Belgisch Staatsblad d.d

Vergelijkbare documenten
Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

Doel van het formulier

Vlarem-trein 2012 en 2013 ROGMV Harelbeke -Jabbeke

Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

L 24/8 Publicatieblad van de Europese Unie RICHTLIJNEN

VOORSTEL VAN DECREET

VR DOC.0832/2BIS

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM. Vicky Demeyer Afdeling Milieuvergunningen

Belgisch Staatsblad dd

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzonder wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

Vlarem trein Aanpassing wetgeving inzake Emissiehandel

7 Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ;

Belgisch Staatsblad dd

Publicatieblad van de Europese Unie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het voorstel van decreet. houdende de nadere regels tot implementatie van de omgevingsvergunning

Verzoek tot bijstelling of vraag tot afwijking van de milieuvoorwaarden die gelden voor een ingedeelde inrichting of activiteit

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Nieuwe instrumenten in het bodembeleid

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

*** ONTWERPAANBEVELING

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 januari 2015 (OR. en)

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VR DOC.0360/2

Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, BESLUIT:

Belgisch Staatsblad dd

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

A7-0319/ Voorstel voor een richtlijn (COM(2013)0102 C7-0047/ /0062(COD)) Door de Commissie voorgestelde tekst

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

RICHTLIJN 2011/71/EU VAN DE COMMISSIE

VR DOC.1146/5

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst)

Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en)

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen. Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

(Voor de EER relevante tekst) (2014/313/EU)

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Dossiernummer 7C/31005/80/3/M/3

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

AMV/ /1 048/C. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad. van 18 december 2006

VERSLAG EVALUATIE VAN EEN GPBV-INSTALLATIE

Veiligheidswetboek Machines & Stoffen 2013

AMV/ /1024. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

MEDEDELING AAN DE LEDEN

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

::7 :.~~~ AMV/ /1027

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13

Besluit van de Deputatie

De mededeling met de vraag tot omzetting kan alleen ingediend worden tussen de 48e en de 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning.

Liersesteenweg 268 te 2800 Mechelen. Eikestraat 1 en 1A te 2800 Mechelen Afdeling 12402, sectie B, percelen 302 K, 302 L en 302 M

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 augustus 2017;

L 86/6 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

Besluit van de Bestendige Deputatie

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw

(Besluiten waarvan de bublikatie niet voorwaarde is voor de toepassing) RAAD RICHTLIJN VAN DE RAAD. van 8 maart 1984

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ADVIES VAN DE COMMISSIE

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het ontwerp van decreet

VR DOC.0455/2QUATER

VLAREM-trein Totstandkoming en overzicht wijzigingen. Annelies Faelens LNE- Afdeling Milieuvergunningen

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

7 JUNI 2013. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, het laatst gewijzigd bij de Verordening (EU) nr. 412/2012 van de Commissie van 15 mei 2012; Gelet op de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging, artikel 1; Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging, artikel 3, gewijzigd bij de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productieen consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid; Gelet op de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, artikel 1, eerste lid; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en artikel 87, 1, het laatst gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, artikel 3, tweede lid, vervangen bij het decreet van 23 december 2010, artikel 4, 2, tweede lid, artikel 11, 1, artikel 12, 1, artikel 14, 1, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1990, artikel 17, eerste lid, artikel 20, eerste en derde lid, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2012, artikel 21, 3, artikel 22, derde en vierde lid, artikel 22bis, 1, tweede lid, artikel 24, 2, eerste lid en artikel 27, 2en 3; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 2.2.6, artikel 10.2.4, 5, artikel 10.3.4, 6, artikel 16.1.2, 1, f), ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, artikel 16.3.9, 3, artikel 16.4.5, artikel 16.7.1, 3, artikel 16.4.10, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 23 december 2010, en artikel 16.7.1, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007; Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, artikel 30; Gelet op het bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse instellingen, artikel 21; Gelet op het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, artikel 5, 4, artikel 6, artikel 33bis, 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2012 en artikel 36; Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 9.1.1; Gelet op het decreet van 25 mei 2012 tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming met het oog op de omzetting van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), artikel 17; Gelet op het koninklijk besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2013 tot wijziging van artikel 1 en bijlage 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 december 2012; Gelet op advies 53.163/3 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2013, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden. Art. 2. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden. Art. 3. Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies. Art. 4. Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2011/97/EU van de Raad van 5 december 2011 tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG met betrekking tot specifieke criteria voor opslag van metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd.

HOOFDSTUK 2. Wijzigingen van titel I van het VLAREM Art. 5. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 punt 13 wordt vervangen door wat volgt : 13 gevaarlijke stoffen» : a) in toepassing van artikel 38, 6, artikel 41, 1, en bijlage 2 van dit besluit, de afdelingen 2.4.3, 4.2.2, 4.2.3, 4.2.5 en 4.3.1, de artikels 2.3.6.1, 5.3.2.4, 7, 5BIS.15.5.4.3.4, 5BIS.15.5.4.3.5, 5BIS.19.8.4.5.4 en 5BIS.19.8.4.5.5, artikel 3 van bijlage 2.3.1 en bijlage 5.3.2, 21 van titel II van het VLAREM : toxische, persistente en bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid; b) in toepassing van artikel 6quater, 3, artikel 7, 1, artikel 8, 1 en 2, artikel 16, 1, bijlage 5, deel 2, III en bijlage 6 van dit besluit en artikel 5.2.6.3.1 van titel II van het VLAREM : stoffen, mengsels of preparaten als vermeld in bijlage 6, deel 1, gevoegd bij dit besluit of beantwoordend aan de criteria, vermeld in bijlage 6, deel 2, gevoegd bij dit besluit en aanwezig als grondstof, product, bijproduct, residu of tussenproduct, met inbegrip van die stoffen waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze bij een ongeval ontstaan; c) in toepassing van artikel 30bis, 2, 14, van dit besluit en artikel 4.1.13.3, 2 van titel II van het VLAREM en in uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 : stoffen of mengsels als vermeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels 2 punt 16 en 17 worden vervangen door wat volgt : 16 GPBV-installatie» : een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, vermeld in de indelingslijst, en aangeduid met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging; 17 vergunning» : een schriftelijke machtiging om een inrichting, dan wel een deel ervan, te exploiteren en waarbij een vergunning betrekking kan hebben op een of meer inrichtingen die zich op dezelfde locatie bevinden en die door dezelfde exploitant worden geëxploiteerd; 3 in punt 18 wordt het woord GPBV-inrichting» vervangen door het woord GPBV-installatie», het woord kenmerken» door het woord aard» en de woorden negatieve en significante effecten» door de woorden significante negatieve effecten 4 punt 19 wordt opgeheven; 5 punt 28 wordt opgeheven; 6 in punt 29 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden beste beschikbare techniek :» worden vervangen door de zinsnede beste beschikbare technieken, hierna BBT te noemen : b) tussen de woorden emissiegrenswaarden» en de woorden te vormen» worden de woorden en andere vergunningsvoorwaarden» ingevoegd; c) in punt b) wordt tussen de woorden dat de» en het woord technieken» het woord betrokken» ingevoegd; 7 punt 38 wordt vervangen door wat volgt : 38 BKG-installatie» : een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, vermeld in de indelingslijst en aangeduid met de letter Y in de vierde kolom van de indelingslijst, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging; 8 punt 39 en punt 42 worden opgeheven; 9 er worden een punt 67 tot en met 86 toegevoegd, die luiden als volgt : 67 stof» : een chemisch element en de verbindingen daarvan, met uitzondering van radioactieve stoffen en genetisch gemodificeerde organismen en micro-organismen; 68 verontreiniging» : de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen, trillingen, warmte of geluid in lucht, water of bodem, die de gezondheid van de mens of de milieukwaliteit kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële goederen, of de belevingswaarde van het milieu of een ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg kan staan; 69 emissie» : de directe of indirecte uitstoot uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, stoffen, trillingen, warmte of geluid in de lucht, het water of de bodem; 70 emissiegrenswaarde» : de massa, gerelateerd aan bepaalde specifieke parameters, de concentratie en/of het niveau van een emissie, die gedurende een of meer vastgestelde perioden niet mogen worden overschreden. De emissiegrenswaarden kunnen ook voor bepaalde groepen, families of categorieën van stoffen worden vastgesteld, namelijk voor de stoffen, vermeld in bijlage 1.1.2 van titel II van het VLAREM. De emissiegrenswaarden voor de emissies van stoffen gelden op het punt waar de emissies de installatie verlaten en worden bepaald zonder rekening te houden met een eventuele verdunning.

