1i!; blad. Rechtbank van eerste aanleg. Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. 2<32'-i /2018. Oost... Vonnis 29 OKTOBER 2018

Vergelijkbare documenten
_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

/:2-J l - I Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis /\G ' _." " l p / l :..

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /

Rechtbank van eerste aanleg ost-vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

HOGER BEROEP. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde_. strafzaken

AFSCHRIFT. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis. L.ooy /2017. D13M kamer 20JUNI2011

Griffienummer J'S-31 /2019- Datum van uitspraak 20 MEI Notitienummer parket. Vonnis. D13M kamer. Aangeboden op

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Rechtbank van eèrste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

et tbal81l \ v<ah1 eerste aan eg Oos =V aarnderren afde h11g Denderrmonde strrafza (terrl1

Rechtbank van eerste aanleg Oost-VIaa nderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg est-vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

KOPI. Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, sectie correctionele reehtbank. afdesing Brugge, zestiende kamer (B16) / 2S2d / 2016

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

k 1a lf1l (eerste ë2l röhiîl <eg

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Recht nk van stsdvlaand ren, rugge, r rech bank

Vonnis. 5 b. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel, 1 rechter. ll de kamer. p:: l AFSCHRIFT.

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 8 FEBRUARI 2019

COP1. West-Viiaanderen, Rechtbank van eerste aanleg. afdeltng Brugge, Vonnis. secfie eorrectionele rechtbank. zestiende kamer (B16) / / /

Rechtbank van aanleg LIMBURG, Tongeren, Correctioneel.

=tföjji J)lVON NIS. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling VEURNE, strafzaken. Kamer V / / /06/2018

lll llllll l llllll lll l llllll Il Il Il lllll ll llllll lll

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

KOP. Rechtbank ta n eerste aanleg Vil/c;st.-Vf a1 1ti if'<e?r &tfi te b BrQJ tw o

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

ast-vlaanderen, afdeling Gent

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

Hof van beroep Gent. Arrest. tiende kamer correctionele zaken D1-DDDD DDD1-DD1D-D1-D1-

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

KOPl 0PSCH0R TING. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. Vonnis. zestiende kamer (B16)

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

Hof van Cassatie van België

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

Hof van beroep Gent. Arrest. r COVER. tiende kamer correctionele zaken / / februari 2019.

Rechtbank van eerste aanleg Leuven correctionele zaken

9.ri Repertorîumnummer /Europees. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. Kamer ACl. 15 april A000968

Rechtbank van eerste aanleg est-vlaanderen,

sectie correctioneie rechtbank Vonnis Rechtbank van eerste aanieg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, zestiende kamer (B16) / 36 / / if o

bouwwerken te hebben verricht zoals bepaald bij artikel a): het optrekken of plaatsen van een constructie,

DE66.RW /12/GESW3. .3oll.O IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN :

. t. Vonnis. Rechtb.ank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen [ afdeling Dendermonde strafzaken 1 ! 1 1. A i-- ! 1. 1, blad j.

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen p.1 Dossiernr 18M zaal 20 Vonnisnr /

Rechtbank van eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 21. Vonnis 2019/ / / februari Vonnisnummer / Griffienummer

Rechtbank van eerste aanleg est... Vlaanderen, afdeling rugge,

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzal<en

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel Vonnis Kamer / april RH H021630

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

Rechtbanl< van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Àfschrift van Pen m :i t ten. tende ter griffie. ,!1er rechtbdllh ;,an c. t.'.sh.: a1j11 cg te;: Lcu 1cn.

Hof van beroep Gent. Arrest

2L2/\3 /2017 Datum van uitspraak. Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken. Vonnis. 1 "" blaj.

