Opgelet! De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd.

Vergelijkbare documenten
Tastsensormodule Veiligheidsinstructies

Bedieningshandleiding. Tastsensormodule

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Afdekking Standaard met timerfunctie Art. nr. : ST.. Bedieningshandleiding

Afbeelding 1: Schakelklok met alle segmenten

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische stuureenheid 1-10 V, voor DIN-rail. Art.-Nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische zender Universeel, L-leider. Art.-Nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Lichtmanagement Taststuureenheid. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Tastsensor 3 F100

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

Met 2-kanaals toetselement: instelling van de kleurtemperatuur met rechter tuimelschakelaar

Systeem 2000 Touch-opzetstuk. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat KNX. Tastsensor 3. Tastsensor 3 basis enkelvoudig. Best. nr. :

Afbeelding 1: Constructie apparaat

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement Motorstuureenheid, DC 24 V. Art.-Nr.: 224 ME. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Tronic-draaidimmer voor Tronictransformator. Art.-Nr.: 225 TDE Art.-Nr.

Draadloze bussysteem Draadloze jaloezieactor enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr. : Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Voedingseenheid. Art.-Nr.: 2005 REG. Art.-Nr.: 2002 REG. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Elektronische stuureenheid. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding DALI Power Potentiometer

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische DIN-rail actor. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

Afbeelding 1: Constructie apparaat

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement Motorstuureenheid Universeel AC 230 V ~ Art. nr. 232 ME. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Tronic dimmer. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Toerenregelaar. Bedieningshandleiding

Draadloze bussysteem Draadloze besturingseenheid 1-10V enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement DIN-rail dimmer universeel W. Art.-Nr.: UD 1255 REG. Bedieningshandleiding

Toetselement onder lang indrukken: het licht wordt met minimale lichtsterkte ingeschakeld.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Repeater. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Systeemschakeleenheid. Bedieningshandleiding

Afbeelding 1: Binaire ingang 8-voudig 24 V

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische handzender. Bedieningshandleiding

Draadloze bussysteem Draadloze handzender comfort. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Best.nr. :

Afbeelding 1: Repeater

Afbeelding 1: Schakelklok met alle segmenten

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement OmzetterWindmeter. Bedieningshandleiding

Afbeelding 1: Helderheidsregelaar inbouw

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement Motorstuureenheid Standaard AC 230 V ~ Art. nr. 230 ME. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

Stereoradio Art.nr.: R AN R AN

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische handzender mini. Art.-Nr.: 42 FH. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LB-management. Jaloeziebasiselement Universeel. Jaloeziebasiselement Universeel Art. nr.

1 Veiligheidsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Sensorafdekking 180 Standaard 2,20 m. Art.-Nr.: AS Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Draaidimmer conventioneel. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

Systeem 2000 Systeem 2000 HLK-relais-basiselement. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best. nr. : Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Draaidimmer met druk-wisselschakelaar. Art.-Nr.: 266 GDE Art.-Nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Draaidimmer conventioneel. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Trappenhuisautomaat, Impulsgever. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Led tastdimmer. Art. nr LEDDE. Bedieningshandleiding

Afbeelding 1. (5) LK, groen, Ethernet Link Signal, brandt bij actieve verbinding met het IP-net

DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer. DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Draaidimmer LV. Art. nr. : 244 HEX. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement DIN-rail vermogenuitbreider universeel W. Art. nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. KNX KNX temperatuurregelaar voor objecten. Best.nr. : XX

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Stuureenheid 1-10 V, 3-voudig. Art.-Nr.: 2193 REG. Bedieningshandleiding

Gevaar voor lichamelijk letsel. Gebruik het apparaat alleen voor aansturen van jaloezieen rolluikmotoren of markiezen. Schakel geen andere lasten.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Funkmanagement Funkkop DIN-rail. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies

Afb.2.: Achteraanzicht

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. DALI-gateway. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies

Afbeelding 1: Constructie apparaat

Afbeelding 1. (5) LK, groen, Ethernet Link Signal, brandt bij actieve verbinding met het IP-net

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Basiselement jaloezie- en rolluikbesturing zonder parallelaansluiting

LED-seinlicht LED-oriëntatielicht

KNX/EIB Binaire ingang. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000

KNX inbouwactor jaloezie 1-voudig met neventoestel-aansluiting

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Dimmer druk-wissel gloeilamp. Best.nr. : Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting

Afbeelding 1: Constructie apparaat

KNX/EIB. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Objectregelaar. Objectregelaar. Best.nr. : Bedieningshandleiding

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Basiselement jaloezie- en rolluikbesturing DC 24 V. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Potentiometer 1-10 V

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. LB-management. Draaidimmer Standaard led

KNX inbouwverwarmingsactor 1-voudig met neventoestel-aansluiting Art.-Nr.: 2501 HZUP

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LED-signaalverlichting, LED-oriëntatieverlichting

Bedieningshandleiding Biometrisch Identificatiesystem

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Verwarmingsactor 6-voudig. Art.-Nr.: 2136 REG HZ. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Funkmanagement Radiografische wandzender "vlak" Art.-Nr.: A 41 F.. Art.-Nr.: A 42 F..

Draadloze bussysteem Draadloze jaloezieactor mini. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best. nr. : Bedieningshandleiding

Afbeelding 1: Constructie apparaat. Bedoeld gebruik - Schakelen en dimmen van gloeilampen, HV halogeenlampen en Tronic-trafo's met halogeenlampen.

Afbeelding 1: Bedieningszijde zonnesensor

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. System 3000

KNX/EIB Voedingseenheid. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Voedingseenheid 640 ma. Best.nr. : Best.nr.

Systeem 2000 Automatic-schakelaar standaard-opzetstuk. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Music center Art.nr.: MC

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Bewegingsmelder plafondmontage. Art.-Nr.: DAW 360 WW Art.-Nr.

KNX/EIB Lichtsterkteregelaar. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Transcriptie:

Sensormodule artikelnr.: SM 1608 V03 Sensormodule Veiligheidsinstructies Opgelet! De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Bij niet aanhouden van de installatie-instructies kan schade aan het instrument, brand of ander gevaar ontstaan. Sluit de sensormodule uitsluitend aan op het relais- of dimstation Universal (geen netpotentiaal!). Gebruik voor de bevestiging op de draagring uitsluitend de meegeleverde kunststof schroeven. De handleiding is onderdeel van het product en moet door de eindklant worden bewaard. Functie Correct gebruik Bedienen van verbruikers, bijv. licht aan/uit, dimmen, jaloezieën op/neer, oproepen en opslaan van lichtscenario s enz. Aansluiting op relaisstation of dimstation Inbouw in apparaatdoos conform DIN 49073 Producteigenschappen Tot 16 lastuitgangen van de relais- of dimstation aanstuurbaar. Schakelen, tasten, dimmen, jaloezie Lichtscenario s: tot max. 4 lichtscenario s per bedieningsplaats zijn vrij configureerbaar. Centraalfunctie: alle toegekende lastuitgangen worden centraal in-/uitgeschakeld. Vrije toekenning van de sensorvlakken aan de lastuitgangen, centraalfuncties en lichtscenario s Veranderen van de instellingen mogelijk als terugmelding en als oriëntatielicht bruikbaar Terugmelding van de schakeltoestanden op alle aangesloten sensormodules. Helderheid van de instelbaar in 3 niveaus (100%, 50%, uit). Maximaal 4 sensormodules kunnen op een relais-/dimstation ook met parallel geschakelde stations worden aangesloten. Klonen: overdragen van ingestelde toekenningen op een andere sensormodule. Toekenningen blijven bij netspanningsuitval behouden. Eenvoudige installatie via 2-draadskabel. Beletterbaar met het JUNG beletteringstool. Constructie apparaat 2 x (5) 2 x (2) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (1) Draagring (2) Doosschroeven (3) Frame (4) Sensormodule (5) Kunststof schroeven (6) Inlegger voor belettering (7) Afdekking Fig.1.: Constructie apparaat

