Landelijke Klachtencommissie onderwijs (mr. M.E.A. Wildenburg, R. Limper, drs. M. Polderman) Uitspraaknr. 06.041-045 Datum: 7 september 2006 Onzorgvuldig handelen door de school en door het schoolbestuur; klacht gedeeltelijk gegrond; primair onderwijs. De klacht Een ouderpaar klaagt over onzorgvuldig handelen van de school jegens hun dochter. Zij stellen met name dat: de school, door onderschatting van de problematiek van hun dochter - hetgeen onder meer blijkt uit de overgelegde schoolrapporten -, haar jarenlang onjuist heeft begeleid en overvraagd; de school, na kennis te hebben genomen van het rapport van het Therapeutisch Centrum van begin 2005, geen aanleiding heeft gezien om de begeleiding van hun dochter daadwerkelijk aan te passen; de school de handelingsplannen en het onderwijskundig rapport, in strijd met de in de schoolgids vermelde procedure, niet in overleg met hen heeft opgesteld; de rapportages over het schooljaar 2003-2004 in het voorjaar van 2005 zijn opgesteld, de rapportage over het schooljaar 2002-2003 en het schooljaar 2004-2005 niet zijn gedateerd en de samenvatting van hetgeen op school voor hun dochter is gedaan, alsook de handelingsplannen, de rekentest en de gedragsvragenlijst voor kinderen van 6 tot 18 jaar waarschijnlijk zijn geantedateerd; hun dochter in groep 7 door de leerkracht en de Pabo-stagiaire op verschillende manieren begeleid lijkt te zijn. (LKC 06.041) De ouders klagen over onzorgvuldig handelen van het schoolbestuur jegens hen en hun dochter. Zij stellen met name dat: het schoolbestuur weigert antwoord te geven op de vragen die door hen zijn gesteld in hun brieven; het schoolbestuur weigert om door de school door de jaren - volgens de ouders onjuiste althans onvoldoende gemotiveerde - opgestelde rapporten in te trekken; het schoolbestuur op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van medische gegevens. (LKC 06.045) Overwegingen van de Commissie Ontvankelijkheid
De Commissie hanteert bij de beoordeling van een mogelijke verjaring van een klacht de norm dat er geen sprake is van verjaring indien er sprake is van een doorlopend proces waarbij de laatste gedraging waarover wordt geklaagd zich korter dan een jaar geleden heeft afgespeeld. De Commissie is van oordeel dat er in deze zaak sprake is van een doorlopend proces dat niet geëindigd was op een moment meer dan een jaar geleden voor het indienen van de klacht. Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat de ouders zich al langere tijd afvroegen of hun dochter nog wel goed kon meekomen op school. Twee keer hebben de ouders de school verzocht om hun dochter door de schoolbegeleidingsdienst te laten onderzoeken. De school vond dat niet nodig; het meisje kon het wel als ze haar best maar deed. De zorgen van de ouders bleven bestaan en begin 2005 hebben ze besloten om hun dochter te laten onderzoeken. De onderzoeksresultaten gaven aan dat zij functioneert op moeilijk lerend niveau. De ouders zijn hier met de school en het schoolbestuur over in gesprek gegaan met de bedoeling om in samenspraak een oplossing voor hun dochter te vinden. Partijen hebben hun standpunten aan elkaar kenbaar gemaakt in een aantal brieven dat in een periode van twee maanden over en weer is gestuurd. Op een zeker moment heeft het schoolbestuur laten weten dat verdere correspondentie niet meer zinvol werd geacht. Tot dat moment rekenden de ouders er nog op dat ze samen met de school en het schoolbestuur een goede oplossing voor hun dochter zouden kunnen vinden. Binnen een jaar na dat moment hebben de ouders de klacht ingediend waardoor de klacht ontvankelijk is. De Commissie kan het schoolbestuur niet volgen in de redenering dat het verzoek van de ouders aan de Commissie om standpunten in te nemen tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden. De Commissie is niet ingegaan op dit verzoek en oordeelt dat het enkel en alleen verzoeken op zichzelf niet kan tot leiden tot niet-ontvankelijkheid van de tegelijkertijd ingediende klacht. Naar aanleiding van het verzoek om een schadevergoeding toe te kennen heeft de Commissie de ouders in een vroeg stadium van de behandeling laten weten dat zij bij de klachtbehandeling niet in zal gaan op dit verzoek, omdat hiervoor een andere voorziening voor de ouders beschikbaar is. De Commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is. Klachtonderdeel 1 Vast staat dat de school het niet nodig vond om de schoolbegeleidingsdienst in te schakelen omdat zij zichzelf steeds in staat achtte om de dochter zelf hulp te bieden op zowel cognitief als sociaal-emotioneel gebied. De Commissie kan de school hierin niet volgen. De Cito-scores rekenen-wiskunde algemeen laten zien dat de dochter in groep 5 twee maal een D, in groep 6 een C en een D, in groep 7 een E en een D en in groep 8 een E heeft gescoord. Uitgaande van de afspraak met het samenwerkingsverband WSNS zou de school vanaf groep 5 een handelingsplan voor de dochter moeten hebben opstellen. Dit is echter pas gebeurd vanaf groep 7. De Cito-scores en het feit dat de vanaf groep 7 extra geboden hulp aan de dochter onvoldoende opleverde, hadden naar het oordeel van de Commissie voor de school signalen moeten zijn om externe deskundigheid in te schakelen. Een ander signaal was de - door de directeur niet weersproken - bezorgdheid die de ouders meerdere malen hebben geuit. De ouders hebben de school tweemaal verzocht externe hulp in
te schakelen. De school is hier, mede gezien de hierboven al genoemde signalen, ten onrechte aan voorbij gegaan. Dit leidt tot de conclusie dat de klacht over de onvoldoende begeleiding van de dochter gegrond is. De Commissie merkt hierbij wel op dat daarmee niet vaststaat dat de situatie waarin de dochter thans verkeert enkel en alleen daardoor veroorzaakt is. Ambtshalve merkt de Commissie naar aanleiding van de schoolrapporten het volgende op. Ter zitting is gebleken dat de schoolrapporten een pedagogisch karakter hebben. De Commissie stelt vast dat uit de schoolrapporten niet kan worden afgeleid dat deze een geflatteerd beeld geven, bedoeld om een leerling te motiveren. De directeur zegt dat ouders tijdens ouderbesprekingen worden geïnformeerd over het pedagogisch karakter van de schoolrapporten. De ouders ontkennen dat dit is gebeurd. Bij gebrek aan gespreksverslagen kan dit niet worden vastgesteld. Het moet naar de mening van de Commissie mogelijk zijn een rapport te maken waaruit zowel het niveau van de prestaties van de leerling is af te leiden, als diens persoonlijke inzet en werkhouding. Zij meent dat het niet goed is als de mondelinge toelichting op de rapportage over een leerling onontbeerlijk is voor het begrijpen daarvan. De essentie van de mondelinge toelichting moet in de schriftelijke rapportage zijn terug te vinden. De Commissie zal op dit punt een aanbeveling doen. Klachtonderdeel 2 De Commissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de directeur kort na verschijning van het rapport van het Therapeutisch Centrum twee keer bij de ouders op huisbezoek is geweest om over het rapport te praten en met de ouders te bespreken wat er het beste gedaan zou kunnen worden voor de dochter. De directeur heeft samen met de zorgcoördinator een plan van aanpak opgesteld. Hierin is een aangepaste begeleiding voor de dochter beschreven. De Commissie oordeelt dan ook dat de school wel degelijk aanleiding heeft gezien om de begeleiding van de dochter aan te passen. Dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de inhoud van een terugkeerplan voor de dochter, doet daar niet aan af. De