

Samenvatting van het advies goedgekeurd op 9 juni 2004 en uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

LOTUS BAKERIES NV OPROEPING GEWONE ALGEMENE VERGADERING

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

Arbeidshof te Brussel

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2012/157/, Inzake : de heer, wonende te, bijgestaan door Mter, advocaat te,

Transcriptie:

I n s t i t u u t v a n d e B e d r i j f s r e v i s o r e n. B e r o e p s c o m m i s s i e N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 17 november 2017. In de zaak 0515/2016/( )/N van: de heer ( ), bedrijfsrevisor, wonende in ( ), bijgestaan door zijn advocaat ( ), met kantoor te ( ), voor wie optreedt ( ). In aanwezigheid van: Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, waarvan de zetel gevestigd is te 1000 Brussel, E Jacqmainlaan 135, vertegenwoordigd door haar advocaat, ( ), met kantoor te ( ). I. Over de rechtspleging. 01. De Beroepscommissie is geadieerd bij een aangetekend schrijven van 24 maart 2017, dat op 27 maart 2017 is ingekomen, waarbij de advocaat van de bedrijfsrevisor te kennen geeft dat laatstgenoemde hoger beroep instelt tegen een beslissing van de Tuchtcommissie van 9 maart 2017. De beroepen beslissing legt de bedrijfsrevisor een tuchtsanctie op: de schrapping in het openbaar register. 02. De beslissing van de Tuchtcommissie werd aan de bedrijfsrevisor betekend bij een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat op 10 maart 2017 werd afgegeven aan De Post en op een niet nader bepaalde datum aan de bedrijfsrevisor werd overhandigd. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 1

Met aangetekende brieven met ontvangstbewijs van 10 maart 2017 werd die beslissing ook genotificeerd aan de Raad van het Instituut en aan de heer Procureur-generaal te Gent. 03. De Raad van het Instituut heeft deelgenomen aan de rechtspleging in hoger beroep en werd op de terechtzitting van 6 oktober 2017 vertegenwoordigd door haar advocaat die werd gehoord. Zij heeft op 29 augustus 2017 een conclusie ingediend. 04. Bedrijfsrevisor ( ) en zijn advocate werden gehoord op de terechtzitting van 6 oktober 2017, aanvankelijk in openbare terechtzitting en vanaf 15 uur in besloten zitting, zoals gevraagd. Hij heeft zijn laatste, aanvullende, conclusie ingediend op 2 oktober 2017. II. De antecedenten, de tenlasteleggingen en de grieven van appellant. 05. De inmiddels opgeheven Kamer voor verwijzing en Instaatstelling (verder geciteerd als KVI) heeft bij een beslissing van 17 mei 2016 een tuchtvordering aanhangig gemaakt ten laste van bedrijfsrevisor ( ). De verwijzing wordt gesteund op een verslag van de Raad van het IBR van 5 november 2015, dat de periodieke kwaliteitscontrole 2012 betreft. De beslissing geeft een overzicht van de 16 inbreuken die de bedrijfsrevisor ten laste worden gelegd en geeft aan dat de opmerkingen van de bedrijfsrevisor en de bewijsstukken die hij aanvoert de tenlasteleggingen niet ontzenuwen. 06. Het raadsverslag (punten 9-14) geeft aan welke tekortkomingen er werden vastgesteld naar aanleiding van de kwaliteitscontrole 2007 en van de vervroegde kwaliteitscontroles 2009 en 2011 en beschrijft beknopt de werkzaamheden die werden uitgevoerd bij de kwaliteitscontrole 2012. Het vermeldt eveneens (punt 6.) dat in het verlengde van de beslissing van de Beroepscommissie van 23 oktober 2015, waarbij de bedrijfsrevisor als tuchtmaatregel een schorsing van 4 weken werd opgelegd, ook een vervroegde kwaliteitscontrole vereist is. Deze werd vooralsnog niet georganiseerd. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 2

