STICHTING VAN DEN ARBEID Bezuidenhoutseweg 60, 's-gravenhage, telefoon 853500 No.S.A.778 P/ES 's-gravenhage, 16 juni 1959 De Leden van het Bestuur van de Stichting van den Arbeid, Mijne heren, Voor de goede orde doe ik u hierbij toekomen een afschrift van onze brief dd. heden aan de Minister-President met betrekking tot de uitgangspunten voor de invoering van een gedifferentieerde loonvorming. Inmiddels?, hoogachtend, l^ Bijlage (Dr.P.S.Pels) Secretaris PP 39
AFSCHRIFT No.S.A.777 's-gravenhage, 16 juni 1959 Aan Zijne Excellentie de Minister-President, ^s-gravenhage Excellentie, In de bespreking, die op 6 juni 1959 heeft plaats gevonden tussen de regering en het georganiseerde bedrijfsleven over een zevental uitgangspunten voor de fnvoering van de gedifferentieerde verbetering van de lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden heeft de regering aan de Stichting van den Arbeid verzocht zich over deze punten nader te willen beraden en het resultaat hiervan op zo kort mogelijke termijn aan de regering te willen mededelen. In het algemeen moge er in verband met de invloed van de werkgelegenheid aan worden herinnerd, dat in zijn brief van 15 mei 195& aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid ons bestuur reeds tot uiting bracht, dat bij een zeer krappe arbeidsmarkt de nodige waakzaamheid geboden is ten aanzien van een te grote uitloop van de lonen naar boven, terwijl bij een zeer ruime arbeidsmarkt een sterke daling van de lonen voorkomen moet ivorden. Het komt ons bestuur voor, dat juist met het oog op de huidige situatie van de werkgelegenheid de nodige waakzaamheid vereist is en dat bij invoering van een gedifferentieerde loonvorming met dit aspect rekening moet worden gehouden. Zoals bekend wordt in ons bestuur verschillend geoordeeld over de wenselijkheid en mogelijkheid van een meer gedifferentieerd loonbeleid. Hiermede hangt samen een verschil van zienswijze in ons bestuur over de vraag, of de door de regering op 6 juni j.l. naar voren gebrach- S.E,R. 2081.
- 2 - te uitgangspunten in de praktijk van de loonpolitiek kans van slagen bieden. Ons bestuur veroorlooft zich over deze uitgangspunten een aantal opmerkingen te uwer kennis te brengen, waarbij niet telkens opnieuw melding wordt gemaakt van een afwijkende zienswijze, die het gevolg is van dit algemene verschil van inzicht. Deze punten worden in dezelfde volgorde als door de regering gesteld, behandeld. 1. Met de desbetreffende formulering kan worden ingestemd. Het bestuur van de Stichting van den Arbeid onderschrijft de in dit uitgangspunt neergelegde gedachte, dat in meerdere mate dan tot dusverre het accent wordt gelegd op de verantwoordelijkheid van de werkgevers- en werknemersorganisaties in de bedrijfstakken. Hoewel in dit uitgangspunt - zulks in tegenstelling tot de regeringsverklaring - niet de mogelijkheid van een ondernemingsgewijze gedifferentieerde loonvorming wordt genoemd, is ons bestuur van oordeel, dat eventuele voorstellen dienaangaande tot de competentie behoren van het bedrijfstaksgewijze overleg. Het bestuur van de Stichting van den Arbeid wijst er in dit verband op, dat ook dergelijke loonvoorstellen uiteindelijk beoordeeld dienen te worden door de daartoe aangewezen toetsende instanties. Wij verhelen ons niet, dat bij de vaststelling van de produktiviteitsstijging per bedrijfstak veelal exacte gegevens zullen ontbreken en dat dan met een benadering zal moeten worden volstaan. Ons bestuur heeft er kennis van genomen, dat blijkenseen op 6 juni j.l. door de minister van Landbouw en
- 3 - Visserij gedane mededeling, de regering zich schaart achter de opmerking in het S.E.R.-advies, dat in een stelsel van gedifferentieerde loonvorming er, voor wat de agrarische sector betreft, rekening mee moet worden gehouden, dat voor een aantal agrarische produkten, door de overheid een garantiebeleid wordt gevoerd, gebaseerd op kostprijsberekeningen, waarin de produktiviteitsstijging automatisch is verdis conteerd. Ons bestuur heeft met instemming kennis genomen van de daaraan door de regering verbonden conclusie, dat bij een stelsel van gedifferentieerde loonvorming niet bij voorbaat vaststaat, dat deze produktiviteitsstijging moet leiden tot een daling van de garantieprijs. De geconstateerde produktiviteitsstijging zal immers onderwerp van gesprek kunnen uitmaken in het overleg tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties in de landbouw en zou voor loonsverhoging kunnen worden bestemd.
