0234/2003/N Commissie van Beroep definitieve beslissing Weigering tot toelating tot de stage profiel van stagemeester Een bedrijfsrevisor «X» wenste een stagiair «Y» aan te werven. De Stagecommissie had geoordeeld dat de bedrijfsrevisor niet beschikte over voldoende uren om op een behoorlijke wijze een stagiair te vormen. Op basis van dit negatief advies, had de Raad geweigerd om de stageovereenkomst goed te keuren. De confrater had beroep aangetekend voor de Commissie van Beroep. De Commissie van Beroep, zetelend als administratieve overheid, heeft als volgt beslist : Over het profiel van de kandidaat-stagemeester [X]: 20. Op 29 maart 2002 keurde de Stagecommissie de stageovereenkomst goed tussen [X] en [Z]. Wel werd aan [X] gevraagd erover te waken dat een diversificatie van opdrachten aan de stagiair zou worden aangeboden, eventueel bij wijze van samenwerking met een confrater. 21. Op 6 juni 2003 stelde de Stagecommissie het advies op omtrent de stageovereenkomst tussen [X] en [Y], stageovereenkomst die het contract tussen [X] en [Z] zou vervangen. Zij besliste deze nieuwe overeenkomst waarin de stagemeester dezelfde bleef - niet goed te keuren, uitgaande van de volgende feitelijke gegevens: 1) het kantoor van de kandidaat-stagemeester beschikt over niet genoeg uren aan revisorale opdrachten: a) deze revisorale opdrachten bedragen slechts 1.467 uren i.p.v. minimum 1.500 per revisor-vennoot of revisor-medewerker; b) en de permanente opdrachten slechts 667 op 1.467, dit is 45,47 % i.p.v. ten minste 50 %. 2) het gewicht van de revisorale opdrachten 1.467 uren is te klein tegenover het gewicht van de andere professionele werkzaamheden: 3.932 uren. 3) de stage moet ten minste 1.000 uren bedragen per jaar; (dit door de Stagecommissie aangevoerde feit moet voorzeker worden samengelezen met de verklaring van [Y] dat zij 400 audit-uren presteerde; indien deze 400 uren betrekking hebben op de eerste vijf maanden van 2003 betekent dit mathematisch 960 uren op 12 maanden; indien deze 400 uren betrekking hebben op de laatste vier maanden van 2002 - [Y] trad in dienst op 1 september 2002 - betekent dit mathematisch 1.200 uren per 12 maanden). De Stagecommissie leidt hieruit af: 1) dat er te weinig uren aan revisorale opdrachten (1.467) zijn voor 3 medewerkers, waarbij moet worden vastgesteld dat er, behalve revisor [X], in 2001 twee medewerkersdeskundigen worden vermeld en in 2002 één stagiair I.B.R. en twee medewerkersdeskundigen. ( 1 ) 1 Op te merken valt dat de instructies van de Raad, gepubliceerd in het jaarverslag 1999, spreken over 1.500 uren revisorale opdrachten per revisor (vennoot of medewerker) (onderstreping door de Commissie van Beroep), terwijl op het formulier van de jaarlijkse mededeling de begrippen worden gebruikt van : revisoren met handtekeningbevoegdheid, overige revisoren, stagiairs I.B.R., medewerkers deskundigen, andere bedienden en secretariaat.
