Nieuwe ontwerpersopleiding voor verbetering van zorgprocessen



Vergelijkbare documenten
Qualified Medical Engineer (PDEng) voor verbetering van zorgprocessen

Tweejarige post-academische opleiding. Qualified Medical Engineer (QME)

Tweejarige post-academische opleiding. Qualified Medical Engineer (QME)

Etalagebenen Afdeling vaatchirurgie.

Trombolyse behandeling Vascular care unit op locatie Alkmaar.

CHIRURGIE. Etalagebenen

Interne Geneeskunde Dialyse Centrum Groningen. Toegang tot de bloedbaan voor hemodialyse

Patienteninformatiebrief. De Rapid studie

Bypass-operatie Operatie bij vernauwing of afsluiting in een beenslagader.

Inleiding Wat zijn etalagebenen Klachten

De intra-aortale ballonpomp (IABP)

Etalagebenen. Chirurgie. Beter voor elkaar

Etalagebenen (claudicatio intermittens)

Translating science into better healthcare. Nieuwe bloedvaten beter in beeld

Angiografie. (dotterbehandeling / stent)

Dotteren van bekken- of beenslagader Afdeling vaatchirurgie.

De intra-aortale ballonpomp (IABP) Afdeling Intensive Care (IC)/Hartbewaking (CCU)

Etalagebenen. Claudicatio intermittens. Informatiebrochure patiënten

Algemeen klinisch fysicus in opleiding

etalagebenen patiënteninformatie Wat zijn etalagebenen?

Liesdesobstructie. Operatie bij vernauwing in een beenslagader.

Vaatonderzoek (doppleronderzoek

Etalagebenen. Poli vaatchirurgie CWZ voor onderzoek en/of behandeling vanwege problemen door vernauwing van de beenslagaders

Toegang tot de bloedbaan voor hemodialyse

Claudicatio intermittens (etalagebenen)

Vernauwing van de beenslagader

RÖNTGENONDERZOEK VAN DE BLOEDVATEN eventueel met behandeling

Patiëntenbrief en toestemmingsverklaring, pagina 1 van 6 SUPER-studie Rode Kruis Ziekenhuis versie 3 dd 20 december 2012

Inleiding. Wat zijn etalagebenen

Perifeer vaatlijden en aneurysma. Wat is het en wat kun je eraan doen?

Interne Geneeskunde Dialyse Centrum Groningen. Toegang tot de bloedbaan voor hemodialyse

Intra aortale ballonpomp (IABP)

Gang van zaken rond een dotterbehandeling. Cardiologie

Angiografie, Dotter / Stent behandeling

Dokter op Dinsdag. Jawed Polad Interventiecardioloog Jeroen Bosch Ziekenhuis

C H A P T E R. Samenvatting (summary in Dutch)

Angiografie, Dotter/Stent behandeling

Angiografie, Dotter/Stent behandeling

Shuntoperatie. Afdeling dialyse

SHUNTS Hemodialyse Shunt

ARTERIEEL VAATLIJDEN 17954

Perifeer Ingebrachte Centrale Catheter (PICC-lijn)

Arterieel vaatlijden 1

Dotterbehandeling via de pols

Vaatlijden en het Aneurysma

Patiëntenbrief en toestemmingsverklaring, pagina 1 van 5 SUPER-studie Catharina Ziekenhuis Eindhoven versie 2 d.d.

Serotiniteit BEHANDELING

CARDIOLOGIE. HOCM-ablatie BEHANDELING

Shuntoperatie. Shuntoperatie

LONGGENEESKUNDE. Chronische longembolieën

H Dotterbehandeling Stent plaatsing (bloedvaten bekken/been)

Intra-aortale ballonpomp (IABP) Cardiosave

Acute dialyse Nierfunctievervangende behandeling

I N F O R M A T I E. o v e r etalage benen

PATIËNTEN INFORMATIE. Bypassoperatie. Bloedvatoverbruggingsoperatie

Wat is een arterieel ulcus? Hoe werken de bloedvaten in de benen? Slagaderproblemen (arteriële insufficiëntie)

vwo bloed en bloedsomloop 2010

Echoscopie tijdens de zwangerschap ONDERZOEK

Dotter-/stentbehandeling

CHIRURGIE. Vaatonderzoek ONDERZOEK

Valorisatie addendum

transkatheter aortaklepimplantatie TAVI

Arteriosclerose. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Nederlandse samenvatting

HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE

Dialyse shunt. Dialyse

Dotterbehandeling en stentplaatsing

Toegang tot de bloedbaan Shunt of dialysekatheter

PATIËNTEN INFORMATIE. Hartkatheterisatie

Perifeer Arterieel Vaatlijden en het Aneurysma Aortae Abd.

Verwijding van de buikslagader- aneurysma Vaatoperatie met een endoprothese.

Cardiologie. Dotterbehandeling

CARDIOLOGIE. HOCM-ablatie BEHANDELING

Inleiding Arterieel vaatlijden Behandelplan

Röntgenonderzoek van een shunt

Echoscopie tijdens de zwangerschap

Arterieel vaatlijden. Wat is er aan de hand? Atherosclerose. Risicofactoren. Roken. Hoge bloeddruk. Diabetes mellitus

Het dotteren van een vernauwde beenof bekkenslagader

Handleiding Voorlichting voor patiënten met claudicatio intermittens. Waarom loop ik bij de claudicatio- / fysiotherapeut?

Dotterbehandeling stent plaatsen (hydratie)

Dotterbehandelingen en arterieel vaatlijden

Omleidingsoperatie bij een afgesloten bekkenslagader

Nederlanse Samenvatting. Nederlandse Samenvatting

Inleiden van de bevalling

Hartkatheterisatie (Coronaire Angiografie, CAG) Dotteren (Percutane Coronaire Interventie, PCI)

CARDIOLOGIE. Dotterbehandeling BEHANDELING

Röntgenonderzoek van een shunt

Wat is looptraining?

Bypass operatie (bloedvat overbruggingsoperatie)

Hartkatheterisatie/FFR/Dotterbehandeling

St. Antonius Ziekenhuis

Toegang tot de bloedbaan - shunt

E t a l a g e b e n e n

Hartkatheterisatie & Dotterbehandeling

Arterieel vaatlijden. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

CHIRURGIE. Vaatonderzoek ONDERZOEK

Zwangerschap en bevalling na een eerdere keizersnede

Verwijding van de buikslagader - aneurysma. Open vaatoperatie - buisprothese of bifurcatieprothese.

Dotterbehandeling via de pols. Wetenschappelijk onderzoek naar complicaties

Radiologie/Vaatcentrum Vaatonderzoek (angiografie) Dotterbehandeling

Transcriptie:

