Air Top 2000 STC. Luftheizgeräte Air Heaters Luchtverwarmingsapparaten. Einbauanweisung Installation Instructions Montagehandleiding

Vergelijkbare documenten
Bedieningshandleiding. Luchtverwarmingsapparaat Air Top Evo 40 Air Top Evo 55

Luftheizgeräte Air heaters Luchtverwarmingsapparaten

Air Top 2000 ST. Luftheizgeräte Air Heaters Luchtverwarmingsapparaten. Einbauanweisung Installation Instructions Montagehandleiding

Bedieningshandleiding. Luchtverwarmingsapparaat Air Top Evo 40 Air Top Evo 55 voor campers

Air Top 3500 ST Air Top 5000 ST

Bedieningshandleiding. Inleiding. Thermo Pro 90

Bedieningshandleiding Air Top 2000 ST. Inleiding. Onderhouds- en veiligheidsrichtlijnen

Bedieningshandleiding

Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel

Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding

Montagehandleiding. Thermo Call TC3

Luftheizgeräte HL 90 HL 90 air heaters Appareils de chauffage à air chaud HL 90 Riscaldatori ad aria HL 90 Luchtverwarmingsunits HL 90 Ilmalämmitin

/ M / L. Motoronafhankelijke luchtverwarmingen voor benzine- en dieselbrandstof AIRTRONIC / AIRTRONIC M / AIRTRONIC L

Trade names : Air Top 2000 STC D Air Top Evo 40 D Air Top Evo 55 D

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

Bedieningshandleiding Air Top Evo 3900 Air Top Evo 5500

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Bedieningshandleiding Thermo Top C Motorcaravan Telestart T91 voor motorcaravan. Algemene informatie. Onderhouds- en veiligheidsrichtlijnen

TDS 20/50/75/120 R. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

1 Veiligheidsinstructies. 2 Functie. 3 Informatie voor elektromonteurs 3.1 Montage en elektrische aansluiting. Tronic-trafo

1 Veiligheidsinstructies. 2 Functie. 3 Informatie voor elektromonteurs 3.1 Montage en elektrische aansluiting. Tronic-trafo

Inhoudsopgave. Technische gegevens. Bestnr in.pro. Check Temp

TDS 75. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

DuoControl CS. NL Inbouwhandleiding Pagina 2

Door een krachtafnemer aangedreven hydraulische systemen

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

Instructiehandleiding

Adapters en verloopmoeren van metaal

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART SELECT

1 Veiligheidsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000

Bedieningselement 02/2008

MOD-I-XP. Vooraanzicht. Kenmerken. MOD-I-XP_ _NL Technische wijzigingen voorbehouden Pagina 1 van 8. Modem voor externe gegevensoverdracht

Systeem 2000 Systeem 2000 HLK-relais-basiselement. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best. nr. : Bedieningshandleiding

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

Beschrijving: SAM 8.1/2 Tl.Nr.: HOL

Afstandsbediening PU-5

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting

Bestnr Module SMD- Servotester

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

URN 2. Gebruiksaanwijzing Netvoedingsapparaat URN 2

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing Thermo 230/300/350 Thermo 231/301

Tuincontactdoos met piket

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

Uitlaatsysteem aanpassen

MS Semen Storage Pro

Trav-L-Cool De ideale 12 Volts Airconditioner voor mobiele en stationaire toepassingen.

Gebruikershandleiding

F05, F15, F18 230V~AC HOT HOT OFF OFF COLD COLD

HANDLEIDING RO-STEAM 1000 / 2000

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Draaidimmer conventioneel. Bedieningshandleiding

Henks Reparatie Werkplaats - Van IJsendijkstraat LC - Purmerend - Bedienings display

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. System 3000

ITE Vacuümpompen Gebruiksinstructie

...een product van BEKA

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Basiselement jaloezie- en rolluikbesturing zonder parallelaansluiting

H-TRONIC pendeltreinautomaat

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

AT Multifunctioneel luchtbehandelingsapparaat

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2

Let op! Zware lading. Sta niet onder de hangende lading tijdens het transport of de montage.

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

Espace bedrade regeling (230 volt)

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding

VIESMANN. Montagehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman

Waterverwarmingssystemen DBW 2010 / Doc.nr.:

Roetdeeltjesfilter. Handleiding DFG DFG 316s-320s DFG DFG 425s-435s

Algemeen... blz 2. Blokschema... blz 2. Beschrijving besturingseenheid type blz 2 en 3

RUIMTEREGELAAR MET STOOKLIJN- VERSTELLING

De ET31F (die alleen de vloertemperatuur meet) kan in een andere ruimte geplaatst worden.

Handleiding. Type: TopsealDirect.nl - Standard Plus

Gebruikershandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Basiselement toerentalregelaar. Best.nr. : Best.nr. : Bedieningshandleiding

Air Trade Centre NV, Hoogstraat 180, 1930 Zaventem, België

Marine Luchtverwarmers. Air Top Serie

Brandrisico en schade met betrekking tot hete componenten

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1

Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing centrifugaalpomp RC-Pomp

2Power opslagtank. Installatie instructies

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Potentiometer 1-10 V

Handleiding. UT 16A en UT 18A Afzuigboxen

Gebruikers- en service-instructie

Gebruikershandleiding

AANVULLENDE INFORMATIE MAN OPBOUWRICHTLIJNEN

Bedieningshandleiding. Kamerthermostaat 24/5 (2) A~ met wisselcontact

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. KNX KNX temperatuurregelaar voor objecten. Best.nr. : XX

Augustus 2013 Pagina 1

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. Afstandsbediening, bestelnr

Bedieningshandleiding

Draadloze bussysteem Draadloze jaloezieactor enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr. : Bedieningshandleiding

FW 20 Cosy. O Voetenwarmer Gebruiksaanwijzing

Transcriptie:

Luftheizgeräte Air Heaters Luchtverwarmingsapparaten Einbauanweisung Installation Instructions Montagehandleiding Air Top 2000 STC Handelsbezeichnungen/Trade names/handelsnamen: Air Top 2000 STC B (Benzin/petrol/benzine) Air Top 2000 STC D (Diesel/FAME)

Onjuiste installatie of reparatie van Webasto verwarmings- en koelsystemen kan resulteren in brand of in het uitstromen van dodelijke koolmonoxyde, wat kan leiden tot ernstige verwondingen of de dood. Voor het inbouwen en repareren van Webasto verwarmings- en koelsystemen hebt u een Webasto cursus, technische documentatie, speciaal gereedschap en een speciale uitrusting nodig. Uitsluitend originele onderdelen van Webasto gebruiken. Zie ook Webasto toebehorencatalogus lucht en verwarmingsapparaten. Probeer NOOIT een Webasto verwarmings- of koelsysteem in te bouwen of te repareren, als u de Webasto cursus niet met succes hebt beëindigd en hierbij het benodigde know-how hebt verkregen, en als de voor een vakkundige inbouw en reparatie vereiste technische documentatie, werktuigen en uitrusting niet ter beschikking staan. Volg ALTIJD de Webasto installatie- en reparatie-instructies op en neem alle WAARSCHUWINGEN in acht. Webasto is niet aansprakelijk voor problemen en schade veroorzaakt door het systeem die het gevolg zijn van ongeschoold personeel.

