R e g i s t r a t i e k a m e r Regiopolitie Gooi- en Vechtstreek 1..'s-Gravenhage, 12 maart 1999.. Onderwerp verstrekking aan Centraal Meldpunt en toegang tot CVS-JC In uw fax van 23 november 1998 stelt u de Registratiekamer enkele vragen in verband met het Centraal Meldpunt te Hilversum. Deze betreffen de toelaatbaarheid van gegevensverstrekking door de politie aan het CMP, en de mogelijkheid om het CMP toegang te geven tot de gegevens die zijn opgenomen in het CVS-JC systeem. Voor de beantwoording van uw vraag is zowel het wettelijk kader op het punt van de gegevensverstrekking door de politie als het algemene kader van de WPR voor wat betreft de verstrekking van gegevens door publieke instellingen van belang. Wettelijk kader De toelaatbaarheid van de verstrekking van persoonsgegevens door de politie uit een politieregister dient te worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in de Wet politieregisters (Wpolr) en het daarop gebaseerde Besluit politieregisters, en het privacyreglement van het betreffende register. Verstrekking vanuit een politieregister Vooropgesteld zij dat, krachtens artikel 4 Wpolr, het aanleggen een politieregister slechts plaats vindt voor een bepaald doel en voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak. Het bevat slechts persoonsgegevens die rechtmatig zijn verkregen en die noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor het is aangelegd. Artikel 2 van de Politiewet noemt als taken het daadwerkelijk handhaven van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Prins Clauslaan 20 Uw brief Postbus 93374 Bijlagen 1 2509 AJ 's-gravenhage Contactpersoon Tel. 070-3811300 Doorkiesnummer Fax 070-3811301
Blad 2 De Wet politieregisters gaat uit van een gesloten verstrekkingenregime, hetgeen inhoudt dat bij of krachtens de Wpolr limitatief aangegeven wordt aan wie in welke gevallen bepaalde gegevens verstrekt moeten of mogen worden. In artikel 1 Wpolr is 'verstrekken van gegevens uit een politieregister' gedefinieerd als: het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dat politieregister zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen. Artikel 15 Wpolr bepaalt dat uit een politieregister op hun verzoek gegevens worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie, voor zover zij deze behoeven in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie dan wel over andere personen of instanties die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast. In het geval gegevens op grond van artikel 15 WPolr door het openbaar ministerie eerder verzocht en verkregen zijn van de politie is de bijzondere geheimhoudingsbepaling van artikel 30 Wpolr op die gegevens van toepassing. Artikel 16 Wpolr bepaalt dat uit een politieregister op hun verzoek antecedenten worden verstrekt, onder andere aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen reclasseringswerkers en ambtenaren van de kinderbescherming, voor zover zij deze behoeven voor de uitoefening van hun taak. Antecedenten zijn omschreven in artikel 2 Wpolr. Een verdere verstrekking aan de Raad voor de Kinderbescherming is voorzien in artikel 14, eerste lid sub s van het Besluit politieregisters (Bpolr). In artikel 18, vijfde lid Wpolr is bepaald dat de Minister van Justitie of van Binnenlandse Zaken in bijzondere gevallen toestemming of opdracht kan geven tot het verstrekken van daartoe omschreven gegevens uit een politieregister. Hij doet van de desbetreffende beschikking mededeling aan de Registratiekamer.
Blad 3 Artikel 30 Wpolr bepaalt dat een ieder die krachtens de Wet politieregisters de beschikking gekregen heeft over persoonsgegevens deze alleen (verder) mag verstrekken indien een op de Wet politieregisters gebaseerd voorschrift mededeling toelaat, dan wel indien de uitvoering van de taak waarvoor de gegevens (eerder) zijn verstrekt c.q ontvangen, tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt. Artikel 11 WPR geeft de hoofdregel voor de toelaatbaarheid van verstrekking van persoonsgegevens uit persoonsregistraties. In aanvulling op de algemene regeling van artikel 11 WPR geeft artikel 18, derde lid, WPR voor de publieke en semi-publieke sector een bijzondere regeling voor het verstrekken van gegevens aan personen of instanties met een publiekrechtelijke taak. Op grond van artikel 18, derde lid, kunnen uit de persoonsregistraties van deze instanties desgevraagd persoonsgegevens worden verstrekt aan personen of instanties met een publiekrechtelijke taak, voor zover zij die gegevens behoeven voor de uitvoering van hun taak en de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerden daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Het gaat om een bevoegdheid; niet om een verplichting. De houder kan nadere voorwaarden of beperkingen stellen. Zo kan in een reglement worden bepaald dat verstrekking op grond van artikel 18, derde lid, WPR niet plaats zal vinden. Verstrekking op grond van artikel 18, derde lid, moet achterwege blijven voor zover uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift geheimhouding geboden is (artikel 11, derde lid, WPR). Verstrekken op grond van artikel 18, derde lid, WPR is aan een aantal voorwaarden gebonden. Zo moet het initiatief genomen zijn door de informatie-vrager, moet de informatie-vrager een publiekrechtelijke taak hebben, en mogen slechts die gegevens verstrekt worden die nodig zijn voor de uitvoering van de desbetreffende publiekrechtelijke taak. Daarnaast moet beoordeeld moeten worden of de verstrekking geen onevenredige schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde. Bij de beoordeling of de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde niet onevenredig wordt geschaad, zijn een aantal factoren van belang. Zo spelen de aard van de gegevens