Nieuwe ontwerpersopleiding voor verbetering van zorgprocessen Op 21 november 2014 is de post-masteropleiding Qualified Medical Engineer (QME) formeel gecertificeerd als ontwerpersopleiding bij de faculteit Biomedische Technologie (BMT) van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). De technologisch ontwerpers in opleiding (TOIO s) zijn werkzaam bij zorginstellingen verspreid over heel Nederland en worden vanuit de TU/e opgeleid tot zelfstandige professionals die bijdragen aan de verbetering van zorgprocessen. Na succesvolle afronding van het programma verkrijgt de ontwerper de erkende graad Professional Doctorate in Engineering (PDEng). De opleiding mikt vooralsnog op een jaarlijkse instroom van 10 TOIO s. Profiel van een Qualified Medical Engineer (QME) Een Qualified Medical Engineer (QME) is een zelfstandige technologie professional in de zorg, met excellente ingenieurs- en ontwerpersvaardigheden. Een QME draagt bij aan het optimaliseren en verbeteren van zorgprocessen middels het effectief toepassen van medische technologie. De QME is in principe ziekenhuisbreed inzetbaar, maar zal met name projectmatig op diverse klinische afdelingen werkzaam zijn. Wat doet een QME? Voor een QME staat het werken met technologie in de klinische praktijk en in samenwerking met zorgprofessionals centraal. Het werk van een QME kent twee hoofdgebieden: Een QME draagt bij aan diagnose, besluitvorming en interventie middels ondersteuning van zorgprofessionals door m.n. analyses op (meet)data uit te voeren, vaak m.b.v. voorspellende computermodellen. Dit leidt voor de behandelend arts tot een inzicht op hoger niveau en helpt de arts zodoende bij het stellen van de juiste diagnose cq. bij het opstellen van adequate interventie en behandelingstrajecten. Een QME zorgt voor het verbeteren van het gebruik van (vaak complexe) medische technologie, uitgaande van een probleem of vraag uit de dagelijkse klinische praktijk. Het belangrijkste aspect van de verbetering is daarbij niet hoe revolutionair de verbetering is, maar vooral de veiligheid, betrouwbaarheid en robuustheid: het werkt, het blijft werken en de zorgverleners en patiënten zijn er echt mee geholpen. Hoe ziet de QME-opleiding er uit? De QME-opleiding duurt twee jaar. De standplaats voor de trainee is het ziekenhuis: hier moet immers het feitelijke leerproces plaatsvinden. De opleiding wordt vanuit de School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMPE/e) van de TU/e begeleid en gecoördineerd. Globaal bestaat het opleidingsprogramma uit: een curriculair deel (1200 uur); een ontwerpproject van een jaar (1600 uur); een extern project buiten het eigen ziekenhuis (400 uur). Curriculaire deel van de opleiding Voor het verkrijgen van een brede basis van professionele vaardigheden, specialistische en algemene kennis, kiest de trainee in overleg met SMPE/e en het ziekenhuis een persoonlijk pakket van (post-master) cursussen, workshops, trainingen en kleine projecten/casussen. E.e.a. is afgestemd op eigen ervaring en voorkennis, alsmede op de benodigde kennis en vaardigheden voor het ontwerpproject en de toekomstige (ziekenhuisbrede) werkzaamheden van een QME. Toetsing vindt voornamelijk plaats door toepassing van de verworven kennis op problemen in de zorgsector, in de vorm van scripties en mondelinge presentaties (vaak toegespitst op actuele problemen van het betrokken opleidingsziekenhuis). Ontwerpproject in het opleidingsziekenhuis Klinische ervaring wordt verder vooral opgedaan bij de uitvoering van het ontwerpproject in het ziekenhuis waar men is aangesteld. Tijdens dit project, dat ongeveer een jaar duurt, wordt de trainee begeleid door een medisch specialist, een QME of klinisch fysicus in het ziekenhuis en door een opleider/coach van SMPE/e. Bovendien wordt er ook een link gelegd met specialistische kennis van de TU/e. Voor voorbeelden van QME ontwerpprojecten, zie de bijlage. Extern project Een extern project (met een omvang van ongeveer drie maanden) wordt elders uitgevoerd, ofwel in een ander ziekenhuis ofwel in de medische industrie.

