Maandstatistiek van de bevolking Jaargang 50 juli 2002

Vergelijkbare documenten
Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Allochtonen, 2013 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Allochtonen in Nederland 2002

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Administratieve correcties in de bevolkingsstatistieken

2. De niet-westerse derde generatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Gezinshereniging en gezinsvorming na immigratie

Huishoudensontwikkelingen bij allochtonen

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

4. Kans op echtscheiding

Statistisch Bulletin. Jaargang

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Statistisch Bulletin. Jaargang

2. Groei allochtone bevolking fors minder

Migranten: wie komen, wie gaan terug en wie laten hun gezin overkomen?

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

12. Vaak een uitkering

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Binnensteden en hun bewoners

Concentratie allochtonen toegenomen

Allochtonenprognose : bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 2010

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07

11. Stijgende inkomens

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

10. Veel ouderen in de bijstand

Gemiddeld kindertal per vrouw,

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Gemiddeld kindertal per vrouw, 2014

Demografische kenmerken van Tsjechen en Slowaken in Nederland

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Nederland: van immigratie- naar emigratieland?

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Inhoudsopgave hoofdstuk 2

Prognose van de bevolking naar herkomst,

Waar zijn allochtone werknemers in dienst?

Inhoudsopgave hoofdstuk 1

Ontwikkelingen in de volgmigratie van asielmigranten

1894 zelfdodingen in 2016

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Loop van de bevolking

Artikelen. Demografie van Nederland, Joop Garssen

Migrantenouderen in cijfers

Regionale vestigingspatronen van immigranten,

Neimed Krimpbericht. Veel Westerse en weinig niet-westerse allochtonen in Limburg SEPTEMBER 2015

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Artikelen. Allochtonenprognose : naar 5 miljoen allochtonen

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

10. Banen met subsidie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Misdrijven en opsporing

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

8. Werken en werkloos zijn

Uit huis gaan van jongeren

In wat voor gezin worden kinderen geboren?

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

CBS-berichten: Arbeidsmigratie naar en uit Nederland

Artikelen. Demografie van Nederland, Joop Garssen

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

loop van de bevolking

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, (procenten)

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl II

veiligheid en economische zaken, minder voor bijstand en onderwijs

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Artikelen. Demografie van de jeugd, Joop Garssen

Partnerkeuze van allochtonen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Facts en figures Integratie etnische minderheden 2005

Recente ontwikkelingen rond zelfdoding in Nederland

Totaal

Transcriptie:

Maandstatistiek van de bevolking Jaargang 50 juli 2002 Centraal Bureau voor de Statistiek Heerlen/Voorburg, 2002

Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2001 2002 = 2001 tot en met 2002 2001/2002 = het gemiddelde over de jaren 2001 tot en met 2002 2001/ 02 = oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2001 en eindigend in 2002 1991/ 92 2001/ 02 = boekjaar enzovoort, 1991/ 92 tot en met 2001/ 02 In geval van afronding kan het voorkomen, dat de som van de aantallen afwijkt van het totaal. Verbeterde cijfers in de staten en tabellen zijn niet als zodanig gekenmerkt.

Colofon Inhoud Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Prinses Beatrixlaan 428 2273 XZ Voorburg Druk Centraal Bureau voor de Statistiek Facilitair Bedrijf Ontwerp omslag WAT Ontwerpers Utrecht Inlichtingen Tel.: (045) 570 70 70 Fax: (045) 570 62 68 E-mail: infoservice@cbs.nl Bestellingen E-mail: verkoop@cbs.nl Internet www.cbs.nl Artikelen Regionale spreiding van de allochtone bevolking 4 Zelfdoding in 2000 12 Immigratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken 15 Allochtone eenouders 18 Jaarcijfer Bevolkingsstatistieken in StatLine 20 Maandcijfers mei 2002 23 Bevolking, stand en dynamiek 24 Levendgeborenen naar legitimiteit en rangnummer (uit de moeder) 24 Overledenen naar leeftijd en geslacht 25 Buitenlandse migratie naar geboorteland 26 Asielaanvragen naar land van nationaliteit 28 Inhoudsopgave juli 1997 juli 2002 29 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2002. Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudiging voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. Prijzen excl. administratie- en verzendkosten Abonnementsprijs: e 109,50 Prijs per los nummer: e 12,50 Kengetal: B-15 ISSN 0024-8711 Centraal Bureau voor de Statistiek Mndstat bevolking 2002/7 3

Artikelen Regionale spreiding van de allochtone bevolking Joop Garssen en Arno Sprangers Het aandeel niet-westerse allochtonen in de totale bevolking is het hoogst in de grote gemeenten. In de vier grote steden hebben drie op de tien inwoners een niet-westerse herkomst. In de overige gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners is dit een op de tien, in de kleinere gemeenten een op de twintig. De concentratie in de grote steden is het sterkst onder de traditionele herkomstgroepen: de Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Meer recente immigranten overwegend asielmigranten zijn gelijkmatiger over Nederland verspreid. Alleen onder Somaliërs is sprake van een aanzienlijke verhuisstroom in de richting van enkele grote steden. Ook allochtonen van de tweede generatie concentreren zich sterk in het westen van Nederland. 1. Migratiesaldo, cumulatief 1996 2001 x 1 000 250 200 150 100 50 1. Inleiding Op 1 januari 2001 telde Nederland 2,87 miljoen allochtonen (zie kader). Iets meer dan de helft van hen (1,48 miljoen) wordt gerekend tot de allochtonen met een niet-westerse herkomst. Deze bevolkingsgroep, die inmiddels bijna een tiende van de totale bevolking uitmaakt, groeit aanzienlijk sneller dan de bevolking als geheel. In vijf jaar tijd nam het aantal niet-westerse allochtonen met ruim een kwart toe. In dezelfde periode groeide het aantal inwoners van Nederland met 3,2%. De toename van het aantal westerse allochtonen lag met 4,5% slechts iets hoger. De sterke groei van de niet-westerse bevolkingscomponent is vooral veroorzaakt door immigratie. Per saldo kwamen in de periode 1996 2001 224 duizend niet-westerse immigranten naar Nederland (grafiek 1). De netto instroom van westerse allochtonen (91 duizend) was iets groter dan de netto uitstroom van autochtone Nederlanders (83 duizend). De aanwezigheid van allochtone groepen bepaalt in hoge mate de vestigingsplaats van nieuwkomers met dezelfde achtergrond. Migranten die in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland komen, vestigen zich doorgaans daar waar de partner en/of ouders woonachtig zijn. Ook illegalen, niet opgenomen in de migratiecijfers (zolang ze hun verblijf niet weten te legaliseren), zijn voor onderdak en werk goeddeels aangewezen op netwerken van aanwezige landgenoten. Hierdoor is er sprake van een wisselwerking tussen het aantal allochtonen in een gebied en de omvang van de migratie daarheen. Asielmigranten en hun gezinsleden zijn gelijkmatiger over het land verspreid dan de traditionele groepen, mede als gevolg van het door de overheid toegepaste spreidingsbeleid. Dit beleid houdt in dat alle Nederlandse gemeenten woningen voor de huisvesting van asielzoekers beschikbaar moeten stellen. Aangezien het aantal van dergelijke woningen onder meer afhankelijk is van de totale bevolking van een gemeente, leidt dit in ieder geval op de korte termijn tot een vrij gelijkmatige ruimtelijke spreiding. 0 50 100 Allochtonen Nederland overige westerse landen niet-westerse landen Iemand wordt door het CBS tot de allochtonen gerekend als ten minste één van zijn/haar ouders in het buitenland is geboren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste generatie en de tweede generatie allochtonen. De eerste generatie bestaat uit allochtonen die zelf in het buitenland zijn geboren, de tweede generatie uit personen die in Nederland zijn geboren met ten minste een in het buitenland geboren ouder. Iemand die in het buitenland is geboren, maar twee in Nederland geboren ouders heeft, wordt tot de autochtonen gerekend. Van belang is ook het onderscheid tussen niet-westerse en westerse allochtonen: tot de niet-westerse allochtonen worden gerekend personen die hun herkomst hebben in Turkije of landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië, met uitzondering van voormalig Nederlands-Indië / Indonesië en Japan. Op grond van hun sociaal-economische en culturele positie worden allochtonen uit laatstgenoemde landen tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat daarbij vooral om mensen die in voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en om werknemers van Japanse bedrijven en hun gezinsleden. Alle overige personen die hun herkomst niet in Nederland hebben worden tot de westerse allochtonen gerekend. De herkomstgroepering van de eerste generatie kan worden bepaald aan de hand van het eigen geboorteland, die van de tweede generatie aan de hand van het geboorteland van de moeder (en indien dit Nederland is, het geboorteland van de vader). 4 Centraal Bureau voor de Statistiek

