OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU
VRIJWILLIG VRAGEN? Schending van grondrechten die een meer dan geringe inbreuk op de rechten van personen vormen, vereist een wettelijke basis. (HR 4 april 2017 ECLI:NL:HR:2017:725)
WETSOVERTREDINGEN Ernstig misdrijf Ernstige inbreuk op rechtsorde Misdrijf Overtreding Bestuursrechtelijke overtredingen
MAATREGELEN Opvragen identificerende gegevens (art. 126na) Opvragen verkeersgegevens (art. 126nc) Opvragen overige gegevens, geen inhoud & geen bijz. PG (art. 126nd) Verplichting tot opnemen verkeersgegevens (art. 126ne) Opvragen overige gegevens, wel bijzondere persoonsgegevens (art. 126nf) Opvragen inhoud (art. 126ng 2 e lid) Bevriezen van voor verlies vatbare gegevens of inhoud (art. 126ni) Ontsleutelen van versleutelde inhoud (art. 126nh)
BEVOEGDHEDEN Basisgegevens Bij ieder misdrijf Officier van Justitie Opvragen alle gegevens behalve bijzondere persoonsgegevens Bevriezen gegevens Opnemen gegevens Geen inhoud Bij ernstige misdrijven Opsporingsambtenaar Rechtercommissaris Ook inhoud Ook bijzondere persoonsgegevens
ERNSTIG MISDRIJF (ART. 67 SV) a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld; b. een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 138a, 138ab, 138b, 139c, 139d, eerste en tweede lid, 141a, 137c, tweede lid, 137d, tweede lid, 137e, tweede lid, 137g, tweede lid, 151, 184a, 254a, 248d, 248e, 272, 284, eerste lid, 285, eerste lid, 285b, 285c, 300, eerste lid, 321, 323a, 326c, tweede lid, 350, 350a, 350c, 350d 351, 395, 417bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht; c. een der misdrijven omschreven in: artikel 86i, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998; artikel 66h, eerste lid, van de Gaswet; artikel 8.12, eerste en tweede lid, van de Wet dieren; artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994; artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag; de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst; artikel 36 van de Wet op de kansspelen; de artikelen 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet; artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie; de artikelen 5:56, 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht; artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
GESCHOKTE RECHTSORDE De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord, handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW-carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving. Ook minder ernstige misdrijven kunnen een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte in combinatie met omkoping van ambtenaren met het oog op verkrijging van vergunningen voor bedrijven, of kleine fraudes waarvan, gelet op de aard, kan worden vermoed dat deze deel uitmaken van een omvangrijke en ernstige vorm van fraude. Kamerstukken II, 1996-1997, 25403, nr. 3, p. 24-25
ART. 126NA WVSR In geval van verdenking van een misdrijf kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken terzake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van een communicatiedienst. Artikel 126n, tweede lid, is van toepassing. [Art. 126n lid 2: De vordering, bedoeld in het eerste lid, kan worden gericht tot iedere aanbieder van een communicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.] [Art. 96a lid 3: Op grond van hun bevoegdheid tot verschoning zijn niet verplicht aan het bevel te voldoen: a. de personen bedoeld bij artikel 217; b. de personen bedoeld bij artikel 218, voorzover de uitlevering met hun plicht tot geheimhouding in strijd zou zijn; c. de personen bedoeld bij artikel 219, voorzover de uitlevering hen of een hunner daarin genoemde betrekkingen aan het gevaar van een strafrechtelijke vervolging zou blootstellen.]
ART. 126NC WVSR 1. In geval van verdenking van een misdrijf kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon te verstrekken. 2. Onder identificerende gegevens wordt verstaan: a. naam, adres, woonplaats en postadres; b. geboortedatum en geslacht; c. administratieve kenmerken; d. in geval van een rechtspersoon, in plaats van de gegevens, bedoeld onder a en b: naam, adres, postadres, rechtsvorm en vestigingsplaats.
ART. 126N WVSR In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die: a. ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel b. na het tijdstip van de vordering worden verwerkt. 2. De vordering, bedoeld in het eerste lid, kan worden gericht tot iedere aanbieder van een communicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Bron: BN De Stem 2014
BESTUURSRECHTELIJKE BEVOEGDHEDEN Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen. (art. 5:16 Awb) Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden. (art. 5:17 lid 1 Awb) Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken. (art. 5:17 lid 2) Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. (art. 5:20 Awb)
PERSOONSGEGEVENS
BIJZONDERE PERSOONSGEGEVENS godsdienst/levensovertuiging ras politieke gezindheid seksuele leven genetische gegevens gezondheid (zowel fysiek als geestelijk) biometrische gegevens lidmaatschap van een vakvereniging medische gegevens strafrechtelijke gegevens
BIJZONDERE PERSOONSGEGEVENS (AVG) Genetische gegevens : Gegevens over gezondheid : persoonsgegevens die verband persoonsgegevens die verband houden met de overgeërfde of houden met de fysieke of mentale verworven genetische kenmerken gezondheid van een natuurlijke van een natuurlijke persoon die persoon, waaronder gegevens over unieke informatie verschaffen over verleende gezondheidsdiensten de fysiologie of de gezondheid van waarmee informatie over zijn die natuurlijke persoon en die met gezondheidstoestand wordt name voortkomen uit een analyse gegeven; van een biologisch monster van die natuurlijke persoon; Biometrische gegevens : persoonsgegevens die het resultaat zijn van een specifieke technische verwerking met betrekking tot de fysieke, fysiologische of gedragsgerelateerde kenmerken van een natuurlijke persoon op grond waarvan eenduidige identificatie van die natuurlijke persoon mogelijk is of wordt bevestigd, zoals gezichtsafbeeldingen of vingerafdrukgegevens; [met het oog op identificatie verwerkt]
EISEN AAN VORDERINGEN Hoofdregel: vorderingen zijn schriftelijk Bij dringende gevallen: Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.
OPNEMEN VAN GEGEVENS (ART. 126M WVSR) In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, aan een opsporingsambtenaar bevelen dat met een technisch hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, wordt opgenomen. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechtercommissaris. Artikel 126l, vijfde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
BEVRIEZEN VAN GEGEVENS (ART. 126NI) In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde gegevens die ten tijde van de vordering zijn opgeslagen in een geautomatiseerd werk en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij in het bijzonder vatbaar zijn voor verlies of wijziging, vorderen dat deze gegevens gedurende een periode van ten hoogste negentig dagen worden bewaard en beschikbaar gehouden. De vordering kan niet worden gericht tot de verdachte.
ONTSLEUTELEN VAN GEGEVENS (ART. 126NH) 1. De officier van justitie kan, indien het belang van het onderzoek dit vordert, bij of terstond na de toepassing van artikel 126nd, eerste lid, 126ne, eerste of derde lid, of 126nf, eerste lid, degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van versleuteling van de in deze artikelen bedoelde gegevens, bevelen medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van de gegevens door de versleuteling ongedaan te maken, dan wel deze kennis ter beschikking te stellen. 2. Het bevel wordt niet gegeven aan de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
GEHEIMHOUDINGSPLICHT (ART. 126BB) Degene tot wie een vordering als bedoeld in de artikelen 126nc tot en met 126ni, 126uc tot en met 126ui en 126zja tot en met 126zp is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is. [Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie. (art. 272 Sr) ]