Toelating QME is een uitstekend vervolg op een master (Bio)Medical Engineering, maar men kan ook solliciteren met een andere afgeronde masteropleiding in een technische richting. Er wordt altijd een optimale match gezocht tussen wat het ziekenhuis zoekt (m.n. voor het betreffende ontwerpproject) en wat de kandidaat te bieden heeft (aan kennis, vaardigheden en professionaliteit). Een QME-trainee moet vloeiend Nederlands kunnen spreken (C1 niveau) en heeft bij voorkeur al klinische ervaring opgedaan tijdens zijn/haar masteropleiding. Solliciteren Zodra er sprake is van een opleidingsplaats bij een ziekenhuis wordt een vacature geplaatst, zie de TU/ewebsite vacatures. SMPE/e doet de voorselectie op basis van de ingezonden sollicitatiebrieven en houdt een eerste gesprekken-ronde op de TU/e. De meest geschikte kandidaten worden doorgestuurd naar het opleidingsziekenhuis voor de laatste gespreksronde; het ziekenhuis neemt (in overleg met SMPE/e) de uiteindelijke beslissing. Voorbeelden van afgeronde QME ontwerpprojecten Optimalisatie van een katheter en meetprocedure voor dotterbehandeling op de afdeling Cardiologie van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven [Marcel van t Veer] Introductie van cerebrale functie monitoring op de NICU en ontwerp van een prototype e-learning tool voor de detectie van stuipen bij neonaten, afdeling Neonatologie van het MMC in Veldhoven [Charlotte Lommen] Ontwerp van een modelgebaseerde CTG-simulator voor toepassing bij e-learning en team-trainingen met de bevallingssimulator, afdeling Gynaecologie en Verloskunde van het MMC in Veldhoven. [Beatrijs van der Hout] Ontwerp van een eerste prototype van een modelgebaseerde diabetes-simulator voor diabetes onderwijs aan patiënten en voor de training van diabetesverpleegkundigen en artsen in opleiding. Afdeling Interne Geneeskunde van het MMC Eindhoven [Ilham Saadane]. Ontwerp van een model van het regulatie-mechanisme van de bloedtoevoer naar de hersenen om meer inzicht te verkrijgen in ziektes die te maken hebben met de zuurstofvoorziening cq. doorbloeding van de hersenen (zoals Alzheimer e.d.). Afdeling Klinische Neurofysiologie van het MUMC+ in Maastricht [Esther Martens] Ontwerp van een patiënt-specifiek computermodel dat de vaatchirurg kan helpen bij het nemen van beslissingen bij de aanleg van een arterioveneuze fistel bij een nierpatiënt voor dialyse. Afdeling Vaatchirurgie van het MUMC+ in Maastricht [Wouter Huberts]. Aanpassing en optimalisatie van een model om meer inzicht te verkrijgen in de complexe fysiologische wisselwerking van een menselijk hart met een pompje dat dit hart ondersteunt. Afdeling Cardiothoracale Chirurgie van het UMCU in Utrecht [Jerson Martina]

Qualified Medical Engineer (QME) www.tue.nl/qme smpee.qme@tue.nl July 20, 2015 Voorbeelden van lopende QME ontwerp-projecten Hoe kunnen patiënten met etalage-benen nog beter geholpen worden? QME i.o. Stefan Heinen, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein QME-opleider: Wouter Huberts, QME Klinisch begeleiders: vaatchirurg Jean-Paul de Vries en interventie-radioloog Danyel van de Heuvel. Etalagebenen ontstaan door een probleem met de bloedtoevoer naar de beenspieren vanwege één of meerdere vernauwingen in de slagaders. Tijdens het lopen hebben de beenspieren meer zuurstof nodig en als de beenslagaders die zuurstof niet kunnen aanvoeren, worden de spieren stram en pijnlijk, waardoor je telkens even stil moet blijven staan. Soms gaat het gepaard met kramp. Na een korte pauze trekt de pijn weg en kan je verder, maar na een korte inspanning komt de pijn weer op. Sommige mensen met pijnlijke benen proberen zichzelf een houding te geven door in een winkelstraat van etalage naar etalage te lopen, vandaar de naam. De medische term voor Etalagebenen is perifeer arterieel vaatlijden. Dit is een ziekte waar met name ouderen aan lijden (20% van de mensen ouder dan 75 jaar). Bij het voortschrijden van de ziekte en of het niet behandelen van deze symptomen kan dat leiden tot pijn bij rust of zelfs tot weefselverlies, waardoor zelfs amputatie soms noodzakelijk is. Om dit te voorkomen zal de dokter stollingsremmende medicijnen zoals aspirine voorschrijven. Als een beenslagader ernstig vernauwd is, kan dotteren helpen. Hierbij wordt een opgevouwen ballonnetje via een katheter naar de vernauwing geleid, waar het voorzichtig wordt opgeblazen. Soms kan tijdens een vergelijkbare operatieve ingreep een omleiding worden aangelegd. Vaak is er sprake van meerdere vernauwingen in het beenvaatstelsel. In de huidige praktijk wordt de diagnose en de interventie-strategie bepaald a.h.v. de uitkomsten van allerlei metingen die in de kliniek bij de patiënt worden uitgevoerd (o.a. looptest, MRA, ultrasound) en op basis van de arts zijn klinische ervaring. Echter, de locatie van de meest ernstige vernauwing en de mate van ernst van de betreffende vernauwing zou nauwkeuriger kunnen worden bepaald door berekeningen uit te voeren, d.w.z. door de kennis over de fysiologie (bloedcirculatie) te combineren met de uitgevoerde metingen (patiëntdata). Doel van het QME ontwerpproject: Ontwerp een modelgebaseerd framewerk voor de optimalisatie van diagnostiek en interventie-strategie bij patiënten met etalage-benen De metingen die in de kliniek worden uitgevoerd bij patiënten met etalagebenen onthullen wel of de patiënt al dan niet aan deze ziekte lijdt, maar geven geen indicatie over de significantie van de afzonderlijke vernauwingen. Met een computermodel waarin de verschillende fysische parameters mathematisch gecombineerd worden op basis van de fysiologie en de gemeten waardes, kan men voorspellen of de vernauwing behandeld moet worden. Tijdens dit QME ontwerpproject wordt een generiek bloedcirculatiemodel van de TU/e verder ontwikkeld tot een patiënt-specifiek model dat in de kliniek gebruikt kan gaan worden om de locatie en de significantie van vaatvernauwingen bij elke afzonderlijke patiënt te kunnen berekenen. QME Stefan Heinen, werkzaam in het St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein [SMPE/e @ BvOF] Resultaat: Het resultaat is een modelgebaseerd framewerk waarmee de significantie van een vaatvernauwing kan worden berekend. Het framewerk zal uiteindelijk gebruikt gaan worden voor een grote klinische studie om de meerwaarde te bevestigen.