07. De gang van de werkzaamheden in verband met de kwaliteitscontrole, die gestart zijn in 2013, kan als volgt worden weergegeven. Inspecteur ( ) heeft één mandaatdossier onderzocht en vier dossiers betreffende verschillende wettelijke opdrachten (inbreng in natura, quasi-inbreng, omzetting van een NV in een BVBA en ontbinding van een NV). Zijn eindverslag dateert van 23 augustus 2013 en het werd op 26 augustus 2013 door de bedrijfsrevisor voor akkoord ondertekend. De inspecteur besluit in het algemeen dat de vaststellingen die werden opgenomen in het verslag van 27 augustus 2012 betreffende de kwaliteitscontrole (2011) worden bevestigd door de kwaliteitscontrole 2012. Navolgend heeft de Commissie Kwaliteitscontrole op 21 maart 2014 per mail aan de bedrijfsrevisor meegedeeld dat ze haar werkzaamheden had beëindigd en als bijlage een nota gevoegd met een ontwerpvoorstel dat aan de Raad zou worden bezorgd, onder voorbehoud van pertinente opmerkingen die door de bedrijfsrevisor zouden worden geformuleerd. De bedrijfsrevisor heeft bij een brief van 7 april 2014 opmerkingen doen toekomen, die blijkens het raadsverslag in aanmerking werden genomen. Op 13 juni 2014 oordeelde de Raad dat een tuchtprocedure diende te worden gestart en verzocht ze de Commissie Kwaliteitscontrole daartoe om een verslag. Het eindverslag van deze Commissie werd door haar goedgekeurd op 21 november 2014 en door de Raad op 23 oktober 2015. 08. De inbreuken, die de bedrijfsrevisor ten laste worden gelegd, betreffen overwegend de uitoefening van het commissarismandaat. Het gaat om volgende vaststellingen: - de algemene controlenormen werden miskend op 16 specifieke punten, evenals de norm in zake bevestiging van de entiteit en artikel 144 Wetboek van Vennootschappen. - voor de drie wettelijke opdrachten werden twee gemeenschappelijke tekortkomingen vastgesteld en telkens ook 1 of 2 specifieke tekortkomingen eigen aan de aard van de opdracht. Het raadsverslag geeft verder ook aan dat na twee vervroegde kwaliteitscontroles in 2009 en 2011, deze telkens aanleiding gaf tot een tuchtverwijzing en een nieuwe vervroegde kwaliteitscontrole en verder ook dat de betrokkene als gevolg hiervan tweemaal een schorsing gedurende 4 weken opgelegd werd door de Commissie van Beroep. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 3

09. Bij de bestreden beslissing van 9 maart 2017 heeft de Tuchtcommissie geoordeeld dat alle ten laste gelegde inbreuken zijn bewezen en leidt eruit af dat de betrokkene zijn beroep op zeer slordige en oppervlakkige wijze uitoefent. Ze overweegt verder dat de bedrijfsrevisor weliswaar de uitoefening van commissarismandaten heeft gestaakt, maar dat niets belet dat hij die alsnog zou kunnen hervatten. Betreffende de sanctie geeft ze aan dat het belang van cliënten, van de faam van het Instituut en de waarden die het dient te verdedigen dienen te worden verzekerd en legt aldus de bedrijfsrevisor de zwaarste sanctie op: de schrapping. 10. De bedrijfsrevisor heeft zijn akte van beroep niet gemotiveerd, maar betwist in zijn conclusies uitvoerig ieder van de ten laste gelegde inbreuken. Over de hem opgelegde sanctie stelt hij dat, zo hem ten laste gelegde tekortkomingen kunnen worden bewezen verklaard, ze niet van die aard zijn dat ze een totaal en onvoorwaardelijk beroepsverbod kunnen wettigen. Hij acht de sanctie disproportioneel gelet op de ten laste gelegde inbreuken en stelt dat ten zijne laste ook nooit een klacht werd geformuleerd door een cliënt, een ander bedrijfsrevisor of zelfs derden. Verder geeft hij aan dat hij de eerder aangekondigde reorganisatie van zijn beroepsactiviteit, in de vorm van samenwerking met een andere bedrijfsrevisorenkantoor, effectief heeft gerealiseerd. In september 2016 is hij vennoot geworden in een professionele bvba, thans ( ) genaamd, gevestigd in ( ), waarin hij naast bedrijfsrevisor ( ) ook nietstatutaire zaakvoer is. Zodoende besluit hij tot vrijspraak van de ten laste gelegde inbreuken en ondergeschikt dat een mildere sanctie dient te worden opgelegd. 11. De Raad van het Instituut verwijst naar haar verslag aan de KVI en formuleert bijkomende beschouwingen bij de vastgestelde inbreuken. Hij besluit in het algemeen dat het hoger beroep ongegrond is en dat de bestreden beslissing moet worden bevestigd. Daarbij wordt er onder meer ook op gewezen dat het bij verscheidene inbreuken om repetitief vastgestelde feiten gaat. Betreffende de sanctie geeft hij aan dat de keuze ervan ter vrije beoordeling staat van de tuchtrechter enerzijds en dat de ontstentenis van klachten ten laste van de bedrijfsrevisor niet relevant is. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 4