Air Top 2000 STC Inhoudsopgave 1 Wettelijke bepalingen voor de montage.............. 81 2 Gebruik van de luchtverwarmingsapparaten........... 85 3 Montage...................................... 86 4 Typeplaatje.................................... 89 5 Inbouwvoorbeeld............................... 90 6 Heteluchtsysteem............................... 91 7 Brandstoftoevoer............................... 93 8 Verbrandingsluchttoevoer......................... 98 9 Uitlaatgasleiding................................ 99 10 Verbrandingsluchtaanzuig- en uitlaatleidingen........ 100 11 Elektrische aansluitingen......................... 102 12 Aansluitschema / schakelschema................... 105 13 Legenda voor schakelschema's.................... 110 14 Eerste inbedrijfname............................ 113 15 Storingsuitschakeling........................... 114 16 Technische gegevens............................ 116 17 Uitvoering.................................... 118 18 Boorsjabloon.................................. 119 II

Air Top 2000 STC Wettelijke bepalingen voor de montage 1 Wettelijke bepalingen voor de montage Voor het verwarmingsapparaat Air Top 2000 STC bestaan typegoedkeuringen volgens ECE-R 10 (EMV) en ECE-R 122 (verwarming). Goedkeuringsnummer zie Hoofdstuk 16, "Technische gegevens". Voor de montage moeten op de eerste plaats de bepalingen van deel I en bijlage 7 van de richtlijn ECE-R 122 in acht genomen worden. AANWIJZING: De bepalingen van deze richtlijnen zijn in het geldigheidsgebied van de kaderrichtlijn EWG/70/156 en/of EG/2007/46 (voor nieuwe autotypes vanaf 29-04-2009) bindend en moeten in landen, waar geen bijzondere voorschriften zijn, eveneens in acht worden genomen. Zie Hoofdstuk 1.2, "Uittreksel van de richtlijn ECE R122 deel I en bijlage 7" en Hoofdstuk 1.3, "Uittreksel van de richtlijn ECE R122 deel I en bijlage 9". LET OP: Het niet in acht nemen van de montagehandleiding en de daarin opgenomen aanwijzingen leidt tot aansprakelijkheidsuitsluiting van Webasto. Hetzelfde geldt voor niet vakkundig of niet met originele reserveonderdelen uitgevoerde reparaties. Deze leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring van het verwarmingsapparaat en daarmee ook van de algemene bedrijfsvergunning / ECE-typegoedkeuring. 1.1. Applicatie van verbrandingsverwarmingsapparaten in voertuigen voor het transport van gevaarlijke goederen Voertuigen die bedoeld zijn om gevaarlijke goederen te transporteren krijgen een typegoedkeuring volgens ECE-R 105. De volgende maatregelen zijn voor onze verbrandingsverwarmingsapparaten afgeleid: De elektrische leiding/kabelboom moet voldoende afgemeten zijn, zodat oververhitting voorkomen wordt. De elektrische leiding/kabelboom moet voldoende geïsoleerd zijn. Alle stroomcircuits moeten beveiligd zijn door zekeringen of zelfstandige stroomonderbrekers. De kabels moeten goed bevestigd en zo gelegd zijn, dat ze voldoende beschermd zijn tegen mechanische en thermische belasting. De verbrandingsverwarmingsapparaten moeten een typegoedkeuring hebben volgens ECE-R 122 (conform EG/2001/56 in de versie EG/2006/119) en voldoen aan appendix 9 Aanvullende voorschriften voor voertuigen voor het transport van gevaarlijke goederen. De verbrandingsverwarmingsapparaten en de bijbehorende uitlaatpijpen moeten zo ontworpen, geplaatst, beschermd of afgedekt zijn dat ieder onacceptabel risico dat de lading opwarmt of ontvlamt, wordt vermeden. In het geval van een lekkage van de brandstofleiding moet brandstof op de vloer worden afgevoerd zonder dat ze in contact kan komen met hete delen van het voertuig of met de lading. Het uitlaatsysteem en de uitlaatpijpen moeten zo geplaatst of beschermd zijn dat er geen gevaar is voor opwarming of ontvlamming van de lading. Als delen van het uitlaatsysteem zich direct onder de brandstoftank bevinden, moet een vrije ruimte van minstens 100 mm in acht worden genomen of moeten die delen door een hitteschild zijn afgeschermd. Het verbrandingsverwarmingsapparaat moet manueel worden ingeschakeld. Programmeersystemen zijn verboden. 81

Wettelijke bepalingen voor de montage Eis aan het basisapparaat: Een naloop van maximaal 40 seconden is bij een uitgeschakeld verbrandingsverwarmingsapparaat toegestaan. Er mogen alleen verbrandingsverwarmingsapparaten worden gebruikt waarvan de warmtewisselaars door de verlaagde nalooptijd van 40 seconden boven hun gewone gebruiksduur niet aantoonbaar beschadigd worden. 1.2. Uittreksel van de richtlijn ECE R122 deel I en bijlage 7 Begin van het uittreksel. Deel I 5.3 Voorschriften voor de installatie van verwarmingssystemen op brandstof in het voertuig 5.3.1 Toepassingsgebied 5.3.1.1 Onverminderd het bepaalde in punt 5.3.1.2 moeten verwarmingssystemen op brandstof overeenkomstig de voorschriften van punt 5.3 zijn geïnstalleerd. 5.3.1.2 Voertuigen van categorie O met verwarmingssystemen die op vloeibare brandstof werken, worden geacht aan de voorschriften van punt 5.3 te voldoen. 5.3.2 Plaatsing van het verwarmingssysteem op brandstof 5.3.2.1 Delen van de carrosserie en andere onderdelen die zich in de buurt van het verwarmingssysteem bevinden, moeten tegen buitensporige hitte en mogelijke brandstof- of olieverontreiniging zijn beschermd. 5.3.2.2 Het verwarmingssysteem op brandstof mag, zelfs bij oververhitting, geen brandgevaar opleveren. Aan deze vereiste wordt geacht te zijn voldaan indien bij de installatie voor een voldoende afstand tot alle onderdelen en een behoorlijke ventilatie wordt gezorgd, door het gebruik van vuurvaste materialen of hitteschilden. Air Top 2000 STC 5.3.2.3 In het geval van voertuigen van de categorieën M2 en M3 mag het verwarmingssysteem op brandstof niet in de passagiersruimte zijn geplaatst. Het mag wel zijn geïnstalleerd in een doeltreffend afgedichte behuizing die aan de in punt 5.3.2.2 gestelde voorwaarden voldoet. 5.3.2.4 Het in bijlage 7, punt 4, bedoelde etiket, dan wel een duplicaat hiervan, moet zo geplaatst zijn dat het goed leesbaar is wanneer het verwarmingssysteem in het voertuig is geïnstalleerd. 5.3.2.5 Bij de plaatsing van het verwarmingssysteem moeten alle redelijke voorzorgen worden genomen om de kans op letsel of beschadiging van persoonlijke eigendom zo veel mogelijk te beperken. 5.3.3 Brandstoftoevoer 5.3.3.1 De vulopening mag zich niet in de passagiersruimte bevinden en moet van een doeltreffende dop zijn voorzien om het morsen van brandstof te voorkomen. 5.3.3.2 Bij verwarmingssystemen op vloeibare brandstof met een van de brandstofvoorziening van het voertuig onafhankelijk brandstofreservoir moeten het type brandstof en de vulopening duidelijk zijn aangegeven. 5.3.3.3 Bij de vulopening moet de aanwijzing zijn aangebracht dat het verwarmingssysteem moet worden uitgeschakeld voordat brandstof wordt bijgevuld. Bovendien moet een toepasselijke instructie in de handleiding van de fabrikant zijn opgenomen. 5.3.4 Uitlaatsysteem 5.3.4.1 De uitlaat moet zo geplaatst zijn dat via de ventilatoren, de inlaten voor de verwarmde lucht of de open ramen geen emissies het voertuig kunnen binnenkomen. 5.3.5 Verbrandingsluchtinlaat 5.3.5.1 De lucht voor de verbrandingskamer van het verwarmingssysteem mag niet aan de passagiersruimte van het voertuig worden onttrokken. 82