Blad 4 een rol: naarmate deze gevoeliger zijn zal eerder van onevenredige schade sprake zijn. Daarnaast spelen de wijze waarop de gegevens verkregen zijn en de relatie tussen de taak van de houder en de taak ten behoeve waarvan de gegevens worden gevraagd een rol. Verder moet de verstrekking noodzakelijk zijn voor goede uitvoering van de taak van het vragende orgaan (proportionaliteit) en moeten er geen alternatieve methoden zijn om in de informatiebehoefte van de vragende instantie voldoen (subsidiariteit). Is er een andere methode voorhanden dan is er geen noodzaak om de gegevens te verstrekken. Toepassing op de vraagstelling Gegevensverstrekking door de politie Als uw vragen aan de hand van dit wettelijk kader worden beoordeeld, kan allereerst geconstateerd worden dat noch artikel 16 Wpolr, noch artikel 14 lid 1 sub s Bpolr een basis bieden voor de in uw brief geschetste verstrekking van gegevens aan het CMP. Uit uw brief is niet op te maken hoe de Raad voor de Kinderbescherming in het CMP participeert. Aangenomen kan worden dat hierover bepaalde afspraken zijn gemaakt. Bepaalde wettelijke taken van de Raad voor de Kinderbescherming zullen immers slechts door de Raad als zodanig kunnen worden uitgeoefend. Wellicht is in dergelijke afspraken ook een basis te vinden voor een constructie waarin de gegevensverstrekking door de politie toch plaats vindt aan de Raad voor de Kinderbescherming, en wel aan die ambtenaren die participeren in het CMP. Als het bij de gegevensverstrekking gaat om verstrekking in incidentele gevallen, waarbij in het concrete geval steeds een afweging wordt gemaakt of de uitvoering van de politietaak tot die verstrekking noodzaakt, zou artikel 30 Wpolr daarvoor wellicht een grondslag kunnen bieden. Incidenteel kan de politie aan niet in de Wpolr of Bpolr genoemde ontvangers politiële gegevens verstrekken op grond van artikel 30 Wpolr. Dit artikel is bedoeld voor verstrekkingen in bijzondere gevallen, maar niet als basis voor systematische informatie-uitwisseling en informatiestromen. Wel is onder omstandigheden verstrekking in zich herhaaldelijk voordoende en met elkaar vergelijkbare gevallen toegestaan. Voldaan dient daarbij te zijn aan de voorwaarde dat
Blad 5 de verstrekking primair noodzakelijk is ter uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993: de justitiële- en de openbare orde taken van de politie, alsmede de hulpverleningstaak. De verstrekking zal moeten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het moet gaan om verstrekkingen die in individuele gevallen op grond van artikel 30 toelaatbaar zouden zijn, maar waarbij de omstandigheden die tot de verstrekking leiden zich (tijdelijk) niet of nauwelijks lenen voor een regeling in wet of besluit. Een en ander zo dat gelijke gevallen ook gelijk behandeld worden. Daartoe zullen ten minste de gevallen waarin verstrekking plaats kan vinden voldoende nauwkeurig omschreven moeten worden. Voor zover de verstrekking niet wordt bestreken door artikel 14, eerste lid sub s, Bpolr, of door artikel 30 Wpolr is die verstrekking slechts mogelijk op grond van artikel 18, vijfde lid, Wpolr. Voor het bij wijze van experiment verstrekken van gegevens aan een bureau Jeugdzorg zou de bijzondere toestemming van de Minister van Justitie verkregen moeten worden. Toegang tot het CVS-JC De gegevens die zijn opgenomen in het CVS-JC zijn deels afkomstig uit politieregisters, deels uit persoonsregistraties van de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie. De opzet van het systeem is zodanig dat de kennisneming van gegevens die afkomstig zijn van de politie door de beide andere deelnemers, beide afnemer krachtens de Wpolr of daarop berustende besluiten, kan voldoen aan de eisen die het verstrekkingenregime daaraan stelt. Deze opzet is uitgewerkt in het privacyreglement van het CVS-JC waarvan u een kopie hierbij aantreft. Inkijk in het systeem door anderen dan de genoemde organisaties is op grond van het reglement niet mogelijk. Gegevensverstrekking door de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie dient te voldoen aan de eisen die artikel 18, derde lid, WPR stelt. Ook dient daarbij de geheimhoudingsplicht ingevolge artikel 30 Wpolr te worden betrokken. Een gegevensverstrekking die noodzakelijk is voor verdere hulpverlening aan een jongere, en plaats vindt met toestemming van de jongere, zal in beginsel aan die eisen voldoen.
Blad 6 Tenslotte nog het volgende. De verdergaande ontwikkeling van regionale bureaus Jeugdzorg zal mogelijk gevolgen hebben voor het gesloten verstrekkingenregime van de Wpolr en daarop berustende regelgeving als het gaat om informatieverstrekking over minderjarigen aan instellingen voor jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Mede naar aanleiding van uw brief zal de Registratiekamer deze problematiek dan ook aan de orde stellen bij de Directie wetgeving van het Ministerie van Justitie. Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Voorzitter Registratiekamer