Bediening Bediening volgt via aanraking van het betreffende sensoroppervlak (knop). Jaloezie bedienen Jaloezie bewegen: knop lang indrukken Jaloezie stoppen of verstellen: knop kort indrukken Licht bedienen (relaisstation) Schakelen: knop kort indrukken (toggle bediening) Licht bedienen (dimstation) Inschakelen op inschakelhelderheid: knop AAN kort bedienen Lang indrukken van de knop UIT schakelt over naar minimale helderheid. Lang indrukken van de knop AAN schakelt in en dimt tot maximale helderheid. Lichtscenario schakelen Knop kort indrukken Het lichtscenario schakelt de uitgangen na elkaar. Het dimstation schakelt in het lichtscenario alleen vanuit de uitgeschakelde toestand naar inschakelhelderheid. Informatie voor de elektrotechnicus Montage en elektrische aansluiting GEVAAR! Elektrische schok bij aanraken van onderdelen in de inbouwomgeving die onder spanning staan. Elektrische schokken kunnen dodelijk letsel tot gevolg hebben. Schakel het apparaat vrij voor aanvang van werkzaamheden aan het apparaat en dek onderdelen in de omgeving die onder spanning staan af! Draagringzijde A voor FD-design Draagringzijde B voor LS-programma s. Draagring (1) in correcte positie op een inbouwdoos monteren (markering TOP = boven; Type A of Type B voor) Gebruik uitsluitend de meegeleverde schroeven (2). Raam (3) op de draagring plaatsen. Sluit de sensormodule (4) aan op het station en plaats deze op de draagring. Aansluitklemmen onder! Sensormodule met de meegeleverde kunststof schroeven (5) op de draagring bevestigen. Kunststof schroeven slechts iets (!) aantrekken. Afdekking (7) met geplaatst opschrift of foto (6) op de sensormodule klikken. Klikbevestiging aan zijkant van de afdekking. GEVAAR! Bij montage met 230 V-apparaten onder een gemeenschappelijke afdekking, bijv. contactdozen, bestaat in geval van storing electrocutiegevaar! Elektrische schokken kunnen dodelijk letsel tot gevolg hebben. Geen 230 V-apparaten in combinatie met een tastsensor-uitbreidingsmodule onder een gemeenschappelijke afdekking installeren! A1 A2 A3 A4 MODE A5 A6 A7 A8 ON/n OFF/o 24 V SELV - + - + 24 V SELV A1' E1 A2' E2 A3' E3 A4' E4 A5' E5 A6' E6 A7' E7 A8' E8 - + - + - + Fig.2.: Aansluiting van max. 4 sensormodules op het relais- of dimstation. - +