Air Top 2000 STC 5.3.5.2 De luchtinlaat moet zo geplaatst of afgeschermd zijn dat verstopping door vuil of bagage onwaarschijnlijk is. 5.3.6 Verwarmingsluchtinlaat 5.3.6.1 De aan het verwarmingssysteem toe te voeren lucht mag buitenlucht of hercirculatielucht zijn, maar moet worden onttrokken aan een schone ruimte waar de kans op verontreiniging door uitlaatgassen afkomstig van de aandrijfmotor, het verwarmingssysteem op brandstof of een andere bron in het voertuig gering is. 5.3.6.2 De inlaatbuis moet met gaas of op een andere geschikte manier zijn beschermd. 5.3.7 Verwarmingsluchtuitlaat 5.3.7.1 De pijpen of buizen waarmee de hete lucht door het voertuig wordt gevoerd, moeten zo geplaatst of afgeschermd zijn dat bij contact hiermee geen letsel of schade kan worden veroorzaakt. 5.3.7.2 De luchtuitlaat moet zo geplaatst of afgeschermd zijn dat verstopping door vuil of bagage onwaarschijnlijk is. 5.3.8 Automatische controle van het verwarmingssysteem 5.3.8.1 Het verwarmingssysteem moet automatisch worden uitgeschakeld en de brandstoftoevoer binnen 5 seconden worden onderbroken wanneer de motor van het voertuig stopt. Indien een handbediende voorziening al is geactiveerd, mag het verwarmingssysteem blijven werken. BIJLAGE 7 Wettelijke bepalingen voor de montage AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR VERWARMINGSSYSTEMEN OP BRANDSTOF 7 Verklikkerlicht 7.1 Een duidelijk zichtbaar verklikkerlicht in het gezichtsveld van de gebruiker geeft aan of het verwarmingssysteem op brandstof in- of uitgeschakeld is. Einde van het uittreksel. AANWIJZING: Wanneer de inbouwlocatie van het verwarmingsapparaat zich niet achter de bestuurdersstoel bevindt en tijdens het rijden door de bestuurder bediend kan worden, mag het verwarmingsapparaat in aanvulling op punt 5.3.2.3 bij voertuigen in klasse M1 (personenauto's en campers), M2 en M3 (bussen) evenals N (transporters en vrachtwagens) enkel in een goed afgedichte behuizing worden gemonteerd, dat aan de voorschriften van paragraaf 5.3.2.2 voldoet. De montage van het verwarmingsapparaat op een tijdens het rijden ontoegankelijke plek of in een geschikte omhulling overeenkomstig de voorschriften van paragraaf 5.3.2.2 en 5.3.2.5 wordt aanbevolen om onopzettelijke aanraking van het verwarmingsapparaatoppervlak en mogelijk letsel te vermijden. 1.3. Uittreksel van de richtlijn ECE R122 deel I en bijlage 9 Begin van het uittreksel. Aanvullende bepalingen die van toepassing zijn op bepaalde in de ADRovereenkomst genoemde voertuigen. 83

Wettelijke bepalingen voor de montage 3. Technische bepalingen 3.1 Algemeen (voertuigen van de categorieën EX/II, EX/III, AT, FL, OX en MEMU) 3.1.1 [1] De verwarmingssystemen op brandstof en het traject van de uitlaatgassen moeten zo ontworpen, geplaatst, beschermd of afgedekt zijn dat het risico dat de lading opwarmt of ontvlamt, aanvaardbaar is. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan als de brandstoftank en het uitlaatsysteem van de installatie aan de volgende voorwaarden voldoen: - alle tanks die de installatie van brandstof voorzien, moeten aan de volgende voorschriften beantwoorden: a) bij lekkage moet de brandstof op de grond terechtkomen zonder met hete delen van het voertuig of de lading in contact te komen; b) met benzine gevulde brandstoftanks moeten voorzien zijn van een doeltreffende vlamdemper aan de vulopening of van een afsluiting waarmee de opening hermetisch kan worden afgesloten; - het uitlaatsysteem en de uitlaatpijpen moeten zo gericht of beschermd zijn dat er geen gevaar is voor opwarming of ontvlamming van de lading. Als delen van het uitlaatsysteem zich direct onder de brandstoftank (diesel) bevinden, moet een vrije ruimte van minstens 100 mm in acht worden genomen of moeten die delen door een hitteschild worden afgeschermd. 3.1.2 Het verwarmingssysteem op brandstof moet manueel worden ingeschakeld. Programmeersystemen zijn verboden. 3.3 Voertuigen van categorie FL Air Top 2000 STC 3.3.1 De verwarmingssystemen op brandstof moeten minstens volgens de volgende methoden kunnen worden uitgeschakeld: a) opzettelijke manuele uitschakeling vanuit de bestuurderscabine; b) stilleggen van de motor van het voertuig; in dit geval mag het verwarmingssysteem door de bestuurder weer manueel worden ingeschakeld; c) opstarten van een aanvoerpomp op het motorvoertuig voor de gevaarlijke goederen die worden vervoerd. [1] De naleving van de voorschriften van dit punt moet worden geverifieerd op het voltooide voertuig. Einde van het uittreksel. 3.2 Voertuigen van de categorieën EX/II, EX/III en MEMU Verwarmingssystemen op gasvormige brandstoffen zijn niet toegestaan. 84

Air Top 2000 STC Gebruik van de luchtverwarmingsapparaten 2 Gebruik van de luchtverwarmingsapparaten De luchtverwarmingsapparaten Webasto Air Top 2000 STC dienen bijv.: voor het verwarmen van cabines, boten, vrachtwagens, transportwagens en campers voor het ontdooien van de voertuigruiten. De verwarmingsapparaten werken onafhankelijk van de voertuigmotor en worden op het brandstofreservoir en de elektrische installatie van het voertuig aangesloten. Ze zijn niet toegestaan voor het verwarmen van gevaarlijke stoffen. 85

Montage Air Top 2000 STC 3 Montage LET OP: De wettelijke bepalingen voor de montage op pagina 81 en 82 dienen in acht genomen te worden. Voor de montage van het verwarmingsapparaat in voertuigen voor het transport van gevaarlijke goederen moeten aanvullend de eisen van de ADR, in de betreffende geldige versie, aangehouden worden. Het verwarmingsapparaat mag niet zonder regeleenheid-afdekking worden gebruikt (leidt tot oververhitting van het verwarmingsapparaat). 3.1. Inbouwsituatie Air Top 2000 STC AANWIJZING: Op de montage-omstandigheden van het desbetreffende autotype moet worden gelet. 3.2. Inbouwlocatie Het verwarmingsapparaat kan zowel in het interieur als ook in het buitengedeelte worden ingebouwd. Bij gebruik van het voertuig op de openbare weg mag het verwarmingsapparaat alleen met aanraakbescherming gemonteerd worden, wanneer het zich binnen de reikwijdte van de bestuurder bevindt. Bij inbouw buiten het interieur moet erop worden gelet dat het verwarmingsapparaat in het tegen spattend en opschuimend water beschermde gedeelte wordt ingebouwd. (Zie Afbeelding 3). 3.3. Montage van het verwarmingsapparaat De moeren M6 moeten bij de inbouw van het verwarmingsapparaat Air Top 2000 STC met 6 Nm +1 Nm worden vastgedraaid. De inbouwmaten en de benodigde ruimte voor de toegankelijkheid bij het onderhoud staan in de montagetekening (Afbeelding 1) aangegeven. De aangegeven horizontale en axiale hellingshoeken mogen niet worden overschreden (zie Afbeelding 2). Tussen verwarmingsapparaat en carrosserie moet een dichting (zie Afbeelding 3) worden aangebracht. De dichting moet voorafgaand aan elke inbouw worden vervangen. Het draagoppervlak voor het statief van het verwarmingsapparaat moet vlak zijn. Met de dichting kunnen oneffenheden van max. 1 mm worden overbrugd. LET OP: Controleer na de inbouw of de behuizing nergens tegenaan ligt. Nietinachtneming kan leiden tot het blokkeren van de verwarmingsluchtventilator. Het verwarmingsapparaat moet zo worden ingebouwd dat bij een voor het betreffende auto toegestane rit door water geen water het verwarmingsapparaat kan binnendringen. De gaten voor verbrandingslucht-inlaatpijp, uitlaatgaspijp en brandstofleiding moeten bij inbouw in het interieur worden afgedicht. Hiervoor moet de hiertoe bestemde en meegeleverde dichting worden gebruikt. 86