Regionale spreiding van de allochtone bevolking 2. Oververtegenwoordiging in grote steden De allochtone bevolking is in nog sterkere mate dan de autochtone bevolking ongelijk over Nederland verdeeld. Vooral in de vier grote steden is er sprake van een oververtegenwoordiging. Van de bevolking in deze steden was op 1 januari 2001 bijna 30% niet-westers allochtoon, tegen 9,3% voor Nederland als geheel. In Amsterdam en Rotterdam zijn de aandelen met bijna 32% het hoogst, in Utrecht met ruim 19% het laagst. Ongeveer driekwart van de totale populatie niet-westerse allochtonen in de vier grote steden wordt gevormd door Surinamers, Marokkanen, Turken en Antillianen/Arubanen. Tussen de steden bestaan echter grote verschillen in de verdeling naar herkomst. In Amsterdam en Den Haag maken Surinamers ongeveer een derde uit van het totaal aantal niet-westerse allochtonen, in Utrecht een zevende. Daar vormen de Marokkanen veruit de grootste groep, met 42% van het totaal. In Den Haag en Rotterdam wonen beduidend minder Marokkanen. Turken zijn veel gelijkmatiger over de vier grote steden gespreid, al is hun aandeel in Amsterdam relatief laag. Antillianen/Arubanen, ten slotte, zijn het sterkst vertegenwoordigd in Rotterdam en Den Haag (grafiek 2). Van de eerder genoemde concentratie van niet-westerse allochtonen in de vier grote steden is, zij het in minder sterke mate, ook sprake bij de overige steden met meer dan 100 duizend inwoners. Globaal geldt dat het percentage niet-westerse allochtonen afneemt naarmate de gemeente kleiner is. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag behoren drie op de tien inwoners tot een van de niet-westerse herkomstgroepen. In de overige gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners is dit een op de tien, en in de kleinere gemeenten een op de twintig. Daar komt nog bij dat, als gevolg van de relatief hoge vruchtbaarheid van sommige allochtone groepen, in combinatie met een jonger dan gemiddelde leeftijdsopbouw, de concentratie van allochtonen nog wordt versterkt. In de vier grote steden tezamen behoorde in 2001 iets meer dan de helft (50,8%) van de kinderen in de leeftijdsgroep 0 14 jaar tot de niet-westerse allochtonen. Zes op de tien kinderen in deze steden worden tot de allochtonen (niet-westers plus westers) gerekend. 3. Belangrijkste niet-westerse herkomstgroepen in grote gemeenten Door de verschillende vestigingspatronen van de Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen enerzijds en de vluchtelingenpopulatie anderzijds, bestaan er grote verschillen in spreiding tussen de 2. Verdeling niet-westerse allochtonen naar herkomst in de vier grote 2. steden, 1 januari 2001 26% 5% 15% 24% 7% Suriname Marokko Amsterdam s-gravenhage 21% 24% 16% Turkije 30% 25% 32% Ned. Antillen en Aruba Rotterdam Utrecht Overige herkomstlanden herkomstgroeperingen. Het aandeel dat is ingeschreven in een gemeente met meer dan 100 duizend inwoners is met 73% het hoogst onder Surinamers, gevolgd door Marokkanen (66%), Antillianen (62%) en Turken (60%). Van de in dit artikel onderscheiden groepen zijn de aandelen het laagst onder Afghanen (34%), Irakezen (40%) en Somaliërs (49%). Laatstgenoemde groepen bestaan hoofdzakelijk uit vluchtelingen en zijn, zoals gemeld, meer over het land gespreid dan de vier traditionele allochtone groepen. In de afgelopen jaren is de concentratie van niet-westerse allochtonen in de grote gemeenten (meer dan 100 duizend inwoners) licht afgenomen, van 58,9% in 1996 naar 57,5% in 2001. Deze relatieve afname en dus toename in de kleinere gemeenten is onder vrijwel alle groepen waarneembaar. Van slechts twee herkomstgroeperingen is de vertegenwoordiging in de grote gemeen- 9% 4% 23% 17% 22% 14% 27% 17% 42% 3. Verdeling niet-westerse allochtonen naar herkomst in 25 gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners, 1 januari 2001 Amsterdam Rotterdam 's-gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Groningen Breda Nijmegen Apeldoorn Enschede Almere Haarlem Arnhem Zaanstad 's-hertogenbosch Amersfoort Maastricht Dordrecht Leiden Haarlemmermeer Zoetermeer Emmen Zwolle Ede 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % Suriname Turkije Marokko Ned. Antillen en Aruba Overige herkomstlanden Mndstat bevolking 2002/7 5

Regionale spreiding van de allochtone bevolking ten toegenomen: de Antillianen (van 56,6% naar 58,7%) en de Somaliërs (van 30,8% naar 44,2%). Laatstgenoemden zijn vooral in Tilburg en Dordrecht in korte tijd sterk in aantal toegenomen. Van de niet-westerse allochtonen vormen de Surinamers het grootste aandeel in Zoetermeer en Almere (grafiek 3). Hun aandeel is opvallend klein in Maastricht. Een groot aantal Surinamers is de afgelopen jaren van Amsterdam (en buurgemeenten) verhuisd naar Almere. In Almere, waar hun aantal tussen 1996 en 2001 ruim verdubbelde, wonen nu ongeveer 12 duizend Surinamers, 8% van het totaal aantal inwoners. Daarentegen is in Utrecht het aantal Surinamers in deze periode licht teruggelopen. Turken zijn, evenals de andere niet-westerse herkomstgroeperingen, numeriek het sterkst vertegenwoordigd in de vier grote steden. In relatief opzicht springen echter vooral Enschede en Zaanstad eruit. Zaanstad, waar de helft van alle niet-westerse allochtonen tot de Turkse groepering behoort, is in absoluut opzicht zelfs de vijfde Turkse stad van Nederland. Ook Almere heeft in recente jaren een sterke aantrekkingskracht uitgeoefend op deze herkomstgroepering: hun aantal is er in vijf jaar tijd meer dan verdubbeld. Marokkanen, die zich zoals gezegd voor twee derde in een gemeente met meer dan 100 duizend inwoners bevinden, zijn in absoluut opzicht het sterkst vertegenwoordigd in Amsterdam (ca. 57 duizend personen) en in relatief opzicht in Utrecht (43% van alle niet-westerse allochtonen). Ook Ede, Leiden, s-hertogenbosch en Breda tellen verhoudingsgewijs veel Marokkanen. De grootste toename vond in de afgelopen vijf jaar plaats in Almere, van 1,8 naar 3,3 duizend. Antillianen en Arubanen zijn al langere tijd relatief sterk vertegenwoordigd in Groningen (een vijfde van alle niet-westerse allochtonen in die stad). In de afgelopen jaren is hun aantal in Groningen bovendien meer dan gemiddeld toegenomen, al vond de grootste groei ruim een verdubbeling opnieuw plaats in Almere. Ook in Tilburg en Den Haag groeide deze groep bovengemiddeld sterk. Rotterdam is de stad met het grootste aantal Chinezen (3,3 duizend). Deze groep is in Rotterdam de afgelopen jaren bovengemiddeld snel gegroeid. Ook Tilburg en Maastricht zagen een forse toename van deze bevolkingsgroep, al gaat het om betrekkelijk bescheiden aantallen (ongeveer 400 Chinezen in elk van beide steden). Over het algemeen geldt dat de Chinezen vrij gelijkmatig over Nederland zijn verspreid (zie ook de kaart). De hoogste percentages Iraniërs worden gemeten in Zwolle (5,0), Maastricht (4,6) en Groningen (4,5). Deze groep is in de vier grote steden juist ondervertegenwoordigd. Ook Irakezen bevinden zich vaker in de wat minder grote steden, al is hun aantal vooral in Den Haag de afgelopen jaren sterk toegenomen. Meer nog dan de Iraniërs zijn de Afghanen relatief ondervertegenwoordigd in de vier grote steden. Twee derde van alle Afghanen woont momenteel in een gemeente met minder dan 100 duizend 4. Verdeling westerse allochtonen naar herkomst in 25 gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners, 1 januari 2001 Amsterdam Rotterdam 's-gravenhage Utrecht Eindhoven Tilburg Groningen Breda Nijmegen Apeldoorn Enschede Almere Haarlem Arnhem Zaanstad 's-hertogenbosch Amersfoort Maastricht Dordrecht Leiden Haarlemmermeer Zoetermeer Emmen Zwolle Ede 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % Indonesië Duitsland België Voorm. Joegoslavië Overige herkomstlanden Staat 1 Percentage allochtonen in de totale bevolking naar herkomst en landsdeel, 1 januari 2001 Noord Oost West Zuid Nederland Allochtonen 9,2 13,8 22,7 15,9 18,0 Niet-westers 3,7 6,4 13,4 5,9 9,3 w.o. Turkije 0,4 2,0 2,6 1,5 2,0 Suriname 0,6 0,9 3,3 0,6 1,9 Marokko 0,3 0,8 2,6 1,2 1,7 Ned.Antillen/Aruba 0,4 0,5 1,0 0,5 0,7 Irak 0,3 0,3 0,3 0,1 0,2 China 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 Somalië 0,1 0,1 0,2 0,2 0,2 Afghanistan 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 Iran 0,1 0,1 0,2 0,1 0,2 Westers 5,5 7,4 9,3 10,0 8,7 w.o. Indonesië 1,6 2,3 3,0 2,2 2,5 Duitsland 1,9 2,8 1,9 3,8 2,5 België 0,1 0,2 0,6 1,6 0,7 Voorm. Joegoslavië 0,4 0,4 0,5 0,4 0,4 6 Centraal Bureau voor de Statistiek