Voor indirecte lozingen van verontreinigende stoffen in water mag bij de bepaling van de emissiegrenswaarden van de betrokken installatie rekening worden gehouden met het effect van een waterzuiveringsinstallatie, op voorwaarde dat een equivalent niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt gewaarborgd en dat dit niet leidt tot een hogere belasting van het milieu; 71 milieukwaliteitsnorm» : alle eisen waaraan op een gegeven ogenblik in een bepaald milieucompartiment of een bepaald gedeelte daarvan moet worden voldaan overeenkomstig deel 2 van titel II van het VLAREM; 72 BBT-referentiedocument», hierna BREF te noemen : een document dat het resultaat is van de overeenkomstig artikel 13 van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) georganiseerde uitwisseling van informatie, dat opgesteld is voor welomschreven activiteiten en dat met name een beschrijving geeft van toegepaste technieken, huidige emissies en consumptieniveaus, technieken die in overweging worden genomen voor de bepaling van BBT, alsook BBT-conclusies en eventuele technieken in opkomst, met bijzondere aandacht voor de criteria, vermeld in bijlage 18 bij dit besluit; 73 BBT-conclusies» : een document dat bestaat uit die delen van een BREF met de conclusies over BBT, de beschrijving ervan, gegevens ter beoordeling van de toepasselijkheid ervan, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus, de daarmee verbonden monitoring, de daarmee verbonden consumptieniveaus en, in voorkomend geval, de toepasselijke terreinsaneringsmaatregelen; 74 met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus», hierna BBT-GEN te noemen : de bandbreedte van emissieniveaus verkregen in normale bedrijfsomstandigheden met gebruikmaking van een beste beschikbare techniek of een combinatie van BBT als omschreven in de BBT-conclusies, uitgedrukt als een gemiddelde over een bepaalde periode, in specifieke referentieomstandigheden; 75 techniek in opkomst» : een nieuwe techniek voor een industriële activiteit die, als ze commercieel wordt ontwikkeld, hetzij een hoger algemeen beschermingsniveau voor het milieu hetzij ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor het milieu en grotere kostenbesparingen kan opleveren dan de bestaande BBT; 76 publiek» : een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen en hun verenigingen, organisaties of groepen; 77 bodem» : de bovenste laag van de aardkorst die begrensd is door het vaste gesteente en het aardoppervlak. De bodem bestaat uit minerale deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen; 78 ondergrond» : het gedeelte van de aardkorst dat onder de bodem ligt; 79 ontvangend waterlichaam» : oppervlaktewater, grondwater en overgangswater als vermeld in artikel 3, 2, 3, 4 en 10, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; 80 toezichthouder» : de persoon die krachtens dit besluit of krachtens titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid bevoegd is om toezicht uit te oefenen.». 81 eerste verbintenisperiode» : de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012; 82 tweede verbintenisperiode» : de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020; 83 ton kooldioxide-equivalent» : een metrische ton koolstofdioxide (CO 2 ) of een hoeveelheid van de andere broeikasgassen met een gelijkwaardig aardopwarmingspotentieel; 84 BKG-emissies» : a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, CO 2 -emissies die overeenkomstig het ministerieel besluit van 14 december 2007 houdende vaststelling van richtsnoeren voor het opstellen en wijzigen van het monitoringplan voor de handelsperiode 2008-2012 bewaakt worden; b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, emissies van broeikasgassen afkomstig van activiteiten met de vermelding van de letter Y in de indelingslijst, alleen voor wat betreft de emissies waarop de subindexen bij de letter Y betrekking hebben, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalenten; 85 monitoringplan» : een document dat bedoeld is voor het bewaken van BKG-emissies en dat opgesteld is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad; 86 emissiejaarrapport» : a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, een rapport over de BKG-emissies die zijn uitgestoten tijdens het voorgaande kalenderjaar, dat is opgesteld overeenkomstig de sjabloon die op 23 januari 2009 is vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor leefmilieu en het waterbeleid; b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, een emissieverslag over de BKG-emissies die zijn uitgestoten tijdens het voorgaande kalenderjaar, dat is opgesteld en waarover werd gerapporteerd overeenkomstig verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad.».

Art. 6. In artikel 5 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 paragraaf 7 wordt vervangen door wat volgt : 7. Bij de vergunningsaanvraag voor een GPBV-installatie, worden bovendien de volgende stukken gevoegd : 1 een bijlage over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging die een beschrijving bevat van : a) de installatie en de activiteiten die er plaatsvinden; b) de grondstoffen en hulpmaterialen, de andere stoffen, en de energie die in de installatie worden gebruikt of door de installatie worden gegenereerd; c) de emissiebronnen van de installatie; d) de toestand van het terrein van de installatie; e) de aard en de omvang van de te verwachten emissies van de installatie in elk milieucompartiment met een overzicht van de significante milieueffecten van de emissies; f) de beoogde technologie en de andere technieken om de emissies van de installatie te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te verminderen; g) de maatregelen voor de preventie, de voorbereiding voor hergebruik, de recycling en de terugwinning van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen; h) de andere maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen van de exploitant, vermeld in artikel 43ter; i) de maatregelen die worden getroffen ter controle van de emissies in het milieu; j) een schets van de voornaamste door de aanvrager bestudeerde alternatieven voor de vooropgestelde technologie, technieken en maatregelen; k) voor installaties met een rubriek die in de achtste kolom van de indelingslijst met de kenletter S worden aangeduid : een verslag van oriënterend bodemonderzoek en een bodemattest van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij waaruit blijkt dat met dat oriënterend bodemonderzoek voldaan is aan de bodemonderzoeksplicht, vastgesteld door en krachtens artikel 33bis van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; 2 een niet-technische samenvatting van de gegevens, vermeld in punt 1. Als aan een van de eisen, vermeld in het eerste lid, kan worden voldaan met gegevens uit het milieueffectrapport of uit het veiligheidsrapport, of met andere informatie die wordt verstrekt overeenkomstig andere wetgeving, kunnen die gegevens in de vergunningsaanvraag worden opgenomen of bij de vergunningsaanvraag worden gevoegd. 2 in paragraaf 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid wordt punt c) opgeheven; b) het tweede en derde lid worden vervangen door wat volgt : Een inrichting met een totaal jaarlijks energiegebruik van ten minste 0,1 PetaJoule, voegt bij de vergunningsaanvraag voor een hernieuwing van een vergunning een energieplan als vermeld in hoofdstuk V van titel VI van het Energiebesluit van 19 november 2010. In afwijking van het tweede lid zijn de energie-intensieve inrichtingen van ondernemingen die zijn toegetreden tot de energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energie-efficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet VER-bedrijven en VER-bedrijven) vrijgesteld van de verplichtingen vermeld in het tweede lid. De maatregelen uit dit energieplan met een interne rentevoet zoals vermeld in artikel 6.5.4, 1, 7, van het Energiebesluit van 19 november 2010, worden uiterlijk drie jaar na het verlenen van de milieuvergunning uitgevoerd. 3 paragraaf 9 wordt vervangen door wat volgt : 9. Als het om een aanvraag van een Y-rubriek gaat, wordt bovendien een monitoringplan toegevoegd dat geverifieerd werd door het verificatiebureau en goedgekeurd werd door de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging. Als het om een aanvraag tot schrapping van een Y-rubriek gaat, worden bovendien documenten toegevoegd die aantonen dat de installatie niet langer onder het toepassingsgebied van emissiehandel valt. 4 paragraaf 10 wordt vervangen door wat volgt : 10. Bij een vergunningsaanvraag voor een inrichting voor het verbranden of meeverbranden van afvalstoffen moeten volgende stukken worden gevoegd : 1 een beschrijving van de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat de installatie zo ontworpen, uitgerust, onderhouden en geëxploiteerd wordt dat aan de exploitatievoorwaarden en verplichtingen van de exploitant wordt voldaan zoals vastgesteld in hoofdstuk XI van dit reglement, rekening houdend met de afvalcategorieën die er zullen worden verbrand of meeverbrand; 2 een beschrijving van de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat de bij het proces opgewekte warmte voor zover mogelijk wordt teruggewonnen door de productie van warmte, stoom of elektriciteit; 3 een beschrijving van de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat het ontstaan van residuen en de schadelijkheid ervan tot een minimum beperkt worden, en dat de residuen in voorkomend geval gerecycleerd worden.». Art. 7. In artikel 6bis, 2, eerste lid, 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1991 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord inrichting» vervangen door het woord installatie». Art. 8. In artikel 6quater, 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1991 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, 7 maart 2008 en 19 september 2008, wordt de zin Als de mededeling betrekking heeft op een BKG-inrichting, wordt daarenboven een exemplaar gezonden aan de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging» vervangen door de zin Als de mededeling betrekking heeft op een aanvraag of schrapping van een Y-rubriek wordt bovendien een exemplaar gezonden aan de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging.».