De gynaecoloog kan straks vanuit het ziekenhuis zien of het thuis nog goed gaat met moeder en het ongeboren kind. QME i.o. Barbara Vermeulen Giovagnoli, Máxima Medisch Centrum, Veldhoven QME-opleider: Beatrijs van de Hout van de Jagt, QME Klinische begeleiders: gynaecoloog Guid Oei en klinisch fysicus Carola van Pul Industrieel begeleider: Chris Peters van Nemo Healthcare Met een CTG-apparaat (cardiotocograaf) wordt de hartslag van de foetus en de activiteit van de baarmoeder (bijvoorbeeld harde buiken of weeën) geregistreerd. Een CTG wordt bij een zwangere vrouw gemaakt op verzoek van de verloskundige of gynaecoloog, meestal in het laatste stadium van de zwangerschap. Dit, om een indruk te krijgen van de conditie van de baby en de activiteit van de baarmoeder. Voor een CTG komt een zwangere vrouw speciaal naar het ziekenhuis. Zodra dit vaker dan 1x per dag nodig is, is ze helaas genoodzaakt in het ziekenhuis te verblijven. Afgezien van de kosten, is ziekenhuisopname eveneens ongewenst voor de betreffende zwangere vrouw en haar gezin, tenminste zolang er niks aan de hand is. Het bedrijf Nemo Healthcare heeft voor uitwendige CTG-registratie een Graphium elektrodepleister en een bijbehorend meetsysteem, PUREtrace, ontwikkeld. Een dergelijke pleister biedt veel meer comfort voor de zwangere vrouw dan de bestaande uitwendige meetmethode (met band om de buik) en kan eenvoudig worden aangebracht door een medische professional. Voor uitlezing van de data op een monitor moet PUREtrace echter nog wel rechtstreeks worden aangesloten worden op een CTG-apparaat. Het is de bedoeling dat het comfort verder zal worden vergoot door gebruik te maken van draadloze communicatie. Daarmee zal in de toekomst zelfs thuis-monitoring tot de mogelijkheden gaan behoren. Doel van het QME ontwerpproject: Ontwerp een prototype van een draadloos communicatie-systeem voor thuis-monitoring van de toestand van moeder en het ongeboren kind. In dit ontwerpproject wordt i.s.m. Nemo Healthcare een prototype van een draadloos communicatie-systeem ontwikkeld: de electrodepleister kan thuis eenvoudig worden aangebracht en staat draadloos in verbinding met een kastje waarin de meet-data kunnen worden verzameld. Deze data kunnen via het internet naar een server worden gestuurd. De gynaecoloog kan in het ziekenhuis real-time de data inzien via een webapplicatie. Bij de afsluiting van dit ontwerpproject zal proof of principle worden aangetoond middels een demonstratie met het prototype. QME Barbara Vermeulen, werkzaam in het MMC, Veldhoven [SMPE/e @ BvOF] Resultaat Het prototype zal verder ontwikkeld worden tot een volwaardig systeem voor real-time thuis-monitoring van de CTG-signalen. Naast het voordeel dat dit biedt voor de zwangere vrouw en haar gezin, levert dit in de toekomst tevens aanzienlijke besparingen op in de zorg.