Regionale spreiding van de allochtone bevolking inwoners. Deze nieuwe herkomstgroep is, evenals de Irakezen, (nog) vrij gelijkmatig over Nederland verspreid. De aantallen Afghanen in de grotere gemeenten zijn de afgelopen jaren vooral sterk gegroeid in Apeldoorn, Breda, Groningen en Emmen. In 1996 woonden in deze steden tezamen nog geen vijftig Afghanen, inmiddels zijn het er bijna duizend. De Somalische bevolkingsgroep, ten slotte, wordt gekenmerkt door een hoge verhuismobiliteit. Veel Somaliërs vertrekken ook weer naar het buitenland, in het bijzonder naar het Verenigd Koninkrijk. Tilburg telt het grootste aantal Somaliërs (2,2 duizend), gevolgd door Rotterdam (2,1 duizend) en Amsterdam (1,2 duizend). 4. Belangrijkste westerse herkomstgroepen in grote gemeenten De groep met herkomstland Indonesië (grotendeels bestaande uit mensen met een Nederlands-Indische achtergrond) maakt in Zoetermeer en in Ede meer dan de helft uit van alle westerse allochtonen (grafiek 4). Hun aandeel is ook opvallend hoog in Zwolle en Amersfoort (45% van de westerse allochtonen). Personen met een Duitse achtergrond zijn, zoals te verwachten, vooral sterk vertegenwoordigd in gemeenten in het oosten van Nederland. In Emmen en Enschede maken de Duitsers de helft uit van de allochtonen met een westerse achtergrond. Voor de Belgische herkomstgroep geldt hetzelfde in het zuiden van ons land. In Maastricht is één op de vier westerse allochtonen van Belgische afkomst. Personen met een Joegoslavische achtergrond zijn vrij gelijkmatig over de gemeenten verdeeld, al is hun aandeel relatief groot in Emmen (15%). Het kosmopolitische karakter van Amsterdam blijkt uit het feit dat zich daar de grootste aandelen westerse allochtonen uit de overige herkomstlanden bevinden. 5. Recente ontwikkelingen rond de spreiding over de landsdelen Mede als gevolg van de aantrekkingskracht van de vier grote steden, bevinden zich verhoudingsgewijs veel niet-westerse allochtonen in het westen van Nederland (staat 1). Op niet-westerse allochtonen heeft het westen van Nederland (de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland) een sterkere aantrekkingskracht dan op westerse allochtonen. In West-Nederland bestond op 1 januari 2001 13,4% van de totale bevolking uit niet-westerse allochtonen. In Noord-Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) bedroeg dit aandeel 3,7%. Westerse allochtonen waren met 10,0% het sterkst vertegenwoordigd in Zuid-Nederland (Noord-Brabant en Limburg). Ruim de helft van de westerse allochtonen in dit landsdeel is afkomstig uit Duitsland of België. Van de niet-westerse allochtonen zijn vooral personen met een Surinaamse of Marokkaanse achtergrond sterk in West-Nederland geconcentreerd; in iets mindere mate geldt dit ook voor Antillianen en Turken. Laatstgenoemden zijn bovendien relatief vaak te vinden in Oost-Nederland, in het bijzonder Zuidwest-Overijssel. Dit patroon hangt samen met de aard van de oorspronkelijke immigratie vanuit Turkije en Marokko: in de jaren zestig en zeventig vestigden zich veel laaggeschoolde gastarbeiders uit deze landen in de Randstad en in de industriesteden in Twente en Noord-Brabant. Deze herkomstgroeperingen zijn nog steeds sterk vertegenwoordigd in deze gebieden. Van de grootste herkomstgroeperingen uit de traditionele immigratielanden (Turkije, Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen/Aruba) wonen de Antillianen relatief vaak in het noordoosten van Nederland. Ook zij zijn in dit landsdeel echter ondervertegenwoordigd, zoals blijkt uit staat 2. Voor de jaren 1996 en 2001 zijn voor de belangrijkste herkomstgroepen de intensiteitsindices berekend. Zou een bepaalde groep op dezelfde wijze over de landsdelen zijn verdeeld als de totale bevolking, dan zou voor deze groep voor alle landsdelen de index gelijk zijn aan 100. Een waarde hoger dan 100 duidt op concentratie binnen een landsdeel, een waarde lager dan 100 op ondervertegenwoordiging. Een sterke toename van de index tussen 1996 en 2001 kan samenhangen met concentratie, een sterke afname met spreiding. Met betrekking tot de vier grootste groepen niet-westerse allochtonen valt vooral op dat het patroon van spreiding / concentratie nauwelijks verandert. Alleen bij de Surinamers lijkt spreiding op te treden van West- naar Oost-Nederland. Dit hangt echter vooral samen met een sterke verhuisstroom van Amsterdam naar Almere, waarbij de regiogrens tussen West- en Oost-Nederland wordt overschreden. Voor de jongere herkomstgroeperingen zijn wel enkele opvallende ontwikkelingen te signaleren. Zo is er inmiddels geen sprake meer van een concentratie van Somaliërs in Noord-Nederland, en is hun concentratie in West-Nederland versterkt. De sterkste concentratie van deze groep wordt echter waargenomen in Zuid-Nederland, waar in het bijzonder Tilburg een grote aantrekkingskracht uitoefent. Anderzijds zijn de Afghanen, die aanvankelijk ondervertegenwoordigd waren in Noord-Nederland, de afgelopen jaren vrij gelijkmatig over de landsdelen verspreid. Deze ontwikkeling moet overigens worden bezien tegen de achtergrond van de sterke toename van de Afghaanse bevolkingsgroep (een meer dan vervijfvoudiging tussen 1996 en 2001). Het in paragraaf 1 genoemde spreidingsbeleid heeft, althans op de korte termijn, het meest effect Staat 2 Intensiteitsindex, naar herkomst en landsdeel, 1 januari 1996 en 2001 Noord Oost West Zuid 1996 2001 1996 2001 1996 2001 1996 2001 Allochtonen 49 51 76 77 126 127 91 89 Niet-westers 36 40 66 69 148 145 60 63 w.o. Turkije 21 21 104 102 129 129 73 75 Suriname 34 32 41 48 174 171 30 30 Marokko 16 15 45 45 154 155 76 76 Ned.Antillen/Aruba 52 55 65 65 141 142 69 67 Irak 112 119 111 116 112 106 58 62 China 79 83 86 87 118 117 84 85 Somalië 132 77 77 69 103 111 100 117 Afghanistan 61 96 90 97 113 103 100 98 Iran 77 82 87 92 126 122 67 68 Westers 60 64 86 85 107 107 118 116 w.o. Indonesië 63 64 92 92 118 118 86 87 Duitsland 74 77 112 112 74 74 156 154 België 17 19 31 32 90 92 226 220 Voorm. Joegoslavië 86 97 77 82 118 110 90 98 Mndstat bevolking 2002/7 7

