Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan 2016/ Datum van uitspraak 1 maart 2016 Rolnummer op JGR 2015/AB/523 Arbeidshof te Brussel derde kamer Arrest
Arbeidshof te Brussel 2015/AB/523 p. 2 ARBEIDSRECHT - arbeidsovereenkomst bediende tegensprekelijk arrest definitief B.-M. A., appellant, vertegenwoordigd door mr. VANDEVOORDE Frank loco mr. MIGEAL Jean-Pierre, advocaat te 1200 BRUXELLES, Av. Georges Henri 431 tegen IBM BELGIUM BVBA, met maatschappelijke zetel te 1130 BRUSSEL, Bourgetlaan 42, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. WOUTERS Olivier loco mr. DEBRAY Olivier, advocaat te 1160 BRUSSEL, Vorstlaan 280. *** * Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid: - het voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis, uitgesproken op tegenspraak op 14 februari 2012 door de arbeidsrechtbank te Brussel, 23 e kamer (A.R. 10/18476/A), - het voor eensluidend verklaard afschrift van het arrest, uitgesproken op tegenspraak op 18 oktober 2013 door het arbeidshof te Brussel, 3 e kamer (A.R. 2012/AB/678), - het voor eensluidend verklaard afschrift van het arrest, uitgesproken op tegenspraak op 9 februari 2015 door het Hof van Cassatie te Brussel, (s.14.0036.n/1), - het verzoekschrift tot verbetering, ontvangen ter griffie van dit hof op 3 juni 2015, - de conclusie voor de appellant, - de conclusies voor de geïntimeerde,
Arbeidshof te Brussel 2015/AB/523 p. 3 - de voorgelegde stukken. *** * De partijen hebben hun middelen en conclusies uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 2 februari 2016, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op heden. VOORGAANDEN *** * 1. Bij vonnis van 14 februari 2012 van de arbeidsrechtbank te Brussel inzake de heer A. B.-M. tegen de bvba IBM Belgium werd de bvba veroordeeld tot betaling aan de heer B.-M. van 85.427,04 euro als saldo opzeggingsvergoeding en 4.025,04 euro vermeerderd met intresten. De tegenvordering werd afgewezen als niet gegrond. 2. Na hoger beroep van de heer B.-M. velde het arbeidshof Brussel op 18 oktober 2013 een arrest, waarbij dit vonnis deels werd hervormd en de bvba werd veroordeeld tot betaling aan de heer B.-M. van een saldo opzeggingsvergoeding gelijk aan 43.786,44 euro bruto en een maandelijkse bijdrage te storten voor de bedrijfspensioenvoorziening van 1.639,40 euro overeenstemmend met de twee bijkomende maanden opzegtermijn, te vermeerderen met gekapitaliseerde intresten. Hierdoor bleef de opzeggingsvergoeding berekend op basis van 20 maanden. De berekening van het jaarloon werd licht aangepast naar 330.640,36 euro. De executive groepsverzekering werd in dit jaarloon opgenomen, evenals een bedrag van 600 euro wegens hospitalisatieverzekering; het arbeidshof volgde hierbij de opgave zoals door de heer B.-M. gemaakt in zijn conclusie en hernam het bedrag van de hospitalisatieverzekering. De opzeggingsvergoeding werd volgens het door de heer B.-M. voorgestelde stramien becijferd op 330.640,36(/12) euro X 10,82 = 298.127,38 euro 238.905,70 euro, te verminderen met de eenmalige premie groepsverzekering van 15.435,24 euro (reeds betaald) = 43.786,44 euro. Niet betwist wordt dat dit arrest betekend werd op 20 januari 2014. 3. De heer B.-M. tekende op 18 april 2014 cassatieberoep aan, dat bij arrest van het Hof van Cassatie d.d. 9 februari 2015 werd verworpen.