Air Top 2000 STC Montage 1 2 3 Koudeluchtinlaat Kabeluitgang (naar keuze rechts of links) Heteluchtuitlaat Uitlaatgasuitlaat Brandstofinlaat Verbrandingsluchtinlaat A B C Benodigde ruimte heteluchtuitlaat Benodigde ruimte koudeluchtinlaat Benodigde ruimte demontage van het verwarmingsapparaat 120 6 5 4 2 >155 121 Ø22 Ø22 29 >20 >20 >30 120 310 >20 Afb. 1: Afmetingen van het verwarmingsapparaat C B A 87

Montage Air Top 2000 STC Diesel: Afb. 3: Dichting Benzine: horizontaal Op vrije ligging letten! Afb. 2: Toegestane inbouwposities verwarmingsapparaten Afb. 4: Montage 88

Air Top 2000 STC Typeplaatje 4 Typeplaatje Indien het typeplaatje na montage van het verwarmingsapparaat niet zichtbaar is, moet een typeplaatje-duplicaat op een tegen beschadiging beschermende plaats goed zichtbaar aangebracht worden. De niet van toepassing zijnde jaartallen moeten van het typeplaatje worden verwijderd. 89

Inbouwvoorbeeld Air Top 2000 STC 5 Inbouwvoorbeeld 1 2 3 Bedieningselement Verwarmingsapparaat Zekering Tankaansluiting Brandstoffilter (toebehoren) Brandstofpomp Uitlaatgasgeluiddemper (toebehoren) Verbrandingsluchtaanzuigleiding Verbrandingsluchtaanzuiggeluiddemper (toebehoren) Maximaal toegestane waterdoorlaathoogte 10 9 8 7 6 5 4 Afb. 5: Inbouwvoorbeeld voor luchtverwarmingsapparaat met recirculatieluchtmodus 90

Air Top 2000 STC Heteluchtsysteem 6 Heteluchtsysteem AANWIJZING: Het aansluiten van het verwarmingsapparaat op het luchtkanaal van de auto is niet toegestaan. Binnenin de regeleenheid is een temperatuursensor aangebracht die de ruimtetemperatuur meet. Op het bedieningselement wordt de gewenste streefwaarde voor de binnentemperatuur gekozen. Het verwarmingsvermogen van het verwarmingsapparaat wordt automatisch aan de verwarmingsbehoefte van de omgeving aangepast. Hij is zowel voor circulatielucht- als ook frisseluchtmodus toegestaan. Bij de frisseluchtmodus moet erop gelet worden dat de koude lucht uit een tegen spattend en opschuimend water beschermd gedeelte gehaald wordt en dat er bij een voor de betreffende auto toegestane rit door water geen water kan binnendringen. AANWIJZING: Bij frisseluchtmodus moet een ruimtetemperatuursensor gemonteerd worden in de te verwarmen ruimte. De binnendiameter van de hoofdleiding van de heteluchtleiding moet 60 mm bedragen. AANWIJZING: Voor de heteluchtleiding mogen alleen materialen met een continue temperatuurstabiliteit van minimaal 130 C gebruikt worden. De verwarmingsluchtopening moet zo worden aangebracht dat temperatuurgevoelige onderdelen niet beschadigd worden. LET OP: De inbouwlocatie van het verwarmingsapparaat moet zo worden gekozen dat de kans op letsel of beschadiging van persoonlijke eigendom zo gering mogelijk is. Maximale drukdaling tussen zuig- en drukzijde van de heteluchtleiding: 1,5 hpa Als deze drukdaling wordt overschreden, vermindert het verwarmingsapparaat het verwarmingsvermogen of schakelt zichzelf uit. De heteluchtslang moet ter plaatse van de verbindingen worden geborgd. Wordt het verwarmingsapparaat in de recirculatieluchtmodus ingezet, moet een kortsluiting van de heteluchtstroom worden vermeden. Afb. 6: Koudeluchtinlaat en heteluchtuitlaat 91

Heteluchtsysteem LET OP: Wordt het verwarmingsapparaat zonder luchtkanaalonderdelen gebruikt, moeten geschikte roosters op de koudeluchtinlaat en heteluchtuitlaat worden gemonteerd. AANWIJZING: De inbouw moet gecontroleerd worden op: te hoge koude lucht-aanzuigtemperatuur door de voertuigverwarming luchtkortsluiting tussen koudeluchtinlaat en heteluchtuitlaat van het verwarmingsapparaat (Afbeelding 6). Air Top 2000 STC 6.1. Ruimtetemperatuursensor Bij frisseluchtmodus moet een ruimtetemperatuursensor gemonteerd worden in de te verwarmen ruimte. 6.1.1. Montage van de ruimtetemperatuursensor De ruimtetemperatuursensor moet op gemiddelde hoogte in de voertuigcabine op zo verticaal mogelijk vlakken in het te verwarmen gebied gemonteerd worden. De ruimtetemperatuursensor mag niet direct door hete lucht (auto- resp. verwarmingssysteemlucht) worden aangeblazen. in de buurt van warmtebronnen (bijv. verwarming van de auto) gemonteerd worden. in een gedeelte met direct invallende zonnestralen (bijv. dashboard) liggen. achter gordijnen of iets dergelijks gemonteerd worden. Afb. 7: Koudeluchtinlaat met aanzuigrooster Bij gebruik van een inbouwkast moet de heteluchtleiding afgedicht naar buiten worden geleid. 92