Art. 9. In artikel 17, 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in punt 2 worden de woorden het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen bedoeld in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming» vervangen door de woorden het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk 2 in punt 3 worden de woorden de Technische Inspectie van de Administratie voor Arbeidsveiligheid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid de openbare besturen die belast zijn met het beheer van een verkeersweg, een waterloop of een instelling binnen de bovenvermelde straal» vervangen door de woorden de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 3 een punt 3bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : het door de bevoegde burgemeester schriftelijk ter kennis brengen van de aanvraag aan de openbare besturen die belast zijn met het beheer van een verkeersweg, een waterloop of een instelling binnen een straal van 100 m rond de inrichting;». Art. 10. In artikel 20, 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, 29 mei 2009 en 9 september 2011, wordt punt 10 vervangen door wat volgt : 10 als het gaat om een aanvraag of schrapping van een Y-rubriek : de afdeling, vermeld in paragraaf 1, 9 ;». Art. 11. In artikel 21 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 paragraaf 9 wordt vervangen door wat volgt : 9. Het advies van de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, over een vergunningsaanvraag of een beroep tegen een beslissing over een milieuvergunningsaanvraag bevat de volgende gegevens : 1 een gemotiveerde beoordeling van het monitoringplan, als het gaat om een aanvraag van een Y-rubriek; 2 een gemotiveerde beoordeling van de documenten die moeten aantonen dat de rubriek niet langer van toepassing is, als het gaat om een aanvraag tot schrapping van een Y-rubriek. 2 in paragraaf 10, 1, wordt de zinsnede wanneer het een inrichting betreft die in de 4e kolom van de indelingslijst is aangeduid met de letter X,» vervangen door de woorden als het om een GPBV-installatie gaat :». Art. 12. In artikel 30, 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005, 12 mei 2006 en 6 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het tweede lid wordt het woord handelsperiodes» vervangen door het woord jaren», wordt het woord BKG-inrichtingen» vervangen door het woord BKG-installaties», wordt het woord BKG-inrichting» vervangen door het woord BKG-installatie» en wordt het woord CO 2 emissies» vervangen door het woord BKG-emissies 2 een vijfde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : De vergunning die betrekking heeft op een GPBV-installatie bevat bovendien : 1 de titel van de BREF s die voor de installatie of activiteit in kwestie relevant zijn; 2 de manier waarop de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30bis, 2, waaronder emissiegrenswaarden, zijn vastgesteld in relatie tot de BBT en de BBT-GEN; 3 als er een afwijking als vermeld in artikel 1.2.2bis.4 van titel II van het VLAREM, is toegestaan, de specifieke redenen, vermeld in artikel 1.2.2bis.3, 1, van titel II van het VLAREM, en de daaraan verbonden voorwaarden.». Art. 13. In artikel 30bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord BKG-inrichting» vervangen door het woord BKG-installatie» en wordt de zinsnede zoals bedoeld in artikel 5, 9» opgeheven; 2 paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : 2. De vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c), worden vastgesteld als volgt : 1 ze bevatten de exploitatievoorwaarden en de verplichtingen van de exploitant zoals vastgesteld in het hoofdstuk XI; 2 ze bevatten de milieuvoorwaarden die op de inrichting van toepassing zijn, vastgesteld in titel II van het VLAREM; 3 ze bevatten voorwaarden die ervoor zorgen dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan; 4 ze bevatten emissiegrenswaarden voor de verontreinigende stoffen, vermeld in bijlage 1.1.2 van titel II van het VLAREM, en voor andere verontreinigende stoffen die in significante hoeveelheden uit de installatie in kwestie kunnen vrijkomen, gelet op hun aard en hun potentieel voor overdracht van verontreiniging tussen milieucompartimenten. Ze bevatten daarnaast ook passende voorschriften ter bescherming van bodem, grond- en oppervlaktewater en lucht en maatregelen voor de monitoring en het beheer van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen; 4 bis ze bevatten uitdrukkelijk berekende emissiegrenswaarden voor lucht en water die specifiek gelden voor meeverbranding van afvalstoffen; 5 ze bevatten alle maatregelen die nodig zijn voor de vervulling van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 4 en bijlage 18; 6 ze bevatten passende eisen voor het regelmatig onderhoud en het bewaken van maatregelen die worden genomen ter voorkoming van emissies in de bodem en het grondwater overeenkomstig punt 4 ; 7 ze bevatten maatregelen voor andere dan de normale bedrijfsomstandigheden, zoals opstarten en stilleggen, lekken, storingen, korte stilleggingen en definitieve bedrijfsbeëindiging; 8 ze bevatten bepalingen betreffende de minimalisering van de verontreiniging over lange afstand of van de grensoverschrijdende verontreiniging; 9 ze waarborgen een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel;

10 ze bevatten voorwaarden voor het beoordelen van de naleving van de emissiegrenswaarden of een verwijzing naar de elders omschreven toepasselijke eisen; 11 ze bevatten passende eisen voor de monitoring van de emissies, met vermelding : a) van de meetmethode, de meetfrequentie en de procedure voor de evaluatie van de metingen; b) als voor GPBV-installaties de mogelijkheid, vermeld in paragraaf 10, eerste lid, 2, wordt toegepast, dat de resultaten van de monitoring van emissies beschikbaar zijn voor dezelfde periode en referentieomstandigheden als voor de BBT-GEN; 12 ze bevatten de verplichting : a) om de toezichthouder op de hoogte te brengen van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de controle op de naleving van de vergunningsvoorwaarden voor lozingen; b) voor GPBV-installaties om de toezichthouder regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte te brengen van informatie op basis van de resultaten van de monitoring van de emissies, vermeld in punt 11, en van andere vereiste gegevens aan de hand waarvan de toezichthouder de naleving van de vergunningsvoorwaarden kan toetsen; c) als voor GPBV-installaties paragraaf 10, eerste lid, 2, wordt toegepast, om de vergunningverlenende overheid die in eerste aanleg bevoegd is regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte te brengen van een overzicht van de resultaten van de monitoring van emissies die een vergelijking mogelijk maken met de BBT-GEN; 13 voor GPBV-installaties wordt rekening gehouden met de algemene beginselen, vermeld in artikel 43ter; 14 ze bevatten voor GPBV-installaties die in de achtste kolom van de indelingslijst worden aangeduid met de kenletter S, de eisen die op de inrichting van toepassing zijn voor de periodieke monitoring van bodem en grondwater met betrekking tot relevante gevaarlijke stoffen die op het terrein kunnen worden aangetroffen, zoals vastgesteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. Daarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van bodem- en grondwaterverontreiniging op het terrein van de installatie; 15 ze bevatten een lijst van de afvalcategorieën die mogen worden verwerkt. Deze lijst omvat de totale hoeveelheid en indien mogelijk en nuttig de hoeveelheid per afvalcategorie. Als dat mogelijk is, worden die afvalcategorieën bijkomend opgelijst conform het onderscheid als vermeld in bijlage 2.1 bij het Vlaams reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen van 17 februari 2012 (VLAREMA) zonder dat er aan deze oplijsting rechtsgevolgen verbonden zijn; 16 ze bevatten de volgende gegevens indien het een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie betreft waarin gevaarlijke afvalstoffen worden verbrand : a) een specificatie van de minimale en de maximale toevoer van die gevaarlijke afvalstoffen; b) de laagste en de hoogste calorische waarde van die gevaarlijke afvalstoffen; c) de maximumgehalten aan pcb s, pcp, chloor, fluor, zwavel, zware metalen en andere verontreinigende stoffen in de afvalstoffen; 17 ze dragen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen, vermeld in artikel 5 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; 18 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, eisen voor de bemonsterings- en meetprocedures en voor de bemonsterings- en meetfrequenties die worden gehanteerd om te voldoen aan de gestelde voorwaarden voor de monitoring van emissies; 19 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, een vermelding van de totale afvalverbrandings- of meeverbrandingscapaciteit van de installatie; 20 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, de eisen voor de ph, de temperatuur en het debiet van het geloosde afvalwater; 21 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, de maximaal toelaatbare duur van technisch onvermijdelijke stilleggingen, storingen of defecten aan de reinigingsapparatuur of de meetapparatuur gedurende welke de emissies in de lucht en de lozingen van afvalwater de vastgestelde emissiegrenswaarden mogen overschrijden. 3 paragraaf 2bis wordt vervangen door wat volgt : 2bis. Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een BKG-installatie, kan de vergunning geen emissiegrenswaarden opleggen voor de emissie van BKG-emissies, tenzij dat noodzakelijk is om te verzekeren dat er geen significante plaatselijke verontreiniging wordt veroorzaakt. 4 in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid wordt het woord grenswaarden» vervangen door het woord emissiegrenswaarden» en wordt de zinsnede 2, 5» vervangen door de zinsnede paragraaf 2, 4, b) het tweede lid wordt opgeheven; 5 paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : 4. Als met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden moeten gelden dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn, worden in de vergunning extra voorwaarden opgenomen, met behoud van de toepassing van artikel 3.3.0.1 van titel II van het VLAREM en met behoud van de toepassing van andere maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de milieukwaliteitsnormen te voldoen. 6 in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de zinsnede 4» wordt vervangen door de zinsnede paragraaf 4», de woorden de parameters» worden vervangen door de woorden de gelijkwaardige parameters» en de zinsnede bedoeld in 2, 5 en 3» worden vervangen door de zinsnede vermeld in paragraaf 2 en 3 b) de zinsnede met inachtneming van de technische kenmerken en de geografische ligging van de betrokken installatie, alsmede de plaatselijke milieuomstandigheden» wordt opgeheven; 7 paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt : 6. De BBT vormen de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c). Bovendien vormen voor GPBV-installaties de BBT-conclusies de referentie voor de vaststelling van vergunningsvoorwaarden. In afwachting van de aanneming door de Europese Commissie van het besluit met