Verder merkt hij op dat het allerminst om mineure inbreuken gaat en dat ook niet kan worden aangenomen dat de reorganisatie van het kantoor oplossing zou bieden voor alle vastgestelde problemen. III. Beoordeling. 12. Vooreerst stelt de Commissie van beroep vast dat appellant het eindverslag van inspecteur ( ) voor akkoord heeft ondertekend. Hij bekritiseert dit verslag en de vaststellingen die het oplevert als zodanig dan ook niet, maar wel de wijze waarop het raadsverslag sommige vaststellingen van de inspecteur vertaalt naar tekortkomingen aan controlenormen. Op te merken valt dat het eindverslag van de inspecteur en dit van de Commissie Kwaliteitscontrole, zoals het op 21 maart 2014 aan de bedrijfsrevisor werd toegezonden, niet geheel overeenstemmen, in zoverre dit laatste gegevens bevat die in het verslag van de inspecteur niet voorkomen. Betreffende die verschillen oefent appellant evenwel geen kritiek. A. Wat de uitvoering van een commissarismandaat betreft. 13. Het raadsverslag en de navolgende beslissing van de KVI, wijzen als geschonden controlenormen aan: (i) in zake uitvoering van een controleopdracht: de paragrafen 2.1 (aangepast werkprogramma), 3.4.2 (materialiteitsgrens niet effectief in aanmerking genomen), 2.4 (interne controle), 2.5 en 2.5.4 (steunen op bewijskrachtig materiaal); (ii) in zake het verslag: 2.6 (naleving wettelijke en statutaire bepalingen), de paragrafen 3.5 en 3.7 (gebruik oude versie van het verslag), 3.12 in samenhang met artikel 144 W. Venn. (vermelding over conformiteit boekhouding met wettelijke voorschriften), 3.11.3 in samenhang met artikel 144 W. Venn. (ontstentenis van vermelding ontbrekende jaarverslagen), 3.2.1 (onterechte verwijzing naar te bestemmen winst in plaats van resultaat). Verder wordt de norm in zake bevestiging van de leiding van de entiteit als geschonden aangewezen (punten 3.2 en 4.2). 14. Over de aangepastheid van het werkprogramma voor het onderzochte mandaat, dat de vennootschap ( ) betreft - die ook bij vorige kwaliteitscontroles de toetssteen leverde - vermeldt het inspectieverslag dat de werkprogramma s gevormd worden door de standaard leidraden van het BOBR, zonder conciliatie met de beoogde auditobjectieven. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 5