Commissie acht dit klachtonderdeel derhalve ongegrond. Het heeft de Commissie overigens wel verwonderd dat de school niet is ingegaan op het verzoek van de ouders om voorafgaande aan het opstellen van het plan van aanpak, contact op te nemen met het Therapeutisch Centrum. Zeker gezien de door school geconstateerde discrepantie tussen de bevindingen van het Therapeutisch Centrum en het beeld dat de school van de dochter had, had van een professional verwacht mogen worden hierover in contact te treden met het Therapeutisch Centrum. Klachtonderdeel 3 In het leerlingdossier van de dochter bevinden zich drie handelingsplannen en een onderwijskundig rapport. Aan het begin van het schooljaar 2003/2004 heeft de leerkracht van
groep 7 een handelingsplan opgesteld. Eind 2004 heeft de leerkracht van groep 8 een handelingsplan geschreven. De Commissie constateert dat de in deze handelingsplannen beschreven acties zijn bedoeld om de dochter extra hulp te bieden bij haar rekenproblemen. Naar het oordeel van de Commissie zijn dit niet de uitgebreide handelingsplannen, die op grond van de schoolgids in overleg met ouders opgesteld moeten worden en waar ouders voor moeten tekenen. Het zijn plannen met het doel om gedurende een bepaalde korte periode te werken aan een cognitieve achterstand. Het handelingsplan dat is opgesteld door de Pabo-stagiaire gaat verder. In dit plan is een analyse gemaakt van de rekenproblemen van de dochter waarbij niet alleen is gekeken naar het cognitieve probleem. De sociaal-emotionele problemen van de dochter zijn ook beschreven. Het plan beschrijft uitgebreid op welke wijze de problemen aangepakt dienen te worden. Een dergelijk uitgebreid handelingsplan had volgens de schoolgids in overleg met de ouders opgesteld en ondertekend moeten worden. Beide is niet gebeurd, hetgeen niet is weersproken door de directeur. Een onderwijskundig rapport moet volgens de schoolgids met ouders besproken worden en aan ouders ter beschikking gesteld worden. Onweersproken is vast komen te staan dat zulks in dit geval niet is gebeurd. De Commissie acht dit klachtonderdeel gegrond daar waar het gaat over het handelingsplan dat is opgesteld door de Pabo-stagiaire en het onderwijskundig rapport. De Commissie zal op dit punt een aanbeveling doen. Klachtonderdeel 4 In het leerling-dossier bevinden zich vier rapportages die leerkrachten hebben opgesteld. De leerkrachten hebben beschreven hoe het met de dochter ging in respectievelijk groep 6, 7 en 8. De rapportages over groep 6 en groep 8 zijn ongedateerd. De rapportages over groep 7 zijn in het voorjaar van 2005 opgesteld. Alhoewel het onzorgvuldig is om een rapportage op te stellen zonder deze dateren, acht de Commissie dat niet klachtwaardig. Ook het in retrospectief opstellen van rapportages is naar het oordeel van de Commissie niet klachtwaardig. Wel kan worden gezegd dat de waarde van een rapportage minder wordt naarmate er meer tijd zit tussen de gebeurtenissen en het moment dat deze worden beschreven. Daarom verdient het de voorkeur om de ontwikkelingen van een leerling zo actueel mogelijk te verslaan. De ouders stellen dat de handelingsplannen, de samenvatting van de schoolloopbaan van de dochter, de rekentest en de gedragsvragenlijst waarschijnlijk met terugwerkende kracht zijn gedateerd. De Commissie oordeelt dat de argumenten die de ouders naar voren hebben gebracht om hun standpunt te onderbouwen, niet sluitend zijn. Dat de directeur en het schoolbestuur in hun correspondentie van begin 2005 niet hebben gerefereerd aan de handelingsplannen en de rekentest, wil niet zeggen dat deze toen nog niet bestonden. Ook ten aanzien van de andere stukken oordeelt de Commissie dat de ouders onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat deze zijn geantedateerd.
De Commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. Klachtonderdeel 5 Het staat vast dat de dochter in groep 7 drie dagen per week van de leerkracht en twee dagen per week van de stagiaire les heeft gehad. De stagiaire heeft naar aanleiding van gedrags- en leerproblemen van de dochter een handelingsplan geschreven. Uit dit handelingsplan blijkt volgens de ouders dat de stagiaire de dochter op een andere manier heeft begeleid dan de leerkracht. De Commissie laat in het midden of zij de conclusie van de ouders onderschrijft aangezien zij uit het dossier niet heeft kunnen opmaken of het handelingsplan ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Wel kan geconstateerd worden dat in het handelingsplan elementen zitten die er op wijzen dat de dochter als zorgleerling behandeld had moeten worden. Daarvan heeft de Commissie weinig teruggevonden in het dossier. Nu de Commissie niet heeft kunnen vaststellen of het handelingsplan is uitgevoerd, komt zij niet toe aan de beantwoording van de vraag of de dochter op verschillende manieren is begeleid. Klachtonderdeel 6 Uit het dossier blijkt dat het schoolbestuur de brieven van de ouders heeft beantwoord. Beide brieven bevatten een algemene, naar het oordeel van de Commissie summier inhoudelijke, reactie op alle vragen die door de ouders zijn gesteld. Daarmee heeft het schoolbestuur wellicht niet alle vragen afzonderlijk beantwoord, maar van een weigering de vragen te beantwoorden is geen sprake. De Commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. Klachtonderdeel 7 De Commissie stelt vast dat het schoolbestuur inderdaad geweigerd heeft om het onderwijskundig rapport, de handelingsplannen, de rekentest en de gedragsvragenlijst in te trekken. Vraag is of dit klachtwaardig is. Enkele rapporten zijn niet getekend door de ouders en vertonen daarmee een procedureel gebrek. Daarmee is echter niet gezegd dat de rapporten inhoudelijk onjuist zijn. Niet is komen vast te staan dat de rapporten onjuistheden bevatten. Wel staat vast dat partijen van mening verschillen over de vraag of de rapporten een juist beeld van de dochter weergeven. Dat op zichzelf kan niet tot gegrondheid van de klacht leiden. De Commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. Klachtonderdeel 8 In het onderwijskundig rapport zijn IQ scores van de dochter (verbaal en performaal) opgenomen die komen uit het rapport van het Therapeutisch Centrum. Volgens de ouders zijn dit medische gegevens die het schoolbestuur niet zonder hun toestemming aan de regionale verwijzingscommissie had mogen verstrekken.
Naar het oordeel van de Commissie zijn IQ scores geen medische gegevens. IQ scores geven aan op welk intelligentieniveau iemand functioneert. Het zegt niets over de lichamelijke en/of mentale gezondheid van een persoon. De Commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. Het oordeel van de Commissie De klacht is in zoverre gegrond dat: de school de dochter onvoldoende heeft begeleid door niet te reageren op de signalen die er op wezen dat er ten behoeve van de dochter externe deskundigheid ingeschakeld had moeten worden; het handelingsplan van de Pabo-stagiaire en het onderwijskundig rapport in strijd met het bepaalde in de schoolgids niet in overleg met de ouders zijn opgesteld en evenmin door de ouders zijn ondertekend. Voor het overige is de klacht ongegrond. Advies aan het schoolbestuur De Commissie beveelt het schoolbestuur aan om: in de schoolgids duidelijk kenbaar te maken wat het verschil is tussen zogenaamde kleine en grote of uitgebreide handelingsplannen; beleid te formuleren aangaande het maken van gespreksverslagen. Indien dit beleid al bestaat zal dit wellicht aangepast en beter uitgedragen moeten worden; in de schoolgids duidelijk kenbaar te maken wat pedagogische rapporten zijn en wanneer deze worden gebruikt. Hierbij beveelt de Commissie bovendien aan dat de rapportage over de vorderingen van de leerlingen in een zodanige vorm wordt gegoten dat daaruit zowel de score afgezet naar de objectieve einddoelen, als de waardering van de leerling naar diens vermogen, zijn af te leiden.