Air Top 2000 STC Brandstoftoevoer 7 Brandstoftoevoer De brandstof wordt aan de brandstoftank van de auto of aan een aparte brandstoftank ontnomen. De gegevens over de toelaatbare druk op het brandstof-aansluitingspunt staan in Hoofdstuk 7.1.4, "Leidinglengtes en opvoerhoogte" aangegeven. Bij de vulopening moet de aanwijzing zijn aangebracht dat het verwarmingsapparaat moet worden uitgeschakeld voordat brandstof wordt bijgevuld. 7.1. Brandstofleidingen 7.1.1. Voertuigen met motor met carburateur De brandstofaansluiting mag alleen met de speciale Webastobrandstofafnemer (zie Afbeelding 8) zo mogelijk in de buurt van de tank plaatsvinden. De aansluiting vindt naar keuze in de voor- of terugloopleiding plaats, waarbij de terugloopleiding bijna tot op de tankbodem moet lopen. De brandstofafnemer moet zo gemonteerd worden, dat lucht- of gasbellen zelfstandig richting de tank kunnen wegvloeien (zie Afbeelding 8). De brandstofafname mag niet in het motorbereik plaatsvinden, omdat hier als gevolg van de warmte-uitstraling van de motor gasbellen in de leidingen gevormd kunnen worden, wat tot storingen van het brandbedrijf kan leiden. 7.1.2. Voertuigen met injectiemotor Bij de inbouw van het verwarmingsapparaat in voertuigen met injectiesysteem moet worden vastgesteld of de brandstofpomp in de tank of buiten de tank gemonteerd is. Zit de brandstofpomp in de tank, dan kan de brandstofaansluiting alleen uit de retourloopleiding uitsluitend met de Webasto-brandstofafnemer (zie Afbeelding 8) uitgevoerd worden, waarbij ervoor gezorgd moet worden dat de retourleiding bijna tot de tankbodem gaat (is dit niet het geval, kan de Webasto-tankaansluiting (zie Afbeelding 9, Afbeelding 10 en Afbeelding 11) Afb. 8: van de tank gebruikt worden. Webasto brandstofafnemer naar de motor naar de brandstofpomp Bij een buiten de tank gemonteerde brandstofpomp mag de brandstofaansluiting tussen tank en brandstofpomp eveneens uitsluitend met de Webasto-brandstofafnemer (zie Afbeelding 8) plaatsvinden. 7.1.3. Brandstofafname met tankaansluiting De brandstofafname moet uit de brandstoftank of de afzonderlijke tank plaatsvinden (zie Afbeelding 8, Afbeelding 9 en Afbeelding 10). Met deze aparte brandstofafname wordt een beïnvloeding van de druk uitgesloten. 93

Brandstoftoevoer Air Top 2000 STC Gatenschema Tankaansluiting Afdichtring Tankaansluiting alleen bij brandstoftank van metaal gebruiken Tankappendage Minimale afstand 25 mm Afb. 9: Webasto tankaansluiting Kunststof tank Afb. 11: Brandstofafname uit de kunststof tank (afname via tankappendage) Afdichtring Afb. 10: Brandstofafname uit de kunststof tank (afname via tankaftapschroef) 94

Air Top 2000 STC 7.1.4. Leidinglengtes en opvoerhoogte Bij het leggen van de brandstofleiding moet erop gelet worden dat deze zo kort mogelijk is. Zie Afbeelding 12. De leiding moet tegen beschadigingen beschermd gelegd zijn. De brandstofleiding moet in koele gebieden gelegd worden om bellenvorming door opwarming te voorkomen. Hoge brandstoftemperaturen kunnen storingen van het verwarmingsapparaat veroorzaken. l 2 Brandstoftoevoer H 2 D 2 D 1 H 1 S 2 l 1 D 2 l 2 S 1 D 1 l 1 Afb. 12: Brandstoftoevoer 95

Brandstoftoevoer Brandstofleidingen moeten in overeenstemming met de stand van de techniek worden bevestigd. Beschadiging van de brandstofleiding moet voorkomen worden. Zuigzijde: D 1 : Binnendiameter brandstofleiding = 2 mm. H 1 : Niveau vulpeil (tank boven brandstofpomp) [m] S 1 : Niveau vulpeil (tank onder brandstofpomp) [m] l 1 : Lengte brandstofleiding [m] Drukzijde: D 2 : Binnendiameter brandstofleiding = 2 mm. H 2 : Hoogteverschil verwarmingsapparaat - brandstofpomp (verwarmingsappartaat boven brandstofpomp) [m] S 2 : Hoogteverschil verwarmingsapparaat - brandstofpomp (verwarmingsapparaat onder brandstofpomp) [m] l 2 : Lengte brandstofleiding [m] Niveau vulpeil (tank boven brandstofpomp) H 1 [m] H1 = 0-0,1 < p1 <+0,5 0 < H1 <1-0,1 < p1 <+0,4 1 < H1 <2-0,1 < p1 <+0,3 Niveau vulpeil (tank onder brandstofpomp) H2 [m] 0 <H2 <1,3-0,1 < p 1 <+0,5 Maximaal toegestane brandstofdruk op het afnamepunt, p 1 [bar] Maximaal toegestane brandstofdruk op het afnamepunt, p1 [bar] Parameter Lengte zuigleiding l 1 [m] max. 5 Lengte drukleiding l 2 [m] max. 10 Lengte zuigleiding l 1 + lengte drukleiding l 2 [m] max. 12 Hoogteverschil verwarmingsapparaat - brandstofpomp (verwarmingsapparaat boven brandstofpomp) H 2 [m] Hoogteverschil verwarmingsapparaat - brandstofpomp (verwarmingsapparaat onder brandstofpomp) S 2 [m] Air Top 2000 STC max. 3 max. 1 Waarde 7.1.5. Leidinguitvoering Als brandstofleidingen mogen alleen stalen en kunststof leidingen van lichten temperatuurstabiel materiaal volgens DIN 73379 gebruikt worden. 7.1.6. Verbinding van 2 brandstofleidingen met slang De juiste verbinding van brandstofleidingen met slang is weergegeven in afb. Afbeelding 13. Op dichtheid letten! goed verkeerd bel klem Afb. 13: Buis/slangverbinding bel 96

Air Top 2000 STC Bevestig de leiding op regelmatige afstanden om doorhangen te voorkomen. Vermijd knikken. Houd afstand tot warmtebronnen. Pas indien nodig hittebescherming toe! 7.2. Brandstofpomp De brandstofpomp is een gecombineerd transport-, doseer- en afsluitsysteem en is onderworpen aan bepaalde inbouwcriteria (zie Afbeelding 14). 7.2.1. Inbouwlocatie De brandstofpomp moet op een koele plaats, zo mogelijk dichtbij de tank (zie Hoofdstuk 7.1.4, "Leidinglengtes en opvoerhoogte") gemonteerd worden. De toegestane omgevingstemperatuur mag tijdens het bedrijf nooit boven + 20 C stijgen voor benzine-verwarmingsapparaten. Brandstofpomp en brandstofleidingen mogen niet in het uitstralingsbereik van hete auto-onderdelen worden gemonteerd. Eventueel moet een straalbescherming worden aangebracht. Diesel Brandstoftoevoer 7.2.2. Inbouw en bevestiging De brandstofpomp moet met een trillingsdempende ophanging worden bevestigd (bijv. rubberen klem). De inbouwpositie is volgens Afbeelding 14 beperkt, om een goede eigen ventilatie te waarborgen. Wegens corrosiegevaar mogen voor de steekverbinding tussen brandstofpomp en brandstofpompkabelboom alleen originele Webastoonderdelen worden gebruikt. Gebruik een elastische ophanging voor de brandstofpomp (beperkt de overdracht van trillingen/tikken)! (Zie Afbeelding 15). Afb. 15: Elastische ophanging brandstofpomp 7.3. Brandstoffilter Als rekening gehouden moet worden met vervuilde brandstof, mag alleen het Webasto filter gebruikt worden. Inbouw indien mogelijk verticaal, max. echter horizontaal (doorstroomrichting in acht nemen). 0-90 0-45 0-180 0-180 15-90 Afb. 14: Brandstofpomp DP 42 inbouwpositie Afb. 16: Brandstoffilter 97

Verbrandingsluchttoevoer Air Top 2000 STC 8 Verbrandingsluchttoevoer De verbrandingslucht mag in geen geval uit ruimtes gehaald worden, waarin zich personen bevinden. De aanzuigopening voor de verbrandingslucht mag niet in rijrichting wijzen. Ze moet zo ingedeeld worden, dat verstopping door vervuiling niet te verwachten is. AANWIJZING: Bij een aanzuigslanglengte van <0,6 m wordt de montage van een aanzuiggeluiddemper aanbevolen. AANWIJZING: Het ontnemen van de verbrandingslucht moet op een zo koel mogelijke, tegen spatwater beschermde plaats met een verbrandingsluchtleiding plaatsvinden. Als verbrandingsluchtleiding mogen meegeleverde of door Webasto goedgekeurde verbrandingsluchtleidingen worden gebruikt. De verbrandingsluchtopening mag niet beneden de voor de desbetreffende auto toegestane waterdoorlaathoogte liggen. Voor overige bepalingen zie wettelijke bepalingen voor de inbouw. 98