Arbeidshof te Brussel 2015/AB/523 p. 4 Het eerste middel, dat betrekking had op de taalregeling en hier van geen belang is, werd ongegrond verklaard. Het tweede middel werd onontvankelijk verklaard, omdat het nieuw was. Hierbij wierp de heer B.-M. op dat de werkgeversbijdrage in de groepsverzekering niet was opgenomen in de berekeningsbasis van de hem toekomende opzeggingsvergoeding, terwijl het bedrag van 15.435,24 euro wel in mindering was gebracht. 4. Op 3 juni 2015 legde heer B.-M. een verzoekschrift neer tot verbetering van het arrest van het arbeidshof om de materiële verschrijving dan wel de omissie in het arrest van 18 oktober 2013 in die zin te verbeteren dat de berekening van het bruto jaarloon op blad 11 van het arrest tevens de gewone groepsverzekering, zijnde een bedrag van 1.639,40 per maand of 19.672,80 euro per jaar, bevat, om aldus te komen tot een bruto jaarloon van 350.313,16 euro. In diezelfde zin aldus ook de berekening op blad 12 te verbeteren als volgt: 350.313,16 : 12 X 10,82 = 315.865,69 euro 238.905,70 euro, te verminderen met de eenmalige premie groepsverzekering van 15.435,24 euro (reeds betaald) = 61.524,76 euro. En aldus het beschikkend gedeelte te verbeteren daar waar het IBM Belgium veroordeeld (sic) tot 43.786,44 euro om dit te vervangen door 61.524,76 euro. BEOORDELING 5. Ter zitting bevestigt de raadsman van de heer B.-M. dat zijn verzoek in wezen betrekking heeft op de verbetering van een vergetelheid (omissie), daar hij van oordeel is dat men vergeten heeft het patronaal gedeelte van de gewone groepsverzekering in het basisloon op te nemen. 6. Aldus steunt zijn verzoek op art. 794/1 Ger. W., dat bepaalt: Het gerecht dat verzuimd heeft zich over een punt van de vordering uit te spreken kan deze omissie in zijn beslissing ook herstellen zonder aan het in kracht van gewijsde gegane van de andere punten te raken, hierbij rekening houdend met de in artikel 748bis vervatte regels en zonder dat evenwel de in die beslissing bevestigde rechten uitgebreid, beperkt of gewijzigd mogen worden. 7. Ook in art. 794 Ger. W. wordt bepaald dat de rechter enkel de verschrijvingen of misrekeningen die in een door hem gewezen beslissing voorkomen kan verbeteren voor zover de daarin bevestigde rechten niet worden uitgebreid, beperkt of gewijzigd. Niet ontvankelijk is het verzoek tot uitlegging of verbetering van een eerder arrest, dat in werkelijkheid opkomt tegen het oordeel van het hof en een nieuw oordeel op basis van een nieuw middel beoogt (Cass. 5 april 2005, Pas 2005, 775). De heer B.-M. vraagt in wezen een uitbreiding van zijn rechten, zoals ze in het arrest van 18 oktober 2013 zijn toegekend. Zijn verzoek komt neer op een uitbreiding van de toegekende
Arbeidshof te Brussel 2015/AB/523 p. 5 opzeggingsvergoeding. Overigens werden zijn middel dienaangaande in het cassatiearrest van 9 februari 2015 als nieuw en daardoor als onontvankelijk verworpen. 8. Het verzoek tot uitlegging of verbetering is dan ook onontvankelijk. 9. Op grond van art. 1 tweede lid van het KB van 26 oktober 2007 tot vastlegging van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding (BS 9 november 2007) wordt het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding vastgesteld per aanleg. Een verzoek tot verbetering of uitlegging is geen afzonderlijke aanleg; de verbetering of uitlegging wordt geregeld in afdeling IX van hoofdstuk II van het Ger. W. dat handelt over de behandeling en berechting op tegenspraak. Er kan dan ook geen rechtsplegingsvergoeding worden toegekend. De aanvullende rechtsplegingsvergoeding werd immers d.m.v. art. 9 van het KB van 26 oktober 2007 afgeschaft. OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Verklaart het verzoek tot uitlegging of verbetering van een arrest onontvankelijk. Aldus gewezen en ondertekend door de derde kamer van het Arbeidshof te Brussel, samengesteld uit:
Arbeidshof te Brussel 2015/AB/523 p. 6 Lieven LENAERTS, Paul CLERINX, Steven MARCHAND, bijgestaan door : Kelly CUVELIER, kamervoorzitter, raadsheer in sociale zaken, werkgever, raadsheer in sociale zaken, werknemer-bediende, griffier. Lieven LENAERTS, Kelly CUVELIER, Paul CLERINX, Steven MARCHAND. en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 1 maart 2016 door: Lieven LENAERTS, kamervoorzitter, bijgestaan door Kelly CUVELIER, griffier. Lieven LENAERTS, Kelly CUVELIER.