Regionale spreiding van de allochtone bevolking Staat 3. Intensiteitsindex, 1e en 2e generatie allochtonen van 25 jaar en ouder, naar herkomst en landsdeel, 1 januari 2001 Noord Oost West Zuid 1e generatie 2e generatie 1e generatie 2e generatie 1e generatie 2e generatie 1e generatie 2e generatie Allochtonen 46 59 71 95 136 100 77 124 Niet-westers 37 31 68 69 147 151 61 53 w.o. Turkije 21 19 105 108 128 126 74 76 Suriname 30 28 45 58 174 167 29 33 Marokko 15 23 46 54 154 135 76 104 Ned. Antillen/Aruba 49 42 64 71 143 147 66 55 Westers 59 62 76 97 119 96 102 130 w.o. Indonesië 60 61 93 91 117 122 89 80 Duitsland 75 75 94 123 83 71 153 152 België 18 17 29 33 108 80 187 243 Voorm. Joegoslavië 92 59 81 68 114 113 93 121 bij recent geïmmigreerde asielzoekers. Ook de ruimtelijke spreiding van personen uit het voormalig Joegoslavië is de afgelopen jaren toegenomen. Personen uit Irak, en in mindere mate uit Iran, zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in de zuidelijke provincies. 6. Spreiding over de landsdelen, eerste en tweede generatie Waar staat 2 de ontwikkelingen met betrekking tot spreiding / concentratie laat zien voor de periode sinds 1996, toont staat 3 het verschil in spreiding / concentratie tussen de eerste en de tweede generatie in 2001. Deze staat laat de intensiteitsindices zien voor alle personen van 25 jaar of ouder, uitgesplitst naar eerste en tweede generatie. Het merendeel van de tweede generatie van deze leeftijd heeft inmiddels het ouderlijk huis verlaten. Het betreft in totaal 619,6 duizend personen, waarvan de kleinste groep wordt gevormd door de tweede generatie (voormalig) Joegoslaven van 25 jaar of ouder (3,2 duizend). Waar de indices voor de tweede generatie dichter bij 100 liggen dan die voor de eerste generatie, is sprake van een meer gelijkmatige spreiding van de tweede generatie. De eerste indruk, namelijk dat tweede generatie allochtonen zich in de afgelopen jaren meer gelijkmatig over de landsdelen van Nederland hebben verspreid (met uitzondering van Zuid-Nederland), geeft een misleidend beeld van de ontwikkelingen binnen de niet-westerse tweede generatie, die getalsmatig sterk in de minderheid is. De tweede generatie niet-westerse allochtonen telt 47,8 duizend 25-plussers, de tweede generatie westerse allochtonen 571,8 duizend, waarvan bijna de helft met een Duitse achtergrond. Over het geheel genomen is, van de eerste naar de tweede generatie, de concentratie van niet-westerse allochtonen in West-Nederland eerder toe- dan afgenomen. Wel lijkt onder Surinaamse en Marokkaanse 25-plussers van de tweede generatie een verschuiving te hebben plaatsgevonden van West- naar Oost- en Zuid-Nederland. In het geval van Oost-Nederland hangt dit echter opnieuw vooral samen met verhuizingen naar Almere. De tweede generatie uit het voormalige Joegoslavië blijkt zich meer dan gemiddeld in Zuid-Nederland te hebben gevestigd. Hun vertegenwoordiging in Noord- en Oost-Nederland is afgenomen. Opmerkelijk is verder de ten opzichte van de eerste generatie sterke concentratie van tweede generatie Duitsers in Oost-Nederland en van tweede generatie Belgen in Zuid-Nederland. Kennelijk blijft voor veel leden van deze herkomstgroeperingen de nabijheid van het herkomstland belangrijk. Verklarende lijst van regio s behorend bij kaarten 1 9 Code Corop-gebied 1 Oost-Groningen 2 Delfzijl en omgeving 3 Overig Groningen 4 Noord-Friesland 5 Zuidwest-Friesland 6 Zuidoost-Friesland 7 Noord-Drenthe 8 Zuidoost-Drenthe 9 Zuidwest-Drenthe 10 Noord-Overijssel 11 Zuidwest-Overijssel 12 Twente 13 Veluwe 14 Achterhoek 15 Arnhem en Nijmegen 16 Zuidwest-Gelderland 17 Utrecht 18 Kop van Noord-Holland 19 Alkmaar en omgeving 20 IJmond 21 Agglomeratie Haarlem 22 Zaanstreek 23 Groot-Amsterdam 24 Het Gooi en Vechtstreek 25 Agglomeratie Leiden en Bollenstreek 26 Agglomeratie s-gravenhage 27 Delft en Westland 28 Oost Zuid-Holland 29 Groot-Rijnmond 30 Zuidoost Zuid-Holland 31 Zeeuwsch-Vlaanderen 32 Overig Zeeland 33 West Noord-Brabant 34 Midden Noord-Brabant 35 Noordoost Noord-Brabant 36 Zuidoost Noord-Brabant 37 Noord-Limburg 38 Midden-Limburg 39 Zuid-Limburg 40 Flevoland 8 Centraal Bureau voor de Statistiek

Regionale spreiding van de allochtone bevolking Spreiding eerste en tweede generatie per Corop-gebied, 2001, naar herkomst Surinamers Turken Marokkanen Antillianen/Arubanen Intensiteitsindex 0 <40 40 <80 80 <120 120 <200 200 en meer Mndstat bevolking 2002/7 9

Regionale spreiding van de allochtone bevolking Spreiding eerste en tweede generatie per Corop-gebied, 2001, naar herkomst Chinezen Iraniërs Irakezen Afghanen Intensiteitsindex 0 <40 40 <80 80 <120 120 <200 200 en meer 10 Centraal Bureau voor de Statistiek

Regionale spreiding van de allochtone bevolking Spreiding eerste en tweede generatie per Corop-gebied, 2001, naar herkomst Somaliërs Intensiteitsindex 0 <40 40 <80 80 <120 120 <200 200 en meer Mndstat bevolking 2002/7 11