Air Top 2000 STC Uitlaatgasleiding 9 Uitlaatgasleiding Als uitlaatgasleiding moeten starre buizen uit ongelegeerd of gelegeerd staal met een minimum wanddikte van 1,0 mm of flexibele buizen uitsluitend van gelegeerd staal worden gebruikt. De uitlaatgasafvoerbuis wordt op het verwarmingsapparaat met de meegeleverde klem voor de uitlaatgasleiding vastgezet. Voor overige bepalingen zie wettelijke bepalingen. Afb. 17: Uitlaatgasgeluiddemper Doorstroomrichting naar keuze De uitlaatgasgeluiddemper moet bij voorkeur in de buurt van het verwarmingsapparaat gemonteerd worden. Het verwarmingsapparaat mag ook zonder geluiddemper gebruikt worden. 99

Verbrandingsluchtaanzuig- en uitlaatleidingen Air Top 2000 STC 10 Verbrandingsluchtaanzuig- en uitlaatleidingen Beide leidingen moeten vanaf het verwarmingsapparaat aflopend gemonteerd worden. Is dit niet mogelijk, moet op het laagste punt een condensaatafvoerboorgat ø 4mm worden aangebracht. Afb. 18: Condensaatvorming verhinderen De leidingen mogen niet in rijrichting wijzen. Afb. 19: De mondingen van de leidingen niet in rijrichting De leidingen moeten zo ingedeeld worden, dat een verstopping door vervuiling niet te verwachten is. Afb. 20: Verstopping door vervuiling verhinderen LET OP: Bij een inbouwpositie van de uitlaatpijpmonding anders dan de weergave in Afbeelding 21 bestaat brandgevaar! Lengte van de verbrandingsluchtaanzuig- en uitlaatpijp in totaal: met geluiddemper: max. 2,0 m zonder geluiddemper: max. 5,0 m AANWIJZING: Vanaf een uitlaatpijplengte van meer dan 2 m moeten de uitlaatpijpen worden geïsoleerd (onderschrijding van het dauwpunt) Binnendoorsnede van de pijpen: Verbrandingsluchtpijp: 22 mm Uitlaatpijp (metaal): 22 mm Kleinste buigradius: 50 mm Max. som van de buigingen: verbrandingsluchtpijp: max. 270 Uitlaatgasleiding: max. 270 100

Air Top 2000 STC Verbrandingsluchtaanzuig- en uitlaatleidingen Een bevestiging niet verder dan 150 mm, gemeten van het einde van de uitlaatgasafvoerbuis, is nodig, zodat de hoek van 90 ± 10 gewaarborgd wordt. Uitstroomrichting ongeveer verticaal 90 10 Afb. 21: Uitlaatpijpmonding Inbouwpositie 101

Elektrische aansluitingen Air Top 2000 STC 11 Elektrische aansluitingen Alle niet-benodigde kabels moeten geïsoleerd worden! 11.1. Aansluiting bij inbouw in een voertuig voor het vervoer van gevaarlijke goederen (ADR) Voor de inbouw van verwarmingsapparaten Air Top 2000 STC D in voertuigen voor het transport van gevaarlijke goederen moet aanvullend aan de eisen van ADR/RID deel 9 paragraaf 9.2.4.7-Verbrandingsverwarming voldaan worden. De elektrische aansluiting wordt conform schakelschema Afbeelding 31 of Afbeelding 32 uitgevoerd. Bij voertuigen zonder nevenaandrijving vindt de elektrische aansluiting conform systeemschakelschema Afbeelding 32 plaats. AANWIJZING: De schakelaar S3 moet zo geïnstalleerd worden, dat bij inbedrijfname van een PTO plus-potentiaal op de betreffende ingang van de regeleenheid ingeschakeld wordt. LET OP: Conform de bepalingen van de verordening m.b.t. gevaarlijke goederen weg/trein mogen verwarmingsapparaten alleen met een bijzondere, in de bestuurderscabine aangebrachte, handmatig te bedienen schakelaar in bedrijf genomen worden. Het gebruik van het verwarmingsapparaat is in ADR-voertuigen alleen met een handmatige schakelaar toegestaan. Afb. 22: Regeleenheidafdekking verwijderen Vóór de eerste inbedrijfname van het verwarmingsapparaat moet de regeleenheidafdekking geplaatst worden om het ontoelaatbaar vrijkomen van hete lucht te voorkomen (oververhitting van het verwarmingsapparaat). De kabeldoorgang kan naar keuze links of rechts plaatsvinden. Om ervoor te zorgen dat de kabeldoorvoer in de regeleenheidafdekking dicht wordt afgesloten, moet de kabelopening op de kabelboom overeenkomstig verschoven worden. 11.3. Aansluiting voedingsspanning Bij voorkeur van de centrale elektrotechniek van het voertuig. 11.2. Aansluiting verwarmingsapparaat Voor het aansluiten van de kabelboom moet de regeleenheidafdekking op het verwarmingsapparaat worden weggenomen en de kabelboomstekker op de regeleenheid worden aangesloten. AANWIJZING: Regeleenheidafdekking aan beide kanten met een stomp mes eraf halen (Afbeelding 22, pijlen). 102

Air Top 2000 STC Elektrische aansluitingen Ter beveiliging van het verwarmingsapparaat moet een extra platte-zekeringhouder worden aangebracht (zit in de leveromvang). De zekeringhouder mag alleen in het voertuiginterieur worden gemonteerd. F = 15A (12 en 24V) Afb. 24: Zekeringhouder, inbouwpositie Afb. 23: Verwijderen van de bevestigingsplaat van de zekeringhouder 103

Elektrische aansluitingen 11.4. Aansluiting bedieningselement De kabelboom is voor de aansluiting op het bedieningselement voorbereid. De stekker niet aan het snoer eruit trekken. Door aan de kabelboom te trekken wordt het stekkerhuis vergrendeld (zelfremmend). AANWIJZING: De lichtgeleider moet tegen de draaiknop aan liggen. Afb. 26: Montage van het bedieningselement Air Top 2000 STC Afb. 27: Montage van het bedieningselement (verkeerd) Afb. 25: Bedieningselement 104

Air Top 2000 STC Aansluitschema / schakelschema 12 Aansluitschema / schakelschema 9032412A02 Afb. 28: Systeemschakelschema Air Top 2000 STC, 12V/24V met MultiControl, voor legende zie vanaf bladzijde 110 105

Aansluitschema / schakelschema Air Top 2000 STC Afb. 29: Systeemschakelschema Air Top 2000 STC, 12 V/24 V met bedieningselement en voertuigventilatie, voor legenda zie vanaf bladzijde 110 106 9032487A01

Air Top 2000 STC Aansluitschema / schakelschema Afb. 30: Systeemschakelschema Air Top 2000 STC, 12 V/24 V met standaard klok/combi-klok, voor legenda zie vanaf bladzijde 110 9032490A01 107

Aansluitschema / schakelschema Air Top 2000 STC Afb. 31: Systeemschakelschema Air Top 2000 STC D, 12 V/24 V ADR-bedrijf met SmartControl, voor legenda zie vanaf bladzijde 110 108 9032489A01

Air Top 2000 STC Aansluitschema / schakelschema 9032488A01 Afb. 32: Systeemschakelschema Air Top 2000 STC, 12 V/24 V ADR-bedrijf met bedieningselement, voor legenda zie vanaf bladzijde 110 109

