Reglement houdende het heffen van een belasting op niet-bebouwde gronden en percelen. Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2015 voor een termijn eindigend op 31 december 2019 een jaarlijkse rechtstreekse belasting geheven op de niet -overeenkomstig hun bestemmingbebouwde gronden en percelen, gelegen in gebieden bestemd voor wonen en industrie in de ruime zin van het woord volgens het gewestplan en/of een bijzonder plan van aanleg en/of een ruimtelijk uitvoeringsplan en/of gelegen in een goedgekeurde niet-vervallen verkaveling en palende aan een openbare weg, die gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust. Artikel 2 Begripsbepaling : 1) Onder voldoende uitrusting wordt verstaan: een met duurzame materialen verharde weg, voorzien van een elektriciteitsnet. 2) Als niet-bebouwde grond of perceel wordt beschouwd : elke grond en elk perceel gekend op het kadaster als afzonderlijk kadastraal perceel, waarop de oprichting van een voor bewoning of industrie bestemd gebouw of constructie niet is aangevat op 1 januari van het belastingjaar. 3) Als bebouwde percelen en gronden worden beschouwd de percelen en gronden waarop ingevolge een bouwvergunning, de oprichting van een voor bewoning of industrie bestemd gebouw of constructie is aangevat op 1 januari van het belastingjaar. Het optrekken van een gebouw of constructie die niet strookt met de voor het hoofdgebouw voorgeschreven stedenbouwkundige voorschriften volstaat niet om het perceel als bebouwd te beschouwen. 4) Een onbebouwd kadastraal perceel wordt voor de toepassing van dit belastingreglement beschouwd als niet bebouwbaar : a) voor zover ze gelegen zijn binnen het plangebied van een ruimtelijke uitvoeringsplan of een bijzonder plan van aanleg in volgende gevallen: - in een zone voor gesloten bebouwing: perceelbreedte < 6 meter - in een zone voor halfopen bebouwing: perceelbreedte < 9 meter - in een zone voor open bebouwing: perceelbreedte < 12 meter voor zover deze percelen geen bebouwbaar geheel vormen met aanpalende percelen van dezelfde eigenaar, in dit geval worden ook deze percelen belast b) indien voor het betreffende perceel op grond van de goede ruimtelijke orde geen mogelijkheid bestaat om dit perceel te bebouwen. Artikel 3 Het bedrag wordt vastgesteld op 25,00 euro per strekkende meter, lengte van het perceel of de grond palende aan de straat, evenwel met minimale aanslag van 300 euro per perceel of grond. Vanaf het zesde jaar na opname van een grond of een perceel in het register onbebouwde percelen, wordt het te betalen bedrag 30,00 euro per strekkende meter en vanaf het negende jaar na opname wordt het bedrag 35,00 euro per strekkende meter en vanaf het twaalfde jaar na opname wordt het bedrag 40,00 euro per strekkende meter.
Artikel 4 De belasting is verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar. Ingeval van mede-eigendom is iedere mede-eigenaar belastingplichtig voor zijn wettelijk deel. In geval van overdracht onder levenden, wordt de hoedanigheid van eigenaar beoordeeld op de datum van de authentieke akte tot vaststelling van de overdracht. In geval van vruchtgebruik, erfpacht of opstal zijn respectievelijk de vruchtgebruiker, erfpacht- of opstalhouder de belasting verschuldigd en indien de aanslag niet in hun hoofde kan verhaald worden, wordt het verschuldigde bedrag verhaald op de eigenaar. Artikel 5 De volgende personen zijn vrijgesteld van de belasting op niet-bebouwde percelen in een niet-vervallen verkaveling : 1) De eigenaars van één enkel onbebouwd perceel bij uitsluiting van enig ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt alleen maar gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Deze vrijstelling kan bekomen worden door het afleveren van een attest van het kantoor der Registratie en Domeinen van hun woongebied waarin wordt bevestigd dat de eigenaar op 1 januari van het dienstjaar, slechts eigenaar is van één enkel onbebouwde grond bij uitsluiting van enig ander onroerend goed, al dan niet bebouwd, in België of in het buitenland. 