Zelfdoding in 2000 Ingeborg Keij Van de ruim 140 duizend personen die in 2000 in Nederland zijn overledenen, is ruim één procent (1 500 personen) overleden door zichzelf van het leven te beroven. Dit is meer dan het aantal personen dat jaarlijks door een verkeersongeval om het leven komt. Twee derde van de zelfdodingen werd gepleegd door mannen. In bijna 40% van de gevallen werd het leven beëindigd door verhanging. Twee derde is man In 2000 zijn in Nederland ruim 140 duizend personen overleden. Van hen zijn ruim 5 duizend op een niet-natuurlijke manier om het leven gekomen, waaronder 1 500 gevallen van zelfdoding. Dit is meer dan het aantal personen dat jaarlijks door een verkeersongeval om het leven komt. Het aantal zelfdodingen is al jaren nagenoeg constant (Hoogenboezem en Van den Berg, 2000). Van de 1 500 personen die in 2000 een einde hebben gemaakt aan hun leven, was twee derde man. Hun aandeel ligt niet in alle leeftijdsgroepen op twee derde. Bij de jongeren (15 19 jaar) is zelfs vier vijfde man (grafiek 1). In absolute aantallen gaat het echter om een relatief klein aantal (43). Op hogere leeftijd neemt het aandeel van vrouwen toe. Bij de twintigers en dertigers vormt de doodsoorzaak zelfdoding rond de 15% van de totale sterfte. Bij de dertigers is zelfdoding hiermee de belangrijkste doodsoorzaak. Bij de twintigers komt zelfdoding op de tweede plaats, na verkeersongevallen. Bij veertigers ligt het aantal zelfdodingen met 367 personen het hoogst van alle leeftijdsgroepen, maar maakt het van de totale sterfte slechts 8% uit. Dit is ongeveer de helft van het aandeel bij twintigers en dertigers. Dat het aandeel onder jongeren zo hoog is, komt vooral doordat in deze leeftijdsgroepen nog weinig sterfte door ziekten voorkomt. Weduwnaars vijf keer vaker dan weduwen Niet alleen leeftijd hangt samen met de frequentie van zelfdoding, maar ook burgerlijke staat. Bijna 40% van de overledenen is nooit gehuwd geweest (grafiek 2a), een derde was gehuwd op het moment van zelfdoding. Er bestaan ook in dit opzicht verschillen tussen mannen en vrouwen. Mannen waren vaker ongehuwd, terwijl vrouwen iets vaker gehuwd waren. Worden de cijfers gerelateerd aan het aantal mannen en vrouwen per burgerlijke staat, dan blijkt dat per 100 duizend gescheiden mannen jaarlijks ruim 40 zichzelf om het leven brengen (grafiek 2b). Van de gescheiden vrouwen brengen 20 per 100 duizend zichzelf om. In absolute zin komen er ongeveer evenveel weduwnaars als weduwen om het leven door zelfdoding. Er zijn in Nederland echter aanzienlijk meer weduwen dan weduwnaars. Weduwnaars blijken per 100 duizend zichzelf vijf keer zo vaak om te brengen als weduwen. Gehuwde personen blijken per 100 duizend gehuwden het minst vaak door zelfdoding om te komen. 2a. Aantal zelfdodingen naar burgerlijke staat en geslacht 450 400 350 300 250 200 150 100 1. Aantal zelfdodingen naar leeftijd en geslacht 250 50 0 Ongehuwd Gehuwd Gescheiden Verweduwd 200 Mannen Vrouwen 150 100 2b. Zelfdodingen per 100 duizend van de betreffende bevolking (15+) naar 2b. burgerlijke staat en geslacht 50 40 50 30 0 0 14 15 19 20 29 30 39 40 49 50 59 60 69 70 79 80+ leeftijd 20 Mannen Vrouwen 10 0 Ongehuwd Gehuwd Gescheiden Verweduwd Mannen Vrouwen 12 Centraal Bureau voor de Statistiek

Zelfdoding in 2000 Verhanging meest gebruikte methode 4. Percentage zelfdodingen naar plaats van zelfdoding per geslacht Bijna 40% van de overleden personen heeft het leven beëindigd door verhanging. Zowel bij mannen als vrouwen is verhanging de meest gebruikte methode. Bij de mannen komt de helft zelfs op deze wijze om het leven (grafiek 3). Andere veel voorkomende methodes zijn het innemen van medicijnen en/of alcohol, voor de trein springen en zichzelf verdrinken. Relatief evenveel mannen als vrouwen springen voor de trein. Vrouwen nemen twee keer zo vaak als mannen medicijnen en/of alcohol in met fatale afloop. Ook naar leeftijd zijn er verschillen, al staat verhanging in iedere leeftijdsgroep op de eerste plaats. Twintigers en dertigers kiezen het vaakst voor verhanging en voor de trein springen. Bij de veertigers neemt het innemen van medicijnen en/of alcohol toe en boven de 50 jaar het aantal overlijdensgevallen door opzettelijke verdrinking. 3. Percentage zelfdodingen naar wijze per geslacht 50 % % 60 50 40 30 20 10 0 Eigen woning/ tuin/schuur Spoorbaan Zee/rivier/plas Woning van anderen Park/camping/bos Zieken-/verpleeg-/ bejaardenhuis Openbare weg Psychiatrisch ziekenhuis Anders Onbekend 40 Mannen Vrouwen 30 5. Percentage zelfdodingen naar motief per geslacht 20 % 60 10 50 0 40 Verhangen Medicijnen/alcohol Verdrinken Voor trein Van hoogte Vuurwapen Scherp voorwerp Overig Onbekend 30 20 10 Mannen Vaak rondom het eigen huis Vrouwen In negen van de tien gevallen is in de statistiek Niet-natuurlijke dood bekend op welke plaats de overledene een eind aan zijn of haar leven heeft gemaakt. Ruim de helft heeft dit gedaan in het eigen huis, de tuin of de schuur (grafiek 4). Bijna 60% kiest daar voor verhanging en bijna 20% neemt medicijnen en/of alcohol in. Tien procent van de zelfdodingen vindt plaats op of rond de spoorbaan. Rond de 8% vindt plaats in open water (zee, rivier of plas). Het gaat hier steeds om verdrinkingen, maar niet alle verdrinkingen vinden plaats in open water. Ook enkele personen verdrinken zichzelf thuis. Ruim 40% had psychische problemen In ruim 70% van de gevallen is het motief bekend. Van alle zelfdodingen was in ruim 40% sprake van psychische problemen (grafiek 5). Bij vrouwen komt dit motief frequenter voor dan bij mannen. In alle leeftijdsgroepen vormden psychische problemen het belangrijkste motief. Boven de 65 jaar speelt echter ook fysiek lijden een grote rol. Een op de vijf zelfdodingen in die leeftijdsgroep had dit motief. Vrouwen meer pogingen dan mannen In 36% van de gevallen had de persoon ruchtbaarheid gegeven aan de wens om een eind te maken aan het leven. In ruim een 0 Psychische problemen Mannen Relatie/huiselijke omstandigheden Fysiek lijden Verlies familie Vrouwen kwart van de gevallen had de persoon geen ruchtbaarheid gegeven. In de resterende gevallen is niks bekend over de ruchtbaarheid. De burgerlijke staat van de overleden persoon maakt bij het ruchtbaar maken weinig verschil. Gehuwde personen bleken er ongeveer even vaak ruchtbaarheid aan te hebben gegeven als, bijvoorbeeld, gescheiden personen. Bij vrouwen is de wens om er een eind aan te maken vaker bekend dan bij mannen. Bovendien blijken vrouwen vaker eerdere pogingen te hebben gedaan. In 17% van de gevallen is bekend dat er een eerdere poging is geweest (vrouwen 24%, mannen 14%). Ook uit andere bronnen blijkt dat bij vrouwen de verhouding tussen geslaagde en niet-geslaagde pogingen kleiner is dan bij mannen (Gijsen e.a., 2002). Van de 80-plussers is in slechts 4% van de gevallen bekend dat er een eerdere poging was ondernomen (vrouwen 10%, mannen 2%). In ruim een op de vijf gevallen zijn er een of meer afscheidsbrieven gevonden, in ruim de helft van de gevallen niet. In de resterende gevallen is niet bekend of er een brief was. De verschillen naar burgerlijke staat zijn hierbij gering. Van de gehuwde personen heeft bijna een vijfde een afscheidsbrief achtergelaten, terwijl dat bij de gescheidenen iets hoger ligt, rond een kwart. Verslaving Anders Onbekend Mndstat bevolking 2002/7 13