Let op de poling Voor het instellen van het parallelbedrijf op het tweede station moet de sensormodule zijn aangesloten. Het parallelbedrijf wordt anders niet herkend. Inbedrijfname In uitleveringstoestand zijn de knoppen (sensorvelden) bezet en de uitgangen aan de stations toegekend. A1 A1 A2 A2 A1 A2 A3 A4 A3 A3 A4 A4 A5 A6 A7 A8 A5 A5 A6 A6 A9 A10 A11 A12 A7 A7 A8 A8 A13 A14 A15 A16 Fig.3.: Knopbezetting bij aansluiting op een station A1-8 en op 2 parallel bediende stations A1-16 Op het relaisstation moet de bedrijfsstand van de lastuitgangen overeenkomstig de eisen worden gekozen (toetsen, schakelen, jaloezie). De bedrijfsstand kan niet op de sensormodule worden ingesteld. Opmerking vooraf over de programmering Door tweemaal invoeren van een 4-cijferige getalscombinatie wordt het programmeerniveau opgeroepen. s 1-6 branden. Opmerking vooraf groepering (knop 1) Toekenning van de uitgangen van relais- of dimstation aan de knoppen op de sensormodule. Aan een uitgang kunnen maximaal 16 knoppen worden toegekend. Relaisstation: toggle-bedrijf. De uitgang wordt met dezelfde knop in- en uitgeschakeld. In jaloeziebedrijf wordt een kanaal voor het omhoog bewegen en een kanaal voor het neerlaten toegekend. Dimstation: aan iedere lastuitgang zijn 2 kanalen toegekend. Voorbeeld: kanaal 1 schakelt in en dimt helderder, kanaal 2 schakelt uit en dimt donkerder. Opmerking vooraf centraalfunctie (knop 2) Centraal UIT en centraal AAN kunnen onafhankelijk van elkaar worden toegekend. Kanalen, die op de centraalfunctie moeten reageren, worden op de stations ingesteld. In de uitleveringstoestand reageren alle kanalen op de centraalfunctie. Opmerking vooraf lichtscenario (knop 3) Voor de instelling van het lichtscenario moeten de stations via knop 6 worden ingesteld. Schakelen van meerdere uitgangen met een knop. Aan de uitgangen worden schakeltoestanden toegekend. Er staan 4 lichtscenario s per bedieningsplaats ter beschikking. Opmerking vooraf -helderheid (knop 4) De -helderheid kan voor de in- en uitgeschakelde toestand worden ingesteld. Opmerking vooraf geluid (knop 5) Bevestigingstoon bij bediening van de sensormodule. Opmerking vooraf stations (knop 6) Opgave, welke stations, relais- of dimstation, zijn aangesloten. Programmering Door invoeren van een 4-cijferige getalscombinatie komt u in het programmeerniveau. De sensormodule moet op het station zijn aangesloten. De sensorvlakken worden hierna knoppen genoemd. Programmeermodus vanuit de uitleveringstoestand of na een reset Er heeft nog geen verandering aan de sensormodule plaatsgevonden. Bij de keuze groepering, centraalfunctie of lichtscenario worden alle vooringestelde groeperingen gewist. Alle vlakken kunnen opnieuw worden toegekend. Bij de keuze -helderheid of geluid blijven de vooringestelde koppelingen behouden, ook wanneer geen veranderingen zijn uitgevoerd en direct via knop 16 het bereik werd verlaten. Verandering van de koppelingen Uitgevoerde instellingen kunnen in het betreffende bereik worden gewijzigd.

Programmeerniveau 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Fig.4.: Nummering van de knoppen In de groeperingsmodus worden geen schakelcommando s uitgevoerd. Knoppen 6 3 5 5 na elkaar bedienen (afb. 5). Alle s knipperen 2x. Knoppen 6 3 5 5 opnieuw na elkaar bedienen. Alle s knipperen 2x. 1 t/m 6 branden. Keuzeniveau is actief (afb. 5). 1 2 3 4 5 6 Fig.5.: 1-6 branden Knop 1: groepering Knop 2: centraalfunctie Knop 3: lichtscenario Knop 4: helderheid Knop 5: geluid aan/uit Knop 6: stations Knop 1: groepering maken of veranderen Bij de toekenning wordt eerst een lastuitgang (1-8 resp. 1-16) gekozen, daarna de knop, die de lastuitgang moet schakelen. Aan het dimstation zijn voor iedere lastuitgang 2 kanalen toegekend. Voorbeeld: kanaal 1 schakelt in en dimt helderder, kanaal 2 schakelt uit en dimt donkerder. Knop 1-6 branden. Knop 1 (groepering) bedienen. De koppelingsmodus groepering is actief. s van nog niet toegekende schakeluitgangen knipperen, toegekende s branden. Lastuitgang kiezen, knop bedienen. Aan andere lastuitgangen toegekende knoppen branden 50%. Vrije knoppen zijn uit. Knoppen kiezen, die de lastuitgang moeten schakelen. Gekozen knoppen knipperen. Willekeurige knoppen kunnen worden gekozen. i Knoppen, die al bezet zijn kunnen door bediening van het actieve kanaal worden toegekend. De bestaande koppeling wordt bij het opslaan overschreven. De s van deze knoppen knipperen 50%-100%. Bij opnieuw bedienen wordt de voorgaande keuze hersteld. Voor het opslaan van de koppeling de knop 16 lang, ca. 3 seconden, bedienen. Terug naar keuze lastuitgang. s van nog niet toegekende lastuitgangen knipperen. s van toegekende lastuitgangen branden. Voor overige koppelingen knipperende knop kiezen. Terug naar keuzeniveau: knop 16 ca. 3 seconden lang indrukken. 1-6 branden. Keuze niveau beëindigen, knop 16 lang indrukken.