De bedrijfsrevisor maakt in dit verband gewag van samenspel tussen de standaard leidraden en het personal judgment. Evenwel doet dit laatste niet ter zake op het ten laste gelegde punt, nu hij niet aangeeft hoe hij op basis van dat oordeel kon besluiten dat de standaard leidraden toch toegesneden waren op de maat van de gecontroleerde onderneming. De verwijzing naar het gebruik van het pack PE-KE is niet dienstig voor het gecontroleerde boekjaar (2011), aangezien het pack eerst vanaf het werkingsjaar 2013 werd aangewend. Zodoende moet de inbreuk als bewezen worden beschouwd. 15. Betreffende de inbreuk op paragraaf 3.4.2, afgeleid uit het feit dat met een berekende materialiteitsgrens verder geen rekening wordt gehouden bij de werkzaamheden, kan uit het verslag van de inspecteur niet worden afgeleid waarop die vaststelling steunt. Ieder feitelijke gegeven hieromtrent ontbreekt. Appellant werpt op dit punt tegen dat die vaststelling steunt op een onjuiste interpretatie van zijn vermeldingen op lead schedules, waarvan een exemplaar als dossierstuk wordt voorgelegd. Hij legt uit dat alle bedragen zijn opgenomen met het oog op conciliatie van de bedragen met de jaarrekeningen en balansen en dat hij eenzelfde werkwijze volgde voor voorbije boekjaren, zonder dat hierover kritiek werd geuit bij de kwaliteitscontrole. Integendeel werd voor de controle 2012 in het inspectieverslag aangegeven dat rekening werd gehouden met de materialiteit en risico-inschatting per rubriek. De voorliggende feitelijke gegevens laten niet toe te besluiten dat de ten laste gelegde inbreuk is bewezen. 16. Voor wat de inbreuk op paragraaf 2.4 aangaat berust de belangrijkste kritiek van de inspecteur op het gegeven dat het businessmodel van de onderneming hoofdzakelijk steunt op cashverkopen aan particulieren in verschillende vestigingen en dat in het dossier een beschrijving met bijhorende testen van de cash-verkoopcyclus ontbreekt. Dit ontbrekende gegeven wordt door de bedrijfsrevisor niet betwist, maar hij stelt dat ook voor alle contante verkopen een factuur wordt opgemaakt (als waarborgdocument) en dat ze voor 99 % worden betaald via bankcontact en visakaarten, terwijl op die gegevens wel degelijk substantieve testen werden uitgevoerd. De resterende 1% verkopen met chartaal geld komt overeen met 400.000 EUR omzet. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 6

Evenwel is dit verweer niet doeltreffend in de algemene context van de gecontroleerde onderneming waarin een afdoende intern controlesysteem ontbreekt, terwijl ook helemaal niet blijkt dat vastgestelde verschillen tussen verkoop en kassa, zoals wordt voorgehouden, verwaarloosbaar zouden zijn. Wel blijkt de bedrijfsrevisor al in december 2010 en herhaald in 2011 de onderneming nadrukkelijk te hebben aanbevolen om ook voor het kassasysteem een controlesysteem in te stellen. Niettemin moet de inbreuk als bewezen worden beschouwd. 17. De inbreuken op de paragrafen 2.5 en 2.54 zijn gestoeld op het gegeven dat saldobevestigingen door banken en leveranciers ontbreken en dat de antwoorden op de bevragingen bij leveranciers die de bedrijfsrevisor in eigen beheer deed niet gestructureerd werden opgevolgd. De dossierstukken waarnaar appellant verwijst, doen blijken dat de bedrijfsrevisor aan KBC Bank om een saldobevestiging heeft verzocht per 30 september 2012. Ieder ander overtuigingsstuk dat de bevinding in het verslag zou moeten tegenspreken, ontbreekt evenwel. Zodoende moet op het aangegeven punt worden besloten dat de betrokken norm in het algemeen niet werd nageleefd en is de inbreuk bewezen. 18. Aan de op paragraaf 2.2 ten laste gelegde inbreuk ligt ten grondslag het feit dat documentatie betreffende het systematisch nazicht van de waarderingsregels ontbreekt. Hierover kan alleen maar worden vastgesteld dat het eindverslag van de inspecteur geen enkele melding bevat in die zin en dat ook in het raadsverslag geen enkele verwijzing naar dit verslag voorhanden is op het aangegeven punt. In zijn brief van 7 april 2014, als antwoord op het ontwerpverslag van de Commissie Kwaliteitscontrole heeft appellant dit feit betwist. Aldus kan het ten laste gelegde feit niet bewezen worden verklaard. 19. De tekortkoming aan paragraaf 2.6 van de algemene controlenormen met betrekking tot het verslag betreft het punt van ontbrekende toelichting on de jaarrekening in volumes 5.5, 5.8 en 5.11 en van foute toelichting in volume 5.17. Appellant betwist de vaststelling als zodanig niet, wijst er op dat de lacunes en fout er inderdaad zijn, maar dat voor de boekjaren 2011 en 2012 een gecorrigeerde jaarrekening werd neergelegd. Die uitleg doet niet af aan het bewezen blijven van de inbreuk die zijn verslag betreft. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 7