2) De eigenaars van één of meer onbebouwde percelen die tevens eigenaar zijn van een ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt gedurende de twee jaren volgend op de aankoop van het onbebouwd perceel of de onbebouwde percelen. 3) De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de door de VMSW erkende huisvestingsmaatschappijen. 4) De verkavelaars, indien de verkavelingsvergunning geen werken omvat, en dit gedurende het jaar dat volgt op het jaar waarin de verkavelingsvergunning werd toegekend. Deze vrijstelling kan voor eenzelfde grond of perceel slechts eenmalig bekomen worden. 5) De verkavelaars, indien de verkavelingsvergunning werken omvat, en dit gedurende de periode bepaald in de verkavelingsvergunning. Deze periode wordt vastgelegd bij het verlenen van de verkavelingsvergunning, rekening houdend met de specifieke eigenschappen en vereisten van de verkaveling en de daar uit voortvloeiende werken. Indien in de verkavelingsvergunning geen vrijstellingsperiode werd opgenomen, wordt automatisch een vrijstelling verleend gedurende de 5 jaar volgend op het jaar waarin de verkavelingsvergunning werd verleend. Na deze periode worden de onbebouwde kavels belast (uitgaande van en gebaseerd op de vergunde situatie). Deze vrijstelling kan voor eenzelfde grond of perceel slechts eenmalig bekomen worden. 6) De ouders met eigen kinderen, jonger dan 18 jaar en ten laste, beperkt tot één onbebouwd perceel per kind. 7) De eigenaars van die percelen die ingevolge de bepalingen van de wet op de landpacht, niet voor bebouwing kunnen worden bestemd; deze vrijstelling kan men bekomen op voorlegging van een kopie van het pachtcontract en de verzamelstaat van de pachter. Indien er sprake is van een mondelinge overeenkomst tussen pachter en eigenaar dient een verzamelstaat van de pachter, waaruit blijkt dat deze het aangeslagen perceel voor landbouwdoeleinden gebruikt, en betalingsbewijzen met uitdrukkelijke verwijzing naar pacht voor aangeslagen perceel, voorgelegd worden. Ook indien de eigenaar zelf landbouwer is en zelf deze gronden gebruikt
voor landbouwdoeleinden geldt er een vrijstelling, dit dient aangetoond met zijn verzamelstaat van het desbetreffende jaar. 8) De eigenaars van percelen die ingevolge de bepalingen van de wet op de handelshuur, (tijdelijk) niet voor bebouwing kunnen worden bestemd; deze vrijstelling kan men bekomen op voorlegging van een kopie van het huurcontract. Uit dit contract en/of vaststelling ter plaatse moet blijken dat de functies van het onbebouwde perceel ondersteunend en dienstig zijn voor de handelsuitbating. Artikel 5 bis De volgende personen zijn vrijgesteld van de belasting op niet-bebouwde gronden, gelegen in gebieden bestemd voor wonen en industrie: 1) De eigenaars van één enkel onbebouwde grond bij uitsluiting van enig ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt alleen maar gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Deze vrijstelling kan bekomen worden door het afleveren van een attest van het kantoor der Registratie en Domeinen van hun woongebied waarin wordt bevestigd dat de eigenaar op 1 januari van het dienstjaar slechts eigenaar is van één enkel onbebouwde grond bij uitsluiting van enig ander onroerend goed, al dan niet bebouwd, in België of in het buitenland. 2) De eigenaars van één of meer onbebouwde percelen die tevens eigenaar zijn van een ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt gedurende de twee jaren volgend op de aankoop van het onbebouwd perceel of de onbebouwde percelen. 3) De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de door de VMSW erkende huisvestingsmaatschappijen, alsook OCMW s. 4) De ouders met eigen kinderen, jonger dan 18 jaar en ten laste, beperkt tot één onbebouwd perceel per kind. 5) De eigenaars van gronden waarop krachtens een overheidsbeslissing niet mag worden gebouwd, op bedrijventerreinen die door de overheid worden ontwikkeld, of op gronden die werkelijk voor land- of tuinbouw worden verpacht en gebruikt of waarop een handelshuur rust. Inzake landbouwgebruik: deze vrijstelling kan men bekomen op voorleggen van een kopie van een pachtcontract in het kader van de landpacht voor het desbetreffende perceel en de verzamelstaat van de pachter, waaruit