Lange bevestigingstoon Knop 2: centraalfunctie instellen of wijzigen Bij de toekenning van de centraalfunctie wordt knop 1 voor centraal AAN of knop 2 voor centraal UIT gekozen, daarna de knoppen, die de centraalfunctie moeten schakelen. Ook kan alleen centraal AAN of alleen centraal UIT worden toegekend. 1 2 Fig.6.: Montage Knop 1-6 branden. Knop 2 (centraalfunctie) bedienen De koppelingsmodus centraalfunctie is actief. Knop 1: centraal AAN Knop 2: centraal UIT Vrije centraalfunctie brandt Toegekende centraalfunctie knippert Centraalfunctie kiezen, knop bedienen Aan andere schakeluitgangen toegekende knoppen branden 50%. Vrije knoppen zijn uit. Kies de vrije knoppen, die de centraalfunctie moeten schakelen. Gekozen knoppen knipperen. Er kunnen drie willekeurige knoppen worden gekozen. Opnieuw bedienen van een knipperende knop heft de keuze op. De knop is uit. Druk ca. 3 seconden op knop 16 om deze koppeling op te slaan. Terug naar de keuze centraalfunctie. De van nog niet toegekende centraalfunctie knippert, toegekende brandt. Voor overige koppelingen knipperende knop kiezen. Voor wijzigingen van een aanwezige centraalfunctie brandende knop kiezen. Terug naar programmeerniveau: knop 16 lang indrukken, ca. 3 seconden. 1-6 branden. Verlaat het programmeerniveau: knop 16 ca. 3 seconden indrukken. Bevestiging door knipperen van alle s. Knop 3: lichtscenario instellen of veranderen Voor de instelling van het lichtscenario moeten de stations via knop 6 worden ingesteld. Statusterugmeldingen aan de stations moeten zijn geactiveerd. Bij de toekenning van het lichtscenario wordt eerst één van de in totaal 4 lichtscenario s gekozen. Daarna wordt de schakeltoestand van de lastuitgangen toegekend en daarna de knoppen, die het lichtscenario moeten schakelen. De uitgangen schakelen met een korte vertraging het ingestelde lichtscenario. 1 2 3 4 Fig.7.: Lichtscenario s 1-4 Knop 1-4 knipperen. Knop 3 (lichtscenario) bedienen. De koppelingsmodus lichtscenario is actief.