Qualified Medical Engineer (QME) www.tue.nl/qme smpee.qme@tue.nl July 20, 2015 Kan een computermodel bijdragen tot minder complicaties bij nierdialyse-patiënten? QME i.o. Tommy Maas, MUMC+, Maastricht QME-opleider: Wouter Huberts, QME Klinische begeleiders: vaatchirurg Jan Tordoir en arts-onderzoeker Niek Zonnebeld Patiënten met terminaal nierfalen hebben een niervervangende therapie nodig. De meest gebruikte therapie is hemodialyse. Hemodialyse is een behandeling met een dialysemachine waarbij het bloed buiten het lichaam wordt gezuiverd en ontdaan van overtollig vocht. Om te kunnen dialyseren is een toegang nodig tot de bloedbaan, welke chirurgisch moet worden gecreëerd. Meestal wordt hiervoor een arterioveneuze fistel (AVF) aangelegd, omdat deze methode de minste complicaties geeft op de lange termijn. Bij een AVF worden een ader en een slagader in de arm chirurgisch met elkaar verbonden. Als gevolg hiervan zullen de diameters van beide bloedvaten en derhalve ook de bloedstroom door de AVF toenemen: als de bloedstroom voldoende is toegenomen kan de AVF worden gebruikt voor hemodialyse. Op basis van een ultrasound onderzoek, de medische geschiedenis van de patiënt en eigen klinische ervaring bepaalt de vaatchirurg waar de AVF wordt gecreëerd (in bovenarm of onderarm). Ondanks de huidige klinische besluitvorming treden er veel complicaties op. De meeste complicaties zijn geassocieerd met de bloedstroom door de AVF. Een AVF in de bovenarm kan leiden tot te hoge bloedstroom, wat kan leiden tot hartfalen en/of onvoldoende doorbloeding van de hand. Een AVF in de onderarm heeft vaak korte-termijn problemen, waarbij de vaatdiameters en de bloedstroom onvoldoende toenemen en er dus geen hemodialyse kan worden uitgevoerd. Verder ontstaan bij vrijwel alle AVF s vaatvernauwingen op de lange termijn als gevolg van de complexe bloedstroom/circulaties in de bloedvaten ten gevolge van de AVF. Om het aantal complicaties te verminderen is door de TU/e i.s.m. MUMC+ een computermodel ontwikkeld dat de bloedstroom kan voorspellen na aanleg van de AVF op verschillende locaties. Op basis van de bloedstroomvoorspelling kan de arts beslissen wat de meest succesvolle locatie zal zijn (bovenarm of onderarm). In een voorgaand project is een kleine patiëntstudie uitgevoerd waarbij het model in de klinische praktijk is gevalideerd. Om te onderzoeken of het model als additionele tool voor klinische besluitvorming gebruikt kan worden is een groot gerandomiseerd patiëntonderzoek noodzakelijk. Doel van het QME ontwerp-project: Ontwerp van een framewerk waarmee een grote klinische studie wordt uitgevoerd om na te gaan of deze modelgebaseerde tool kan worden gebruikt bij klinische besluitvorming. Tijdens dit ontwerpproject wordt een framewerk opgezet waarmee kan worden voorspeld hoe de bloedstroom zal zijn na de creatie van een AVF. Dit framewerk is zodanig opgezet dat er een grote klinische studie mee kan worden uitgevoerd bij 7 ziekenhuizen in Nederland. QME Tommy Maas, werkzaam in het MUMC+, Maastricht [SMPE/e @ BvOF] Resultaat: Aan het einde van dit project is het framewerk getest en opgestart bij enkele van de deelnemende ziekenhuizen. Aan de hand van de eerste resultaten kan een voorlopige uitspraak worden gedaan over de mogelijke meerwaarde van deze tool voor klinische besluitvorming, met het oog op minder complicaties bij nierdialyse-patiënten.