Zelfdoding in 2000 6. Percentage zelfdodingen naar eerdere poging per leeftijd en geslacht % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 15 19 20 29 30 39 40 49 Eerdere poging 50 59 Mannen 60 69 Onder behandeling of niet 70 79 80 jaar of ouder Geen eerdere poging Onbekend In een op de zeven gevallen is bekend dat de persoon niet onder behandeling stond en in eveneens een op de zeven gevallen was sprake van behandeling door de huisarts. Daarnaast was nog een derde onder behandeling van het RIAGG, een psychiater of een psycholoog. In 35% van de gevallen was niet bekend of de persoon onder behandeling stond voor zijn/haar problemen. Van diegenen van wie zeker was dat ze niet onder behandeling stonden, heeft bijna 30% eerder kenbaar gemaakt er een eind aan te willen maken. Van de bijna 500 personen die onder behandeling stonden van het RIAGG, een psychiater of een psycholoog ten tijde van hun overlijden, had 60% ruchtbaarheid gegeven aan de wens er een eind aan te maken. Van diegenen die een eerdere poging hadden ondernomen stond twee derde onder behandeling van het RIAGG, een psychiater of een psycholoog. Van diegenen die geen eerdere pogingen hadden ondernomen stond 30% onder behandeling. 15 19 20 29 30 39 40 49 50 59 Vrouwen 60 69 70 79 80 jaar of ouder De cijfers over de aantallen overledenen door zelfdoding vormen een onderdeel van de statistiek Niet-natuurlijke dood. In deze statistiek worden gegevens uit diverse bronnen met elkaar geconfronteerd om te komen tot eenduidige cijfers over het aantal personen dat omkomt als gevolg van een niet-natuurlijke dood, zoals zelfdoding, privé-ongevallen, verkeersongevallen, bedrijfsongevallen en moord/doodslag. Euthanasie wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Als een persoon overlijdt, geeft de behandelend arts een verklaring van overlijden af. Heeft hij/zij niet de overtuiging dat er sprake is van een natuurlijke dood, dan stelt hij/zij de gemeentelijke lijkschouwer hiervan in kennis. Deze kan alsnog een overlijdensverklaring afgeven indien hij wèl de overtuiging is toegedaan dat er sprake is van een natuurlijke dood. Als ook hij meent dat de doodsoorzaak een niet-natuurlijke is, brengt hij verslag uit aan de Officier van Justitie. Hij waarschuwt tevens de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De Officier van Justitie laat dan een nader onderzoek instellen door de politie. De bevindingen van dit onderzoek zijn terug te vinden in de dossiers op de parketten van de Officieren van Justitie. Uit deze dossiers komen de hier gepresenteerde gegevens. Uitsluitend die slachtoffers zijn geteld die ten tijde van het overlijden waren opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) van een Nederlandse gemeente. Er is sprake van zelfdoding als het slachtoffer zelf een handeling heeft verricht met als uitdrukkelijk doel zich van het leven te beroven. Een overdosis aan drugs en dergelijke wordt niet als zelfdoding maar als privé-ongeval aangemerkt, tenzij uit de omstandigheden (bijvoorbeeld een afscheidsbrief) kan worden afgeleid dat er sprake is van zelfdoding. Literatuur Gijsen, R., P. den Hertog, B. Hennes en S. Mulder, 2002, Hoe vaak komt suïcide en zelfbeschadiging voor en hoeveel mensen sterven eraan? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid, Bilthoven, RIVM, 28 mei 2002 (website). Hoogenboezem, J. en W.C. van den Berg, 2000, Zelfdoding in Nederland. Maandstatistiek van de bevolking, april 2000, blz. 11 16. 14 Centraal Bureau voor de Statistiek

Immigratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken Maarten Alders en Han Nicolaas De immigratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken is de laatste jaren sterk toegenomen. In 2001 kwamen ruim 6 duizend immigranten vanuit deze landen naar Nederland. Tien jaar geleden ging het nog om iets meer dan duizend migranten. Ruim een derde van de immigranten komt uit Rusland. Daarnaast komen er veel migranten uit Armenië, Azerbeidzjan en Oekraïne. Het aantal asielzoekers uit de voormalige Sovjetrepublieken is na een hoogtepunt in 1999 weer teruggelopen tot iets meer dan 3 duizend in 2001. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie In december 1991 werd de voormalige Sovjet-Unie ontbonden en vervangen door het GOS, het Gemenebest van Onafhankelijke Staten. Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie ontstonden een aantal zelfstandige landen: Armenië, Azerbeidzjan, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Letland, Litouwen, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Tadzjikistan, Toerkmenistan en Wit-Rusland (Belarus). In het vervolg zal deze groep landen worden aangeduid als de voormalige Sovjetrepublieken. Sterke toename van migranten uit voormalige Sovjetrepublieken Het aantal migranten dat vanuit de voormalige Sovjetrepublieken naar Nederland komt is de laatste jaren sterk toegenomen. In 2001 kwamen er 6 duizend migranten naar Nederland, tegen iets meer dan 2 duizend halverwege de jaren negentig (grafiek 1). In totaal zijn de laatste tien jaar 29 duizend migranten vanuit de voormalige Sovjet-Unie naar Nederland gekomen. Een groot deel van deze migranten komt uit het huidige Rusland (grafiek 2). In 2001 bedroeg het aandeel Russen ongeveer 37 procent. Bedacht moet worden dat het huidige Rusland ook Tsjetsjenië omvat. Hoewel het aantal Tsjetsjenen binnen de groep Russen niet bekend is, mag worden verwacht dat de onrust in Tsjetsjenië eind jaren negentig heeft geleid tot een hoger aantal immigranten uit dit gebied. 1. Aantal immigranten met als land van herkomst één van de voormalige 1. Sovjetrepublieken x 1 000 7 6 Immigratie naar land van herkomst Ondanks het feit dat de Sovjet-Unie als land niet meer bestaat, speelt het in de (migratie)statistieken nog steeds een belangrijke rol. Personen uit de voormalige Sovjet-Unie die vóór 1992 zijn geboren, hebben in de statistieken immers de voormalige Sovjet-Unie als geboorteland en niet een van de nieuwe landen. Veel onderzoek naar buitenlandse migratie richt zich op het geboorteland van de migrant als onderscheidende variabele, in plaats van op het land van herkomst. Zo is van een in Turkije geboren migrant die via Duitsland naar Nederland komt, het gegeven dat de migrant in Turkije is geboren relevanter dan het gegeven dat hij vanuit Duitsland naar Nederland is gekomen (zonder daarbij te kijken naar het geboorteland van de migrant). De migrant wordt, na vestiging in Nederland, tot de Turkse allochtonen gerekend en niet tot de Duitse. Onderzoek naar migratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken vormt in dit opzicht een probleem. Van de meeste migranten uit deze landen is alleen bekend dat ze in de voormalige Sovjet-Unie zijn geboren. Niet bekend is of ze in bijvoorbeeld Litouwen of Armenië zijn geboren. Om deze reden is het voor de groep migranten uit de voormalige Sovjetrepublieken zinvoller om te kijken naar het land van herkomst. Zo wordt uit de migratiestatistieken duidelijk of iemand vanuit Litouwen of Armenië naar Nederland is gekomen. Het geboorteland van deze personen zal in de meeste gevallen de voormalige Sovjet-Unie zijn. Nadeel is dat, als op deze wijze de migratie wordt onderzocht, díe personen worden gemist die in een van de voormalige Sovjetrepublieken zijn geboren en bijvoorbeeld via Duitsland naar Nederland zijn gekomen. Het gaat hierbij echter om een relatief kleine groep. Van alle personen met geboorteland de voormalige Sovjet-Unie (of een van de voormalige Sovjetrepublieken) die in 2000 of 2001 naar Nederland zijn geïmmigreerd, is slechts 7 procent via een ander land (in veel gevallen België, Duitsland of Afghanistan) naar Nederland gekomen. Sinds kort beschikt het CBS ook over de geboorteplaats van in Nederland ingeschreven personen. Later onderzoek zal uitwijzen of het met behulp van dit gegeven mogelijk is de voormalige Sovjet-Unie als geboorteland te specificeren naar een van de nieuwe landen. 5 4 3 2 1 0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2. Aantal immigranten met als land van herkomst één van de voormalige 2. Sovjetrepublieken, naar land van herkomst Armenië Azerbeidzjan Estland Georgië Kazachstan Kirgizië Letland Litouwen Moldavië Oekraïne Oezbekistan Rusland Tadzjikistan Toerkmenistan Wit-Rusland 0 500 1 000 1 500 2 000 2 500 1996 2001 Mndstat bevolking 2002/7 15

Immigratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken Behalve uit Rusland komen de laatste twee jaar ook veel migranten uit Armenië, Azerbeidzjan en Oekraïne. Het aantal migranten dat jaarlijks uit de overige voormalige Sovjetrepublieken naar Nederland komt, is zeer gering. Toename asielverzoeken lijkt voorbij De toename van de migratie vanuit de voormalige Sovjet-Unie houdt vrijwel gelijke tred met het aantal ingediende asielverzoeken van personen met een nationaliteit van een van de voormalige Sovjetrepublieken (grafiek 3). 3. Immigranten vanuit de voormalige Sovjetrepublieken, ingediende en 3. ingewilligde asielverzoeken x 1 000 7 6 5 4 3 2 1 0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Immigranten Ingediende asielverzoeken Ingewilligde asielverzoeken Het aantal asielzoekers met de Russische nationaliteit is de afgelopen jaren gestegen tot ongeveer duizend in 2000 (grafiek 4). Het laatste jaar laat echter weer een daling zien. Zoals gezegd is het niet bekend hoeveel van deze Russische asielzoekers uit Tsjetsjenië komen. Het aantal asielzoekers met de Azerbeidzjaanse nationaliteit was vooral in 1999 met bijna 2,5 duizend relatief hoog. In 2001 is dit aantal sterk gedaald tot iets meer dan zeshonderd. Eenzelfde verloop laat het aantal Armeense asielzoekers zien. 4. Ingediende asielverzoeken naar nationaliteit 2 500 Tezamen vormden de asielzoekers met de Armeense, Azerbeidzjaanse of Russische nationaliteit in 2001 twee derde van het totale aantal asielzoekers met een nationaliteit van een van de voormalige Sovjetrepublieken in dat jaar. In het topjaar 1999 was dit aandeel zelfs 85 procent. Niet iedere asielzoeker wordt in de statistieken geteld als immigrant. Alleen diegenen die zijn ingeschreven in de bevolkingsadministratie van een Nederlandse gemeente worden tot de immigranten gerekend. Inschrijving is niet alleen weggelegd voor asielzoekers van wie het asielverzoek is ingewilligd. Asielzoekers die gebruik maken van het zogenoemde ZelfZorgArrangement, waarbij ze zelf in hun huisvesting voorzien door bijvoorbeeld bij vrienden of kennissen te gaan wonen (de ZZA-regeling), kunnen zich ook inschrijven in een gemeente. Ten slotte is het zo dat ook asielzoekers die langer dan een half jaar in een opvangcentrum verblijven, zich kunnen laten registreren. Van deze laatste mogelijkheid maken in het algemeen maar weinig asielzoekers gebruik (Nicolaas en Sprangers, 2001). Het is echter niet bekend of dit ook het geval is met asielzoekers uit de voormalige Sovjetrepublieken. Hoewel het aantal asielverzoeken van vooral Armeniërs, Azerbeidzjanen en Russen eind jaren negentig is toegenomen, worden maar weinig verzoeken ingewilligd. Het jaarlijks aantal inwilligingen schommelt de laatste jaren rond vijfhonderd (grafiek 3). Het aantal verwijderde asielzoekers lijkt na een aanvankelijke daling eind jaren negentig weer toe te nemen (grafiek 5). Verwijderingen vinden plaats als blijkt dat een asielzoeker niet (of niet langer) in Nederland mag verblijven, aangezien het verzoek om toelating definitief is afgewezen. 5. Ingewilligde asielverzoeken en verwijderde asielzoekers naar 5. nationaliteit, 2001 400 350 300 250 200 150 100 50 2 000 0 Armeense Azerbeidzjaanse Russische Ingewilligde asielverzoeken Verwijderde asielzoekers 1 500 1 000 500 0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Armeense Azerbeidzjaanse Russische Niet alle migranten uit de voormalige Sovjetrepublieken komen om redenen van asiel naar Nederland. Andere redenen zijn gezinsvorming, gezinshereniging en arbeid. Voorlopige cijfers van het Centraal Register Vreemdelingen van het ministerie van Justitie laten zien dat in 2000 en 2001 ongeveer 60 procent van de immigranten die in één van de voormalige Sovjetrepublieken zijn geboren, als asielmigrant naar Nederland is gekomen. Dit lijkt in tegenspraak met de reeds eerder vermelde lage aantallen ingewilligde asielverzoeken voor personen uit de voormalige Sovjet-Unie. Het zou echter kunnen zijn dat deze groep veel gebruik maakt van de hiervoor genoemde ZZA-regeling. Het kan ook zijn dat juist deze groep wél veelvuldig gebruik maakt van de mogelijkheid zich na een verblijf van een half jaar in een opvangcentrum in te schrijven in een gemeente. Aanwijzing voor deze twee aannames is het grote aantal nog lopende asielprocedures van personen uit de voormalige Sovjet-Unie. Op 1 januari 2001 stonden er 8,6 duizend 16 Centraal Bureau voor de Statistiek

Immigratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken asielzaken van personen uit de voormalige Sovjet-Unie open. Een jaar later was dat aantal verder gestegen tot 9,0 duizend. Wat opvalt aan de immigratie vanuit de voormalige Sovjetrepublieken is het feit dat er jaarlijks meer vrouwen dan mannen naar Nederland komen. Het jaarlijks aantal immigrerende vrouwen ligt zo n tien procentpunten hoger dan het aantal immigrerende mannen. Het gaat hierbij om ongeveer 400 à 500 vrouwen per jaar. Voorlopige cijfers van het Centraal Register Vreemdelingen wijzen uit dat dit vooral wordt veroorzaakt door de gezinsvormende migratie. Terwijl de geslachtsverdeling van asielmigranten en gezinsherenigers uit de voormalige Sovjet-Unie vrijwel in evenwicht is, bestaat de gezinsvormende migratie voor 95 procent uit vrouwen (grafiek 6). Als gevolg hiervan zijn er veel meer gehuwde paren die bestaan uit een allochtone vrouw uit de voormalige Sovjet-Unie en een autochtone man (2,3 duizend op 1 januari 2001) dan gehuwde paren die bestaan uit een allochtone man uit de voormalige Sovjet-Unie en een autochtone vrouw (bijna 200 op 1 januari 2001). Dit beeld is ook te zien bij andere Oost-Europese landen, met name Polen, en bij landen buiten Europa die bekend staan als herkomstgebied van bruiden voor Nederlandse mannen, zoals Colombia, de Filippijnen en Thailand (Steenhof en Harmsen, 2001). 6. Personen met geboorteland voormalige Sovjet-Unie met jaar van 6. vestiging 2001, naar migratiemotief en geslacht, 1 januari 2002 Land van herkomst en land van geboorte Zoals eerder opgemerkt is van veel migranten uit de voormalige Sovjetrepublieken het huidige, actuele geboorteland niet bekend. In 2001 was van slechts 11 procent van de migranten uit Rusland als geboorteland ook daadwerkelijk Rusland geregistreerd (grafiek 7). Van bijna 80 procent was als geboorteland alleen de Sovjet-Unie bekend. Daarnaast was 2 procent geboren in een van de andere voormalige Sovjetrepublieken en 8 procent buiten de voormalige Sovjetrepublieken (met name in Afghanistan en Nederland). Gezien deze verdeling mag worden verwacht dat het overgrote deel van de migranten met geboorteland Sovjet-Unie daadwerkelijk in Rusland is geboren. Voor de overige voormalige Sovjetrepublieken gelden in grote lijnen vergelijkbare cijfers. Uitzondering vormen echter de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen. De helft tot twee derde van de migranten uit deze landen heeft als geboorteland ook een van deze landen. 7. Immigratie vanuit Rusland naar land van geboorte, 2001 Overige Sovjetrepublieken Rusland Overig arbeid gezinshereniging Sovjet-Unie gezinsvorming vluchteling/asiel overig 0 250 500 750 1 000 1 250 1 500 1 750 2 000 Man Vrouw Bron: Centraal Register Vreemdelingen, bewerking CBS. Literatuur Nicolaas, H. en A. Sprangers, 2001, Klein deel van asielzoekers ingeschreven in GBA. Maandstatistiek van de bevolking, september 2001, blz. 4 7. Steenhof, L. en C. Harmsen, 2001, Gehuwde allochtonen en hun partner. Maandstatistiek van de bevolking, december 2001, blz. 31 34. Mndstat bevolking 2002/7 17