betrekking tot die BBT-conclusies, gelden de BBT afkomstig van de BREF s die door de Europese Commissie vóór 7 januari 2011 zijn aangenomen, met uitzondering van de emissiegrenswaarden, vermeld in paragraaf 10 en afdeling 1.2.2bis van titel II van het VLAREM. 8 er worden een paragraaf 7 tot en met 12 toegevoegd, die luiden als volgt : 7. Met behoud van de milieuvoorwaarden, vastgesteld bij titel II van het VLAREM, die op de inrichting van toepassing zijn en met behoud van de toepassing van paragraaf 4 kunnen met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu strengere bijzondere vergunningsvoorwaarden vastgesteld worden dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de BBT, en kunnen voor GPBV-installaties bovendien strengere bijzondere vergunningsvoorwaarden vastgesteld worden dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de BBT-conclusies. De strengere bijzondere milieuvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, kunnen, in bijzondere omstandigheden, worden vastgesteld op grond van de noodzaak : 1 voor de bescherming van de mens en het leefmilieu in geval er voor bepaalde emissies geen milieukwaliteitsnorm bepaald is, desgevallend moet daarbij onder meer rekening worden gehouden met de toxiciteit, de persistentie en de bio-accumulatie van de betrokken stoffen in het milieu waarin ze worden geëmitteerd; 2 voor het voorkomen van schade, hinder, en incidenten en ongevallen die de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloeden; 3 om in functie van de specifieke lokale omstandigheden een hoog niveau van bescherming van de mens en het leefmilieu te waarborgen; 4 om in functie van de specifieke lokale omstandigheden de hinder voor de mens en het leefmilieu te beperken tot een aanvaardbaar niveau; 5 voor het behalen van de Europese verordeningen op het vlak van milieukwaliteitsbeheer; 6 voor het behalen van de doelstellingen opgenomen in goedgekeurde Vlaamse beleidsplannen, actieplannen en reductieprogramma s; 7 voor het behalen van de doelstellingen opgenomen in geratificeerde internationale verdragen. Hierbij wordt rekening gehouden met het volgende : 1 de ligging en gebiedsbestemming van het bedrijf en omgeving; 2 de technische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 3 de economische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 4 de praktische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 5 de efficiëntie en effectiviteit van de voorgestelde maatregelen; 6 de handhaafbaarheid van de voorgestelde maatregelen. 8. Als voor een GPBV-installatie de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c), worden vastgesteld op basis van een beste beschikbare techniek die niet in een van de desbetreffende BBT-conclusies staat beschreven, gelden de volgende voorwaarden : 1 de techniek wordt bepaald met bijzondere aandacht voor de criteria, vermeld in bijlage 18; 2 er is voldaan aan de voorschriften, vermeld in paragraaf 5, 10 en 11, van dit artikel en artikel 1, 69, en afdeling 1.2.2bis van titel II van het VLAREM. Als de BBT-conclusies, vermeld in het eerste lid, geen BBT-GEN bevatten, garandeert de techniek, vermeld in het eerste lid, een niveau van milieubescherming dat gelijkwaardig is aan dat van de BBT, vermeld in de BBT-conclusies. 9. Als op een activiteit of op een type productieproces in een GPBV-installatie geen BBT-conclusies van toepassing zijn of als die BBT-conclusies niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, worden de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c), vastgesteld, na voorafgaande raadpleging van de exploitant, op basis van de BBT die voor de desbetreffende activiteiten of processen bepaald zijn met bijzondere aandacht voor de criteria, vermeld in bijlage 18. 10. Voor GPBV-installaties waarborgen de emissiegrenswaarden, vermeld in paragraaf 2, 4, dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de BBT-GEN die zijn vastgesteld in de BBT-conclusies, door te opteren voor een van de volgende mogelijkheden : 1 door emissiegrenswaarden vast te stellen die niet hoger zijn dan de BBT-GEN. Die emissiegrenswaarden worden uitgedrukt voor dezelfde of kortere periodes en voor dezelfde referentieomstandigheden als de BBT-GEN; 2 door emissiegrenswaarden vast te stellen die, wat betreft waarden, perioden en referentieomstandigheden, verschillen van de emissiegrenswaarden, vermeld in punt 1. Als emissiegrenswaarden worden vastgesteld met toepassing van het eerste lid, 2, worden ten minste jaarlijks de resultaten van de monitoring van die emissies beoordeeld door de vergunningverlenende overheid die in eerste aanleg bevoegd is, zodat die kan nagaan of de emissies in normale bedrijfsomstandigheden niet hoger waren dan de BBT-GEN. 11. Voor GPBV-installaties kan een tijdelijke vrijstelling toegestaan worden van de eisen vermeld in artikel 30bis, 5en 10, en artikel 43ter, 1 en 1 bis, voor een totale periode van ten hoogste negen maanden voor het testen en gebruiken van technieken in opkomst, op voorwaarde dat na de vermelde periode hetzij met de techniek wordt gestopt, hetzij met de activiteit in kwestie in elk geval de BBT-GEN niet worden overschreden. 12. Met behoud van de milieuvoorwaarden, vastgesteld bij titel II van het VLAREM, die op de inrichting van toepassing zijn, worden voor GPBV-installaties de eisen voor monitoring, vermeld in paragraaf 2, 11, in voorkomend geval gebaseerd op de conclusies voor monitoring die in de BBT-conclusies worden beschreven.». Art. 14. In artikel 31, 2, 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, wordt de zinsnede inrichting waarvan een onderdeel of het geheel aangeduid is met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst, die MER-plichtig is» vervangen door de zinsnede GPBV-installatie, een inrichting die MER-plichtig is.

Art. 15. In artikel 32 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1, 7, worden de woorden bevoegde overheid» vervangen door het woord toezichthouder», wordt het woord lozingscontrole» vervangen door de woorden controle en monitoring van de emissies» en wordt de zinsnede bedoeld in artikel 30bis, 2, 8 vereist is» vervangen door de zinsnede vermeld in artikel 30bis, 2, 12, a) en b), vereist zijn 2 aan paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 9 toegevoegd, dat luidt als volgt : 9 het technisch en niet-technisch rapport, vermeld in artikel 5.2.3bis1.35, 4, van titel II van het VLAREM, als dat betrekking heeft op een afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie. 3 in paragraaf 2 worden de woorden toezichthoudende ambtenaar» vervangen door het woord toezichthouder», wordt het woord lozingscontrole» vervangen door de woorden controle en monitoring van de emissies» en wordt de zinsnede bedoeld in artikel 30bis, 2, 8 vereist is» vervangen door de zinsnede vermeld in artikel 30bis, 2, 12, a) en b), vereist zijn». Art. 16. In artikel 32bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, wordt de zinsnede inrichting of een onderdeel van een inrichting, aangeduid met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst» vervangen door het woord GPBV-installatie». Art. 17. Artikel 33 van hetzelfde besluit, opgeheven door het decreet van 18 mei 1999, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : Art. 33. Met behoud van toepassing van artikel 31, 31bis, 32 en 32bis stelt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, in het geval van een GPBV-installatie de beslissingen over milieuvergunningsaanvragen, de vergunningen bij wege van aktename van mededelingen kleine veranderingen of de beslissingen tot wijzigingen of aanvullingen van de vergunningsvoorwaarden via internet ter beschikking van het publiek.». Art. 18. Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012, wordt een artikel 33bis toegevoegd, dat luidt als volgt : Art 33bis. Het verslag, vermeld in artikel 2.7.1.3 van titel II van VLAREM, wordt ter beschikking gesteld van het publiek. Als de vergunning betrekking heeft op een inrichting of een onderdeel van een inrichting die is ingedeeld in rubriek 2.3.4.1 of rubriek 2.3.4.2 van de indelingslijst, met uitzondering van inrichtingen die onder rubriek 2.3.4.1, a, en 2.3.4.2, a, ingedeeld zijn, maakt de OVAM een lijst bekend van afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties met een nominale capaciteit van minder dan 2 ton/uur.». Art. 19. In artikel 35, 5, c), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 september 2000, 7 maart 2008 en 23 december 2011, worden de woorden de Technische Inspectie van de Adminstratie voor Arbeidsveiligheid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid» vervangen door de woorden de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg», worden de woorden het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen bedoeld in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming» vervangen door de woorden het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk» en worden de woorden het federale ministerie van» vervangen door de woorden de FOD». Art. 20. In artikel 36, 5, b), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 september 2000, 7 maart 2008 en 23 december 2011, worden de woorden de Technische Inspectie van de Adminstratie voor Arbeidsveiligheid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid» vervangen door de woorden de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg» en worden de woorden het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen bedoeld in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming» vervangen door de woorden het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk». Art. 21. Artikel 41bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 en gewijzigd bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, wordt vervangen door wat volgt : Art. 41bis. Voor GPBV-installaties geldt bovendien het volgende : 1 de vergunningsvoorwaarden worden op initiatief en onder coördinatie van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, geregeld getoetst overeenkomstig punt 2, 3 en 4. Als dat noodzakelijk is, kan de afdeling een verzoek indienen tot wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 45. Bij de toetsing van de vergunningsvoorwaarden maakt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, in eerste instantie gebruik van eventuele bij de monitoring of bij inspecties verkregen gegevens; 2 binnen vier jaar na de bekendmaking van de door de Europese Commissie aangenomen BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de installatie : a) zorgt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, ervoor dat alle vergunningsvoorwaarden voor de installatie in kwestie worden getoetst, waarbij alle nieuwe of herziene BBT-conclusies in aanmerking worden genomen die voor de installatie gelden en die sinds de afgifte of de laatste toetsing van de vergunning door de Europese Commissie zijn aangenomen;