20. De inbreuk op de paragrafen 3.5 en 3.7 betreft de ontstentenis van een klare en duidelijke verklaring van de commissaris, het gebruik van de oude modelverklaring, de ontstentenis van een paragraaf als diegene waaraan een voorbehoud refereert en de vermelding van een fout boekjaar. Eén en ander betreft een inconsistentie in de verklaring: de commissaris vangt zijn verklaring aan met een voorbehoud ( Naar ons oordeel, onder voorbehoud van de invloed op de jaarrekening van het hetgeen is vermeld in voorgaande paragraaf ) maar combineert dit met een getrouw beeld zonder voorbehoud, terwijl die voorgaande paragraaf blijkt te ontbreken. Overigens betreft de vermelding van een fout boekjaar (2010 in plaats van 2011) een materiële vergissing. Het gaat klaarblijkelijk om een verwarrende verklaring, volgens een oude modelverklaring, die trouwens naderhand werd gewijzigd door een gecorrigeerde versie van het verslag. De inbreuk is bewezen. 21. De inbreuken op de paragrafen 3.12 en 3.11 in samenhang met artikel 144 van het Wetboek Vennootschappen betreffen enerzijds de ontstentenis van verwijzing naar het nietopstellen van een geconsolideerde jaarrekening in het tweede deel van het verslag en anderzijds de ontstentenis van vermelding van de ontbrekende neerlegging van jaarverslagen voor de boekjaren 2009 tot en met 2012. Wat de ontbrekende verwijzing in zake niet-geconsolideerde jaarrekening betreft, moet worden vastgesteld dat de inspecteur heeft vastgesteld dat de toelichting volume 5.17 werd ingevuld terwijl ze niet van toepassing is, nu de moedervennootschap geen geconsolideerde jaarrekening heeft neergelegd. Zodoende blijkt dat in het tweede deel van het verslag een verwijzing naar de nietconsolidering ontbreekt, zodat de tekortkoming is bewezen. Verder betwist appellant niet dat de vermelding in zake de ontbrekende neerlegging van jaarverslagen ontbreekt. Ook het desbetreffend ten laste gelegde feit is dan bewezen. 22. Ook is niet betwist dat in de aanhef van het commissarisverslag melding is gemaakt van een te bestemmen winst van 885.808 EUR in de plaats van het positief saldo van de exploitatierekening van 1.390.206 EUR. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 8

