ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 13 juli 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 *

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 11 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF 16 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 maart 1986

ARREST VAN HET HOF 9 november 1995 *

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

ARREST VAN HET HOF 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 10 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

ARREST VAN HET HOF 19 september 1995 *'

ARREST VAN HET HOF 30 september 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 1 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF 15 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 juli 1988*

ARREST VAN HET HOF 11 JULI 1991»

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 1 april 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1987 *

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

ARREST VAN HET HOF 15 januari 1986 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

ARREST VAN HET HOF 14 november 1995 *

ARREST VAN HET HOF 21 november 1991*

ARREST VAN HET HOF 20 september 1988*

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

tegen Istituto Nazionale della Previdenza (INPS) (verzoek om een prejudiciële beslissing,

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 *

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 8 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF 23 februari 1994 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *


ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 maart 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF 19 januari 1993 *

ZAAK NO. 143/79. Eiser Margaret Walsh. Gedaagde National Insurance Officer

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

Transcriptie:

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* In zaak 375/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen A. Campana Bundesanstalt für Arbeit, te Neurenberg, en om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 4, lid 1, sub g, juncto artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB 1971, L 149, biz. 2), wijst HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: Y. Galmot, kamerpresident, G. Bosco, U. Everling, R. Joliét en J. C. Moitinho de Almeida, rechters, advocaat-generaal: C. O. Lenz griffier: B. Pastor, administrateur gelet op de opmerkingen ingediend door A. Campana, vertegenwoordigd door J. Ståhlberg, advocaat te München, de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door M. Seidel als gemachtigde, * Procesual: Duits. 2404

CAMPANA / BUNDESANSTALT FÜR ARBEIT de regering van de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door P. G. Ferri, avvocato dello Stato, als gemachtigde, de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Grunwald, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 3 februari 1987, gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 1 april 1987, het navolgende Arrest 1 Bij beschikking van 15 oktober 1985, ingekomen ten Hove op 27 november daaraanvolgend, heeft het Bundessozialgericht krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de artikelen 4, lid 1, en 67 van verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB 1971, L 149, biz. 2). 2 Deze vraag is gerezen in een geschil over de weigering van de Bundesanstalt für Arbeit (verweerster in het hoofdgeding, hierna: verweerster) om Campana (verzoeker in het hoofdgeding, hierna: verzoeker), een in de Bondsrepubliek Duitsland wonende Italiaanse werknemer, steun voor het volgen van een bijscholingscursus toe te kennen. 3 Verweerster baseerde haar weigering op het feit, dat verzoeker niet voldeed aan een van de voorwaarden van paragraaf 46, leden 1, eerste alinea, en 2, van het Arbeitsförderungsgesetz van 25 juni 1969, aangezien hij gedurende de laatste drie respectievelijk vijf jaren vóór het begin van de cursus aan de instelling voor beroepsonderwijs niet ten minste twee jaar lang een premieplichtige beroepswerkzaamheid in de zin van het Arbeitsförderungsgesetz had uitgeoefend en hij evenmin een werkloosheidsuitkering ( Arbeitslosengeld" of Arbeitslosenhilfe") had ontvangen. 2405