2015/ ^5 BESTUURLIJKE INLXCH 1 anu : GE 66. L4.608/13 SW3. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG OOST-VLAANDEREN afdeling Gent

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

(lste aanleg: nr.: /92) zitting houdend in strafzaken, wijst het volgende arrest :

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 5 MEI 2015

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Vonnis. Rechtba k \fan eerste aan eg Limburg, afdeiing Hasse tp sectie correctioneel, 13 kamer. l /_J 2018/,; ') '} 30 januari 2018 HA66.RW.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg Leuven, strafzaken

/J' blad. :J_);-q. 0 /2018. Rechtbank \1an eerste aan eg O Jst:=V aandernen arfc e fing Dender(r1r1conde. Vonnis. c}in rt1 îf' /J!t 7 1 fr.

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Re_chtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

Transcriptie:

1i!; blad Griffienummer 2<32'-i /2018 Datum van uitspraak 29 OKTOBER 2018 Notitienummer parket 0"1 Rechtbank van eerste aanleg Oost... Vlaanderen afdeling Dendermonde strafzaken Vonnis Aangeboden op D13M kamer

2e blad OPENBAAR MINISTERIE BEKLAAGDE wonende te geboren te op =? Ter terechtzitting van 24 september 2018 in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. R. S/abbinck, advocaat te Gent 1. TENLASTELEGGING A. Hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hierna vermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.S " a) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ( het gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande materialen, materieel of afval), te hebben uitgevoerd. voortgezet of in stand gehouden op het perceel gelegen te kadastraal gekend als op eigendom van wonende te geboren te bij aankoopakte van verleden door notaris te meer bepaald het perceel gewoonlijk te hebben gebruikt voor het parkeren van voertuigen, het stapelen van containers met aanhorigheden en de opslag van allerhande materiaal Te op niet nader te bepalen data in de periode van 01.09.2010 tot en met de datum van het bevel tot dagvaarding (st. 3, 33, 37) Deze feiten zijn strafbaar gesteld door artikel 6.1.1., al. 1.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening * * * 2. PROCEDURE De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 24 september 2018. De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde het Openbaar Ministerie en de aanwezige partijen. De feiten waren strafbaar op het moment dat ze werden gepleegd op basis van artikel 6.1.1 van de VCRO en zijn thans nog steeds strafbaar met identieke straffen op basis van artikel 6.2.1 van de VCRO.

3e blad /J. 3. VOORAFGAAND In zijn syntheseconclusie neergelegd ter zitting d.d. 24 september 2018 houdt beklaagde voor dat de strafvordering onontvankelijk moet worden verklaard, om de hiernavolgende redenen. 3.1. Beklaagde werd vervolgd wegens een inbreuk op artikel 4.2.1.5, a) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna: VCRO), namelijk het gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande materialen, materieel of afval, meer bepaald door het perceel gewoonlijk te hebben gebruikt voor het parkeren van voertuigen, het stapelen van containers met aanhorigheden en het stapelen van allerhande materiaal. Beklaagde houdt voor dat de geplaatste containers geen inbreuk uitmaken op artikel 4.2.1.5, a) VCRO, maar op artikel 4.2.1.1 VCRO, namelijk het plaatsen of oprichten van een constructie zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning. Daarnaast meent beklaagde dat ook voor het gewoonlijk gebruik voor het plaatsen van voertuigen, in de dagvaarding foutief werd verwezen naar artikel 4.2.1.5, a) VCRO, nu het in geen geval gaat om afgedankte voertuigen, maar om het parkeren of plaatsen van voertuigen zonder meer, zodat er sprake zou zijn van een inbreuk op artikel 4.2.1.5, b) VCRO. Ten eerste merkt de rechtbank op dat de wet geen onderscheid maakt tussen gebruikte of afgedankte voertuigen. De opslag van beide. types voertuigen is vergunningsplichtig. Ook de opslag van containers vormt de opslag van materiaal / materieel. Zelfs indien wordt aangenomen dat de feiten waarvoor beklaagde werd gedagvaard een inbreuk uitmaken op andere wetsartikelen, dan degene vermeld in de dagvaarding, zijn de feiten die de tenlastelegging uitmaken en kenmerken, op die wijze in de dagvaarding omschreven dat het voorwerp ervan voldoende blijkt voor de beklaagde en zijn recht van verdediging verzekerd wordt. Beklaagde weet op basis van de dagvaarding perfect waarvoor hij zich moet verdedigen. 3.2. In ondergeschikte orde meent beklaagde dat de strafvordering voor de oudste/onderste twee containers onontvankelijk is wegens verjaring, omdat de containers reeds werden geplaatst in 2010. Beklaagde wordt echter niet vervolgd voor het optrekken van een constructie maar voor een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten voor het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval, waaronder containers, wat een voortgezet misdrijf is en pas afloopt op het moment van dagvaarding. Het misdrijf wordt voortgezet in de zin van art. 6.2.1, eerste lid, 1 VCRO en de verjaring loopt immers niet zolang blijvend handelingen tot gebruik, zonder een tussentijdse onderbreking die tot verjaring leidt, worden gesteld.