Opgemerkt moet evenwel worden dat die vermelding, aangegeven in algemene controlenorm 3.2.1 in zake het verslag geldt als een aanbeveling en dat het een technische vergissing is zonder incidentie op de uitgedrukte opinie. Er is op dit punt geen inbreuk op de norm. 23. Wat de inbreuk op de norm inzake bevestigingen van de leiding van de entiteit betreft, kan alleen maar worden vastgesteld dat die bevestiging inderdaad posterieur is aan de datum van het verslag (6 december 2011 en 27 november 2011). Appellant verwijst wel naar rechtspraak betreffende de discrepantie tussen die data, maar toont niet aan dat hij op de datum van zijn verslag niet kon beschikken over de bevestigingsbrief zelf wegens bijzondere omstandigheden, terwijl hij niettemin naar rede mocht aannemen dat die bevestiging als verworven was te beschouwen. De inbreuk is bewezen. B. Wat de bijzondere wettelijke opdrachten betreft. 24. Het raadsverslag en navolgend de beslissing van de KVI, geven als geschonden normen aan: i) paragraaf 2.1 van de algemene controlenormen, paragraaf 2.1 in zake de controle bij het voorstel tot ontbinding en paragraaf 2.1 van de normen in zake omzetting van een vennootschap; ii) paragrafen 1.2.1 in zake controle van inbreng in natura en quasi-inbreng en 3.1.1 inzake die controle in samenhang met de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en financiering van het terrorisme, evenals de paragrafen 3.5 en 3.1 van die controlenormen; iii) paragraaf 4.2 in zake het verslag op te stellen bij de omzetting van een vennootschap. 25. De schending van de normen vermeld onder punt 24. i) betreft telkens de inbreuk die erin bestaat dat de opdracht wordt uitgevoerd terwijl een aangepast werkprogramma ontbreekt. Desbetreffend heeft de inspecteur vastgesteld dat voor elke bijzondere opdracht een checklist wordt gebruikt, die summier wordt ingevuld. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 9

De bedrijfsrevisor stelt hierover in zijn conclusie dat die lijst slechts een leidraad is en dat de erin aangestipte punten worden aangevuld met andere werkpapieren. Evenwel blijkt geen van die papieren voorhanden in de onderzochte dossiers en worden zij ook niet als overtuigingsstuk voorgelegd. Verder stelde de inspecteur dat de opdrachtbrieven niet overeenstemmen met hun finaliteit, in zoverre ze de doelstelling van de rapportering niet vermelden. Zodoende dient het geheel van de tenlastelegging bewezen te worden verklaard. 26. Wat de onder punt 24. ii) vermelde normen in zake inbreng in natura en quasi-inbreng betreft, gaat het in eerste instantie om de ontstentenis van vermelding in de opdrachtbrief van de onderscheiden verantwoordelijkheden, de vraag of al dan niet eerder een confrater werd geraadpleegd en het ereloon. Die formele tekortkoming wordt als zodanig niet betwist, alleen stelt appellant dat die verslagen nooit tot enige betwisting aanleiding hebben gegeven. Verder stelt appellant dat betreffende de vraag of er in elk geval aandelen dienden te worden uitgegeven bij kapitaalverhoging via inbreng in natura geen eensgezindheid bestond en dat er in het betrokken geval geen probleem tussen aandeelhouders bestond aangezien ze pro rata participeerden in de kapitaalverhoging en het ging om aandelen zonder nominale waarde. Hij verwijst op dat punt naar een advies van de Raad van het Instituut van 8 januari 2013, dat overigens te kennen geeft dat creatie van nieuwe aandelen is vereist. Aangenomen kan worden dat in de gegeven omstandigheden, waarin de Raad meende een advies te moeten formuleren, de problematiek ruime draagwijdte had in de revisorale praktijk en het om een inbreuk met mineure draagwijdte gaat waar de paragraaf wel voorschrijft dat de werkelijk als tegenprestatie ontvangen vergoeding moet worden aangegeven. 27. In het dossier betreffende de quasi-inbreng vermeldt de bedrijfsrevisor in zijn verslag dat ook goodwill werd verkocht, terwijl zulks niet het geval was omdat hiervan finaal werd afgezien. Het blijkt om een materiële verschrijving te gaan, maar tegelijk een inbreuk op de betrokken norm 3.1. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 10