Qualified Medical Engineer (QME) www.tue.nl/qme smpee.qme@tue.nl July 20, 2015 Wel of niet een stent plaatsen: direct berekenen of het nodig is! QME i.o. Ellen Nijssen, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven QME-opleider: hoogleraar Medical Engineering Frans van de Vosse Klinische begeleiders: cardioloog Nico Pijls en QME Marcel van t Veer Bij een hartkatheterisatie wordt een katheter door een slagader in de lies of arm geprikt en opgevoerd naar de kransslagaders van het hart. Via deze katheter wordt contrastvloeistof toegediend waarna via doorlichting met een röntgentoestel een angiogram gemaakt kan worden om de conditie van de kransslagaders te bekijken. Als er ernstige vernauwingen (stenoses) in de kransslagaders zitten kunnen deze gedotterd worden. Tijdens een dotterbehandeling wordt een draad met een ballon opgevoerd naar de plaats van de vernauwing en daar opgeblazen. Op deze manier wordt de vernauwing als het ware weggedrukt waardoor het bloed weer normaal kan stromen. Om te voorkomen dat de vernauwing terug komt, wordt op de plaats van de vernauwing een stent geplaatst. Een stent is een metalen cilindertje van gaas, wat bij het opblazen van de ballon tegen de wand gedrukt wordt. De beslissing om te gaan behandelen wordt gebaseerd op een visuele beoordeling van een angiogram, bij twijfel kan ervoor gekozen worden om een Fractional Flow Reserve (FFR)-meting te doen. Fractional Flow Reserve (FFR) is een index die de functionele ernst van een stenose weergeeft. FFR wordt bepaald m.b.v de aortadruk en de druk na (distaal van) de stenose in het coronair vat. De druk distaal van de stenose wordt gemeten met een voerdraad met druksensor die via een katheter wordt ingebracht. De druk in de aorta wordt tegelijkertijd gemeten met een sensor op de katheter. De druk wordt gemeten nadat een medicijn waardoor de bloedvaten zich verwijden is toegediend via een infuus. Klinische studies onder leiding van het Catharina Ziekenhuis hebben laten zien dat de kwaliteit van dotterbehandelingen significant toeneemt in het geval dat de beslissing wordt gebaseerd op een FFR-meting. Het nadeel van een FFR-meting is dat deze invasief is. Het zou voor de patiënt minder belastend zijn als de FFRwaarde niet-invasief berekend kan worden met behulp van een computermodel. De computermodellen die er nu zijn om de drukverdeling en de FFR te berekenen, zijn 3D computermodellen waarbij CT-beelden gebruikt worden om geometrische data van de coronair vaten te verkrijgen. Een nadeel van deze methode is dat een extra CT gemaakt moet worden wat extra kosten en stralingsbelasting met zich meebrengt. Verder kosten 3D computerberekeningen veel tijd (enkel uren) waardoor deze techniek in de dagelijkse praktijk niet bruikbaar is. Doel van het QME ontwerpproject: Ontwerp een model om m.b.v. geometrische data verkregen uit angiogrammen de FFR te berekenen en toon aan dat dit real-time gebruikt kan worden om te bepalen of er een stent geplaatst moet worden. In dit ontwerpproject wordt een 1D computermodel ontwikkeld om m.b.v. angiogrammen de drukval over een stenose in de coronair vaten te bepalen en zodoende de FFR te berekenen. Het voordeel van een 1D- ten opzichte van een 3D-computermodel is dat de berekening veel minder lang duurt en zelfs real-time kan worden uitgevoerd. Een ander voordeel van dit 1D computermodel is dat er geen extra CT gemaakt hoeft te worden, omdat er gebruik gemaakt wordt van het angiogram dat standaard gemaakt wordt bij een hartkatheterisatie. Tijdens dit project zal het ontwikkelde 1D-computermodel worden gevalideerd m.b.v. data van 100 patiënten, bij wie op reguliere wijze zowel een angiogram als een invasieve FFR-meting zijn uitgevoerd. QME Ellen Nijssen, werkzaam in het Catharina Ziekenhuis, Eindhoven [SMPE/e @ BvOF]