" 1 "'" ' 4e blad 3.3. Voorts stelt beklaagde dat de onderste twee containers vrijgesteld zijn van vergunningsplicht op grond van de vrijstellingsbepaling van artikel 2.1.11 van het Vrijstellingsbesluit van 16 juli 2010. Voormeld artikel is hier evenwel niet van toepassing. 3.4. Tot slot volgt de rechtbank beklaagde niet, waar hij voorhoudt dat het reeds bestaande gewoonlijk gebruik voor het stallen van voertuigen vergund moet worden geacht, aangezien deze activiteit reeds aanwezig was op het moment dat de vergunningsplicht voor gewoonlijk gebruik voor het stallen van voertuigen op 1 mei 2000 is ontstaan, zodat er bijgevolg geen misdrijf zou kunnen weerhouden worden. Immers, gelet op de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en artikel 2 van het Strafwetboek, is het zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning gewoonlijk gebruiken van een grond voor het stallen van voertuigen, waarbij het gewoonlijk gebruik blijft voortduren, strafbaar, ook al heeft het gewoonlijk gebruik een aanvang genomen voor de inwerkingtreding van de strafbaarstelling (zie Cass. 7 maart 2017, TROS 2018, afl. 89; 55). 3.5. Gelet op hetgeen voorafgaat, zijn er geen gegronde redenen voorhanden om de strafvordering onontvankelijk te verklaren. 4. BEOORDELING OP STRAFGEBIED 4.1. De feiten Op 22 juli 2016 stelt de gemachtigde ambtenaar van de gemeente vast dat op de te 1 eigendom van beklaagde, deels gelegen in woongebied, deels gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied, een terrein is ingericht voor het stallen van voertuigen. Aan de achterzijde van het perceel staan vier (werf)containers. De containers staan twee hoog gestapeld (tot op een hoogte van bijna 6 meter}. Er hangt ook een spandoek dat aangeeft dat het terrein wordt gebruikt voor de aan- en verkoop van tweedehandsvoertuigen. Op het perceel staan verschillende voertuigen waarop wordt aangegeven dat ze te koop staan of reeds verkocht zijn. Een deel van het perceel is verhard met (kiezel)steenslag. De containers en de verharding staan in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Bij navolgend P.V. van 9 september 2016 wordt vastgesteld dat de zonnepanelen verlegd werden en een trap werd bevestigd aan één van de containers. Uit analyse door de inspectie van Geopunt blijkt dat het terrein reeds lange tijd verhard werd en in gebruik was als autoverkoopplaats. Sinds 28.05.2012 was het terrein ontruimd. Beklaagde verklaart in verhoor het volgende.

