MtNtSTEFME VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast WetenschappeÜjk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.) (Voorzitter : F. HEVENS, Directeur-Generaa!) BESTANDSOPNAM E LANGSHEEN DE BELGtSCHE KUST (3) R. DE CLERCK en N. CLOET. Onderwerkgroep «Biologie «(i.w.o.n.l.) Mededelingen van het Rijksstation voor Zeevisserij (C.L.O. Gent) Publikatie nr 46-B/5/1971.
M!N!STER)E VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappetijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.) (Voorzitter : F. HEVENS, Directeur-Generaat) BESTANDSOPNAME LANGSHEEN DE BELG!SCHE KUST (3) R. DE CLERCK en N. CLOET. Onderwerkgroep - Biologie " (I W.O.N.L.) Mededelingen van het Rijksstation voor Zeevisserij (C.L.O. Gent) Publikatie nr 46-B/5/1971. D/1971/0889/4
In het kader van de activiteiten van de werkgroep "B io lo g ie " (C om m issie T. W. O. Z. -I. W. O. N. L. ) werden in m ei en septem ber 1970 twee bestandsopnamen van de com m erciële vissoorten, die langsheen de B elgisch e kust voorkom en, opgesteld. Onderhavige publikatie verm eldt de resultaten van de derde b e standscpname, ditmaal over de periode 1 8-2 6 m ei 1971. Voor de doelstelling en de uitvoering van de opnamen kan naar de vorige publikaties worden verw ezen. Uitvoering. Teneinde de spreiding van de stations over de ku stlijn nog idealer te laten verlopen, werden twee stations bijgevoegd, zodat een totaal van 27 vaste punten werd bekomen. De lokalisatie van de Stations is weergegeven op kaart 1. De positie van station 26 is 51*14'N. B en 2*4 8 *0. L. en van station 27 5 1 2 C '3 0 "N. B. en 3 * 1 0 '0. L. In tegenstelling m et de twee vorige opnamen, werden de gegevens over de temperatuur, de zuurtegraad en htt zoutgehalte van het oppervlaktezeewater op kaart uitgezet, nl. de respektievelijke kaart 2, 3 en 4. Het cijferm ateriaal betreffende dichtheid per vissoort en per station is in de volgende tabel vervat.
Aantal stuks per 1.000 m. Sp ecies/s tation 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 < 54 3 2, 5 167 7 446 174 161 9 29 Garnalen 5 4-6 7-4 - - 23 1 14 57 9 l 13 ^ 67 3 4 1-1 < 13 - Schol 13-19 2 0-2 4 1 - > 24 1 - < i l Schar 1 1-14 15-19 19 < 13 Bot 13-20 20 - - - - 1-6 1 - - - < 21 2 1 1 1 1 Wijting 2 1-2 9 - - 2 2 1-1 1 - - - ) 29 < 13 Tong 13-19 2 0-2 3 - - - - - - 1 - - - - *)> 23 Sprot < 1 0 Roodbaard 25 -
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 195 24 21 14 1 127 54 5 50 6 152 41 5-145 21 9 1 1-10 3 210 28 1 1 1 14 3 5 6 1 12 6 1 1 - - 1-1 - - - 2 - - - - 1 1 - - - - - - - - - - - - - -... 1 I 1 - - 3 - -...Z - 2 - - 9 - -
en kom m erci^le vissoorten. De bestandsopname had betrekking op niet-kom m erci'èle 1. De niet-kom m er ciële vissoorten. Met uitzondering van de stations 16, 17, 23 en 25 werdei op alle stations uitzonderlijke hoeveelheden kogelkwallen (Pluerobrachia pileus F lem. ), ook galbollen genoemd, in de netten aangetroffen. Op de stations 16 en 17 werd daarenboven veel slijk genoteerd. De gewone zeeappel (P sam m echim es m iliaris Gmel), op station 19 en 25 voor. ook kootei genoemd, kwam Grote hoeveelheden zeesterren (A sterias rubens L. ) maakten deel uit van de vangsten op de stations 5, 6, 8 en 23. Steenbolk (Gadus luscus L) en horsm akreel(caranx trachurus L) werden over de volledige kustlijn aangetroffen. Verder kwamen ook de vijfdradige meun (Motella m ustela L ), de smelt (Ammodytes lanceolatus Lesauv. ), de zeegrondel (Gabius minutus Pall&s), het harnesmannetje (Agonus cataphractus L. ) en de zeeslak (Liperis lip erisl ) voor. T 'n slo tte werden in de sam enstelling van de vangsten genoteerd: pijlinktvis (Loligo vulgaris Lam. ), zeem uis (Aphrodite aculeata L. ), slangster (Ophiura texturata Lam. ), herem ietkreeft (Eupagurus bernhardus L. ), zwemkrab (Macropipus holsatus Fabr. ), oorkwal (Aurelia aurita L. ), zeeanemoon (Actinia, equina L. ) goudkam m etje (Pectinaria koreni M alm gr. ), dwerginl^tvis (S&piola atlantica d'o rb. ) en kompaskwal (Chrysaora h y so sc ella L. ).