2) dat het profiel van het kantoor [X] anderhalf jaar geleden verschillend is van nu. 22. Zowel de beslissing van 29 maart 2002 als deze van 12 juni 2003 steunen op de cijfers voor 2001. Volgens het ontwerp van de jaarlijkse mededeling over 2001, dat volgens de voorgelegde stukken aan het I.B.R. werd gefaxt op 25 februari 2002 en waarmee bijgevolg op 29 maart 2002 rekening werd gehouden, bestond het revisorenkantoor [X] uit 1 revisor die 1.800 uren presteerde, twee medewerkers deskundigen die samen 3.600 uren en een ½ secretariaat dat 1.000 uren presteerde. Volgens de omzet werden de werkzaamheden van het kantoor onderverdeeld als volgt: werkzaamheden omzet Procent a) permanente controleopdrachten : 32.500 12.36 b) andere controleopdrachten : 39.000 14.83 c) andere professionele werkzaamheden : 126.960 47.90 2 d) werkzaamheden voor andere bedrijfsrevisoren : 64.450 24.51 Totaal : 262.910 100 % Het totaal aantal uren besteed aan de opdrachten weerhouden onder de rubrieken a) en b) werd bepaald op 1.800 uren. 23. De beslissing van 29 maart 2002 ging uit van 1.800 uren permanente opdrachten voor 3 personen, van een jaarlijkse omzet van 262.000 en van het aantal mandaten dat in 1999 drie bedroeg, in 2000 vier en in 2001 acht. De Stagecommissie stelde vast dat het kantoor over ongeveer 6.000 uren beschikte voor drie personen, dat de stagiair alleen maar in de afdeling audit zou werken in de acht mandaten en ook voor de Europese Commissie. De stageovereenkomst werd goedgekeurd met de aanbeveling te waken over een diversificatie van de opdrachten. 24. De beslissing van 12 juni 2003 is voor het grootste gedeelte gesteund op dezelfde cijfers, maar enigszins anders geïnterpreteerd: het totaal van de uren van de revisor en de twee medewerkers (1.800 + 3.600 = 5.400) wordt vermenigvuldigd, vooreerst met het procent aan omzet van de permanente opdrachten in het geheel van de omzet (5.400 x 12.36 % = 667) en vervolgens met het procent van de omzet van de andere controleopdrachten (5.400 x 14.83 % = 800) om te besluiten dat er van de 5.400 uren 667 werden besteed aan de permanente controleopdrachten en 800 aan de andere controleopdrachten. hieruit werd besloten dat 667 + 800 = 1.467 uren werden besteed aan revisorale opdrachten, waarvan 667 aan permanente opdrachten of 45,47 % van 1.467. Ondertussen zijn ook de cijfers bekend voor 2002: het aantal uren van de 2 medewerkers deskundigen is gedaald tot 3.372, maar de stagiair presteerde 1.800 uren, zodat er in het totaal, samen met de 1.800 uren van de revisor 6.972 uren werden gepresteerd. 2 Juist berekend 48,30 %.
gemeten naar de omzet werden 12,75 % hiervan of 889 uren besteed aan permanente controleopdrachten en 11.12 % of 775 uren aan andere controleopdrachten, hetzij samen 1.664 uren. de permanente controleopdrachten maken volgens deze meting bijgevolg 53,43 % uit van het totaal der controleopdrachten. in 2002 werden aan de permanente en andere controleopdrachten tezamen 2.200 uren besteed (hetzij 31.55 % van 6.972), in plaats van 1.800 in 2001 (33.33 % van 5.400). naar de omzet gemeten maakten de controleopdrachten 12.75 + 11.12 = 23.87 % uit van alle opdrachten tegen 12.36 + 14.83 = 27.19 % in 2001. Waar de Stagecommissie schrijft dat het profiel van het kantoor [X] op 29 maart 2002 verschillend was van het profiel op 12 juni 2003 wordt aldus bedoeld dat het aandeel van de permanente controleopdrachten in het geheel van de controleopdrachten gedaald is, van 33.33 % uren naar 31.55 % en van 27.19 % omzet naar 23.87 %. Uit dit alles blijkt dat de bewering van [X], als zou de Stagecommissie, wanneer zij het aantal gepresteerde uren van een activiteit meet aan de hand van de omzet van die activiteit, appelen vergelijken met citroenen, moet worden genuanceerd: het aandeel van de werkzaamheden a) en b) in het geheel van de werkzaamheden is in 2002 wel degelijk gedaald van 33.33 % tot 31.55 % en in de werkzaamheden a) en b) is het aandeel van de permanente controleopdrachten in het geheel van de controleopdrachten gedaald, van 33.33 % uren naar 31.55 % en van 27.19 % omzet naar 23.87 %. Er moet tenslotte nog worden onderstreept dat uit al deze cijfers, zoals zij door de Stagecommissie werden gebruikt bij het beoordelen van de stageovereenkomst, niet kan worden afgeleid dat rekening werd gehouden met de in de categorie d) bedoelde werkzaamheden voor andere bedrijfsrevisoren, werkzaamheden waarin zijn begrepen wat werd uitgevoerd voor de Europese Commissie. 