1-4 staan voor de lichtscenario s 1-4. Vrije lichtscenario s knipperen, toegekende lichtscenario s branden. Een lichtscenario knop 1-4 kiezen. Voor iedere aangesloten lastuitgang (1-8 resp. 1-16) brandt een. De schakeltoestand van de betreffende lastuitgang wordt door knoppen ingesteld. -kanaal Last AAN: Actuele toestand blijft behouden. knippert langzaam: knippert snel: UIT: Kanaal schakelt in (schakelkanalen op het relaisstation en inschakelhelderheid op het dimstation). Lang commando voor jaloezie en dimfunctie. Jaloezieën bewegen naar de eindstand, dimmer dimt op max. of min. helderheid. Kanaal schakelt uit. Het dimstation schakelt de last op uitgang 1 met kanaal 1 in en met kanaal 2 uit. Voor lichtscenario s gelden voor uitgang 1 de volgende instellingen: knop 1 knop 2 Licht AAN AAN Actuele toestand blijft behouden AAN AAN knippert snel AAN UIT Uit knippert langzaam knippert snel AAN Inschakelhelderheid Maximale helderheid Minimale helderheid Tijdens het instellen van het lichtscenario schakelen de uitgangen van de stations met vertraging. Knopuitgangen mogen niet aan lichtscenario s worden toegekend. Alle lastuitgangen zijn ingesteld. Knop 16 lang indrukken Knoppen, die aan andere schakeluitgangen zijn toegekend, branden 50%. Vrije knoppen zijn uit. Vrije knoppen kiezen. Gekozen knoppen knipperen. Druk voor het opslaan van dit lichtscenario knop 16 gedurende 3 seconden in Terug naar keuze lichtscenario 1-4: vrije lichtscenario s knipperen, toegekende lichtscenario s branden. Voor overige lichtscenario s knipperende knoppen kiezen. Voor het veranderen van bestaande lichtscenario s brandende knop kiezen. Terug naar keuzeniveau: druk knop 16 ca. 3 seconden lang in. 1-6 branden. Keuzeniveau verlaten: knop 16 lang indrukken Bevestiging door knipperen van alle s. Knop 4: -helderheid Alle s worden na elkaar ingesteld. Door bedienen van de betreffende verandert het knipperen. Het knippe-

ren signaleert de -helderheid in ingeschakelde en uitgeschakelde toestand. Knop 4 (-helderheid) bedienen De koppelingsmodus -helderheid is actief. Toegekende knoppen knipperen uit-100%. Vrije knoppen zijn uit. Instellen van de door bedienen van de betreffende knop Uit-100% 1x 50-100% 2x uit - uit 3x uit - 50% 4x uit - 100% enz. Instellen niet toegekende knoppen als oriëntatielicht. is uit. Knop ca. 1 seconden bedienen en loslaten. brandt 100%. Knop opnieuw ca. 1 seconde lang bedienen en loslaten. is uit. Alle s zijn ingesteld. Terug naar keuzeniveau: druk knop 16 ca. 3 seconden lang in. s 1-6 branden. Keuzeniveau verlaten: knop 16 lang bedienen Knop 5: geluid aan/uit Bevestigingstoon bij aanraken in-/uitschakelen. Knop 1-6 branden. Knop 5 (toon aan/uit) bedienen. De modus toon aan/uit is actief. 1 brandt: toon aan 2 brandt: toon uit Terug naar programmeerniveau: knop 16 ca. 3 seconden lang indrukken. s 1-6 branden. Programmeerniveau verlaten: knop 16 lang indrukken. Bij uitgeschakelde toon is er geen bevestigingstoon bij wisselen tussen de niveaus. De sensormodule herkent, of een of twee stations zijn aangesloten. Bij aansluiting van een station brandt alleen knop 1. 1 2 5 6 Knop 6: stations Voor het instellen van lichtscenario s moet hier worden aangegeven, welk station met welk apparaatadres is aangesloten. Voorinstelling: relaisstation op apparaatadres 1 en 2 Relaisstation Dimstation Apparaatadres Knop 1 Knop 2 1 Apparaatadres 2 Knop 5 Knop 6 Fig.8.: Voorinstelling relaisstation