b) zorgt de vergunningverlenende overheid ervoor dat, als op basis van die toetsing door de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, een verzoek tot wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden wordt ingediend, de vergunningsvoorwaarden voor de installatie in kwestie worden geactualiseerd zodat artikel 30bis, 10, en afdeling 1.2.2bis van titel II van het VLAREM, voor zover deze van toepassing is, worden nageleefd; 3 als op een installatie geen van de BBT-conclusies van toepassing is, worden de vergunningsvoorwaarden getoetst en zo nodig gewijzigd of aangevuld als ontwikkelingen op het gebied van de BBT een significante vermindering van de emissies mogelijk maken; 4 een toetsing en daaruit volgend, als dat noodzakelijk is, een wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden, vindt in ten minste de volgende gevallen plaats : 1 de door de installatie veroorzaakte verontreiniging is van die aard dat de bestaande emissiegrenswaarden in de vergunning moeten worden gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden moeten worden opgenomen; 2 de bedrijfsveiligheid van het proces of de activiteit vereist de toepassing van andere technieken; 3 er moet aan een nieuwe of herziene milieukwaliteitsnorm overeenkomstig artikel 30bis, 4, worden voldaan. 5 Indien voor een GPBV-installatie een individuele afwijking op de BBT-GEN overeenkomstig afdeling 1.2.2.bis van titel II van het VLAREM, werd toegestaan, toetst de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, bij iedere toetsing overeenkomstig de punten 1 tot en met 4 opnieuw de toepassing van artikel 1.2.2bis.3. van titel II van het VLAREM.». Art. 22. In artikel 43 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1 wordt de zinsnede de in de milieuvergunning opgelegde bijzondere voorwaarden, de voor de inrichting geldende algemene of per categorie van inrichtingen door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 20 van het decreet vastgestelde milieuvergunningsvoorwaarden» vervangen door de zinsnede de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden 2 er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : 3. In geval van een schending van een milieuvoorwaarde inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, inzake voorkoming of beperking van emissies in lucht, water en bodem of inzake voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen, brengt de exploitant van een GPBV-installatie of een inrichting, als vermeld in rubriek 59 van de indelingslijst, de toezichthouder daarvan onmiddellijk op de hoogte en treft de exploitant onmiddellijk de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.». Art. 23. Artikel 43bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 en gewijzigd bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, wordt opgeheven. Art. 24. Artikel 43ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 en 17 februari 2012, wordt vervangen door wat volgt : Art. 43ter. Een GPBV-installatie wordt als volgt geëxploiteerd : 1 alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen; 1 bis de BBT worden toegepast; 2 er wordt geen significante verontreiniging veroorzaakt; 3 overeenkomstig het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het VLAREMA, wordt het ontstaan van afvalstoffen voorkomen; 3 bis waar toch afvalstoffen worden voortgebracht, worden ze in prioriteitsvolgorde en overeenkomstig het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het VLAREMA, voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd, teruggewonnen of, als dat technisch en economisch onmogelijk is, op zo n wijze verwijderd dat milieu-effecten worden voorkomen of beperkt; 4 de energie wordt op doelmatige wijze gebruikt; 5 de nodige maatregelen worden getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken; 6 bij de definitieve stopzetting van de activiteiten worden de nodige maatregelen getroffen om elk risico van verontreiniging te voorkomen en om het bedrijfsterrein weer in de bevredigende toestand te brengen die in artikel 4.1.13.3 van titel II van het VLAREM wordt omschreven.». Art. 25. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012, wordt een artikel 43quater ingevoegd, dat luidt als volgt : Art. 43quater. Voor GPBV-installaties bezorgt de exploitant op verzoek van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, alle gegevens die voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 41bis, noodzakelijk zijn, waaronder met name de resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de BBT zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de BBT-GEN. Dit verzoek kan geen betrekking hebben op gegevens die reeds beschikbaar zijn bij de overheid.». Art. 26. In artikel 45 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 6 toegevoegd, dat luidt als volgt : 6 op verzoek van de toezichthouder. 2 in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zinsnede inrichting in haar geheel of waarvan een onderdeel, aangeduid is met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst» vervangen door het woord GPBV-installatie». Art. 27. In artikel 50, 4, c), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 7 maart 2008 en 23 december 2011, worden de woorden de Technische Inspectie van de Adminstratie voor Arbeidsveiligheid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid» vervangen door de woorden de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg», worden de woorden het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen bedoeld in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming» vervangen door de woorden het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het

Werk» en worden de woorden de dienst van de Civiele Bescherming gelast met de opstelling van het rampenplan bedoeld in artikel 7, 2 van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten» vervangen door de woorden de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken». Art. 28. In artikel 52, 4, c), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 7 maart 2008 en 23 december 2011, worden de woorden de Technische Inspectie van de Adminstratie voor Arbeidsveiligheid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid» vervangen door de woorden de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg», worden de woorden het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen bedoeld in het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming» vervangen door de woorden het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk» en worden de woorden de dienst van de Civiele Bescherming gelast met de opstelling van het rampenplan bedoeld in artikel 7, 2 van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten» vervangen door de woorden de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken». Art. 29. In artikel 57decies, 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, worden de zinsneden worden deze door de indiener in aparte bestanden ingediend. In de naamgeving van die bestanden wordt door de indiener de woorden (niet openbaar)» opgenomen.» vervangen door de zinsnede worden ze door de indiener gemarkeerd als niet openbaar» in het emil-milieuvergunningenloket.». HOOFDSTUK 3. Wijzigingen van de bijlagen van titel I van het VLAREM Art. 30. In bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 tussen de zinsnede geldt voor deze inrichting de procedure van de hoogste klasse.» en de woorden Verklaring van de symbolen» worden een vijfde en een zesde lid ingevoegd, die luiden als volgt : Met behoud van de toepassing van de definities van dit besluit zijn tevens de definities, vermeld in artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM van toepassing. Onderzoeksactiviteiten, ontwikkelingsactiviteiten of het testen van nieuwe producten en processen worden geacht niet ingedeeld te zijn : 1 onder een rubriek met de vermelding X of Y; 2 onder de rubriek 59. 2 de woorden de kolommen 4 tot en met 7» worden vervangen door de woorden de kolommen 4 tot en met 8 3 de verklaring van symbool X» in kolom 4 bemerkingen»» wordt vervangen door wat volgt : X = Inrichting als vermeld in artikel 1, 16, van titel I van het VLAREM en als vermeld in hoofdstuk II van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging). 4 in de verklaring van symbool Y» in kolom 4 bemerkingen»» worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de zin Een dergelijke inrichting omvat telkens de vaste technische eenheid waarin de in de overeenkomstige tweede kolom van de indelingslijst vermelde activiteiten en processen, alsmede andere daarmee samenhangende activiteiten plaatsvinden, die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging (zie ook artikel 5, 8, van titel I van het VLAREM).» wordt opgeheven; b) de zin Inrichtingen of onderdelen ervan die gebruikt worden voor onderzoek, ontwikkeling en beproeving van nieuwe producten en processen, worden geacht niet ingedeeld te zijn met de vermelding Y.» wordt vervangen door wat volgt : Installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, worden geacht niet ingedeeld te zijn met de vermelding Y. Rubrieken, aangeduid met de letter Y, kunnen overlappen met andere rubrieken. Als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met betrekking tot een rubriek die aangeduid is met de vermelding Y, wordt het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Die eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische loopingverbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Tot eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt. 5 in de verklaring van symbool R» in kolom 7 Jaarverslag»» worden de woorden Verordening nr. 166/2005» vervangen door de woorden Verordening nr. 166/2006 6 in kolom 8 VLAREBO» worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) tussen de woorden kolom 8 VLAREBO» en de letter O» wordt de zin Onderstaande symbolen zijn gekozen ter uitvoering van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO).» ingevoegd;