Legenda voor schakelschema's Air Top 2000 STC 13 Legenda voor schakelschema's bl br ge gn gr or rt sw vi ws Kabelkleuren Kabeldoorsneden < 7,5 m 7,5-15 m 0,75 mm 2 1,0 mm 2 1,0 mm 2 1,5 mm 2 1,5 mm 2 2,5 mm 2 2,5 mm 2 4,0 mm 2 blauw bruin geel groen grijs oranje rood zwart paars wit 4,0 mm 2 6,0 mm 2 Pos. Benaming Opmerking A1 Verwarmingsapparaat Air Top 2000 STC A2 Regeleenheid Regeleenheid A3 UniBox - B1 Vlambewaker alleen bij benzineverwarmingsapparaten B2 Temperatuursensor Intern B3 Oververhittingssensor Oververhittingsbescherming B4 Ruimtetemperatuursensor Extern E Gloeipin - F1 Zekering 24 V, 15 A 12 V, 15A (max. 20 A) Platte zekering DIN 72581-3 F2 Zekering 1A Niet aanwezig in kabelboom F3 Zekering 1A Platte zekering DIN 72581-3 F4 Zekering 1A Niet aanwezig in kabelboom F5 Zekering Waarde [in A] selecteren afhankelijk van leidingdiameter, niet aanwezig in kabelboom H1 LED groen (in pos. S1) Inschakelcontrole, foutcodeweergave H2 LED rood (in pos. P) Verlichting direct verwarmentoets, gereedheidsweergave, inschakelcontrole 110

Air Top 2000 STC Pos. Benaming Opmerking H3 Symbool "Verwarmen" op display (in pos. P) Inschakelcontrole, gereedheidsweergave H4 Gloeilamp / LED (in Pos. P) Display- en toetsverlichting H5 Gloeilamp / LED Inschakelcontrole PTO (max. 500 ma) H6 LED (groen, blauw, wit, rood) Bedrijfsweergave, gereedheidsweergave, inschakelcontrole, foutweergave H7 Symbool op display - K Relais met vrijloopdiode Voertuigventilator (max. 500 ma) M1 Aandrijfmotor Verwarmings- en verbrandingsluchtventilator M3 Motor Voertuigventilator P Combiklok 1531 Schakelklok en instelwaarderegelaar P1 SmartControl (W-bus) P2 MultiControl of SmartControl (W-bus) R1 Weerstand alleen bij interne temperatuursensor S1 Bedieningselement (draaischakelaar) S2 Schakelaar Ventileren S3 Schakelaar CO 2 -instelling Schakelaar in/uit en instelwaarde temperatuur S4 Toets Externe toets Direct verwarmen S5 Schakelaar Nevenaandrijving / PTO Legenda voor schakelschema's Pos. Benaming Opmerking S6 Schakelaar een- of tweepolig Scheidingsschakelaar S7 Accuscheidingsschakelaar Elektronisch gestuurde scheidingsschakelaar (max. 500 ma) V1-V2 Blokkeerdiode Min. 500 ma X1-X6 Steekverbinding Op pos. A2 X9 Steekverbinding - X9 (a) Steekverbinding Op pos. S1 X9(c) Steekverbinding W-bus, aansluiting SmartControl / MultiControl, Telestart (alleen 12 V), ThermoCall of diagnose X10 Steekverbinding Op pos. P1 of P2 X11 Steekverbinding (optioneel) Op pos. B4 X13 Steekverbinding Op pos. Y1 X14 Steekverbinding Op pos. P X15 Steekverbinding (optioneel) Bij pos. S3 X16 Steekverbinding Aansluiting kabelboom DP42 X17 Steekverbinding Aansluiting kabelboom DP42 Y1 Brandstofpomp DP42 Y2 Magneetklep / pomp Nevenaandrijving / PTO 111

Legenda voor schakelschema's Pos. Opmerking Plus van klem 15/75 op aansluiting 10: continu verwarmenmodus is bij direct verwarmen mogelijk, zolang het contact ingeschakeld is. Alle verwarmingsapparaatvarianten: aansluiting W-bus diagnose, SmartControl / MultiControl, ThermoCall of Telestart (alleen 12V). CO2-instelling (zie werkplaatshandboek) Bij aansluiting op klem 30: continu verwarmen-modus is mogelijk bij uitgeschakeld contact. Leidingen grijs en paars bij ADR-functie vereist. Bij niet-adr-voertuigen: leidinguiteindes isoleren en terugbinden. Externe ruimtetemperatuursensor (optioneel) Zekering aanwezig in voertuig. Pin 16 "ventileren" (alleen bij bedrijf met bedieningselementen zonder W-bus) Bij gebruik van combiklok 1531 in ADR-voertuigen is de aansluiting niet toegestaan. Adapter-kabelboom (optioneel) Schakelvermogen 250 ma 13.1. Pinbezetting steekverbinding X6 18-polig Pin nr. 1 Spanningstoevoer + (klem 30) 2 Spanningstoevoer (klem 31) 3 Nevenaandrijving 4 Klem D+ Opmerking Air Top 2000 STC 5 W-bus (aansluiting Webasto Thermo Test Diagnose) 6 K-bus 7 CO2-instelling 8 externe temperatuursensor + 9 externe temperatuursensor - 10 Instelwaarderegelaar + 11 Instelwaarderegelaar - 12 Ingang inschakelsignaal (in / uit) 13 Voeding bedieningselement / afgifte foutcode 14 Uitgang ventilatorrelais van voertuig / accuscheidingsschakelaarnaloopsignaal 15 Uitgang accuscheidingsschakelaar-naloopsignaal / uitgang ventilatorrelais van voertuig 16 Ingang ventilatie (alleen bij bedrijf met bedieningselementen zonder W-bus) 17 Vrij 18 Vrij 112

Air Top 2000 STC Eerste inbedrijfname 14 Eerste inbedrijfname Na de inbouw van het verwarmingsapparaat moet het brandstoftoevoersysteem zorgvuldig ontlucht worden. AANWIJZING: Vanwege het lage brandstofverbruik is een herhaaldelijk inschakelen noodzakelijk om de brandstofleiding naar het verwarmingsapparaat te vullen. Door veelvuldig foutief te starten kan het verwarmingsapparaat om veiligheidsredenen in een storingsvergrendeling gaan - zie Hoofdstuk 15, "Storingsuitschakeling". Tijdens een testloop van het verwarmingsapparaat moeten alle aansluitingen op dichtheid en goede bevestiging gecontroleerd worden. Mocht het verwarmingsapparaat tijdens het bedrijf in storing gaan, moet een foutopsporing worden uitgevoerd. 113

Storingsuitschakeling Air Top 2000 STC 15 Storingsuitschakeling In de regeleenheid worden fouten bij de diverse componenten van het verwarmingsapparaat en storingen tijdens het gehele bedrijf herkend. Het verwarmingsapparaat wordt uitgeschakeld (storingsvergrendeling) bij: geen start of start met fouten temperatuursensor defect oververhittingssensor onderbreking of kortsluiting oververhittingssensor verkeerd gemonteerd gloeipin onderbreking of kortsluiting ventilatormotor overbelast of geblokkeerd of kortsluiting of onderbreking fout in de stroomkring brandstofpomp of van de oververhittingsbeveiliging (alleen in de startfase) onderspanning < 10,5 of overspanning > 16 volt, langer dan 20 seconden (bij verwarmingsapparaat 12 volt) onderspanning < 20,5 of overspanning > 31 volt, langer dan 20 seconden (bij verwarmingsapparaat 24 volt) regeleenheid defect oververhitting vlambewaker defect (benzine-verwarmingsapparaat) Oorzaak van de storing verhelpen. Voor de storingsontgrendeling het verwarmingsapparaat kort (min. 2 seconden) uit- en weer inschakelen. Als ernstige storingen zoals oververhitting of niet-starten zich vaak voordoen, wordt het verwarmingsapparaat geblokkeerd (storingscode F12) en kan dit door afkoppelen van de voedingsspanning terwijl het verwarmingsapparaat ingeschakeld is (bijv.door de zekering te verwijderen en weer te plaatsen) weer in bedrijf worden genomen. Bij oververhitting wordt het brandstoftransport onderbroken. Er vindt een naloop zoals bij handmatige uitschakeling plaats. Na de naloop bevindt de regeleenheid zich in storingsvergrendeling. De oververhitting wordt door 10 keer knipperen van de bedrijfsindicatie aangegeven. 114