Resultaat Aan de hand van deze vergelijking zal worden gekeken of het 1D-computermodel in de kliniek gebruikt kan gaan worden als extra tool om te beslissen of een stenose dermate ernstig is dat deze behandeld moet worden. Wanneer kan een falend hart het na herstel weer geleidelijk aan overnemen van de hartlongmachine? QME i.o. Martine Bol, MUMC+, Maastricht QME-opleider: hoogleraar Medical Engineering Frans van de Vosse Klinische begeleiders: intensivist Paul Roekarts, kindercardioloog Tammo Delhaas Patiënten die ondanks alle mogelijke behandelingen ernstig hartfalen hebben, kunnen baat hebben bij de ondersteuning met een hartlongmachine. Voorwaarde is wel dat de oorzaak van het hartfalen reversibel is. Tijdens de ondersteuning worden de functies van het hart en de longen (gedeeltelijk) overgenomen zodat beide organen rust krijgen om te herstellen. Een optimale ondersteuning is van cruciaal belang om de patiënt een zo groot mogelijke overlevingskans te geven. Er is echter tot op heden geen meetmethode beschikbaar om vast te stellen of de geboden ondersteuning optimaal is. Met name het inschatten of en wanneer het hart in staat is om weer in toenemende mate mee te pompen blijkt zeer lastig. Momenteel wordt hiertoe een echo van het hart gemaakt en moeten de cardioloog, intensivist, chirurg en perfusionist speciaal bijeen worden geroepen om de resultaten van de echo te beoordelen. Naast het feit dat deze beoordeling zeer subjectief is, wordt er slechts eens per dag een echo gemaakt en is het moeilijk te bepalen wanneer deze echo (en het bijeen roepen van de medisch specialisten) het beste uitgevoerd kan worden. Enkele jaren geleden heeft het MUMC+ onderzoek gedaan naar andere methodes om vast te kunnen stellen of de mate van ondersteuning adequaat is en of er gestart kan worden met afbouwen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de dynamische relatie tussen rondgepompt volume en pompsnelheid, de Dynamic Filling Index (DFI), mogelijkerwijs een geschikte indicator is voor de hartfunctie en de benodigde mate van ondersteuning. Een goede verificatie, onderbouwing en uitgebreide patiëntstudie missen echter nog. Doel van het QME ontwerp-project: Ontwerp een geschikte indicator voor optimale instelling van de hartlongmachine en voor het weer tijdig afbouwen van deze ondersteuning van hart & longen bij een patiënt op de IC of OK. Het doel van dit ontwerpproject is het verder ontwikkelen, onderbouwen en evalueren van een indicator die gebruikt kan worden voor het adequaat instellen en tijdig afbouwen van ondersteuning met een hartlongmachine. Experimenten in een lab, simulaties met een model en metingen aan patiënten zullen tijdens dit project bijdragen aan het verkrijgen van meer inzicht in de interactie tussen een hartlongmachine en de (patho)fysiologie in een patiënt met hartfalen. Resultaat Uit de resultaten van dit project volgt een geschikte indicator voor optimale instelling van een hartlongmachine. Met deze indicator zal het mogelijk zijn om tijdig te kunnen inschatten wanneer en hoe de ondersteuning van hart/longen weer kan worden afgebouwd. Dit levert in de toekomst minder risico s en belasting op voor de patiënt op de IC of OK, alsmede een efficiënter gebruik van de capaciteit van de zorgprofessionals (denk o.a. aan het bijeen roepen van de cardioloog, intensivist, chirurg en perfusionist om te beoordelen of met afbouwen kan worden begonnen).