Se blad J1. Hij heeft de opdracht gegeven om de werfcontainers op te rièhten; Hij is de enige eigenaar. Hij wist niet dat er een vergunning nodig was. Hij is bereid om een regularisatievergunning aan te vragen. Door de administratie werd een herstelvordering opgemaakt. Men vordert het volgende herstel: Herstel in de oorspronkelijke staat, wat,betreft de 4 geplaatste containers. Dit houdt in: het verwijderen van de 4 gestapelde containers, inclusief de eventuele vloerplaat en fundamenten, het opvullen van de bouwput met zuivere teelaarde en de verwijdering van de afbraakmaterialen van het terrein. Tevens dient alle steenslagverharding te worden verwijderd; Het staken van het gewoonlijk gebruik van het terrein voor het plaatsen van voertuigen; Binnen een termijn van drie maanden; Onder een dwangsom van 150 euro per dag vertraging bij niet-uitvoering ' binnen de gestelde termijn. De herstelvordering krèeg op 15 december 2016 het positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. 4.2. Grond van de zaak Volgens artikel 6.1.5 van de VCRO zijn, onverminderd de bevoegdheden van de agenten en de officieren van gerechtelijke politie, de stedenbouwkundige inspecteurs, de andere door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren, alsmede de door de gouverneur aangewezen ambtenaren van de provincie en. van de gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in zijn provincie, bevoegd om de in deze titel omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen door een proces-verbaal. De processen-verbaal waarin de in deze titel omschreven misdrijven worden vastgesteld gelden tot bewijs van het tegendeel. Gelet op de materiële gegevens van het strafdossier en meer bepaald de vaststellingen van de gemachtigde ambtenaar en de stedenbouwkundig inspecteurs, -de verklaring van beklaagde alsook uit de behandeling van de zaak ter terechtzitting, is naar oordeel van de rechtbank afdoende gebleken dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten vermeld onder de enige tenlastelegging en dienen deze feiten hem dan ook te worden toegerekend. 4.3. Straftoemeting De straf moet worden bepaald gelet op de aard en de objectieve ernst van de bewezen verklaarde feiten, de begeleidende omstandigheden en de persoonlijkheid van beklaagde zoals die blijkt uit zijn strafrechtelijk verleden, gezinstoestand en arbeidssituatie, voor zover de rechtbank gekend. Niettemin dient de straftoemeting niet enkel de vergeldingsbehoefte te dienen, doch moet deze ook oog hebben voor de speciale preventie. De sanctionering moet dan ook van aard zijn de beklaagde ervan te weerhouden zich in de toekomst nog aan dergelijke feiten schuldig te maken.

\' 6e blad De feiten zijn ernstig. Beklaagde stalt voertuigen en stapelt containers op zijn perceel zonder daarvoor over de vereiste voorafgaande vergunningen te beschikken. De beklaagde heeft het eigen belang gesteld boven het belang dat de gemeenschap heeft bij een goede ruimtelijke ordening en bij de vrijwaring van natuur, landschap en leefmilieu. Zijn handelwijze vormt een aantasting van de open ruimte en het landschap. Ook justitie dient er geen twijfel over te laten bestaan dat een goede ruimtelijke ordening belangrijk is, en dat de aantasting ervan kan rekenen op een degelijke en strenge handhaving. Op de vraag tot opschorting van beklaagde wordt niet ingegaan, gelet op de ernst van de feiten. De ten laste van beklaagde bewezen verklaarde feiten, zoals voormeld, zijn te zwaarwichtig om het verlenen van de gunst van de opschorting van de uitspraak van de veroordeling aan beklaagde te verantwoorden. Deze gunst zou onvoldoende bijdragen tot de bewustwording van beklaagde dat dergelijke feiten op generlei wijze kunnen getolereerd worden en onder geen beding voor herhaling vatbaar zijn. In de gegeven omstandigheden rest dan ook enkel een repressieve aanpak om beklaagde de ernst van zijn daden te doen inzien en hem ervan te weerhouden om nieuwe feiten te plegen. Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de doelstellingen van de straftoemeting komt een geldboete van 500,00 euro gepast voor. Gelet op het gunstig strafrechtelijk verleden van beklaagde en om hem aan te sporen zich in de toekomst beter aan de strafrechtelijke normen te houden, wordt de helft van de geldboete opgelegd met uitstel voor een proeftermijn van drie jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze straf aan de beoogde preventieve en repressieve doelen tegemoet komt. Om precies van aard te zijn de beklaagde de ernst en de dra;;igwijdte van zijn fouten te leren inzien alsook als duidelijke waarschuwing die hem ertoe moet aanzetten in de toekomst zijn verantwoordelijkheid ernstiger op te nemen, kan deze straftoemeting met betrekking tot de geldboete niet op een mildere wijze worden toegepast. Een grotere mildheid betonen zou trouwens getuigen van een permissiviteit die niet langer van aard zou zijn de beklaagde aan te zetten tot meer zin voor verantwoordelijkheid en discipline en tot het respecteren van de regels. 5. BEOORDELING OP BURGERLIJK GEBIED Er werd een herstelvordering uitgebracht door de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur, dewelke positief advies kreeg van de hoge raad voor het handhavingsbeleid. De inspecteur vordert: Herstel in de oorspronkelijke staat; wat betreft de 4 geplaatste containers. Dit houdt in: het verwijderen van de 4 gestapelde containers, inclusief de eventuele vloerplaat en fundamenten, het opvullen van de bouwput met zuivere teelaarde en de verwijdering van de afbraakmaterialen van het terrein. Tevens dient alle steenslag verharding verwijderd te worden;