Air Top 2000 STC Storingsuitschakeling 15.1. Storingscode-mededeling AANWIJZING: De storingscode-mededeling vindt bij uitrusting met bedieningselement na het optreden van een storing door knipperenvan de inschakel-controle/ storingscode-indicatie plaats. Na 5 snelle knipperimpulsen vindt de storingscode-mededeling plaats door een serie langzame knipperimpulsen in overeenstemming met de getallen in de onderstaande tabel. Bij uitrusting met de combi-klok verschijnt na het optreden van een storing op het display van de combiklok een foutcode-mededeling. Bij gebruik van het bedieningselement wordt het foutnummer door knipperen van het bedrijfsindicatielampje aangegeven: F 00 Fout in regeleenheid / verkeerde dataset / klantbus fout F 01 Geen start / geen vlamvorming F 02 Uitdoven van de vlam (herhaaldelijk >3) F 03 Onderspanning of overspanning F 04 Vroegtijdige vlamherkenning F 05 Vlambewaker (benzine-verwarmingsapparaat) onderbreking of kortsluiting F 06 Temperatuursensor onderbreking of kortsluiting F 07 Brandstofpomp onderbreking of kortsluiting F 08 Ventilatormotor onderbreking of kortsluiting of overbelast of geblokkeerd F 09 Gloeipin onderbreking of kortsluiting F 10 Oververhitting F 11 Oververhittingssensor onderbreking of kortsluiting F 12 Verwarmingsapparaatvergrendeling F 14 Oververhittingssensor verkeerde positie F 15 Instelwaarderegelaar onderbreking 115

Technische gegevens Air Top 2000 STC 16 Technische gegevens De technische gegevens zijn, voor zover geen grenswaarden aangegeven zijn, in overeenstemming met de bij verwarmingsapparaten gebruikelijke toleranties van 10% bij een omgevingstemperatuur van +20 C en bij nominale spanning en nominale voorwaarden. 16.1. Elektrische componenten: Regeleenheid, motor, gloeilamp in de schakelklok en gloeipin/ vlambewaker zijn voor 12 volt of voor 24 volt ontworpen. De bouwelementen schakelklok, oververhittingssensor en temperatuursensor zijn van de spanning onafhankelijk. 16.2. Brandstof voor Air Top 2000 STC B (benzine): Als brandstof is de door de autofabrikant voorgeschreven brandstof geschikt. 16.3. Brandstof voor Air Top 2000 STC D (diesel/stookolie EL): Als brandstof is de door de voertuigfabrikant voorgeschreven dieselbrandstof volgens DIN EN590 geschikt. Ook stookolie van de klasse EL - geen stookolie L - kan, voorzover deze aan de op de Duitse markt gebruikelijke kwaliteit volgens DIN 51603 voldoet, worden gebruikt. Een nadelige beïnvloeding door additieven is niet bekend. Bij brandstofafname uit de voertuigtank moeten de bijmengingsvoorschriften van de voertuigfabrikant in acht worden genomen. Bij overschakeling op koudebestendige brandstoffen moet het verwarmingsapparaat ca. 15 minuten in bedrijf worden genomen, zodat het brandstofsysteem met nieuwe brandstof wordt gevuld. De apparaten Air Top 2000 STC D mogen ook gebruikt worden met FAME (biodiesel) die voldoet aan DIN EN 14214. 116

Air Top 2000 STC Technische gegevens Verwarmingsapparaat Bedrijf Air Top 2000 STC B Air Top 2000 STC D Typegoedkeuring EMC Verwarmingsapparaat E1 R10-04 1085 E1 R122-00 0216 Model Luchtverwarmingsapparaat met verdamperbrander Warmtestroom Regelbereik 1,0-2,0 kw 0,9-2,0 kw Brandstof Benzine EN 228 DIN 51625 Diesel/FAME EN 590 DIN 51603 DIN EN 14214 Brandstofverbruik Regelbereik 0,1-0,2 kg/h (0,14-0,27 l/h) 0,1-0,21 kg/h (0,12-0,24 l/h) Nominale spanning 12 volt 12 / 24 volt Bedrijfsspanningsbereik 10,5-16 volt 10,5-16 / 20,5-31 volt Nominaal opgenomen vermogen Regelbereik 14-29 W Toeg. omgevingstemperatuur: Verwarmingsapparaat: - Bedrijf - Opslag Brandstofpomp: - Bedrijf - Opslag Bedieningselement:- Bedrijf - Opslag -40 tot + 40 C -40 tot + 85 C -40 tot + 20 C -40 tot + 85 C -40 tot + 75 C -40 tot + 85 C Toeg. verbrandingsluchtaanzuigtemperatuur -40 tot + 20 C Instelbereik voor binnentemperatuur Regelbereik +5 tot + 35 C Volumestroom van de hete lucht bij ventilatortoerental tegen 0,5 mbar max. 93 m 3 /h bij 4750 tpm CO 2 in het uitlaatgas (toegestane functiebereik) Afmetingen verwarmingsapparaat Gewicht 1 kw 2 kw 5,0-8,0 % 9,0-12,5 % Lengte 311 2 mm Breedte 120 1 mm Hoogte 121 1 mm 2,6 kg 5,0... 8,0 % 9,0... 12,5 % 117

Uitvoering Air Top 2000 STC 17 Uitvoering Air Top 2000 STC B (benzine) Luchtverwarmingsapparaat voor brandstof benzine (12 volt) Air Top 2000 STC D (diesel) Luchtverwarmingsapparaat voor brandstof diesel/stookolie EL (12 of 24 volt) 118

Air Top 2000 STC Boorsjabloon 18 Boorsjabloon Dichting AANWIJZING: Max. bodemoneffenheid in de buurt van de dichting: 1 mm Afb. 33: Boorsjabloon 119

Im Fall einer mehrsprachigen Version ist Deutsch verbindlich. Die Telefonnummer des jeweiligen Landes entnehmen Sie bitte dem Webasto Servicestellenfaltblatt oder der Webseite Ihrer jeweiligen Webasto-Landesvertretung. In multilingual versions the German language is binding. The telephone number of each country can be found in the Webasto service center leaflet or the website of the respective Webasto representative of your country. En cas de version multilingue, c est la langue allemande qui fait foi. Pour trouver le numéro de téléphone du pays concerné, veuillez consulter le dépliant des points-service Webasto ou la page web de la représentation Webasto de votre pays. Webasto Thermo & Comfort SE Postfach 1410 82199 Gilching Germany Besucheradresse: Friedrichshafener Str. 9 82205 Gilching Germany Technical Extranet: http://dealers.webasto.com Nur innerhalb von Deutschland Tel: 0395 5592 444 E-mail: technikcenter@webasto.com Ident-Nr. 9032312A 05/15 Errors and omissions excepted Printed in Germany Webasto Thermo & Comfort SE, 2015