25. [X] laat terecht gelden dat de in de categorie d) vermelde activiteiten werkzaamheden voor andere revisoren niet zomaar a priori kunnen worden uitgesloten uit de categorie revisorale opdrachten, vooral wanneer een bedrijfsrevisor, zoals dat het geval is bij [X], financiële audits verzorgt, als bedrijfsrevisor, in onderaanneming voor Engelse en Nederlandse confraters, in opdracht van de Europese Commissie en nu deze financiële audits behoren tot deze categorie d). [X] verwijst hier naar een onderzoek op dit punt door de Commissie van Toezicht waarvan er vaag een spoor kan worden waargenomen in huidig dossier en waarin deze Commissie zou hebben aanvaard dat de besproken audits voor de Europese Commissie dienen te worden beschouwd als permanente controle-opdrachten (vijfjarig mandaat). Tevens moeten een paar passages uit het Vademecum 2002 worden onderstreept: p. 476, onder B. Opdrachten die niet uitsluitend aan de bedrijfsrevisoren zijn voorbehouden: Verder dient elke opdracht die aan een bedrijfsrevisor wordt toevertrouwd door een admdinistratie (de Staat, het gewest, de provincie, de gemeente, een internationale instelling) of gerechtelijke overheid beschouwd te worden als een wettelijke opdracht die kan ondergebracht worden bij de hoofdactiviteit van de bedrijfsrevisor. Ook al bepaalt de wet niet uitdrukkelijk dat alleen bedrijfsrevisoren met die taak kunnen
worden belast, kan de overheid slechts binnen het grondwettelijk en wettelijk voorschrift optreden. p. 477, onder C. Overige opdrachten van controle op boekhoudbescheiden waarmee de aansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor gemoeid is: De verklaringen en bevestigingen die door een bedrijfsrevisor aan een Belgische of buitenlandse confrater in het raam van de controle van de geconsolideerde jaarrekening worden afgegeven verdienen een bijzondere vermelding. Het staat buiten kijf dat de uitvoering van controlewerkzaamheden die in het kader van een controleopdracht georganiseerd door een confrater onder zijn verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, deel uitmaken van de beroepsactiviteit en stelselmatig bij de hoofdactiviteiten van de bedrijfsrevisor zal worden ondergebracht. 26. Zowel op 29 maart 2002 als op 12 juni 2003 hechtte de Stagecommissie een bijzonder belang aan de diversiteit van de opleiding. Zij koppelt deze vereiste aan diversiteit duidelijk aan de verhouding tussen de op het formulier van de jaarlijkse mededeling vermelde categorieën a) en b) enerzijds en de categorieën c) en d) anderzijds. Deze verhouding evolueerde in 2002 in het kantoor [X] ongetwijfeld in het nadeel van de categorieën a) en b). Dit neemt evenwel niet weg dat ook deze categorieën a) en b) stegen wat hun volume betreft. Bovendien kan de categorie d) niet zomaar worden uitgesloten van de in de categorieën a) en b) bedoelde revisorale opdrachten, vooral indien de categorie d), zoals in het geval [X], opdrachten bevat voor de Europese Commissie. Gelet op deze vaststellingen en op het feit dat het voor [X] ging om een verandering van stagiair, terwijl het voor [Y] een verandering van stagemeester betrof, had de Raad, op grond van het advies van de Stagecommissie, bij wijze van afweging van alle belangen die in de weegschaal lagen en waaronder niet alleen het belang van de stagiair op een voldoende gediversifieerde opleiding, maar ook haar belang in het voortzetten van de stage - eerder moeten kiezen voor een goedkeuring van de stageovereenkomst, zij het met de aanbeveling (cf. de beslissing van 29 maart 2002) om, met het oog op een voldoende gediversifieerde en over minstens 1000 uren per jaar gespreide opleiding, over te gaan tot het inschakelen van een tweede stagemeester zodra de noodzakelijkheid hiervan kon worden waargenomen. Het hoger beroep is in deze mate gegrond. OM DEZE REDENEN, DE COMMISSIE VAN BEROEP, Verklaart het door [X] ingestelde hoger beroep ontvankelijk en toelaatbaar. Verklaart de vrijwillige tussenkomst van [Y] ontvankelijk en toelaatbaar.
Stelt vast dat [Y] geen hoger beroep instelde tegen de beslissing van de Raad d.d. 12 juni 2003 zodat de Commissie van Beroep zonder rechtsmacht is om te beslissen over de door [Y] in hoger beroep ingestelde, nieuwe of gewijzigde vordering. Verklaart het hoger beroep gegrond als volgt: Hervormt de beslissing van de Raad d.d. 12 juni 2003 en doende wat de Raad had moeten doen: Keurt goed de op 2 september 2002 tussen [X] en [Y] ondertekende stage-overeenkomst, luidende als volgt ( ) en met de aanbeveling om, met het oog op een voldoende gediversifieerde en over minstens 1.000 uren per jaar gespreide opleiding, over te gaan tot het inschakelen van een tweede stagemeester zodra de noodzakelijkheid hiervan kan worden waargenomen. De stageovereenkomst is bijgevolg door de Commissie van Beroep goedgekeurd. Tegen deze beslissing is geen voorziening in cassatie ingesteld.