blijkt dat deze het aangeslagen perceel voor landbouwdoeleinden gebruikt. Indien er sprake is van een mondelinge overeenkomst tussen pachter en eigenaar dient een verzamelstaat van de pachter,waaruit blijkt dat deze het aangeslagen perceel voor landbouwdoeleinden gebruikt, en betalingsbewijzen, met uitdrukkelijke verwijzing naar de pacht voor het aangeslagen perceel, voorgelegd worden. Ook indien de eigenaar zelf landbouwer is en zelf deze gronden gebruikt voor landbouwdoeleinden geldt er een vrijstelling, dit dient aangetoond met zijn verzamelstaat van het desbetreffende jaar. Indien het perceel bezwaard is met een handelshuur: deze vrijstelling kan men bekomen op voorleggen van een kopie van het huurcontract. Uit dit contract en/of vaststelling ter plaatse moet blijken dat de functies van het onbebouwde perceel ondersteunend en dienstig zijn voor de handelsuitbating. 6) De eigenaars van onbebouwde kadastrale percelen of gronden in industriegebied onder volgende voorwaarden:
- als het betrokken perceel niet beschikbaar is voor bebouwing wegens de verkoopsvoorwaarden opgelegd door de ontwikkelaar, voor de periode overeenkomstig de verkoopvoorwaarden - als de verkoopsvoorwaarden voorzien in een periode van uitstel van bebouwing, voor de periode vermeld in de verkoopsvoorwaarden - als het onbebouwde perceel kadert in een strategische reserve voor het bedrijf, voor de periode overeenkomstig de verkoopsvoorwaarden, indien de verkoopsvoorwaarden hier niet in voorzien, voor een periode van 15 jaar (vanaf datum van aankoop), het desbetreffende perceel dient één geheel te vormen met de andere percelen of gronden van het bedrijf en heeft dezelfde eigenaar Deze vrijstelling kan bekomen worden bij voorlegging van de verkoopovereenkomst waarin bovenstaande voorwaarden zijn vermeld. Artikel 6 Wanneer een perceel of grond aan twee of meer straten paalt, zal de grootste gevellengte langs een van die straten als grondslag van de belastingberekening in aanmerking komen. Indien het een hoekperceel of grond betreft, wordt de grootste van de gevellengten in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek. Artikel 7 Wanneer een perceel of grond is ingericht als tuin en een harmonisch geheel - dit moet blijken uit de aanleg van de tuin zelf waarbij de beplantingen en de afsluitingen doorlopen over beide percelen - uitmaakt met - en volledig in functie staat van een aanpalend met een woning bebouwd perceel van dezelfde eigenaar, is een vast bedrag van 200 euro verschuldigd. Evenwel wordt voor deze percelen een volledige vrijstelling verleend indien hun oppervlakte blijkens de kadastergegevens kleiner is dan of gelijk is aan 300 m². Artikel 8 De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de wettelijke en decretale bepalingen. Artikel 9 Het belastingkohier wordt opgemaakt door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 10 De belasting kan geëist worden na ontvangst door de gemeenteontvanger van het uitvoerbare kohier. Zij is betaalbaar binnen de twee maand volgend op de datum na verzending van het aanslagbiljet. Artikel 11 De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging.
Deze indiening, moet op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat, of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Artikel 12 Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken I (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tem 9bis (rechtsmiddelen; invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintresten; rechten en voorrechten van de schatkist; strafbepalingen) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Artikel 13 Invordering van deze belasting doet geen enkele uitspraak over het al dan niet kunnen bekomen van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning. De bebouwbaarheid van een perceel kan enkel aangetoond worden door middel van een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning. Deze dienen door de eigenaar te worden aangevraagd. Artikel 14 Verleende vrijstellingen met een vaste bepaalde duur van meer dan één jaar, vastgesteld volgens het vorige reglement, blijven van kracht voor de eerder vastgestelde termijn.