b) in de verklaring van het symbool O» worden de woorden decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO)» vervangen door de woorden Bodemdecreet en VLAREBO c) na de verklaring van het symbool B» wordt een verklaring van het symbool S» toegevoegd, die luidt als volgt : S = Inrichting waarvoor conform artikel 33bis van het Bodemdecreet en artikel 17 van het decreet van 25 mei 2012 tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming met het oog op de omzetting van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), de exploitant onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige een oriënterend bodemonderzoek uitvoert en het verslag ervan aan de OVAM bezorgt op het volgende tijdstip : 1 als het gaat om een inrichting waarvoor de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid wordt ingediend en de inrichting in gebruik genomen wordt op of na de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen : vóór de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid wordt ingediend; 2 als het gaat om een inrichting waarvoor de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid werd ingediend en de inrichting in gebruik genomen werd vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen, of als het gaat om een inrichting waarvoor de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid werd ingediend na 6 januari 2013 en vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen en de inrichting in gebruik genomen wordt op of na de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen : vóór 7 januari 2014. In afwijking daarvan is het oriënterend bodemonderzoek verplicht vóór 7 juli 2015 als het gaat om een inrichting die ingedeeld is onder een van de volgende rubrieken : a) 2.4.1. en 2.4.2 voor activiteiten die niet vielen onder de rubrieken 2.2.4.g), 2.2.7, 2.3.4.4, 2.3.8, 2.3.9.b) en c) en 2.3.10 zoals geldig vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen; b) 2.4.3.a), iii) tot en met v); c) 2.4.3.b); d) 2.4.5; e) 2.4.6; f) 3.6.7; g) 19.4.4 ; h) 20.1.3.b); i) 5.5. voor activiteiten betreffende productie door biologische omzetting; j) 7.11. voor activiteiten betreffende productie door biologische omzetting; k) 43.3. voor activiteiten met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW 3 als het gaat om een inrichting waarvoor de milieuvergunningsaanvraag vóór 7 januari 2013 bij de vergunningverlenende overheid werd ingediend en de inrichting nog niet in gebruik genomen werd op de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen : vóór de inrichting in gebruik genomen wordt.». 7 rubriek 1.1 wordt vervangen door wat volgt : 1.1. Niet in rubriek 20.1.2. begrepen inrichtingen voor de raffinage, voor de distillatie, het kraken, het vergassen of enige andere wijze van verwerking van aardolie of aardolieproducten (Voor het raffineren van ruwe aardolie : zie rubriek 20.1.2.) 1 M,X,Y k A P J,R B,S 8 in rubriek 2.2.4 worden punt g) en de zin Er kan overlapping zijn met deelrubriek 2.2.4, c), d) of e).» opgeheven; 9 rubriek 2.2.7 wordt opgeheven; 10 in rubriek 2.3.2 wordt punt f) vervangen door wat volgt : f) restvloeistoffen, afkomstig van het vullen en het schoonmaken van apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van hand- en rugspuitapparatuur 2 O,T

11 aan rubriek 2.3.2 wordt een punt g) toegevoegd, dat luidt als volgt : g) andere gevaarlijke afvalstoffen 1 M, O, T A P J B 12 in rubriek 2.3.3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt b) wordt vervangen door wat volgt : b) restvloeistoffen, afkomstig van het vullen en het schoonmaken van apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van hand- en rugspuitapparatuur 2 O,T b) er wordt een punt c) toegevoegd, dat luidt als volgt : c) andere gevaarlijke afvalstoffen 1 O, T A B 13 in rubriek 2.3.4.1, a), 1, en rubriek 2.3.4.2, a), 1, worden de woorden vezelachtig afval» vervangen door de woorden vezelachtig plantaardig afval 14 rubriek 2.3.4.4 wordt opgeheven; 15 rubriek 2.3.8 wordt opgeheven; 16 rubriek 2.3.9 wordt vervangen door wat volgt : 2.3.9. Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag, met uitzondering van de installaties, vermeld in 2.4.3, a), i en ii. (Er kan een overlapping zijn met andere deelrubrieken van rubriek 2.3.) 17 rubriek 2.3.10 wordt opgeheven; 18 er wordt een rubriek 2.4 ingevoegd, die luidt als volgt : 2.4. Afvalbeheer in het kader van industriële emissies. Voor de rubrieken 2.4.1. en 2.4.3 a) en b) wordt de capaciteit bepaald op dit rubrieksniveau en niet op het niveau van de onderliggende opsplitsing van die rubrieken. (Er kan een overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 2.) 2.4.1. De verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten : a) biologische behandeling; b) fysisch-chemische behandeling; c) mengen of vermengen voorafgaand aan een van de onder rubriek 2.4.1 en 2.4.2 vermelde behandelingen; d) herverpakking voorafgaand aan een van de onder rubriek 2.4.1 en 2.4.2 vermelde behandelingen; e) terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen; f) recycling/terugwinning van andere anorganische materialen dan metalen of metaalverbindingen; g) regeneratie van zuren of basen; h) terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan; i) terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren; j) herraffinage van olie en ander hergebruik van olie; k) opslag in waterbekkens. 2.4.2. De verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties voor : a) niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur; 1 G,O B E J,R A 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S 1 E,G,O, M,T,X A P J,R A,S

b) gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag. 1 E,G,O, M,T,X A P J,R B,S 2.4.3. a) de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4 : 1 biologische behandeling; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 2 fysisch-chemische behandeling; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 3 voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 4 behandeling van slakken en as; 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S 5 behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan. b) nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag, door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4 : (Als de behandeling van het afval beperkt blijft tot anaërobe vergisting, bedraagt de capaciteitsdrempelwaarde voor die activiteit 100 ton per dag.) 1 biologische behandeling; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 2 voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 3 behandeling van slakken en as; 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S 4 behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan. 2.4.4. Stortplaatsen die meer dan 10 ton per dag ontvangen of 1 G,O,T,X A P J,R B,S een totale capaciteit van meer dan 25.000 ton hebben, met uitzondering van stortplaatsen voor inerte afvalstoffen. 2.4.5. Tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen die niet onder 1 G,O,T,X A P J,R B,S rubriek 2.4.4. vallen, in afwachting van de behandelingen, vermeld onder rubriek 2.4.1, 2.4.2, 2.4.4 en 2.4.6, met een totale capaciteit van meer dan 50 ton, met uitsluiting van tijdelijke opslag op de plaats van productie die aan inzameling voorafgaat. 2.4.6. Ondergrondse opslag van gevaarlijke afvalstoffen met een 1 N,O,W,T,X A P J B,S totale capaciteit van meer dan 50 ton. 2.4.7. De destructie of verwerking van kadavers of dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 19 in rubriek 3.6 wordt een rubriek 3.6.7 toegevoegd, die luidt als volgt : 3.6. Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie : 7. Een zelfstandige geëxploiteerde behandeling, met uitzondering van de behandelingen inzake stedelijk afvalwater, van afvalwater ten dienste van een of meer activiteiten, aangeduid met een X» in de vierde kolom van deze lijst 1 M,X A P J A,S

20 rubriek 4.6 wordt vervangen door wat volgt : 4.6. De oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten met behulp van organische oplosmiddelen, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, het aanbrengen van een laag, het ontvetten, het vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren, met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg organisch oplosmiddel per uur, of meer dan 200 ton per jaar (Er kan overlapping zijn met deelrubrieken van de rubrieken 29 en 41.) 21 rubriek 5 wordt vervangen door wat volgt : 1 G,M,T,X A P J,R B,S 5. Pesticiden (biociden en gewasbeschermingsmiddelen) 5.1. Inrichtingen voor het bereiden of het formuleren van pesticiden, 1 G,M A P J B andere dan die, vermeld in rubriek 5.4 5.2. Inrichtingen voor het verpakken van pesticiden 2 G B 5.3. Opslagplaatsen, met uitzondering van die, vermeld in rubrieken 17 en 48, voor pesticiden van : 1 a) meer dan 0,5 ton tot en met 1 ton 3 b) meer dan 1 ton tot en met 2 ton 3 A 2 meer dan 2 ton 2 G,T A 5.4. Productie van pesticiden met een jaarcapaciteit : 1 tot en met 30.000 ton 2 A,G B 2 meer dan 30.000 ton 1 G,M A P J B 5.5. Fabricage van pesticiden 1 G,M,X A P J,R B,S (Onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de in deze rubriek genoemde stoffen of groepen stoffen op industriële schaal door chemische of biologische omzetting) 5.6. Inrichtingen voor het schoonmaken van apparatuur, met uitzondering van hand- en rugspuitapparatuur, voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, die horen bij een inrichting voor de opslag en het behandelen van restvloeistoffen 2 A,G,T 22 rubriek 7.11 wordt vervangen door wat volgt : 7.11. De fabricage van producten door chemische of biologische omzetting 7.11. De fabricage van : (Er kan een overlapping zijn met de deelrubrieken van rubrieken 7, 13 en 38. Onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de in deze rubriek genoemde stoffen of groepen van stoffen op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.) 1 organisch-chemische producten, zoals : a) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde 1 G,M,X A P J,R B,S of onverzadigde, alifatische of aromatische) b) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, 1 G,M,X A P J,R B,S aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden, epoxyharsen c) zwavelhoudende koolwaterstoffen 1 G,M,X A P J,R B,S d) stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, 1 G,M,X A P J,R B,S nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyana- ten, isocyanaten e) fosforhoudende koolwaterstoffen 1 G,M,X A P J,R B,S f) halogeenhoudende koolwaterstoffen 1 G,M,X A P J,R B,S g) organometaalverbindingen 1 G,M,X A P J,R B,S h) kunststofmaterialen (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels) 1 G,M,X A P J,R B,S