- 4-2. Met dit uitgangspunt kan ons bestuur zich verenigen. In die gevallen waar de prijs bepaald wordt door effectieve concurrentie zal zich in het algemeen geen probleem behoeven voor te doen. Voorts zal rekening moeten worden gehouden met andere dan in dit uitgangspunt genoemde factoren, welke hun invloed kunnen doen gelden op het prijspeil. Tot een gedetailleerd prijsregime behoeft dit uitgangspunt niet te leiden. 3. Dit uitgangspunt, waarmede op zichzelf kan worden ingestemd, meent ons bestuur te mooten bezien in samenhang met punt 4 betreffende de daarbij genoemde noodzakelijke coördinatie. Indien tengevolge van de gedifferentieerde loonvorming de lonen in beweging komen, zal er een moment kunnen aanbreken, waarop een aanpassing van het loonpeil in bedrijfstakken, die niet kunnen voldoen aan de onder punten 1 en 2 genoemde voorwaarden, gewenst en toelaatbaar is. 4. De formulering van het begrip "caördinatie" laat een zekere vrijheid aan de toetssnse instanties. Op zichzelf kan ons bestuur hiermede instemmen, omdat aan de hand van de onderhavige uitgangspunten geval voor geval op eigen merites zal moeten worden beoordeeld; te ver uitgewerkte gedragsregels kunnen echter gemakkelijk tot verstarring aanleiding geven. In verband met de onder uitgangspunt 4 gemaakte opmerking dat, indien een voorgestelde loonstijging de nationale produktiviteitsstijging tezeer overtreft, het totaal der concurrentieverhoudingen in de betreffende bedrijfstak aan de orde moet worden gesteld, dient er de aandacht op te worden gevestigd, dat bij exportartikelen prijsverlaging uit dezen hoofde niet voor de hand ligt. In verband met de coördinatie in de loonvorming zou overwogen kunnen worden een deel van deze produktiviteitsstijging te bestemmen voer een verbetering van secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals winstdelingen, spaarregelingen e.d.