7e blad f Het staken van. het gewoonlijk gebruik van het terrein voor het plaatsen van voertuigen; Binnen een termijn van drie maanden; Onder een dwangsom van 150 euro per dag vertraging bij niet-uitvoering binnen de gestelde termijn. De rechtbank is van oordeel, in tegenstelling tot wat beklaagde voorhoudt, dat de. herstelvordering ontvankelijk is en niet kennelijk onredelijk. Het herstel is nog steeds noodzakelijk ter vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening, ook wat betreft de verwijdering van de steenslagverharding, aangezien het aanbrengen van de steenslag valt onder het zonder vergunning inrichten van een grond, waarvoor beklaagde, in tegenstelling tot wat hij zelf voorhoudt, wel degelijk door het Openbaar Ministerie wordt vervolgd. De gevorderde dwangsom van 150 euro per dag moet worden opgelegd nu uit het strafdossier en de behandeling ter terechtzitting de onwil van de beklaagde is gebleken om over te gaan tot het volledig herstel. Het bestuur heeft er namelijk belang bij dat de veroordeelde zelf de veroordeling t.ot het herstel nakomt gelet op de beperkte overheidsmiddelen, de zware procedure van aanbesteding en de lange tijd nodig voor een ambtshalve uitvoering. Tenslotte is het de beklaagde die veroordeeld wordt om de plaats in haar vorige toestand te herstellen en heeft de gemeenschap er baat bij dat dit ten spoedigste gebeurt. Een dwangsom is daartoe het meest efficiënte middel. Het herstel dient door beklaagde te worden uitgevoerd binnen de vooropgestelde termijn van zes maanden. 6. TOEGEPASTE WETTEN De bijzondere wetten zoals vermeld in punt 1. Tenlastelegging; Wet van 15 juni 19 35, art. 2, 11tot 14, 21tot 24, 31tot 37, 40, 41; Wetb. van strafvordering, art. 16 2, 18 2, 184, 185, 189, 19 0, 19 0ter, 19 4, 19 5; Strafwetboek, art. 2, 38, 40; Wet van 5 maart 19 52, art. 1, gew. programmawet d.d. 24.12.1993, art. 1; gew. art.36 Wet 07.0 2. 2003; Art. 2 en 3 van de Wet van 28.12. 2011 houdende diverse bepalingen inzake justitie (B.S. 30.12. 2011), zoals gewijzigd bij B.S. 29.12. 2016, art. 59, 60; (opdeciemen); Art. 6 Programmawet Il van 27.12. 2006; W.01.08. i9 85, art. 28, 29, gew. art. 1 K.B. 31.10. 2005 ( 25 euro); Wet van 29 juni 19 64, art. 8 1; gew. W. 10.2.1994; (uitstel).