2. De k o m m erciële vissoorten. Bij de bestandsopname werden alle kom m er ci'èle yoorten betrokken, nl. garnalen, schol, schar, bot, wijting, kabeljauw, tong, sprot en roodbaard. De dichtheid van de stapel in de beschouwde periode kan als volgt worden beschreven : a) Garnalen. Het grootste gedeelte van de garnaal stock bestond uit kleine garnalen van m inder dan 54 m m lengte. Van deze sortering 2 werd een m axim um van 446 individuen per 1. 000 m in de omgeving van de Wandelaar genoteerd, terw ijl een min of m eer homogene verspreiding zich langsheen de kustlijn tussen de Franse grens en Oostende m anifesteerd e. De sorteringen begrepen tussen 5 4-6 7 m m en groter dan 67 m m vertoonden een bijzonder lage dichtheid. De schaarsheid van de garnalenstock kan voornam elijk worden toegeschreven aan een abnormaal hoge natuurlijke sterfte tengevolge van de aanwezigheid van tw eejarige kabeljauw op de kust gedurende de maanden ok tober-decem ber 1970. b. Schol. Een grote schaarste vie l in alle sorteringen te noteren. A lleen in het W estdiep was nog een kleine dichtheid van 2 2 stuks per 1. 000 m.
c) Sçhar. De aanwezigheid van schar in deze bestandsopname w erd gekenmerkt door een koncentratie ten w esten van 2 " 4 5 ' O. L. Een m axim um van 9 stuks 1 -ja r ig e scharren per 2 I. 000 m w erd in het Trappegeer bekomen. d) Bot^ Met uitzondering van station 17, gelegen vbbr L o m - bardzijde, w erd geen 1-ja r ig e bot genoteerd. In de omgeving van de van 6 individuen ouder dan 1 jaar aan het licht. kwam een m axim um e) Wijting. M axim a van twee stuks werden op vier Stations aangetroffen. De verspreiding heeft evenwel een grillig verloop. E xem plaren groter dan 29 cm kwamen nergens voor. f) Kabeljauw. De kabeljauw was in deze bestandsopname volledig afwezig. De sterke jaarklasse 1969, die zich in het najaar 1970 vbbr de kust had opgehouden, was im m ers gem igreerd, zoals trouwens ook bleek uit m erkproeven. 8) Ï5RS- De tongkoncentraties waren z e e r schaars in de a f gelopen bestandsopnam e. De uitvoering van de proeven bij dag zijn
hierbij ongetwijfeld in zekere mate verantwoordelijk. Niettemin zal de bestandsopname in september ongetwijfeld reeds een eerste beeld kunnen verstrekken van de dichtheid van het broedsucces op de kust, m et name de nieuwe ja a rk la sse 1971. h) Sprot. Slechts in het Westdiep, op de stations 17 en 19, w erd een kleine dichtheid van sprot g e re g istre e rd. i) B^odbaard. Het voorkomen van roodbaard m anifesteerde zich tus Nieuwpoort en Oostende, doch m et ze e r kleine koncentraties.
3*30' 51*30' ZuurtegraacK ph ) op de 27 Stations 18-5/26-5*1971 aanta tten per 1000 m? 51*15' Oostende Nie iwpoort 3*30' 51 05'
18-5/26-5-1971 GARNAAL 54-6 7 m m aantat ten per 1000 m?
GARNAAL >67 mm 18-5/26-5-1971 u 10 aantahen t,, per 500 1000 m? )000
5'*30' SCHOL <13 cm 18-5/26-5197! 0 5 10 20 aantat ten per 50 ]000 m? 100 -------- \
3 )5 ' 3-30' 51*30'!8-5/26-S-137) SCHAR < 11 c m aantalten per! 00 0 m? 100 * *
3-30' 51*30' SCHAR 15-19 c m aantatten per ]000 18*5/26 O 10 20 50 100 51*15' 3*30' 51*05'
2 30' 2 45' 3*00' 3*t5' 3*30'
2 30' 51 30'! 18-5/26*5-1971 W'JUNG 21-29cm aantatten per 1000 m^ too Oostende Ni? jwpoort
TONG 13-19 cm 18-5/26-5-1971 0 1 5 10 20 aantahen per ^ 1000 m? too ge
3-30' *30' 2*4 5' 3 C 0 '
TONG >23 cm 18-5/26-5-1971 0 1 aantahen per 1000 m? 100
3*30' *30' ROODBAARD <25 cm aantatten per tooom? Oostende Nie jwpoort