Allochtone eenouders Helma Schapendonk-Maas Nederland telde op 1 januari 2000 ruim 386 duizend eenouderhuishoudens. In bijna een derde van deze huishoudens is de ouder allochtoon, waarbij het in ongeveer de helft van de gevallen gaat om een Turk, Marokkaan, Surinamer of Antilliaan. Bij Antillianen is het percentage eenouderhuishoudens het hoogst. Aantallen Nederland telde op 1 januari 2000 ongeveer 2,5 miljoen huishoudens met kinderen. Dit zijn gehuwde en niet-gehuwde paren met kinderen, maar ook eenouderhuishoudens. In 479 duizend van deze 2,5 miljoen huishoudens is de zogenaamde referentieouder allochtoon. In de meeste huishoudens wordt de man als referentiepersoon aangeduid. In eenouderhuishoudens is dat de aanwezige ouder. Van de 479 duizend huishoudens met een allochtone referentieouder hebben 110 duizend een Turkse of Marokkaanse referentieouder en 76 duizend een Surinaamse of Antilliaanse referentieouder. Van de 386 duizend eenouderhuishoudens hebben 118 duizend een allochtone ouder, waarvan 15 duizend een Turkse of Marokkaanse en 40 duizend een Antilliaanse of Surinaamse ouder. In relatief opzicht wonen Turken en Marokkanen dus veel minder vaak in een eenouderhuishouden dan Antillianen en Surinamers (grafiek 1). Van de eenouderhuishoudens met een autochtone, Turkse, Marokkaanse of Surinaamse ouder is in ongeveer de helft van de gevallen de ouder gescheiden (grafiek 2). In het geval van eenouderhuishoudens met een Antilliaanse ouder ligt dit percentage rond de dertig. Voor deze groep geldt dat zes op de tien ouders nooit gehuwd is geweest. Van de Surinaamse eenouders zijn het vier op de tien. Opvallend is dat één op de drie Turkse of Marokkaanse ouders in eenouderhuishoudens gehuwd is. Dit kan komen doordat man en vrouw al op verschillende adressen wonen terwijl de scheiding nog niet is uitgesproken. Dit geldt echter voor alle eenouderhuishoudens ongeacht geboorteland. Ook vrouwen die reeds met een kind in Nederland wonen en wachten tot hun partner uit het buitenland mag overkomen, vallen in deze categorie. Een verklaring voor dit hoge percentage gehuwde eenouders onder Turken en Marokkanen ligt (deels) in het feit dat de tweede generatie Turken en Marokkanen vaker een partner uit het buitenland haalt dan de tweede generatie Antillianen en Surinamers. Voordat de partner mag overkomen moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, ook als de vrouw inmiddels een kind heeft. Verschillen per generatie Slechts 26 duizend ouders van de 118 duizend eenouderhuishoudens met een allochtone ouder behoren tot de tweede generatie. Hieronder bevinden zich ongeveer 500 Turkse, 250 Marokkaanse, 2 duizend Surinaamse en 500 Antilliaanse eenouderhuishoudens van de tweede generatie. Deze aantallen zijn dus nog relatief klein, maar het aandeel van de eenouderhuishoudens in het totale aantal huishoudens laat wel aanzienlijke verschillen zien tussen de herkomstgroeperingen. Van alle huishoudens met kinderen met een Turkse referentieouder van de tweede generatie, is ruim een vijfde een eenouderhuishouden (grafiek 3). Bij Antilliaanse referentieouders bedraagt dit aandeel ongeveer een derde, bij Surinaamse referentieouders ongeveer 45 procent en bij Marokkaanse referentieouders ruim de helft. 1. Percentage eenouderhuishoudens van alle huishoudens met kinderen naar herkomstgroepering van de referentieouder, 1 januari 2000 % 70 60 50 40 30 20 10 0 Autochtoon Turkije Marokko Suriname Antillen Overige herkomstgroeperingen 2. Percentage eenouderhuishoudens naar burgerlijke staat en herkomstgroepering van de referentieouder, 1 januari 2000 % 70 60 50 40 30 20 10 0 Autochtoon Turkije Marokko Suriname Antillen Nooit gehuwd Gehuwd Leeftijd van de ouder Verweduwd Gescheiden In 1,3 duizend eenouderhuishoudens is de ouder nog geen 20 jaar. Van alle eenouderhuishoudens per herkomstgroepering valt minder dan twee procent in deze categorie (grafiek 4). Tussen de allochtone groepen onderling bestaan echter aanzienlijke verschillen. Zo is het aandeel Antilliaanse eenouders in deze leeftijd ongeveer drie keer zo groot als dat onder Surinaamse eenouders. Het merendeel van de allochtone ouders in eenouderhuishoudens is tussen de 25 en 39 jaar. Autochtone eenouders zijn gemiddeld iets ouder. 18 Centraal Bureau voor de Statistiek

Allochtone eenouders 3. Percentage eenouderhuishoudens van alle huishoudens met kinderen 3. met een referentieouder van de tweede generatie naar 3. herkomstgroepering, 1 januari 2000 % 60 50 4. Percentage eenouderhuishoudens naar leeftijd en herkomstgroepering, 4. 1 januari 2000 % 25 20 40 15 30 10 20 5 10 0 15 19 20 24 25 29 30 34 35 39 40 44 45 49 0 Turkije Marokko Suriname Antillen Overige herkomstgroeperingen Turkije Marokko Suriname Antillen Autochtoon Mndstat bevolking 2002/7 19

Jaarcijfer Bevolkingsstatistieken in StatLine StatLine In toenemende mate zijn cijfers van het CBS beschikbaar via internet. Via internet kunt u toegang verkrijgen tot StatLine, de elektronische databank van het CBS. In StatLine vindt u statistische informatie over vele maatschappelijke en economische onderwerpen in de vorm van tabellen en grafieken. Deze resultaten kunt u bekijken, printen of opslaan. Naast de mogelijkheid om te zoeken met trefwoorden, kan met behulp van een Webselector een keuze worden gemaakt uit alle publicaties die zijn opgenomen in StatLine. Hoe vindt u bevolkingscijfers in StatLine? In StatLine zijn veel cijfers over bevolking te vinden. De snelste manier om deze cijfers te vinden, is als volgt. Ga naar de openingspagina van de CBS homepage (www.cbs.nl) en druk op de knop StatLine aan de rechterzijde. U krijgt dan een scherm waarin u een zoekopdracht kunt geven (figuur 1). Als u op thema klikt, krijgt u een scherm met de themastructuur binnen StatLine te zien, de StatLine Webselector (figuur 2). Binnen de Webselector kunt u via de themastructuur snel gegevens over bevolking opvragen. Door op het plusje voor Mens en maatschappij te klikken, komt u bij Bevolking terecht. Als u vervolgens op Bevolking klikt, krijgt u een lijst met publicaties en submappen (figuur 3). In de submappen vindt u informatie over bijvoorbeeld de samenstelling van de bevolking, geboorte en immigratie en emigratie. Ter illustratie is in figuur 3 de publicatie Bevolking; kerncijfers geselecteerd. In het rechterdeel van de Webselector ziet u vervolgens een overzicht van de onderwerpen in deze publicatie. Hier kunt u door de tabbladen Onderwerpen en Jaar te selecteren uw eigen tabel samenstellen. Als u uw tabel heeft samengesteld, drukt u op Gegevens tonen onderaan het scherm. U krijgt nu de tabel op het scherm te zien. Uiteraard kunt u deze tabel afdrukken of opslaan op schijf. Als u op het pictogram met de diskette ( Bewaar tabel in ander formaat ) boven de tabel klikt, krijgt u de keuze om de tabel op te slaan in excel-formaat of enig ander formaat. Wat kunt u in StatLine vinden? Er is een groot aantal StatLinepublicaties met bevolkingscijfers beschikbaar. De meeste vindt u onder de kop Bevolking (figuur 3). Er zijn publicaties beschikbaar met kerncijfers van de bevolking, maandcijfers van de bevolking, regionale cijfers, cijfers over de huishoudens, geboorte, sterfte en doodsoorzaken, huwelijken en huwelijksontbindingen, verhuizingen, immigratie en emigratie, allochtonen, asielverzoeken, nationaliteit en diverse prognoses. In de publicatie Historie bevolking vindt u tijdreeksen vanaf 1899 voor een beperkt aantal onderwerpen. Cijfers per gemeente of andere regio s zijn behalve onder Bevolking ook te vinden bij het thema Nederland regionaal in de publicaties Regionaal statistisch bestand en Statistisch bestand gemeenten. In de afgelopen periode verschenen in StatLine: Maand- en jaarcijfers, mei 2002 (voorlopig) Bevolkingsontwikkeling per gemeente, mei 2002 (voorlopig) Sterfte: afwijkende leeftijdsdefinitie, 2001 Migratie; land van herkomst/bestemming, 2001 Immi- en emigratie; nationaliteit, 2001 Immi- en emigratie: geboorteland, 2001 External migration; country of birth, 2001 Kindersterfte: kinderen <1 jaar, doodgeborenen, doodsoorzaak/perinatale, neonatale, zuigelingen- en kleutersterfte Verkiezingen Tweede Kamer: aanvullen tijdreeks 1918 heden; definitieve uitslag Verkiezingsuitslag Tweede Kamer 2002, definitieve uitslag 20 Centraal Bureau voor de Statistiek

Jaarcijfer 1. Zoeken in StatLine 2. StatLine Webselector Mndstat bevolking 2002/7 21

Jaarcijfer 3. Bevolking in StatLine 22 Centraal Bureau voor de Statistiek