m Naar het ourdeel van het bestuur bieden de bevoegdheden van het Ccllege van Rijksbemiddelaars, Zflals deze thans in het B.B.A. zijr. neergelegd, voldoende mogelijkheden om tot een bevredigende *plossing te komen, indien in het georganiseerde bedrijfsleven geen overeenstemming wordt bereikt. Wel zal alsdan de taak van het College van Rijksbemiddelaars worden verzwaard. De ervaring opgedaan in het geerganiseerd overleg sedert de bevrijding van «ns land, heeft geleerd, dat praktisch steeds door overleg op basis van vrijwilligheid en in een enkel geval door arbitrage,oplossingen konden worden gevonden, zonder dat het College van Rijksbemiddelaars van zijn bevoegdheid tot oplegging van een bindende regeling gebruik behcefde te maken. Hsewel de loonvorming thans gewijzigd wordt, mag verwacht worden, dat langs deze weg ook in de toekomst zich voordeende moeilijkheden zullen worden opgelost. Wellicht zal daarbij meer dan tot dusverre van arbitrage gebruik gemaakt moeton worden. Uitspraken van arbiters zullen uiteraard aan de toetsende organen moeten worden voorgelegd. Met betrekking tot dit uitgangspunt acht ons bestuur het noodzakelijk dat de regering tijdig haar beleid ten aanzien van de compensatiemaatregelen concretiseert. Met het oog op het feit, dat collectieve contracten in het algemeen voor de duur van één jaar of enkele jaren plegen te worden afgesleten, is het gewenst, dat in het algemeen de regering dergelijke maatregelen geruime tijd van te vsren aankondigt. Een deel van ons bestuur kan zich met de voorgestelde formulering verenigen. Een ander deel van ons bestuur acht de voorgestelde formulering niet duidelijk. Deze leden, erkennende dat bij wijziging van de lenen, incl. de ver-
- 6 - werking van de huurbijslag, in het bedrij fstaksgewijze overleg met de aangekondigde compensatiemaatregelen, rekening zal Jioeten worden gehouden, zijn van oordeel dat in "959 iets aan de lonen dient te geschieden vóór er van een nieuwe huurverhoging en een gestegen melkprijs sprake zal kunnen zijn. Hierbij wordt er van uitgegaan, dat ook voor 1960 een verdere produktiviteitsstijging mag worden verwacht. Tenslotte hee'"t weer een ander deel van ons bestuur te kennen gegeven, dat in punt 6 een uitspraak kan worden gelezen ten gunste van een voor deze leden onaanvaardbare prioriteit voor de huurverhoging. Of dit deel var. het bestuur de verantwoordelijkheid voor de komende huurmaatregel mede zal willen dragen, zal afhangen van de welvaartsverruiming die dit jaar door de mogelijkheid van gedifferentieerde verbeteringen van lonen en andere arbeidsvoorwaarden zal worden bewerkstelligd. 7. Ons bestuur kan er zich mede verenigen, dat in het algemeen met het aanbrengen van gedifferentieerde verbeteringen in lenen en andere arbeidsvoorwaarden dient te worden gewacht tot de afloopdata van de c.a.o.'s. Er dient echter op te worden gewezen, dat in verscheidene collectieve contracten bepalingen voorkomen «p grond waarvan, hetzij bij algemene maatregelen met betrekking tot de lonen, hetzij bij algemene wijzigingen in het sociaal-economische beleid, ook voor de afloopdatum contractswijzigingen mogelijk zijn. Bepalingen van overeenkomstige strekking zijn laatstelijk in protocolaire vorm aan sommige collectieve contracten toegevoegd. Naar het oordeel van ons bestuur zal het van de formulering dezer bepalingen afhangen of onder de onderhavige omstandigheden van het gewijzigde loonbeleid gebruik kan warden gemaakt om vóór de afloop-
- 7 - datum van de c.a.o, hierin thans, wijziging te brengen. Ons bestuur is van mening, dat uiterlijk op 1 januari 1960 in alle gevallen, ongeacht de afloopdatum, tot wijziging van collectieve contracten en bindende loonregelingen kan worden overgegaan. Ons bestuur gaat er daarbij vanuit, dat tussen 1 januari 1960 en de datum waarop de aangekondigde huurverhoging en de daarbij behorende compensatiemaatregelen in werking zullen treden, voldoende tijd beschikbaar zal zijn, voor het effectueren van overeen te komen wijzigingen. Indien en voorzover de regering nadere precisering op bepaalde punten of ook overigens een nadere gedachtenwisseling over de onderhavige materie gewenst zou oordelen, verklaart ons bestuur zich daartoe gaarne bereid. Onder verzekering van de verschuldigde gevoelens van hoogachting, verblijven wij, STICHTING VAN DEN ARBEID, w.g. P.S.Pels (Dr.P.S.Pels) Secretaris.