28. Betreffende de inbreuk op paragraaf 3.1.1 in samenhang met de wet van 11 januari 1993 herneemt het raadsverslag en navolgend de beslissing van de KVI, de opmerking van de inspecteur waar deze gewag maakt van verwarring omtrent de identiteit van de inschrijvers. Evenwel stelt appellant in zijn conclusie dat steeds duidelijk is geweest wie de opdrachtgevers, de aandeelhouders en de inbrengers waren en desbetreffend verwijst hij naar een dossierstuk 15. Het betrokken dossierstuk doet blijken dat de 5 betrokken aandeelhouders werden geïdentificeerd en dat een kopie van hun identiteitskaart (voorzijde en keerzijde) werd opgenomen in een pdf-bestand. Zodoende kan de betrokken tenlastelegging niet bewezen worden verklaard. 29. Ten slotte is de inbreuk op paragraaf 4.2 in zake de verslaggeving bij omzetting van een vennootschap bewezen wegens het gegeven dat het negatieve verschil tussen het nettoactief en het geplaatste kapitaal niet wordt vermeld in het besluit. Het gegeven blijkt overigens wel uit de in het verslag aangegeven cijfers, maar wordt niet expliciet als een conclusie verwoord. De inbreuk is bewezen. C. Over de sanctie. 30. Het bovenstaande doet blijken dat van de voormelde tenlasteleggingen 3 niet worden bewezen. Van de bewezen verklaarde inbreuken blijken 4 een eerder gering gewicht te hebben nu ze de technische onderbouw van de geformuleerde opinie niet in het gedrang brengen omdat ze een zuiver formele tekortkoming betreffen (2), op een materiële vergissing berusten (1) of een punt betreffen waarover discussie mogelijk was (1). De overige inbreuken dienen als ernstig te worden beschouwd en enkele ervan werden ook vastgesteld bij een vorige kwaliteitscontrole. 31. Verder neemt de Commissie in aanmerking dat de tekortkomingen werden begaan in 2011 en dat sedert de kwaliteitscontrole 2012 een nieuwe controle niet werd ondernomen, hetgeen in het raadsverslag wel in het vooruitzicht werd gesteld. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 11

Er zijn dus geen gegevens van minder dan 5 jaar oud die zouden aantonen dat de inbreuk makende gedragingen niet werden geremedieerd. Integendeel heeft de bedrijfsrevisor een aangepast controleprogramma (PE-KE) aangeschaft dat wordt toegepast sedert het werkingsjaar 2013 en heeft hij zijn beroepsactiviteit gereorganiseerd in een professioneel samenwerkingsverband, op een wijze die de kwaliteit van de beroepsuitoefening significant kan verbeteren en met name zal bewerkstelligen dat hij voor alle controleverrichtingen niet langer geheel op zichzelf is aangewezen. Aldus beschouwd heeft de kwaliteitscontrole en de navolgende tuchtbehandeling op dit punt althans de beoogde corrigerende werking gehad. 32. Ook overweegt de Commissie dat globaal beschouwd een deel van de vastgestelde inbreuken het publiek vertrouwen in het beroep potentieel wel konden schaden, maar dat er geen bewijs voorligt dat effectief schade aan derden werd berokkend. 33. Om al deze redenen acht de Commissie het gepast om voor de bewezen verklaarde inbreuken een schorsing op te leggen gedurende drie maanden. D. Algemeen besluit. 34. Niet alle ten laste gelegde inbreuken zijn bewezen en de door de Tuchtcommissie opgelegde sanctie is niet aangepast. 35. Het hoger beroep is deels gegrond. OM DEZE REDENEN, DE COMMISSIE VAN BEROEP, Beslist na tegenspraak, Ontvangt het hoger beroep en verklaart het deels gegrond. Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 12

Doet de bestreden beslissing teniet in zoverre ze alle tenlasteleggingen bewezen verklaart en de tuchtsanctie bepaalt. Zegt dat de ten laste gelegde inbreuk op de algemene controlenormen uit de paragrafen 2.2, 3.2.1 en 3.4.2 bij de uitoefening van een commissarismandaat wegens de boven vermelde feiten niet worden bewezen en dat ook de inbreuk op paragraaf 3.1.1 in samenhang met de wet van 11 januari 1993 bij de uitvoering van een bijzondere opdracht niet is bewezen. Verklaart de overige tenlasteleggingen bewezen. Legt aan de bedrijfsrevisor als tuchtsanctie op: een schorsing gedurende drie maanden. Aan de beraadslaging over deze beslissing werd deelgenomen door: ( ) ( ) De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter in openbare terechtzitting op 17 november 2017. ( ) Commissie van beroep-beslissing de heer ( ) - 515/2016/( )/N -pagina 13