Knop 1-6 branden. Knop 6 (stations) bedienen. De modus stations is actief. Stel de stations in conform de tabel via de knopbediening. Voorbeeld: apparaatadres 1 dimstation: knop 2 apparaatadres 2 relaisstation: knop 5 Terug naar programmeerniveau: knop 16 ca. 3 seconden lang indrukken. 1-6 branden. Programmeerniveau verlaten: knop 16 lang indrukken. Bij uitgeschakelde toon is er geen bevestigingstoon bij wisselen tussen de niveaus. Reset Sensormodule terugzetten naar de uitleveringstoestand. Alle instellingen op de sensormodule worden overschreven. De sensormodule is in normaal bedrijf. Knoppen 12 9 7 9 na elkaar bedienen. Alle s knipperen 2x. Knoppen 12 9 7 9 opnieuw na elkaar bedienen. Alle s knipperen 2x, lange bevestigingstoon. Uitleveringstoestand is hersteld. Klonen van sensormodules Met klonen wordt het overdragen van de knoptoekenning van een sensormodule naar een andere sensormodule bedoeld. Tijdens het klonen is bediening van het relaisstation niet mogelijk. Er zijn meerdere sensormodules op het relaisstation aangesloten. Alleen sensormodules met dezelfde releaseversie kunnen worden gekloond. Op een sensormodule zijn de knoppen toegekend. Bedien de knoppen MODE en Central Switching Mode van het relaisstation resp. de knop MODE en Prog. van het dimstation tegelijkertijd tot de, ON/ en OFF/ knipperen. De stations en de sensormodule zijn in kloonbedrijf. Op de sensormodules knippert een C. Binnen ca. 2 minuten op de sensormodule, die gekloond moet worden, een knop indrukken. Op de sensormodule knippert een +. Op alle andere sensormodules knippert verder een -. Binnen ca. 2 minuten op een andere sensormodule een knop indrukken. Wanneer een lange bevestigingstoon klinkt is het klonen mislukt. De procedure moet worden herhaald. 1-16 schakelen na elkaar in. Wanneer alle s branden is de overdracht afgesloten. Sensormodule is bedrijfsklaar. Voor overige sensormodules de hiervoor beschreven stappen herhalen. Klonen van apparaten met verschillende releaseversie is niet mogelijk. Sensormodules met releaseversie R3 melden een fout, lange bevestigingstoon, sensormodules met releaseversie R2 kunnen niet meer correct worden bediend. Er moet een reset worden uitgevoerd. Het kloonbedrijf kan niet handmatig worden beëindigd. Om het momentele kloonbedrijf te onderbreken, 2 minuten geen sensormodule aanraken. Wanneer op het station het kloonbedrijf werd geactiveerd, zonder dat sensormodules zijn aangesloten, wordt het kloonbedrijf na 3 minuten automatisch beëindigd. Hulp in geval van problemen De sensormodule reageert niet Twee stations zijn parallel geschakeld. Het apparaatadres van het tweede station werd niet omgezet. Apparaatadres veranderen Sensormodule geeft de schakeltoestand niet correct weer Statusterugmelding aan het station inschakelen (zie handleiding relais- en dimstation). Toebehoren Relaisstation Universal artikelnr.: RS 8 REG HE Dimstation Universal artikelnr.: UDS 4 REG HE

Technische gegevens Nominale spanning taster: DC 24 V SELV Stroom max. ca. 19 ma Aansluiting aansluitklem Kabellengte max. 100 m Kabeltype J-Y(St)4 2x2x0,8 Veiligheidsklasse: III Omgevingstemperatuur: -5 C tot +45 C Opslag-/transporttemperatuur: -25 C bis +70 C Dikte inlay max. 0,25 mm Technische wijzigingen voorbehouden Garantie Wij bieden garantie in het kader van de wettelijke bepalingen. Verzendt het apparaat s.v.p. vrij van porto met een beschrijving van de fout aan onze centrale klantenservice: ALBRECHT JUNG GMBH & CO. KG Service-Center Kupferstr. 17-19 44532 Lünen Germany De CE-markering is een vrijhandelsteken, dat uitsluitend aan de autoriteiten is gericht en geen verzekering van eigenschappen inhoudt.