i) synthetische rubber 1 G,M,X A P J,R B,S j) kleurstoffen en pigmenten 1 G,M,X A P J,R B,S k) tensioactieve stoffen en tensiden 1 G,M,X A P J,R B,S 2 anorganisch-chemische producten, zoals : a) van gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide, carbonylchloride 1 G,M,X A P J,R B,S b) van zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, 1 G,M,X A P J,R B,S salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum, zwavelig- zuur c) van basen, zoals ammoniumhydroxide, 1 G,M,X A P J,R B,S kaliumhydroxide, natriumhydroxide d) van zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, 1 G,M,X A P J,R B,S kaliumcarbonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat e) van niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische 1 G,M,X A P J,R B,S verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide, titaandioxide 3 fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige 1 G,M,X A P J,R B,S of samengestelde meststoffen) 4 farmaceutische producten met inbegrip van tussenproducten 1 G,M,X A P J,R B,S 5 explosieven 1 G,M,X A P J,R B,S 23 er worden een rubriek 7.13 en 7.14 ingevoegd, die luiden als volgt : 7.13. De productie van : 1 salpeterzuur, adipinezuur, glyoxal of glyoxylzuur 1 Y k,y d A J B 2 ammoniak, natriumcarbonaat of natriumbicarbonaat 1 Y k A J B 3 organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, 1 Y k A J B gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag 4 waterstof en synthesegas door reforming of gedeeltelijke 1 Y k A J B oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag 7.14. De productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt 1 Y k A J B 24 in rubriek 9.3.1, d), worden de woorden van rubriek 9.3.1.» vervangen door de woorden van rubriek 9.3.1 en rubriek 9.5 25 in rubriek 9.4.1, d), worden de woorden van rubriek 9.4.1» vervangen door de woorden van rubriek 9.4.1 en rubriek 9.5 26 in rubriek 16.1 worden de woorden Installaties voor de productie» vervangen door de woorden De productie 27 rubriek 16.3.3 wordt vervangen door wat volgt : 16.3. 3. Pompstations die behoren bij pijpleidingen voor het vervoer van koolstofdioxidestromen voor geologische opslag 1 N, Y k 28 in de vierde kolom bemerkingen» van rubriek 16.11 wordt het symbool Y k» ingevoegd; 29 aan rubriek 16.12 wordt een punt 3 toegevoegd, dat luidt als volgt : 3 het afvangen van broeikasgassen, afkomstig van installaties die met een Y zijn aangeduid in de vierde kolom van de indelingslijst, met het oog op de geologische opslag overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond 1 N,Y k

30 in rubriek 18 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het opschrift Groeven en graverijen» wordt vervangen door het opschrift Ontginningen b) er wordt een subrubriek 18.7 toegevoegd, die luidt als volgt : 18.7. Afgraving van steenkoolterrils 2 N, O, W 31 aan rubriek 19.4 wordt een punt 4 toegevoegd, dat luidt als volgt : 4 de conservering van hout en houtproducten met behulp van chemische stoffen met een productiecapaciteit van meer dan 75 m 3 per dag, met uitzondering van de behandeling die uitsluitend gericht is op het voorkomen van sapvlekken (Er kan overlapping zijn met een of meer rubrieken van rubriek 19.) 32 er wordt een rubriek 19.9 ingevoegd, die luidt als volgt : 1 M,X A P J,R B,S 19.9. De industriële fabricage van een of meer van de volgende platen en panelen van hout : oriented strand board (OSB), spaanplaat, vezelplaat met een productie-capaciteit van meer dan 600 m 3 per dag (Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van rubriek 19.) 1 M,X A P J 33 in rubriek 20 worden de woorden Industriële inrichtingen die behoren tot de volgende categorieën, vallend onder de toepassing van de EG-Richtlijn 84/360/EEG van 28 juni 1984 betreffende de bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging (de in deze rubriek genoemde drempels hebben betrekking op de productiecapaciteit)» vervangen door de woorden Industriële inrichtingen die behoren tot bijzondere categorieën 34 rubriek 20.1.1 tot en met 20.1.3 worden vervangen door wat volgt : 20.1.1. De productie van cokes 1 E,G,M,X,Y k A P J,R B,S 20.1.2. Het raffineren van ruwe aardolie 1 E,M,X,Y k A P J,R B,S (Zie ook rubriek 1.1.) 20.1.3. Het vergassen of vloeibaar maken van : a) steenkool 1 E,M,X A P J,R B,S b) andere brandstoffen in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 20 MW of meer 1 E,M,X A P J,R B,S 35 rubriek 20.2.1 tot en met 20.2.5 worden vervangen door wat volgt : 20.2.1. Het roosten, pelletiseren of sinteren van ertsen, met inbegrip 1 G,M,X,Y k A P J,R van zwavelhoudend erts 20.2.2. De productie van ruw ijzer of staal (primaire of secundaire smelting) met inbegrip van continugieten met een capaciteit van : 1 500 kg tot 2,5 ton per uur 1 G,M A P J O 2 meer dan 2,5 ton per uur 1 G,M,X,Y k A P J,R A,S 20.2.3. Het smelten van ferrometalen met een productiecapaciteit per dag van : 1 1 ton tot en met 5 ton 2 A O 2 meer dan 5 ton tot en met 20 ton 1 M A P J O 3 meer dan 20 ton 1 M,X A P J,R A,S 20.2.4. Het smelten, met inbegrip van het legeren, van nonferrometalen, inclusief terugwinningsproducten en het gieten van non-ferrometalen met een smeltcapaciteit per dag van : a) voor lood en cadmium : 1 20 kg tot en met 1 ton 2 A,G,M A 2 meer dan 1 ton tot en met 4 ton 1 G,M A P J B 3 meer dan 4 ton 1 G,M,X A P J,R B,S

b) voor andere metalen : 1 20 kg tot en met 0,5 ton 2 A,G,M O 2 meer dan 0,5 ton tot en met 20 ton 1 G,M A P J A 3 meer dan 20 ton 1 G,M,X A P J,R A,S 20.2.5. De productie van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés 1 G,M,X A P J,R B,S 36 er wordt een rubriek 20.2.8 tot en met 20.2.10 ingevoegd, die luiden als volgt : 20.2.8. Productie van aluminium 1 productie van primair aluminium 1 Y k,y p A J B 2 productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden 1 Y k A J B met een totaal nominaal thermisch ingangs- vermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt 20.2.9. Productie of bewerking van ferrometalen, inclusief ferrolegeringen, 1 Y k A J B waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. De bewerking bevat onder meer walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsen. 20.2.10. Productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen enzovoort, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 MW worden gebruikt 1 Y k A J B 37 in rubriek 20.3.2, d), worden de woorden Installaties voor de winning van asbest en de fabricage van asbestproducten» vervangen door de woorden De winning van asbest of de fabricage van asbestproducten 38 aan rubriek 20.3.3 wordt een punt 3 toegevoegd, dat luidt als volgt : 3 Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag 39 rubriek 20.3.4 en 20.3.5 worden vervangen door wat volgt : 1 Y k J 20.3.4. De fabricage van glas : 1 de fabricage van glas, met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit per dag van : a) 4 ton tot en met 20 ton 2 O b) meer dan 20 ton 1 M,X,Y k A P J,R A,S 2 installaties voor het vervaardigen en behandelen van glas (met inbegrip van glasvezels) met een productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar of meer. (Er is overlapping mogelijk met punt 1.) 1 M A P J A 20.3.5. Het fabriceren van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein met : De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder industriegebied» de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid» verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen : 1 specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren 2 specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel 3 buffer voor bedrijventerreinen

a) een totaal geïnstalleerde drijfkracht van : 1 a) 5 kw tot en met 200 kw als de inrichting volledig in een industriegebied ligt 3 O b) 5 kw tot en met 100 kw als de inrichting volledig of 3 O gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt 2 a) meer dan 200 kw tot en met 1.000 kw als de inrichting 2 A A volledig in een industriegebied ligt b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw als de inrichting 2 A A volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt 3 a) meer dan 1.000 kw als de inrichting volledig in een 1 N, M A P J A industriegebied ligt b) meer dan 500 kw als de inrichting volledig of gedeeltelijk 1 N, M A P J A in een ander gebied dan een industriegebied ligt b) een productiecapaciteit in gewicht van meer dan 75 ton 1 M,X,Y k A P J,R A,S per dag c) een ovencapaciteit van meer dan 4 m 3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m 3 1 M,X A P J,R A,S 40 in rubriek 20.3.6 worden de woorden Installaties voor het smelten van minerale stoffen» vervangen door de woorden Het smelten van minerale stoffen 41 in rubriek 20.3.7 worden de woorden Installaties voor de fabricage van koolstof» vervangen door de woorden De fabricage van koolstof 42 er wordt een rubriek 20.3.8 ingevoegd, die luidt als volgt : 20.3.8. Het drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt 1 Y k A J A 43 in rubriek 23.4 worden de woorden Installaties voor oppervlaktebehandeling» vervangen door het woord oppervlaktebehandeling» en worden tussen het woord behandelingsbaden» en de woorden meer dan» de woorden (exclusief spoelbaden)» ingevoegd; 44 rubriek 25.1.1 wordt vervangen door wat volgt : 25.1.1. Het looien van huiden met een verwerkingscapaciteit van meer dan 12 ton eindproducten per dag 1 X B J,R B,S 45 in rubriek 29 wordt tussen de woorden Metalen (zie ook rubriek 20.2)» en de woorden De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen» een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : Uitzondering : Het mechanisch, thermisch of fysisch bewerken van metaal, alsook het stralen met zand of andere producten gekoppeld aan de uitvoering van eigenlijke bouw- of sloopwerken, is niet in deze rubriek ingedeeld. 46 rubriek 29.1.2 wordt vervangen door wat volgt : 29.1.2. Inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen, met uitzondering van die, vermeld in rubriek 48, met een oppervlakte van : 1 1 tot en met 10 ha 2 T A 2 meer dan 10 ha 1 B A 47 in rubriek 29.2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden Installaties voor de verwerking» worden vervangen door de woorden De verwerking» en de woorden inrichtingen voor de productie» worden vervangen door de woorden De productie b) in rubriek 29.2.1 wordt punt 1 vervangen door wat volgt : 1 warmwalsen met een capaciteit van meer dan 20 ton ruwstaal per uur 1 M,X A P J,R B,S 48 in rubriek 29.5 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in rubriek 29.5.1 worden de woorden Installaties voor het smeden» vervangen door het woord Smeden b) in rubriek 29.5.5 worden de woorden Installaties voor oppervlaktebehandeling» vervangen door het woord Oppervlaktebehandeling