4 Het Bundessozialgericht, waarbij verzoeker beroep in Revision" heeft ingesteld tegen het arrest waarmee het Landessozialgericht zijn hoger beroep tegen het vonnis van het Sozialgericht heeft afgewezen, heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Wanneer in een Lid-Staat bepaalde prestaties niet worden verleend wegens bestaande werkloosheid, doch ten einde toekomstige werkloosheid te voorkomen, valt het recht op die prestaties dan toch onder artikel 67, lid 1, juncto artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zodat in het kader van de in paragraaf 46, lid 1, Arbeitsförderungsgesetz bedoelde maatregelen ter bevordering van de bijscholing als,premieplichtige tewerkstelling' ook de in andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking moeten worden genomen?" 5 Voor de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hieronder slechts weergegeven voor zover dit voor de redenering van het Hof noodzakelijk is. 6 Verordening nr. 1408/71 is blijkens artikel 4, lid 1, van toepassing op alle wettelijke regelingen betreffende... takken van sociale zekerheid", die op de aldaar opgesomde soorten van prestaties, waaronder werkloosheidsuitkeringen" (sub g), betrekking hebben. Deze bepaling geeft niet aan, of met werkloosheidsuitkeringen" uitsluitend prestaties wegens reeds ingetreden werkloosheid zijn bedoeld, dan wel of tevens prestaties zijn bedoeld die een toekomstige werkloosheid moeten helpen te voorkomen. Deze laatste vallen niet onder de regelingen die in artikel 4, lid 4, uitdrukkelijk van de materiële werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 zijn uitgesloten. 7 Ook het door de verwijzende rechter genoemde artikel 67 van de verordening, dat de berekening van de werkloosheidsuitkeringen regelt, sluit preventieve maatregelen niet uit, maar spreekt enkel heel algemeen van het recht op uitkering". 8 Onder deze omstandigheden moet voor de uitlegging van artikel 67, lid 1, juncto artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71 van de Raad worden uitgegaan van de fundamentele doelstelling van artikel 51 EEG-Verdrag, te weten het 2406

CAMPANA / BUNDESANSTALT FÜR ARBEIT scheppen van de gunstigste voorwaarden ter verwezenlijking van de vrijheid van de werknemers uit de Gemeenschap ten aanzien van het verkeer en het aanvaarden van werk op het grondgebied van elk van de Lid-Staten. 9 In verband met de actuele economische situatie hebben de Lid-Staten maatregelen vastgesteld om de beroepsopleiding te bevorderen, waarmee wordt beoogd zowel actieve werknemers door een verbetering van hun kwalificatie tegen dreigende werkloosheid te wapenen, als werkloze werknemers in staat te stellen zich om te scholen en weer in het arbeidsproces terug te keren. Beide soorten van prestaties dienen ter bestrijding van de werkloosheid. io Het zou derhalve in strijd zijn met het doel van artikel 51 EEG-Verdrag om prestaties die een toekomstige werkloosheid beogen te voorkomen, principieel van de werkingssfeer van de artikelen 67, lid 1, juncto artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71 uit te sluiten. 1 1 De Bondsrepubliek Duitsland heeft er evenwel terecht op gewezen, dat prestaties ter bevordering van de bijscholing ook voor andere doeleinden dan de werkloosheidsbestrijding dienstig kunnen zijn; in het bijzonder kunnen zij een gunstige uitwerking hebben op de persoonlijke situatie van degenen die de prestatie ontvangen, of inspelen op bijzondere behoeften van de economie. i2 Derhalve dienen onder werkloosheidsuitkeringen" in de zin van artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71 enkel die prestaties ter bevordering van de bijscholing te worden begrepen, die bedoeld zijn hetzij voor reeds werkloze werknemers hetzij voor werknemers die weliswaar nog actief zijn, maar voor wie concreet gevaar bestaat werkloos te worden. u Het staat aan de nationale instanties, onder toezicht van de bevoegde rechter, in elk concreet geval uit te maken of voor een actief werknemer die om een prestatie ter bevordering van de bijscholing verzoekt, een concreet gevaar bestaat werkloos te worden. M Mitsdien moet op de vraag van de nationale rechter worden geantwoord, dat de bepalingen van artikel 67, lid 1, juncto artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 aldus moeten worden uitgelegd, dat zij 2407

betrekking hebben op prestaties ter bevordering van de bijscholing van een actief werknemer, wanneer voor hem concreet gevaar bestaat werkloos te worden. Kosten is De kosten door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, van de Italiaanse Republiek en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. verklaart voor recht: HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer), De bepalingen van artikel 67, lid 1, juncto artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 moeten aldus worden uitgelegd, dat zij betrekking hebben op prestaties ter bevordering van de bijscholing van een actief werknemer, wanneer voor hem concreet gevaar bestaat werkloos te worden. Galmot Bosco Everling Joliét Moitinho de Almeida Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 4 juni 1987. De griffier P. Heim De president van de Vijfde kamer Y. Galmot 2408