UITSPRAAK DE RECHTBANK BESLIST OP TEGENSPRAAK OP STRAFGEBIED De rechtbank VERKLAART beklaagde SCHULDIG aan de feiten omschreven onder de hierboven vermelde tenlastelegging; De rechtbank VEROORDEELT beklaagde voor cie feiten van de enige tenlastelegging tot een GELDBOETE van VIJFHONDERD EURO, verhoogd met 70 deciemen (x 8) of 4.000,00 euro; ZEGT dat bij niet betaling binnen de door de wet bepaalde termijn de lastens beklaagde uitgesproken geldboete kan worden vervangen door een gevangenisstraf van 3 maanden ; De rechtbank verleent beklaagde GEWOON UITSTEL van de tenuitvoerlegging van de HELFT van de opgelegde geldboete voor een periode van drie jaar. Wijst beklaagde er op dat het uitstel van rechtswege herroepen wordt ingeval gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf is gepleegd dat veroordeling tot een criminele straf of hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel ten gevolge heeft gehad. Bijdragen - vergoeding - kosten Spreekt in hoofde van beklaagde de verplichting uit om EEN MAAL een bedrag van 25,00 euro, met 70 deciemen verhoogd, 200,00 euro bedragende, te betalen bij wijze van bijdrage tot financiering van het Fonds tot financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden; Veroordeelt beklaagde, krachtens artikel 4 3 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, tot het betalen van een bijdrage aan het Fonds van 20,00 euro; Legt beklaagde bovendien een vergoeding op voor de kostprijs van de strafprocedure van 53,58 euro overeenkomstig artikel 91, 2de lid en 148 van het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op è!e gerechtskosten in strafzàken; Veroordeelt beklaagde tot de gerechtskosten, tot op heden begroot op de som van 280,79. euro.

--- - -- - -- --- OP BURGERLIJK GEBIED../ Herstelvordering BEVEELT t.a.v. beklaagde het herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand van het perceel te kadastraal gekend als door het verwijderen van de vier gestapelde containers, inclusief de eventuele vloerplaat en fundamenten, het opvullen van de bouwput met zuivere teelaarde en de verwijdering van de afbraakmaterialen - van het terrein, evenals het verwijderen van alle steenslagverharding en het staken van het gewoonlijk gebruik van het terrein voor het plaatsen van voertuigen, binnen een termijn van zes maanden na het in kracht van gewijsde treden van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van 150 euro per dag vertraging. ZEGT dat beklaagde overeenkomstig artikel 6.1.45. van de VCRO, indien de herstelmaatregel vrijwillig wordt uitgevoerd, onmiddellijk de stedenbouwkundige inspecteur en het college van burgemeester en schepenen, bij aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs, op de hoogte dienen te brengen. MACHTIGT voor het geval dat de plaats niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn in de vorige staat wordt hersteld, de stedenbouwkundig inspecteur en het college van burgemeester en schepenen van de Gemeente om ambtshalve in de uitvoering ervan te kunnen voorzien. ZEGT voor recht dat de voormelde termijn van zes maanden enkel aan de hoofveroordeling wordt gekoppeld en geen dwangsomtermijn is in de zin van artikel 1385bis Ger.Wb.../ Overige burgerlijke belangen De rechtbank houdt de beslissing over de overige burgerlijke belangen aan. Alles gebeurde in de Nederlandse taal overeenkomstig de wet van 15 juni 1935.

. en laatste blad,,, loe blad 1 'l Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van NEGENENTWINTIG OKTOBER TWEEDUIZEND ACHTIIEN Aanwezig: V. Roelants, rechter, voorzitter van de D13M kamer, V. Kochuyt, substituut Procureur des Konings, G. De Visscher G. DE VISSCHER V. ROELANTS ->sj<" ;; '. "' ---------