c) in kolom 8 van rubriek 29.5.5, 4, en 29.5.6, a), wordt het symbool S» ingevoegd; d) rubriek 29.5.10.2 wordt vervangen door wat volgt : 2 Overige a) tot en met 0,2 MW, waarbij wel een of meer van de hierboven vermelde verwijderingsactiviteiten plaatsvinden; 2 A O b) meer dan 0,2 MW. 1 M B P J A 49 in rubriek 30.2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden Installaties voor de productie» worden vervangen door de woorden De productie b) in punt 2 wordt in kolom 8 het symbool S» ingevoegd; c) in punt 3 worden de woorden ongebluste kalk» vervangen door de woorden kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet» en wordt in kolom 8 het symbool S» ingevoegd; d) er wordt een punt 4 toegevoegd, dat luidt als volgt : 4 magnesiumoxide in ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag 1 X B J O,S 50 in rubriek 31 worden de woorden motoren (machines)» vervangen door de woorden Motoren» en wordt het woord verbranding» vervangen door de woorden verbranding (stationaire motoren en gasturbines) 51 rubriek 31.1 wordt vervangen door wat volgt : 31.1. Stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van : (Uitzondering : Motoren met inwendige verbranding opgesteld op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw, sloopof wegenwerken zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld. Opmerkingen : De motoren, die vallen onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder industriegebied» de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid» verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen : - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Voor de vast opgestelde motoren met minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, moet het nominaal thermisch ingangsvermogen maar voor 50 % in rekening worden gebracht voor het bepalen van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen. Er kan overlapping zijn met rubriek 43.3.) 1 a) 10 kw tot 300 kw als de inrichting volledig in een 3 industriegebied ligt b) 10 kw tot en met 100 kw als de inrichting volledig of 3 gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt 2 a) 300 kw tot en met 500 kw als de inrichting volledig 2 T N in een industriegebied ligt b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw als de inrichting 2 T N volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt 3 meer dan 500 kw 1 T N

52 in rubriek 31.2 wordt het woord vermogen» vervangen door de woorden thermisch ingangsvermogen 53 rubriek 32.1 en rubriek 32.2 worden vervangen door wat volgt : 32.1. Inrichtingen met muziekactiviteiten : (Uitzondering : De volgende inrichtingen vallen niet onder deze indelingsrubriek : inrichtingen met muziekactiviteiten die beschikken over een toelating als vermeld in artikel 5.32.2.2.bis, 1, 4, 5.32.3.10, 4 en artikel 6.7.3, 3, van titel II van het VLAREM.) 1 feestzalen en lokalen waar muziek geproduceerd wordt 3 en het geluidsniveau van muziek in de inrichting > 85 db(a) L Aeq,15min en 95 db(a) L Aeq,15min 2 feestzalen, lokalen en schouwspelzalen waar muziek geproduceerd wordt en het geluidsniveau van muziek in de inrichting > 95 db(a) L Aeq,15min en 100 db(a) L Aeq,60min 2 T 32.2. Andere schouwspelzalen dan die, vermeld in rubriek 32.1.2 : 1 bioscopen 3 2 schouwburgen, variététheaters, andere zalen voor sportmanifestaties 3 dan die, vermeld in punt 3, polyvalente zalen en feestzalen met een speelruimte 3 zalen voor gemotoriseerde sportmanifestaties met gebruik van verbrandingsmotoren, bijvoorbeeld indoorkarting en dergelijke 2 A, T 54 in rubriek 32.7.1 worden de woorden paintball shooting» vervangen door de woorden voor paintball shooting en voor kruisbogen 55 rubriek 33.1 wordt vervangen door wat volgt : 33.1. De fabricage, in industriële installaties, van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen 56 in rubriek 33.2 wordt punt e) vervangen door wat volgt : e) de fabricage, in industriële installaties, van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag (Er kan overlapping zijn met de rubrieken a) tot en met d).) 1 M,X,Y k A P J,R O,S 1 M,X, Y k A P J,R O,S 57 in rubriek 38.3 worden tussen de woorden de inhoud :» en de woorden 1 beperkt is tot» de zinnen Uitzondering : vallen niet onder deze indelingsrubriek : producten die eenieder zonder vergunning onder zich kan houden overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruik van springstoffen, inzonderheid artikel 265.» ingevoegd; 58 rubriek 41.10 wordt vervangen door wat volgt : 41.10. De voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van textielvezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag (Er kan overlapping zijn met andere rubrieken van hoofdrubriek 41.) 1 M,X A P J,R B,S 59 in rubriek 43 wordt het woord Verbrandingsinrichtingen» vervangen door het woord Stookinstallaties» en wordtdezin Verbrandingsinrichtingen waarin afvalstoffen worden verwerkt of worden verbrand zijn uitsluitend ingedeeld in rubriek 2.3.4. Indien afvalstoffen worden gebruikt als hulp- of toevoegbrandstof zijn zowel de rubrieken 2.3.4 als 43 van toepassing» vervangen door de zin Stookinstallaties waarin afvalstoffen worden verwerkt of worden verbrand zijn zowel ingedeeld in rubriek 2.3.4 als in 43 60 in rubriek 43.1 worden de woorden Verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie (stookinstallaties e.d.), met een totaal warmtevermogen van :» vervangen door de woorden Het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van :

61 rubriek 43.2 wordt opgeheven; 62 rubriek 43.3 wordt vervangen door wat volgt : 43.3. Het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer (Er kan overlapping zijn met rubriek 2.3.4, 31.1, 43.1 en 43.4.) 1 M,X B P J,R A,S 63 rubriek 43.4 wordt vervangen door wat volgt : 43.4. Installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. (Er kan overlapping zijn met rubriek 2.3.4, 31.1, 43.1, 43.2 en 43.3.) 1 M,Y k J A 64 in rubriek 45.1 worden de woorden Slachthuizen en private slachterijen» vervangen door de woorden De exploitatie van slachthuizen 65 in rubriek 45.6 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden Installaties voor het bewerken en verwerken van» worden vervangen door de woorden De bewerking en verwerking van b) punt b) wordt vervangen door wat volgt : b) uitsluitend melk met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis) (Er kan overlapping zijn met a).) 66 rubriek 45.16 wordt vervangen door wat volgt : 45.16. De bewerking en verwerking behalve het uitsluitend verpakken, van de volgende grondstoffen, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van : 1 uitsluitend dierlijke grondstoffen (andere dan uitsluitend melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag eindproducten 2 uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten of 600 ton per dag eindproducten als de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is 3 dierlijke en plantaardige grondstoffen, zowel in gecombineerde als in afzonderlijke producten, met een productiecapaciteit in ton per dag van meer dan : a) 75 als A gelijk is aan of hoger dan 10 b) 300- (22,5 x A) in alle andere gevallen. Daarbij staat A» voor het aandeel dierlijk materiaal (in gewichtspercentage) van de productiecapaciteit in eindproducten. De verpakking is niet inbegrepen in het eindgewicht van het product. Deze onderafdeling is niet van toepassing als de grondstof uitsluitend melk is. (voetnoot C zie achteraan bijlage 1) 1 X B P R 1 X B J,R 1 X B J,R 1 X A J 67 in rubriek 59.3, 3, worden de woorden zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 november 1984» opgeheven; 68 in rubriek 59.5.1, 1, worden de woorden zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 november 1984» opgeheven;

69 rubriek 59.7 wordt vervangen door wat volgt : 59.7. Coating van houten oppervlakken. Daaronder valt niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt die stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Drukactiviteiten die als afzonderlijke activiteiten plaatsvinden, vallen daar niet onder. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met25ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton 2 B 1 B 70 rubriek 59.10 wordt vervangen door wat volgt : 59.10. Coating van leder. Daaronder valt niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt die stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Drukactiviteiten die als afzonderlijke activiteiten plaatsvinden, vallen daar niet onder. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 10 ton tot en met25ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton 71 er wordt een noot C toegevoegd, die luidt als volgt : NOOT C : 2 B 1 B».